Plenumvergadering

Séance plénière

 

van

 

Woensdag 11 oktober 2017

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 11 octobre 2017

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.52 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 14.52 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

De voorzitter: De vergadering is geopend.

La séance est ouverte.

 

Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l’ouverture de la séance:

Charles Michel, Alexander De Croo, Maggie De Block, Daniel Bacquelaine, Johan Van Overtveldt, Marie-Christine Marghem, Sophie Wilmès, François Bellot.

 

Berichten van verhindering

Excusés

 

Meyrem Almaci, Maya Detiège, Renate Hufkens, Vanessa Matz, wegens gezondheidsredenen / pour raisons de santé;

Stefaan Vercamer, met zending buitenslands / en mission à l'étranger;

Philippe Blanchart, Raad van Europa / Conseil de l'Europe;

Dirk Van der Maelen, OESO / OCDE.

 

Federale regering / gouvernement fédéral:

Koen Geens, Europese Ministerraad / Conseil des ministres européens.

Pieter De Crem, wegens ambtsplicht / pour devoirs de mandat.

 

01 Hervatting van de bespreking van de verklaring van de regering

01 Reprise de la discussion de la déclaration du gouvernement

 

Wij hervatten de bespreking van de verklaring van de regering.

Nous reprenons la discussion de la déclaration du gouvernement.

 

De heer Dewael heeft het woord.

 

01.01  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de eerste minister, u hebt gisteren in de Kamer een optimistische regeringsverklaring afgelegd. Ze was optimistisch, omdat ons land en onze burgers er een pak beter voorstaan dan pakweg drie jaar geleden.

 

U was bevlogen, omdat u met de hele reeks hervormingen van het Zomerakkoord die trend opnieuw kunt versterken.

 

Ik zou hier kunnen citeren uit rapporten van de OESO, van het IMF, van de Nationale Bank. Ik zou kunnen citeren uit de opmerkingen die wij kregen van de Europese Unie. Ik zou alle economische indicatoren kunnen aflopen. Die staan allemaal op groen. Maar ik zal mij vandaag in het debat over de beleidsverklaring beperken tot drie cijfers. Die drie cijfers vertellen welke weg u hebt afgelegd, mijnheer de minister, maar ze illustreren ook welk werk er nog op de plank ligt.

 

Het zou ongepast zijn om, nu de economie opnieuw aantrekt, een beetje achterover te leunen en te denken dat het werk erop zit. Neen, er blijft nog een weg te gaan. De uitdagingen voor de toekomst blijven groot. Hervormingen blijven dus nodig.

 

Het eerste cijfer dat ik hier in het halfrond naar voren zou willen brengen, is het cijfer 1 752 euro. Wij kunnen allemaal over cijfers discussiëren, maar dat cijfer is het bedrag dat een werknemer met een minimumloon – ik onderstreep wel degelijk: met een minimumloon – per jaar netto extra zal verdienen. Mijnheer de eerste minister, dat is meer dan een dertiende maand.

 

Ik wil nogmaals duidelijk naar voren brengen dat dat bedrag het resultaat is van een taxshift, die door sommigen is verguisd. De vermaledijde taxshift zou niet helemaal zijn gefinancierd. Het resultaat van die fiscale ingreep is echter dat de belastingen op arbeid, eindelijk, naar omlaag gaan.

 

Die verlaging wordt bovendien op 1 januari 2018 en op 1 januari 2019 nog eens versterkt, wanneer ook de schijf van 30 % in onze fiscaliteit definitief tot het verleden zal behoren.

 

Dat betekent dat wij op die manier in deze legislatuur 5,4 miljard euro pompen in de koopkracht van de burgers, 5,4 miljard euro koopkracht! Vanmorgen hebben wij gediscussieerd over de koopkracht van de mensen; het is hoe dan ook een operatie die de voorbije legislaturen haar gelijke niet had.

 

Waarom is dat zo belangrijk? Ik wil daar nog eens bij blijven stilstaan, omdat ik denk dat een debat over de State of the Union een debat moet zijn waarin de politiek maatschappijkeuzes maakt. Onze maatschappijkeuze is inderdaad dat mensen die werken daarvoor mogen en zelfs moeten worden beloond, omdat zij effectief vooruit moeten kunnen gaan. Dan verwijs ik opnieuw naar de zwakste schouders. Zij moeten het meest kunnen vooruitgaan en daarom focussen wij vooral op de lage lonen. Het is een extra stimulans om aan de slag te gaan voor mensen zonder werk. Hoe vaak hebben wij niet gezegd dat er een werkloosheidsval is, dat het verschil tussen werken en niet-werken veel te klein is? Wij moeten ervoor zorgen dat werken opnieuw aantrekkelijk wordt.

 

Sommigen klaagden vanmorgen aan dat de taxshift een druppel op een hete plaat is. Ik heb ook horen zeggen dat de koopkracht eigenlijk daalt. Nu wil ik over alles debatteren, maar ik denk dat wij toch een aantal referenties mogen en moeten geloven, want anders wordt elk ernstig debat in het halfrond onmogelijk.

 

Als ik hen bezighoor, dan liegen volgens hen de Nationale Bank en het Planbureau. Die zien immers heel duidelijk een stijging van de koopkracht met 2,9 % als nettoresultaat en dat sinds 2014. Daarbij houd ik rekening met de inflatie, de energiefactuur en de verhoogde accijnzen.

 

Mijnheer de eerste minister, uw regering beloont mensen die werken op verschillende manieren, niet alleen door de taxshift en de verlaging van de lasten op arbeid. Vanochtend was er enige animositeit toen ik het had over de flexi-jobs. Tot spijt van wie het benijdt, is dat een enorm succes. Op die manier kunnen 28 000 mensen die een job hebben – dat is immers de voorwaarde – bijklussen in de horeca.

 

Zwartwerk, dat wij allemaal veroordelen, wordt wit. De werkgever betaalt sociale lasten en de werknemer steekt extra netto op zak. Men heeft daartegen allerlei acties ondernomen, tot bij het Grondwettelijk Hof, dat uiteindelijk heeft beslist dat er niets mis is met dat systeem.

 

Morgen wordt dat systeem uitgebreid, nog eens tot spijt van wie het benijdt misschien, en dat is een enorme opsteker voor onze fractie. Ik geef dat even mee. Het systeem wordt uitgebreid tot de handel en het wordt ook toegankelijk voor gepensioneerden.

 

Ik herhaal nogmaals dat werken mag lonen, ik zou bijna zeggen: werken móet lonen. Dat is de maatschappijkeuze die wij maken.

 

Naast de taxshift en de flexi-jobs verwijs ik naar nog een derde maatregel, namelijk de winstpremie. Dankzij de winstpremie zullen de bedrijven die vandaag goed presteren, hun winst gemakkelijker kunnen delen met hun werknemers. Die maatregel laat opnieuw toe om mensen te belonen.

 

Een volgende maatregel houdt in dat werkende mensen of gepensioneerden die een klus opknappen voor hun buurman, die zich inzetten in de zorgsector of in het verenigingsleven, daarvan ook de vruchten mogen plukken. Binnenkort zullen zij maandelijks tot 500 euro extra mogen verdienen, onbelast en met garanties tegen concurrentievervalsing.

 

Ik vraag mij altijd af wie daar nu iets op tegen kan hebben. Over die maatregelen hebben we gedebatteerd. Tegenstanders noemen die maatregelen systemen die concurrentievervalsend zouden zijn. Het zou niet om volwaardige jobs of volwaardige banen gaan. Het komt er gewoonweg op neer dat onze regering kiest voor een filosofie en een bepaald maatschappijmodel dat enkel en alleen zegt dat werken loont.

 

Er is nog een bijkomende maatregel waarbij ik even wil blijven stilstaan. Ik bedoel dan niet de effectentaks, collega Verherstraeten. Vandaag staat er 260 miljard euro op spaarboekjes. Het geld op die spaarboekjes is niet allemaal in eigendom van kapitalisten, maar door de nulrente brengt dat geld vandaag eigenlijk niets op. Door een wet-Cooreman-De Clercq bis kan de spaarder in aandelen investeren. Net zoals bij het spaarboekje, volgens een gekende techniek, wordt een gedeelte van die dividenden vrijgesteld van roerende voorheffing.

 

Dat is het eerste cijfer waarbij ik wilde stilstaan. Het is het cijfer dat mensen netto meer kunnen verdienen dankzij de taxshift.

 

Mijnheer de eerste minister, het tweede cijfer dat ik zou willen meegeven, is het cijfer 37 000. Met zoveel zijn ze, de nieuwe zelfstandige ondernemers. Tegen het einde van deze legislatuur zullen het er 50 000 zijn, nieuwe zelfstandige ondernemers. De voorbije tien jaar, en dat lees ik ook in al die rapporten, zijn er eigenlijk nog nooit zoveel nieuwe bedrijven opgericht als vandaag. Het aantal faillissementen daalt. Het ondernemersvertrouwen stijgt. Dat laat zich natuurlijk ook voelen op de arbeidsmarkt. Volgens de Nationale Bank – ik kies dus duidelijk mijn bronnen – zijn er 144 000 jobs bijgekomen. Tegen 2019, het einde van de legislatuur, zouden wij afklokken op 242 000.

 

Collega’s, die jobs zijn er bijgekomen – daarover werd ook gediscussieerd –, voornamelijk in de private sector en het gaat voornamelijk over voltijdse contracten. Ik denk dat de regering die pluim op haar hoed mag steken, maar dat is natuurlijk vooral de verdienste van de mensen die ondernemen, mensen die hun nek uitsteken. De politiek moet dat mogelijk maken. De politiek moet een klimaat creëren waarin mensen zin, het lef en de goesting hebben om te ondernemen.

 

Natuurlijk moet ik ook even verwijzen naar de daling van de patronale bijdragen. Vandaag heeft nog niemand gesproken over de loonkostenhandicap, maar het gebrek aan concurrentiekracht van de Belgische economie was jaarlijks een issue hier in het debat over de State of the Union. Die loonkostenhandicap ten opzichte van onze buurlanden, onze belangrijkste handelspartners, is eindelijk weggewerkt. Als niemand het zegt, zal ik het zeggen.

 

De bedrijven zijn opnieuw competitief. De bedrijven zijn opnieuw rendabel. De bedrijven kunnen opnieuw investeren in groei en in de jobs van morgen.

 

Mijnheer de minister van Financiën, het Zomerakkoord zal dat gegeven verder aanmoedigen – daarover is het vanmorgen wel gegaan – door de hervorming van de vennootschapsbelasting.

 

Ik wil nogmaals duidelijk maken dat het tarief van 33 % voor alle ondernemingen naar 25 % daalt. De kmo’s zullen op hun eerste 100 000 euro winst bovendien slechts 20 % moeten betalen. De heer Verherstraeten heeft er vanmorgen terecht op gewezen dat die actie voornamelijk op onze kmo’s is gericht. Zij vormen immers de ruggengraat van onze economie.

 

De hervorming van de vennootschapsfiscaliteit versterkt opnieuw onze internationale concurrentiepositie. Tegelijkertijd echter – ik kom nu bij het begrip “rechtvaardigheid” – roepen wij de race to the bottom een halt toe via de invoering van de minimumbelasting. Dat is niet meer dan normaal, dat is niet meer dan fair, dat is niet meer dan billijk. Het gaat om de invoering van een minimumbelasting van 7,5 % voor de grotere bedrijven en multinationals.

 

Ik herhaal dat ik het cijfer van de groei van het aantal zelfstandige ondernemers geef omdat door uw beleid duidelijk wordt gemaakt dat ondernemers opnieuw zuurstof krijgen. Iedereen moet echter zijn steentje bijdragen. Mag ik dus even het begrip “fiscale rechtvaardigheid” gebruiken.

 

Mijnheer de eerste minister, het derde punt dat ik wil aanhalen, toont aan dat er nog werk op de plank ligt.

 

Het derde cijfer dat ik wil aanhalen – ik heb het vanmorgen tijdens mijn korte argumentatie van iets meer dan twee minuten gebruikt; ik heb ook maar één keer onderbroken –, is het cijfer 67,6 %.

 

Amper 67,6 % – ik benadruk wel degelijk het woord “amper” – op arbeidsleeftijd is ook echt aan het werk.

 

In Vlaanderen is dat cijfer 72 procent, in Wallonië – en ik zeg dat zonder enig leedvermaak – is dat amper 62 procent. Ondanks alle jobs die erbij komen, ondanks de dalende werkloosheid, blijft dit gewoon veel te weinig.

 

Het is hier eigenlijk nog maar weinig over de begroting gegaan. Ik stel me de vraag waarom onze begroting zo moeilijk in evenwicht raakt. Waarom kampen we als land met die enorme vergrijzingskosten? Wel, het antwoord is heel eenvoudig: er zijn gewoon te weinig schouders die de lasten kunnen dragen. Zoals ik vanmorgen al zei, is in Nederland en Duitsland zowat 80 procent aan het werk. In de Scandinavische landen gaan ze vlotjes boven de 80 procent. Het volgende heb ik al gezegd tijdens het vragenuurtje, maar ik wil het nog eens met nadruk naar voren brengen, mijnheer de premier. Mocht België vandaag dezelfde tewerkstellingsgraad halen als onze noorderburen, dan hadden we geen begrotingstekort van 6 miljard maar een overschot van 7 miljard, mijnheer de minister van Financiën, mevrouw de minister van Begroting.

 

Dan rijst de vraag waarom in dit land met zoveel mogelijkheden de activiteitsratio slechts 67 procent bedraagt. Sommigen zullen het misschien niet graag horen, maar het antwoord is eenvoudig: dat ligt aan onze arbeidsmarkt. Onze arbeidsmarkt heeft nog altijd eerder de neiging om mensen die een job hebben te beschermen. De mensen die in het systeem zitten, de insiders, die moeten worden beschermd. Die arbeidsmarkt maakt het echter heel moeilijk voor outsiders, zwakkere groepen, zoals laaggeschoolden, mensen van allochtone afkomst, jongeren en ouderen. Ik wil professor Marx citeren. Hij heeft misschien zijn achternaam niet helemaal mee. Hij kan toch ook niet beschuldigd worden van liberale sympathieën. Marx schrijft in een opgemerkte tribune: “Gaan we nu eindelijk inzien dat we er niet gaan komen zonder structurele hervormingen in de arbeidsmarkt?”

 

01.02  Marco Van Hees (PTB-GO!): (…)

 

01.03  Patrick Dewael (Open Vld): J'ai dit que son nom pouvait susciter quelques réactions. Il n'est en tout cas pas du côté libéral. 

 

Écoutez bien ce qu'il écrit.

 

Ik herhaal het nog eens: “Gaan we nu eindelijk inzien dat we er niet gaan komen zonder structurele hervormingen in de arbeidsmarkt? Mensen met een lagere scholing botsen vandaag tegen een gigantische muur rond de arbeidsmarkt. We creëren voor hen gewoon te weinig jobs.”

 

Wie ben ik om hem tegen te spreken? U doet daar wat aan, mijnheer de eerste minister. Ik denk dan aan de nachtarbeid in de e-commerce. Ik denk dan aan het korte debat vanmorgen over de uitzendarbeid bij de federale overheid. Ik denk aan de maatregelen over het herinvoeren van de proefperiode. Ik denk aan de gerichte lastenverlaging voor jongeren en voor oudere werknemers.

 

Dat zijn allemaal maatregelen die bedoeld zijn om de instroom naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Het zijn ook allemaal maatregelen die de voorbije maanden en jaren stuk voor stuk door de oppositie werden verketterd.

 

Dan vraag ik mij soms af of de mensen die dergelijke maatregelen verketteren niet opkomen voor meer jobs, voor meer werk? Vakbonden komen vandaag op voor mensen die werk hebben, maar zijn ze wel bekommerd om mensen die geen werk hebben?

 

Ik stel de vraag zeer brutaal, maar dat is de realiteit. Men gaat daar altijd aan voorbij. Men beschermt degenen die in een systeem zitten, maar men gaat voorbij aan de rigiditeit van de arbeidsmarkt, die eigenlijk niet toelaat dat die mensen kunnen doorstromen.

 

Ik geef nog eens het voorbeeld van de e-commerce. Het gaat vaak ook om nachtarbeid. Dat is een moeilijke discussie, ik weet het wel, maar 20 000 jobs zijn op die manier op de Belgische arbeidsmarkt verloren gegaan en zijn nu terug te vinden net over de landsgrens. Ik vind dat een gemiste kans.

 

Dan kunnen wij praten over de kwaliteit van de jobs, over welk soort werk er moet worden gepresteerd, maar ik vind het eigenlijk misdadig dat men daarvoor lang de ogen heeft gesloten. Uw regering doet daar wat aan.

 

01.04  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, omdat ik sowieso graag in debat ga met collega Dewael wil ik drie bedenkingen met hem delen.

 

Collega Dewael, u bent eerst en vooral heel voortvarend als het gaat over loopbanen, arbeidsvoorwaarden en pensioenvoorwaarden. Zonder al te zeer te willen polemiseren, staat dit wel in schril contrast met de terughoudendheid die heel veel mensen, ook van uw meerderheid, aan de dag hebben gelegd op het moment dat het ging over de arbeidsvoorwaarden, de loonvoorwaarden en de pensioenvoorwaarden van politici.

 

Een tweede bedenking gaat over uw opmerking dat oppositie en vakbonden geen hart hebben voor mensen die vandaag op zoek zijn naar een job. Ik vind dat een heel krasse uitspraak. Ik vind dat ook een uitspraak die op gespannen voet leeft met het pleidooi van de eerste minister voor sociaal overleg. Hij probeert de brandweerman te zijn, Kris Peeters probeert de commandant van de brandweer te zijn en de boel bij mekaar te houden, terwijl u in dezen de pyromaan speelt.

 

U zegt dat u, Patrick Dewael, een hart hebt voor de werkzoekende. Dat zegt een politicus van een partij die tegen de werkzoekenden zegt dat, als het aan haar zou liggen, zij hun uitkering in de tijd zou beperken. Net als mevrouw Demir bent u er immers van overtuigd dat mensen beter gaan solliciteren op het moment dat zij minder verdienen en honger hebben. Dit klopt niet. Het zijn immers dergelijke maatregelen, collega’s, die ervoor hebben gezorgd dat wij vandaag met een recordaantal mensen met een leefloon zitten. (Tumult)

 

Ten derde, ik wil collega Dewael uitnodigen om de uiteenzetting van collega Verherstraeten af te printen en na te lezen. Collega Verherstraeten heeft gezegd dat flexibiliteit ook grenzen heeft. Het is immers heel gemakkelijk om het hier op dit spreekgestoelte te hebben over nachtarbeid, ploegenarbeid, dagcontracten en flexi-jobs, maar voor een alleenstaande moeder betekent dat wel extra veel moeilijkheden om de kinderopvang georganiseerd te krijgen of om naar de tandarts te gaan. Dat is de realiteit die wel in de uiteenzetting van collega Verherstraeten zat, maar niet in die van u, mijnheer Dewael.

 

01.05  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik heb het al eens gezegd: mocht het werkwoord “stoken” niet bestaan, collega Calvo zou het uitvinden.

 

Collega Calvo, denkt u nu echt – dat is door de heer De Roover deze morgen gezegd – dat ik mij erin zal bekwamen aan te tonen dat er tussen de vier regeringspartners geen enkel verschil van inzicht zou bestaan? De politiek zou maar schraal worden. Uiteraard stroken de oplossingen die wij voorstaan niet altijd met de visie van de coalitiepartners, maar het belangrijkste is dat de eerste minister op een bepaald ogenblik een synthese kan maken en dat wij als regering met een plan komen. Wil dat zeggen dat er geen enkel verschil meer bestaat, dat er geen enkel verschil van visie meer bestaat? De politiek zou maar saai worden.

 

Er is echter iets belangrijker, mijnheer Calvo. U bent een jong politicus van een partij en ik stel mij de vraag welk perspectief u biedt aan de mensen die vandaag op zoek zijn naar een job. Mevrouw Demir, mag ik eens spreken over uw portefeuille, het armoedebeleid? Wat moet men met man en macht proberen? Zorgen dat die mensen uit de armoede raken en dat zij op weg worden gezet naar een job. Ik voeg er onmiddellijk aan toe dat de werkgevers daarvoor ook bijkomende inspanningen kunnen leveren. Ik heb echter nog altijd veel liever dat iemand vandaag, eventueel via een interimjob bij de overheid of bij welke instantie dan ook, de weg terugvindt naar het reguliere arbeidscircuit, of hebt u liever dat men blijft hangen aan het infuus van een uitkering, of het nu een leefloon is, een werkloosheidsuitkering of wat dan ook?

 

Dat maakt debatten zoals die van vandaag interessant, omdat wij zien dat de linkerzijde vastzit in een soort conservatisme en niet gelooft dat werk ook werk creëert. Wij zien vandaag met de flexi-jobs dat ook het reguliere werk in de horeca toeneemt. Wat wil dat zeggen? Dat zijn mensen die werken. Iemand die in de werkloosheid zit betekent kosten voor de overheid. Een persoon die werkt hervindt ook zijn waardigheid, omdat hij werkt, en hij brengt nog iets op voor de overheid.

 

Wij discussieerden een hele voormiddag, met statistieken en tabellen, om te weten wat wij met leefloners doen. Ik kan de linkerzijde heel duidelijk maken dat deze regering meer doet dan die in een vorige legislatuur. De welvaartsenveloppe die tot 60 % bevriezing kende in de vorige legislatuur, werd voor twee jaar opgetrokken tot 100 % en vandaag tot 75 %. De laagste uitkeringen, zoals in de werkloosheid, het pensioen, maar ook het leefloon, gaan er fors op vooruit.

 

Mijnheer Calvo, mijn ambitie is niet om die mensen te blijven verknechten in een of ander uitkeringssysteem, maar om hen te emanciperen, zodat zij kunnen doorstromen naar de arbeidsmarkt en een job kunnen vinden. De discussie over het liberaliseren van de arbeidsmarkt is een fundamentele discussie.

 

Ik geef u een tweede voorbeeld, over anciënniteit en lonen. Wij leven nu eenmaal in een systeem waarbij mensen naarmate ze ouder worden meer en meer kosten voor de werkgever. Ze verdienen niet te veel, maar ze kosten te veel.

 

Mevrouw Temmerman, als ik zie hoe men dat in de Scandinavische landen heeft opgelost, met een flexibele arbeidsmarkt die maakt dat meer dan 80 % van de actieve bevolking effectief aan de slag is, dan doe ik daar mijn hoed voor af.

 

Ik heb vanochtend horen zeggen dat men tegen interimarbeid bij de overheid is. Ik kan dat niet begrijpen.

 

C'est l'interdiction au travail décrétée par le Parti Socialiste.

 

Wij zijn vandaag meer bezig met systemen in stand te houden die maken dat mensen niet vrij kunnen doorstromen naar de arbeidsmarkt dan met ervoor te zorgen dat zij werken. Mijnheer de eerste minister, dat wil ik u nog eens zeggen, dat is het optimisme in onze maatschappijvisie, ervoor zorgen dat mensen effectief toegang vinden tot de arbeidsmarkt, ervoor zorgen dat mensen niet meer kosten aan de overheid. Ik kijk ook naar de daling van het budget voor de werkloosheidsuitkeringen. Is er nu een betere indicator dan deze? Wel, ik zal gelukkig zijn als de budgetten voor leefloners dalen. Als die budgetten dalen, dan wil dat immers zeggen dat de leefloners in de praktijk de weg vinden naar de reguliere arbeidsmarkt. Dat is een emancipatorische en liberale visie op de arbeidsmarkt.

 

De voorzitter: Mijnheer Dewael, een aantal leden vragen het woord.

 

01.06  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer Dewael, het verschil tussen ons is niet dat u allerlei dingen wil hervormen en ik alles bij het oude wil laten. Dat is niet het verschil. Sterker nog, ik denk dat er in ons land inderdaad op vele punten dingen moeten worden hervormd en dat er een tandje bij moet worden gestoken. Als men vaststelt dat wij vandaag na Malta het Europese land zijn dat het minst vlot vacatures ingevuld krijgt, dan ben ik het met u eens dat wij stappen moeten zetten. Ik ben het met u zelfs eens over het volgende. En daarvoor kijken wij onder andere naar de overkant van de straat, naar de heer Muyters, die mevrouw Demir het leven een stuk gemakkelijker zou kunnen maken. Collega’s van de N-VA, die bevoegdheid, de arbeidsbemiddeling, hebben wij helemaal in eigen handen. Daar wordt geen Frans gesproken aan de tafel, dat is ondertussen al enige tijd een Vlaamse bevoegdheid, dankzij ons trouwens. Mevrouw De Coninck weet nog uit de vorige legislatuur, toen zij minister van Werk was, dat mijn partij, mijn fractie en ik heel erg openstaan om die debatten te voeren.

 

Wat is echter wel een verschil tussen ons? U vertrekt vanuit een negatief mensbeeld. (Rumoer) U hangt een soort donkerblauw leeg liberalisme aan dat vertrekt vanuit een negatief mensbeeld, van wantrouwen in de anderen. (Rumoer)

 

U vertrekt vanuit wantrouwen in de anderen, met de premisse dat iemand die werkzoekend is, eigenlijk geen werk wil. U vertrekt vanuit wantrouwen in mensen die het vandaag moeilijk hebben, zelfs in die mate dat u zich al jaren met alle vezels in uw lichaam verzet tegen een vermogenskadaster. (Rumoer) Maar ondertussen wil u wel, in de strijd tegen sociale fraude, privédetectives afsturen op mensen die pech hebben.

 

Wat is het verschil met ons? Wij vertrekken inderdaad, en dat klinkt misschien een beetje onbescheiden, vanuit een positief mensbeeld. Wij geloven dat mensen die vandaag geen job hebben daar in principe wel naar op zoek zijn. En u zult die mensen daarbij in elk geval niet helpen, zoals u bepleit, door hun uitkering af te nemen. (Rumoer)

 

U vindt dat emancipatorisch. U vindt dat vooruitgang. Wij menen dat geloven in de kracht van mensen, geloven dat zij echt op zoek zijn naar een baan, en hen daarbij helpen, veel meer zal helpen dan het bestraffende beleid dat u al enige jaren bepleit.

 

01.07  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer Dewael, er wordt hier nogal lacherig gedaan over een thema waarvan heel wat mensen wakker liggen, een belangrijk thema dus.

 

(…): (…)

 

01.08  Meryame Kitir (sp.a): Ik heb gezegd dat er lacherig wordt gedaan en ik bedoel dat in het meervoud.

 

Ten eerste, mijnheer Dewael, als ik u hier hoor spreken over werknemers als een kostenpost voor werkgevers, dan vind ik dat u met wat meer respect zou kunnen spreken over de werknemers in ons land.

 

Ten tweede, ik hoor u graag zeggen dat het beste middel om iemand uit de armoede te halen erin bestaat om die persoon aan een job te helpen, en daarin steun ik u ten volle. Maar hoe komt het dan dat er tijdens uw regeerperiode 45 000 werkende armen bij zijn gekomen?

 

Ten derde, armoede lost men inderdaad niet alleen op door een uitkering te geven. Armoede lost men echter ook niet op door de uitkeringen te verlagen of af te nemen. U kunt de bal terugkaatsen door te vragen welke oplossingen de oppositie dan wel voorstelt. Maar, mijnheer Dewael, u bestuurt met deze regering nu al drie jaar. Graag zou ik van u willen vernemen op welke manier u de mensen die vandaag geen job hebben, aan een job zult helpen. Flexi-jobs en ook alle andere maatregelen zijn namelijk bedoeld voor mensen die vandaag al werk hebben. Welke maatregelen neemt u om zij die vandaag geen werk hebben, aan een job te helpen?

 

01.09  Patrick Dewael (Open Vld): Ik zou de vraag willen omkeren; dat zal ik zodadelijk doen.

 

De eerste minister heeft gisteren onze resultaten verdedigd. In het afgelopen jaar zijn er nog nooit zoveel jobs bijgekomen en is de werkloosheid nog nooit zo sterk gedaald. Dat is het beste bewijs, mevrouw Kitir, dat onze recepten werken. Wat stelt u daar tegenover? Ik wil straks graag eens horen hoe de linkerzijde jobs wil creëren. U stelt namelijk helemaal niets tegenover onze recepten. U verwijt mij allerhande, maar wellicht hebt u niet goed geluisterd of misschien bent u de toespraak aan het voorbereiden die u dadelijk zult houden.

 

Ik heb wel aangetoond aan de hand van cijfers dat de uitkeringen voor mensen die door omstandigheden er niet in slagen een aangepaste betrekking te vinden, nooit zo hoog waren als nu. Ik heb daarnet gesproken over de welvaartsenveloppe. U moet niet nee schudden, u moet kijken naar de cijfers uit de periode dat u nog in de regering zat, nog niet zolang geleden, toen de welvaartsenveloppe geblokkeerd was op 60 %. Alle uitkeringen, pensioenen, de werkloosheid, het leefloon, zijn allemaal gestegen.

 

Ik voeg daaraan toe, en ik kijk naar u, mijnheer Calvo, dat wij meer willen doen. Vandaag zijn er een aantal hervormingen die u allemaal, met de hele linkerzijde, verkettert. Ik had het over e-commerce, u bent het daar niet mee eens. Ik had het over flexi-jobs, niet als hoofdbezigheid maar als toemaatje voor iemand die werkt, om ervoor te zorgen dat hij netto meer kan overhouden en meer koopkracht kan verwerven. U bent daar tegen. Als ik praat over andere maatregelen, pensioenmaatregelen om te vermijden dat mensen veel te snel de arbeidsmarkt verlaten: u bent daar tegen.

 

Mijnheer Calvo, wat mijn mensbeeld betreft, laten wij op dat punt een beetje ernstig blijven. Onze visie in dat verband is inderdaad optimistischer in vergelijking met de vakbondspraat die soms wordt uitgekraamd vanaf uw banken. Als er ergens iets gebeurt in het land, er staan wat mensen te staken of te betogen, dan loopt u ze gewoon achterna. U bent op dat vlak conservatief. U bent degene die voor het behoud is van al wat bestaat. U doet mij een beetje denken aan de bewoners van dat Gallisch dorpje — u kent die stripverhalen; misschien bent u wel degene die in de ketel gevallen is. De hele buitenwereld rondom dat dorpje verandert, maar de bewoners weigeren dat in te zien. Wel, de hele wereld wijzigt en evolueert, terwijl u uitblinkt, mijnheer Calvo, in bijzonder strak conservatief denken.

 

Ik wil die maatregelen van u wel eens horen. Als wij het er al eens over zijn dat de uitkeringen voor al degenen die het moeilijk hebben in onze samenleving, verhogen, dan voeg ik daaraan toe dat het mijn ambitie is om die mensen eigenlijk uit hun positie van marginaliteit te halen. Kunt u mij dan eens zeggen via welke maatregelen u die mensen naar de reguliere arbeidsmarkt wil brengen?

 

Ik heb er u een paar genoemd. U hebt op geen enkele van die maatregelen ja gezegd, mevrouw Kitir.

 

01.10  Meryame Kitir (sp.a): Ik hoor u opsommen, mijnheer Dewael, e-commerce, interim en pensioenen, waar we allemaal tegen zouden zijn. Wat is de realiteit vandaag, mijnheer Dewael? De e-commerce kon vandaag al, maar wat wilden de werkgevers niet? Ze willen de werknemers niet betalen volgens de loon- en arbeidsvoorwaarden in ons land. Men keek naar wat in Nederland gebeurde. Weet u welke mensen dat in Nederland doen en voor welk loon?

 

Er zijn voorbeelden van werkgevers die wel werken volgens onze loon- en arbeidsvoorwaarden. De eerste minister heeft gisteren gezegd dat de regering sociale dumping wil aanpakken. (Rumoer)

 

01.11  Meryame Kitir (sp.a): Mag ik, alstublieft?

 

De voorzitter: Mevrouw Kitir heeft het woord.

 

01.12  Meryame Kitir (sp.a): Gisteren is er opgeroepen tot dialoog. Daarvoor moet men ten minste naar elkaar luisteren.

 

Gisteren heeft de eerste minister gezegd dat de regering sociale dumping wil aanpakken. Welnu, dan moeten wij ervoor zorgen dat onze werknemers allemaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden krijgen en dan moeten wij hen niet tegen elkaar uitspelen.

 

Wat de interimarbeid betreft, wij hebben in de Kamer het debat gevoerd over de misbruiken in de interimarbeid. Ik verwijs naar de Panoreportage, waarover iedereen verontwaardigd was. Er waren zelfs mensen die niet wisten dat interimarbeiders onder die voorwaarden moesten werken. Wij zouden die misbruiken aanpakken. Wat doet u nu om die aan te pakken? Het enige wat de regering zegt, is dat men voortaan een vast contract kan krijgen bij interimarbeid, maar zonder garantie over de locatie van het werk de dag nadien en zonder de garantie over correcte loon- en arbeidsvoorwaarden. Dat is een model, waar noch mijn partij noch ikzelf achterstaat. Op die verzuchting hebt u geen antwoord.

 

01.13  Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw Kitir, in alle collegialiteit, de regering heeft daar wel een antwoord op. De eerste minister heeft gisteren aangekondigd – ook dit maakt deel uit van het Zomerakkoord – dat om sociale dumping tegen te gaan, bijvoorbeeld in de bouwsector, in een extra enveloppe wordt voorzien van 100 miljoen euro.

 

Ik geef een tweede voorbeeld. Mensen die ouder worden en de druk niet meer aankunnen, worden aangemoedigd om te blijven werken in een deeltijds regime, een viervijfderegeling, met een parafiscaal voordeel voor de werkgever die dat mogelijk maakt.

 

Mevrouw De Coninck, toen u nog in de regering zat, heb ik u hier in de Kamer ooit de uitdrukking horen gebruiken dat iedereen met poten en oren aan de slag moest. Wij zeggen het iets respectvoller, namelijk dat er meer mensen aan de slag moeten.

 

Indien iemand te vroeg het arbeidsproces dreigt te verlaten, zijn wij van mening dat die persoon met zijn ervaring bijvoorbeeld nog als coach voor jongere werknemers kan fungeren. Tracht de betrokkene dus zolang mogelijk in het bedrijf te houden.

 

Dat is geen stok. Dat is een wortel, een aanmoediging en een incentive, om ervoor te zorgen dat mensen langer blijven werken.

 

Ik kom bij het hele pensioenprobleem.

 

De voorzitter: Mijnheer Dewael, mevrouw De Coninck wil u onderbreken.

 

01.14  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mag ik eerst mijn deel over de pensioenen afwerken? Op een bepaald ogenblik moet een cirkel immers kunnen worden rondgemaakt.

 

Over de pensioenproblematiek zal ik heel kort zijn.

 

Wij hebben hier in de Kamer heel lang gediscussieerd. Wij werden verketterd, omdat wij over het geleidelijk optrekken van de pensioenleeftijd naar 66 jaar en naar 67 jaar spraken.

 

Mijnheer Calvo, alle landen rondom ons in de Europese Unie hebben dat vóór ons gedaan. Dat zijn waarschijnlijk allemaal landen zonder hart. Dat zijn waarschijnlijk allemaal landen die in sociale barbarij uitmunten.

 

Het is echter gewoon de evidentie zelf dat mensen, wanneer zij, gelukkig, langer leven, ook gelukkiger kunnen zijn door langer aan de slag te blijven.

 

Dat is wat de pensioenhervorming probeert mogelijk te maken.

 

Wat is de realiteit vandaag? De realiteit is dat vandaag de gemiddelde leeftijd waarop mensen met pensioen gaan, nog altijd zestig jaar is.

 

Daarom heb ik erop gewezen dat er nog werk aan de winkel is, om ervoor te zorgen dat de pensioenleeftijd niet alleen wettelijk omhooggaat, maar ook de facto realiteit wordt.

 

Voor die doelstelling moeten wij allemaal ons steentje bijdragen. Wij moeten dat mogelijk maken. Ik verwijs naar de maatregel van mevrouw De Block inzake viervijfdewerken, op het ogenblik dat iemand ouder wordt en uit dat proces dreigt te worden gestoten.

 

Op een bepaald ogenblik moeten echter ook de statuten van ambtenaren, werknemers en zelfstandigen naar elkaar evolueren.

 

Vindt u het verdedigbaar dat de ene een pensioen van 2 000 euro krijgt, terwijl een andere een pensioen krijgt van 1 200 euro en de zelfstandige een gemiddeld pensioen van 800 euro?

 

Mevrouw Kitir, er is één belangrijk principe. Voor het opbouwen van pensioenrechten is het voor ons fundamenteel dat werken altijd meer moet lonen dan niet-werken.

 

Wij merken vandaag dat 30 % van de pensioenmassa bestaat uit pensioenen die wij uitkeren aan mensen die in hun hele arbeidsperiode daarvoor niet hebben gewerkt.

 

Om die principes hard te maken, is er nu politieke moed nodig en ik stel vast bij Groen en aan de linkerzijde dat men behoudsgezind is, dat men conservatief is, dat men weigert om te springen, dat men de stappen niet durft te zetten die in alle ons omringende landen wel worden genomen.

 

Ik vond het helemaal kolossaal dat de linkerzijde ons vanmorgen confronteerde met voorbeelden van landen die het goed doen: Duitsland, Nederland, de Scandinavische landen, daar is 80 % van de actieve bevolking aan de slag. Alle maatregelen die in die landen zijn genomen, werden door u in het verleden verketterd. Wat is het nu? Het ene of het andere?

 

Men verwijst ook naar de economische groei van landen zoals Spanje, Portugal en Griekenland. Dat wou ik toch nog even zeggen, mijnheer de eerste minister. Men zegt dat de groei daar hoger is dan bij ons. Weet u van hoever die landen komen? Weet u welke miserie die landen hebben meegemaakt, vaak door een beleid dat geen liberaal beleid was. Door dat beleid hebben die mensen veel zwaarder moeten boeten voor de crisis. Is het dan niet normaal, als er opnieuw een economisch groeiproces komt, dat die landen in percentage iets boven ons land uitkomen? Globaal gezien zijn de resultaten van ons land voortreffelijk.

 

Dat is het resultaat van een beleid dat u morgen niet zult goedkeuren, mevrouw Kitir, en ik vraag mij nog altijd af waarom.

 

01.15  Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer Dewael, ik had het van u niet verwacht, maar ik vind dat u intellectueel bijzonder oneerlijk bent.

 

U kunt misschien eerst luisteren, voor u begint af te keuren. Dat is een kwestie van respect. De eerste minister pleitte er gisteren voor om ook eens te luisteren.

 

U zegt dat wij aan de linkerzijde in de middeleeuwen leven, dat wij nooit iets willen veranderen. U verwijst naar een uitspraak van mij: al wie poten en oren heeft, moet werken. Ik dacht dat dat redelijk vernieuwend was. Ik weet niet of dat conservatief is. Het hangt ervan af hoever men in de tijd teruggaat.

 

Frank Vandenbroucke, die voorzitter geweest is van de Pensioencommissie, heeft aan minister De Croo, die destijds verantwoordelijk was voor de pensioenen, voorstellen in die richting gedaan. Hij heeft toen duidelijk aangegeven dat we eerst ervoor moesten zorgen om mensen langere loopbanen te laten uitbouwen.

 

Soms noemt men hem nog een socialist, soms niet. Het hangt ervan af hoe het uitkomt.

 

Langer werken en werk voor iedereen nemen wij als basis voor onze partij, al heel onze geschiedenis. Wij staan voor, ten eerste, recht op werk, en, ten tweede, recht op menswaardig werk, in een context waarin er respect is voor werknemers.

 

Wij bepleiten daarvoor een aantal voorwaarden, want, evident, pleiten wij niet voor slavenarbeid.

 

U haalde een aantal cijfers aan. U zegt dat de werkloosheidscijfers zijn gedaald. Ja, maar het aantal leefloners is nog nooit zo hoog geweest. Het aantal langdurig zieken is nog nooit zo hoog geweest. Er zijn ook ontzettend veel schorsingen in de werkloosheid.

 

U klopt zich op de borst dat u wel voor hogere uitkeringen hebt gezorgd. Wat dan met uw verhaal over het infuus? Ik vind die terminologie eigenlijk onaanvaardbaar.

 

In mijn ervaring – en spijtig genoeg ben ik al oud – willen de meeste mensen een gewoon leven en dat is een job, een huis, voor de mannen een mooie auto, en voor de vrouwen mooie kindjes. (Rumoer)

 

Dat u, dames en heren van de meerderheid, zo reageert, betekent dat u echt geen voeling meer hebt met de gewone mensen in de straat.

 

De meeste mensen willen bestaanszekerheid, een dak boven het hoofd, een toffe job en goede kinderen, en dan zijn zij gelukkig. De meeste mensen willen gewoon een job. Suggereren dat de meeste mensen willen profiteren als zij werkloos zijn, klopt niet, want het is een verzekeringsprincipe. Dat ze uren voor televisie willen hangen, is evenmin waar.

 

Als de Scandinavische landen erin slagen om meer mensen langer te doen werken en tot langere loopbanen te komen, ga dan eens kijken naar de systemen die daar bestaan om mensen inderdaad een langere carrière te laten uitbouwen. Ik denk maar aan het vaderschaps-, moederschaps- en ouderschapsverlof van zes maanden. Bij de organisatie van de arbeidsmarkt heeft men daar veel meer rekening gehouden met de levensfases van mensen.

 

01.16  Wouter Beke (CD&V): Mevouw De Coninck, …

 

De voorzitter: Dit is tegen de afspraak, maar het is al de hele dag van dattum.

 

01.17  Wouter Beke (CD&V): Mijnheer Dewael, ik weet niet hoe het bij u zit, maar als ik moet kiezen tussen een mooie auto en mooie kinderen, dan kies ik voor mooie kinderen. Laat daar geen misverstand over bestaan.

 

Mijnheer Dewael, de vraag werd hier gesteld of de heer Vandenbroucke een socialist was of niet, en of hij hier geciteerd werd als socialist of niet. Ik ga daar geen uitspraak over doen. Ik weet wel dat de heer Vandenbroucke gezegd heeft dat deze pensioenhervormingen gebetonneerd moeten worden, zodat ze niet teruggeschroefd kunnen worden door een volgende regering. Dan hoor ik de oppositie echter zeggen dat men de toekomstige pensioenproblemen kan oplossen door de pensioenleeftijd opnieuw te verlagen en door 30 uur per week te gaan werken. Dan vraag ik me af wat al die jonge Vlamingen, al die jonge Brusselaars en al die jonge Franstaligen moeten voelen, die vandaag als ze de schoolbanken verlaten denken dat een pensioen niet meer voor hen zal zijn. Wel, wij hebben de morele plicht om ook voor die jonge generatie de pensioenen te verzekeren. Dat zullen we niet doen door de pensioenleeftijd te verlagen. Dat zullen we niet doen door mensen 30 uur per week te laten werken. Dat zullen we wel doen door twee dingen. Ten eerste, door meer geld te zoeken, en dat doen we. Er is anderhalf miljard euro per jaar extra om de betaalbaarheid van de pensioenen te garanderen. Ten tweede moeten we de pensioenen hervormen. Het is door die dubbelslag dat we de pensioenen kunnen betalen.

 

01.18  Karin Temmerman (sp.a): (…)

 

01.19  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik probeer de draad opnieuw op te nemen. Wij hadden gezegd dat het mogelijk moest zijn om een betoog op te bouwen, weliswaar met hier en daar een onderbreking. Ik zal mij echt niet inlaten met het levensideaal van mevrouw De Coninck. Daarover kunnen we misschien een andere keer van gedachten wisselen.

 

Mevrouw De Coninck, wat ik met klem wil tegenspreken, is het beeld dat u van mij probeert neer te zetten, waarbij ik overkom als iemand die wil bestraffen en die uitkeringen wil afnemen. Ik herhaal nu voor de derde keer dat deze regering het tegenovergestelde doet en meer doet dan u deed toen u deel uitmaakte van de regering. Dat kan misschien pijn doen, maar dat is nu eenmaal de realiteit.

 

Ik heb u gezegd dat ik een bijkomende ambitie heb. Als ik dan vaststel hoe u aarzelt om hervormingen te omarmen die in alle andere landen van de Europese Unie allang zijn ingevoerd, dan begrijp ik het niet meer. De pensioenhervorming is daarvan een voorbeeld bij uitstek. Ik treed bij wat collega Beke heeft gezegd. Mijnheer de eerste minister, willen wij het systeem in de toekomst betaalbaar houden, en dan vooral voor de jongere mensen in onze samenleving, dan zijn uw hervormingen broodnodig. Mijnheer de minister van Pensioenen, ga verder met uw hervormingen, waarvan u er al een aantal hebt doorgevoerd.

 

In plaats van die te omarmen, wat ik nog niet vraag, probeert u, mevrouw de Coninck, mevrouw Temmerman, bij elke maatregel angst te zaaien onder de bevolking. Men zegt dat mensen daarvan schrik moeten hebben, terwijl de resultaten van de regering aantonen dat het tegendeel mogelijk is.

 

01.20  Hendrik Vuye (Vuye&Wouters): Mijnheer de voorzitter, ik hoor mevrouw De Coninck zeggen dat de heer Dewael intellectueel oneerlijk is.

 

Mijnheer Dewael, ik zie u daar met veel retorisch geweld het verschil maken tussen wat deze regering en wat de vorige regering heeft gedaan. Ik sta enorm verbaasd van de politieke maagdelijkheid die u zichzelf aanmeet. Ik vind het wonderbaarlijk dat u dat kan.

 

U maakte ook deel uit van die vorige regeringen. U maakt er deel van uit sinds 1999 en nu staat u daar, zoals andere fractievoorzitters van Open Vld voor u hebben gedaan, die maatregelen te verdedigen met een maagdelijkheid alsof het allemaal nieuw is. Had u een rol gehad in de bijbel, dan had u van Maria Magdalena waarschijnlijk ook een maagd gemaakt.

 

01.21  Patrick Dewael (Open Vld): Ik word op het einde van de week 62 jaar. Opnieuw maagd worden is zowat de laatste van mijn ambities.

 

Mijnheer Vuye, in de vorige regering hebben wij stappen gezet in de richting waarin wij vandaag verdergaan. De vorige regering had een andere samenstelling, maar de maatregelen over de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen, de loonstop en de wachtuitkeringen voor jongeren werden beslist door de vorige regering. Een aantal partijen van de linkerzijde wordt daar vandaag het liefst niet meer aan herinnerd. Wij hebben gezien hoe de heer Di Rupo heeft geprobeerd een aantal van die maatregelen te camoufleren, maar competitiviteit nastreven was wel degelijk ook de ambitie van de vorige regering, die door haar samenstelling niet verder kon gaan wegens het conservatisme van de linkerzijde. De huidige regering kan op dat vlak wel verdere stappen vooruitzetten. Dat heeft niets met maagdelijkheid te maken, maar met het voeren van het herstelbeleid dat ons land nodig heeft. Ik zie u echter glimlachen. U bent tevreden over de opmerking die u hebt gemaakt, dus ik laat u in die tevredenheid.

 

Mijnheer de voorzitter, ik kom bij het spoor. Als wij het dan toch over conservatisme en de vakbonden hebben – voelt u zich nu niet opnieuw aangesproken, mevrouw De Coninck –, de socialistische vakbond vond het gisteren nodig om het treinverkeer lam te leggen. Ik stelde mij de vraag waarom. Ik lees in de officiële communicatie dat hij dat doet in het belang van de reiziger. Kan het nog cynischer? Hoe wereldvreemd kan men zijn? Ik stel vast dat de socialistische fractie vandaag achter die staking gaat staan. Ik hoor al eens op straat dat het allemaal de schuld van de socialisten is. Ik vind dat eigenlijk iets te goedkoop, ik vind dat intellectueel niet altijd eerlijk, maar geeft u de mensen op het perron die tevergeefs op een trein stonden te wachten, nu eens ongelijk. Het ging immers over niet meer of minder dan een politieke staking, op de kap van honderdduizenden mensen die gewoon wilden gaan werken. Gelukkig kunnen zij binnenkort rekenen op de gegarandeerde dienstverlening, mijnheer de eerste minister, dankzij uw regering en dankzij het spoorpersoneel dat wel wil werken. Dat is de overgrote meerderheid. De tijd dat een minderheid een meerderheid kan gijzelen in ons land, moet definitief tot het verleden behoren.

 

Ik zou eraan willen toevoegen dat die vakbonden bij het spoor beter ook eens zouden nadenken over de toekomst van dat spoorbedrijf. Toen ik in de politiek begon was er de Post, de RTT, de PTT, en de telefoonmaatschappij functioneerde als een overheidsmonopolie, bestuurd door de politiek en gegijzeld door de vakbonden. Vandaag zijn die overheidsbedrijven getransformeerd tot performante bedrijven.

 

Mijnheer de eerste minister, ook voor het spoor is het nu vijf voor twaalf. Het is hoog tijd om ook van de NMBS een performant bedrijf te maken. In 2023 wordt het binnenlands reizigersvervoer sowieso geliberaliseerd. Ofwel negeren we dat en stevenen we af op een soort Sabena bis, ofwel grijpen we die kans en bevrijden we de NMBS ook van de politiek en de vakbonden. Ik stel de vraag waarom met de NMBS niet hetzelfde zou kunnen gebeuren als met bpost en met Proximus. Dat zijn vandaag bloeiende en performante bedrijven.

 

Mijnheer de voorzitter, ik kom dan bij de fictie van de oppositie. It’s the duty of the opposition to oppose, maar – ik zeg het in alle kalmte, ik ga niet provoceren, ik zal mijn best doen – het is ook the duty of the opposition to propose. Daarmee bedoel ik dat een debat over the State of the Union volgens mij alleen zinvol en relevant kan zijn als naast het model dat de regering voorstelt een model wordt geformuleerd dat budgettair onderbouwd is en becijferd met de nodige tabellen. Dan kan men zeggen dat dit het alternatief is en dan zou er, mijnheer Calvo, in Knack niet zoiets staan – ik vond het ook overdreven – als “de zwakste oppositie in 25 jaar”. Waarom wordt dat geschreven? Dat wordt geschreven omdat u vandaag uitblinkt in vaagheid.

 

Neen, u blinkt niet uit in vaagheid, ik kom terug tot Asterix en Obelix. U denkt dat u een toverdrankje hebt. Gelukkig weten we dat toveren niet bestaat. Er is een alternatief dat u naar voren brengt en dat geldt voor alles. Voor al wat u voorstelt hebt u een mirakeloplossing, de rijkentaks. Daarmee gaat u de begroting sneller saneren. Dat is immers uw obsessie. U wil die begroting in evenwicht hebben. U gaat alle saneringen die deze regering gedaan heeft terugschroeven. Misschien gaat u de belastingverminderingen overeind laten, want daar bent u eigenlijk niet duidelijk over.

 

Mijnheer Calvo, probeert u het zich even voor te stellen: mocht u nu aan de macht komen, wat zou u dan doen met de belastingverlaging, de vermaledijde belastingverlaging die deze regering heeft doorgevoerd? Gaat u die ook terugschroeven?

 

De heer Calvo heeft een investeringspact van 60 miljard euro. Wie zal dat betalen? De rijken! Voor alles, saneringen, een begroting op orde, nieuwe maatregelen, hogere uitkeringen enzovoort, is de rijkentaks het antwoord. Collega’s van de linkerzijde, dat antwoord getuigt van een intellectuele en politieke armoede, waardoor een ernstig debat tussen ons onmogelijk wordt gemaakt.

 

01.22  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer Dewael, ik zal u ons dossier over het investeringspact bezorgen. Het is helemaal uitgewerkt. Als u ons zegt dat een investeringspact van 56 miljard euro niet haalbaar is, dan zegt u eigenlijk ook dat de eerste minister droomt op het moment dat hij een investeringspact van 60 miljard euro voorstelt. Met wat wij voorstellen willen wij overigens nog maar gewoon het niveau halen dat onze buurlanden vandaag behalen.

 

Ten tweede, ik ben het niet vaak eens met collega Vuye, maar ik vind wel dat u er zich heel gemakkelijk van afmaakt. Eigenlijk zou u zich vooral moeten verontschuldigen, want na zovele jaren liberaal beleid zijn de belastingen in ons land nog altijd massaal en massief gefocust op arbeid. U hoeft ons echt de les niet te spellen over belastingen. U stelt dat de linkerzijde naar de middenklasse kijkt en dat de linkerzijde alle belastingen wil verhogen. Dat is niet juist. Wij dringen wel aan op een belastinghervorming.

 

U vraagt mij om de oefening te maken waarin ik veronderstel dat wij de macht zouden hebben en al dertig jaar lang aan de bestuursknoppen zouden zitten. In die veronderstelling zouden wij hier nu staan en aanklagen dat de kerncentrales vandaag nog altijd open zijn.

 

Beste collega’s, dat is wat Patrick Dewael doet. In zijn halsstarrigheid om de belastingen niet eerlijker te maken, in zijn conservatisme, in zijn staking tegen de fiscale rechtvaardigheid, verdedigt hij een systeem waarbij in ons land mensen die werk geven en mensen die werken, nog altijd kapot worden belast.

 

Mijnheer Dewael, dat is het resultaat van uw veto tegen fiscale rechtvaardigheid. Dat is het resultaat van het feit dat u nu al drie jaar weigert om in te gaan op een heel brede roep naar een eerlijke bijdrage van de grootste vermogens.

 

U stelt daar tegenin vaak dat de linkerzijde het wereldkampioenschap belastingen innen wil winnen, door alles wat er in ons land moet gebeuren extra te belasten. Dat is larie en apekool. Als groene partij willen wij wel het wereldkampioenschap eerlijke en eenvoudige belastingen winnen in ons land. Dat is, na een twintigjarige periode met liberalen aan het stuur, niet gelukt. Wellicht is er daartoe een andere coalitie nodig, maar dat noopt u vandaag wel tot veel meer bescheidenheid in het fiscaal debat.

 

01.23  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le président, j'ai entendu la remarque de M. Dewael au sujet de l'opposition, la qualifiant de plus faible depuis ces vingt-cinq dernières années. Je lis aussi et, aujourd'hui, dans un journal francophone, j'ai relevé que l'Open Vld était le parti le plus faible de cette majorité. Je le constate au niveau des arguments avancés ici par M. Dewael.

 

Lorsque vous dites que nous ne faisons pas de proposition, je vous signale qu'aujourd'hui, nos propos sont une critique du discours du premier ministre. Je vous invite aussi à parcourir l'ensemble des documents parlementaires et à relever les nombreuses propositions déposées jusqu'à présent par mon groupe ainsi que par les autres groupes de l'opposition, mais qui n'ont pas reçu d'écho favorable venant du gouvernement.

 

Je peux vous rassurer: nous continuerons à déposer des propositions et à montrer qu'une autre politique est possible. Ce n'est pas parce que nos propositions sont systématiquement rejetées que nous allons nous décourager.

 

01.24  Griet Smaers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik stel vast dat er heel veel heen en weer wordt gesproken.

 

Van op de banken van Groen wordt er gezegd dat er van fiscale rechtvaardigheid niet veel sprake is en dat er niet veel is gebeurd tijdens de periode waarin de liberalen aan het stuur zitten. Welnu, ik kan u zeggen dat er in de paarsgroene periode helemaal niets is gebeurd rond fiscale rechtvaardigheid.

 

Er komt nu een lastenverlaging door de taxshift, met een evenwichtigere bijdrage van alle soorten inkomensbronnen. Eindelijk komt er nu een bijdrage van 1,3 miljard euro vanuit kapitaal en vermogen. Dit is een veel evenwichtigere verdeling en bijdrage vanuit vermogen ten aanzien van lasten op arbeid. Dat is niet gebeurd in paarsgroene regeringstijden, maar wel nu.

 

01.25  Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw Smaers, ik neem aan dat de herinnering aan die paarsgroene periode voor u niet zo prettig is. U citeert daar op een onjuiste manier uit.

 

Ik wil eens heel duidelijk zijn over wat ik versta onder rechtvaardige belastingen. Mijnheer de minister van Financiën, in een land waar de belasting op arbeid nog altijd, niettegenstaande de taxshift, de hoogste is en de belasting op vermogen ons op de derde plaats in de Europese ranking plaatst, betekent een rechtvaardige fiscaliteit voor mij voornamelijk een lagere fiscaliteit. Lagere fiscaliteit omdat wij in ons land een hele rist van vermogensbelastingen kennen. Wij kennen de roerende voorheffing. Ik breng trouwens nog even in herinnering dat wij die in amper vijf jaar tijd eigenlijk hebben verdubbeld. Daarnaast zijn er ook nog de onroerende voorheffing, de registratierechten, de successierechten en de kaaimantaks die door deze regering werd ingevoerd.

 

Dat men mij dus niet komt zeggen dat er niets gebeurt op het vlak van vermogensfiscaliteit. De indruk geven aan de mensen dat alle problemen zouden zijn opgelost als wij de kip met de gouden eieren – er is immers een categorie van superrijken, zo’n 2 à 3 % van de totale bevolking – zouden kunnen slachten, is fake news. Dat strookt niet met de realiteit.

 

De premier heeft toegelicht dat wij nu een aantal nieuwe maatregelen nemen op het vlak van de vennootschapsfiscaliteit. Wij omarmen die. Ik weet dat het Zomerakkoord een pakket aan maatregelen is met daarin onder meer een zogenaamde effectentaks. Ik zeg u heel duidelijk dat ik daarvan een koele minnaar ben. Akkoorden zijn evenwel akkoorden. Contracten strekken partijen tot wet en contracten moeten ook te goeder trouw worden uitgevoerd. Wat dat betreft, is er dan ook geen probleem.

 

Het is nu wel genoeg geweest met heel de tijd de indruk te wekken dat er op het vlak van vermogensfiscaliteit niets gebeurt. Elk van de ingrepen op dat vlak uit het verleden heeft ongewenste economische neveneffecten gehad.

 

Wij moeten de vraag stellen in verband met de verhoging van de roerende voorheffing of de overheid door meer te belasten uiteindelijk niet minder inkomsten heeft. Dat is de zogenaamde Laffercurve. Voor een aantal belastingen is dat vandaag in ons land effectief het geval aan het worden.

 

Maar nogmaals, als wij het Zomerakkoord uitvoeren en de minister van Financiën komt met zijn hervorming van de vennootschapsbelasting, dan is dat een nieuwe incentive voor onze ondernemingen, voor onze bedrijven, die zullen winnen aan concurrentiekracht, die hun competitiviteit zullen versterken. Dat is goed voor de economie.

 

Mag ik het nu toch nog eens duidelijk zeggen? Met meer belastingen creëert men geen welvaart. Integendeel. De hele filosofie van de regering bestaat er precies in dat met een lagere fiscaliteit meer mensen willen werken en ook meer mensen willen ondernemen. Daarmee creëert men jobs. En dat heeft positieve effecten op de begroting.

 

Mijnheer de voorzitter, ik kom dan tot mijn laatste punt en daarmee zal ik misschien wat minder commotie veroorzaken. Mijnheer de eerste minister, wij ondernemen heel wat om ons land vooruit te helpen. Ons land is klein en we leven in een constant veranderende wereld. Er komen heel wat uitdagingen op ons af, uitdagingen die ons overstijgen en waarop wij minder vat en minder greep hebben. Er zijn grenzen aan de maakbaarheid van een samenleving door de politiek.

 

En dan kan men twee dingen doen. Men kan zich proberen op te sluiten in dat dorpje. Ik haal nog eens het beeld aan van het Gallisch dorpje. Of wij kunnen een andere houding aannemen, een die gevormd wordt door een open visie op de wereld en een open visie op onze samenleving.

 

De opstelling waarbij wij ons opsluiten, leidt steeds tot protectionisme en conservatisme. Dat komt erop neer dat wij, aangezien wij het goed hebben in onze regio, onze welvaart zoveel mogelijk proberen te verdedigen en proberen te behouden wat wij hebben. De taart die men moet maken, wordt dan steeds kleiner en kleiner.

 

Ik noem dat een uiting van conservatisme, van protectionisme. Een sterk staaltje daarvan vond ik een debat dat wij hier in het Parlement ooit eens hebben gehad over het vrijhandelsakkoord met Canada. Ik heb dat nooit begrepen. Ik heb nooit begrepen dat een land als het onze zich wil opsluiten tegenover de buitenwereld. Toen weigerde een regio, die op hetzelfde moment wapens exporteerde naar Saoedi-Arabië en daarvoor geen enkel ethisch of moreel scrupule aan de dag legde, om een vrijhandelsakkoord te sluiten met Canada. Ik begrijp dat eigenlijk niet.

 

Ik stel die conservatieve, protectionistische ingesteldheid vaak vast, mijnheer de eerste minister, in welvarende regio’s, in Vlaanderen, in Karinthië, in Noord-Italië, in Beieren, in Catalonië, waar men de neiging heeft om zich op te sluiten, om zich af te scheuren, om zich onafhankelijk op te stellen, omdat men wat men heeft, niet wil delen met de wereld. Een dergelijke opstelling blinkt uit in protectionisme en dat is onverzoenbaar met de economische groei.

 

Ik denk dat wij dat niet uit het oog mogen verliezen. Ik was blij dat u uw betoog begon met Europa en de veranderende wereld. Het is die openheid van geest, die ingesteldheid, die we in de toekomst aan de dag moeten blijven leggen.

 

Ik besluit met een pleidooi voor vertrouwen in de plaats van conflict. Collega’s van de meerderheid en de oppositie, ik denk dat wij moeten proberen om meer bij elkaar te brengen in de plaats van tegen elkaar op te zetten. Ik denk ook dat we meer oog moeten hebben voor succesverhalen in plaats van dat wij meeheulen met doemdenkers.

 

De enige mensen tegen wie we mogen en moeten polariseren, zijn degenen die zich buiten onze samenleving plaatsen, die zich afkeren van onze wetten, van onze fundamentele principes zoals de gelijkstelling van man en vrouw, de vrije meningsuiting, de godsdienstvrijheid en de scheiding van kerk en staat. Ik zeg heel duidelijk: voor hen is hier geen plaats.

 

Mijnheer de eerste minister, u beseft dat als geen ander. U gaat voor dialoog in de plaats van conflict. U verbindt in plaats van te verdelen. U bent een heel overtuigde voortrekker van meer Europese samenwerking. U hervormt om de toekomst voor te bereiden. Daarom zal mijn fractie u morgen met heel veel enthousiasme het vertrouwen schenken.

 

01.26  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de eerste minister, ik zou bijna zeggen: hier gaan we weer.

 

Collega’s, herinnert u zich nog Tomorrowland? Herinnert u zich nog de euforie van voorbije zomer? Herinnert u zich nog de goede sfeer in de regering? Blinkend van trots had zij het Zomerakkoord gesloten. De ruzies waren bijgelegd. Over de grote hervormingen was beslist. De pret kon niet op. Mijnheer de eerste minister, in alle enthousiasme verklaarde u zelfs dat geen enkele regering de voorbije 25 jaar meer had gerealiseerd.

 

Twee maanden later echter zijn de ruzies terug. Over de pensioenen is er verwarring, ruzie en onduidelijkheid. Over de effectentaks is er verwarring, ruzie en onduidelijkheid.

 

Uw Zomerakkoord was tegen de herfst al geen akkoord meer. Het Zomerakkoord paste in een goed-nieuwsshow.

 

Gisteren bracht u dezelfde boodschap, verpakt in nieuwe zinnen in een goednieuwsshow. De mooie woorden die u uitspreekt, zijn er om de waarheid te verhullen. U strooit zand in de ogen.

 

Neem nu de fiscale rechtvaardigheid. Een jaar geleden liep Kris Peeters weg van de onderhandelingstafel, omdat de andere meerderheidspartijen geen meerwaardebelasting wilden. CD&V vond dat het genoeg was geweest. Er waren al genoeg besparingen op de kap van de mensen. Het werd tijd dat de grote vermogens ook een steentje zouden bijdragen.

 

Daar was hij dan, de ruggengraat van CD&V, terug van weggeweest. Hou u immers vast: het klonk dat op een winst van 1 miljard euro uit aandelen een zeker Marc C. 0,0 euro belastingen betaalde, grote fraudeurs hun straf afkopen en 80 miljard euro in belastingparadijzen verdween. Het werd CD&V dus te veel. Het kon zo niet langer. De roep van de mensen om een rechtvaardige fiscaliteit viel niet langer in dovemansoren.

 

Wij zijn nu een jaar later. Wat heeft het opgeleverd? Is er naar de verontwaardiging van de mensen geluisterd? Krijgen wij een eerlijker systeem?

 

Neen, de regering heeft beslist een effectentaks in te voeren. Op een vermogen van een half miljoen euro komt er een taks van 0,15 %. U hoort het goed. Dankzij de huidige regering betalen de mensen 21 % btw op hun elektriciteit en de vermogenden 0,15 % voor hun miljoenen op de banken.

 

Dat is de trofee van CD&V. Dat is de trofee waar CD&V mee pronkt. U betaalt meer, zij betalen nauwelijks.

 

Dan nog slaagt u erin om ook daarover ruzie te maken. Minister Van Overtveldt gelooft er al lang niet meer in. Minister Peeters werd alweer ongerust en de premier moest opnieuw tussenbeide komen. Collega’s van CD&V, in uw plaats zou ik beschaamd zijn.

 

01.27  Servais Verherstraeten (CD&V): Collega Kitir, ik heb vanmorgen gezegd dat rechtvaardige fiscaliteit over meer gaat dan over één taks. Ik vind trouwens dat de effectentaks of vermogenstaks een rechtvaardige taks is, want zij die eronder vallen, zullen uiteraard, zoals iedere Belg, nog andere taksen betalen, zoals de vennootschapsbelasting, inkomstenbelastingen, btw en successierechten. Voor hen komt die taks er gewoon bij.

 

Als ik het fiscale parcours van deze regering in de voorbije drie jaar bekijk, met een taxshift met een omvang van 4 tot 5 miljard, waarbij de categorie die u ook pretendeert te verdedigen en die ook wij wensen te verdedigen, namelijk de lagere en middeninkomens, het meeste wordt ontzien, met de roerende voorheffing, die wij hebben verhoogd, zodat die op vijf jaar tijd verdubbeld is, met een beurstaks die nog nooit zo hoog is geweest — de taks en de plafonds werden verhoogd — en met een kaaimantaks, die nog nooit had bestaan, die wij hebben ingevoerd en die wij nu aanscherpen, dan ben ik niet beschaamd, dan ben ik totaal niet beschaamd, maar dan ben ik fier op de vooruitgang die wij ter zake hebben geboekt.

 

01.28  Peter De Roover (N-VA): Ik wil gewoon heel rustig en feitelijk inspelen op uw zinnetje dat de gewone mensen 21 % betalen en dat de superrijken “nauwelijks” betalen. Dat woordje nauwelijks verbindt u dan aan de 0,15 %. De vergelijking tussen die 21 % en 0,15 % is natuurlijk een gemakkelijk nummertje voor de publieke opinie. Het doorstaat de toets van de vergelijking echter absoluut niet. De effectentaks wordt geheven op een opgebouwde portefeuille, nadat er al een vennootschapsbelasting op geheven is en nadat er al roerende voorheffing op geheven is, respectievelijk 33 en 30 % intussen. Het zou u sieren, mevrouw Kitir, mocht u die getallen eraan toevoegen en de juiste vergelijking maken, in tegenstelling tot wat u net gedaan hebt.

 

01.29  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer Verherstraeten, ik heb vanmorgen goed naar u geluisterd. Ik dacht dat u mij misschien nog zou kunnen overtuigen. U struikelde echter over uw woorden en u kreeg zelfs niet meer uitgelegd wat u vorig jaar zei, te weten dat de grote vermogens niet betalen en dat het dus tijd wordt om de lasten ook op de grote schouders te leggen. Vandaag brengt u een ander verhaal, u vertelt dat u eigenlijk al zoveel doet. Op de kaaimantaks kom ik straks nog terug. U hebt mij eerlijk gezegd niet overtuigd en u hebt heel veel mensen thuis ook niet overtuigd.

 

Mijnheer De Roover, u zegt dat ik vergeet erbij te vertellen dat degenen die een half miljoen hebben en 0,15 % oftewel 750 euro moeten betalen, ook vennootschapsbelasting betalen. Denkt u dat mensen die 21 % btw betalen alleen 21 % btw betalen? Denkt u dat nu echt? Zij betalen toch ook elk jaar hun belastingen. Zij betalen toch ook allerlei andere taksen die u verhoogd hebt. De realiteit is dat de btw op elektriciteit verhoogd is van 6 % naar 21 %, maar dat  iemand die veel geld bezit, een half miljoen euro, slechts 0,15 % wordt gevraagd. Dat is de realiteit.

 

01.30  Peter De Roover (N-VA): Ik wil mevrouw Kitir erop wijzen dat ook mensen met een effectenportefeuille elektriciteit aankopen en daar btw op betalen. Ik wil erop wijzen dat zij ook consumentenbelasting betalen, consumptiebelasting en indirecte belastingen.

 

Wat de personenbelasting betreft, brengen zij die veel verdienen, het hoogste kwart, ongeveer het hele belastingbedrag bijeen. Wij hebben namelijk een progressief stelsel, en terecht. Daardoor betalen mensen met een laag inkomen, de laagste 50 %, de helft dus, slechts 10 % van het totale bedrag aan personenbelasting. Nogmaals, terecht. Mijn punt is dat u vergelijkingen maakt die niet kloppen en dat u de indruk wekt dat sommige mensen hier geen belastingen betalen. Mevrouw Kitir, via ons systeem is het zo dat degenen die geen belastingen betalen, de 20 % mensen zijn met de laagste inkomens. Dat zijn degenen die geen belastingen betalen. Op zich is dat een mooie zaak, maar dat mag nog wel eens beklemtoond worden.

 

01.31  Meryame Kitir (sp.a): U vergeet wel te vermelden dat mensen die meer dan een miljard euro winst halen uit aandelen ook 0,0 euro belastingen betalen. Wij kunnen hier een pingpongspelletje blijven spelen. Mij hebt u in ieder geval niet overtuigd, en ik denk samen met mij vele anderen evenmin.

 

Wat onthoud ik van alle ruzies die er waren in deze regering? Wat onthoud ik van het debat van vanmorgen? Het bewijst voor mij alleen maar dat een rechtvaardige fiscaliteit binnen deze regering nog altijd een taboe is.

 

Echte rechtvaardige fiscaliteit betekent dat elk inkomen belast wordt, of het uit arbeid komt of uit vermogen. Een euro is een euro. Maar dat kan deze regering niet, en dat wil deze regering ook niet. Wij krijgen dus elk jaar dezelfde show: eerst komt er een prachtige show, dan toont men de werkelijkheid, dan gaat men snel weer ruziemaken. Ieder jaar opnieuw wordt er een bijdrage van de grote vermogens aangekondigd, maar ieder jaar blijkt het een slag in het water te zijn.

 

De kaaimantaks? Die levert amper iets op. De speculatietaks? Die is ondertussen al afgevoerd. De meerwaardebelasting? Die is nooit ingevoerd. En nu wordt de effectentaks zo opgesteld dat zij heel gemakkelijk ontweken kan worden. Vandaag komen er zelfs experts op de televisie uitleggen hoe men ze kan ontwijken.

 

01.32  Servais Verherstraeten (CD&V): Collega Kitir, daarnet had u het over inkomsten die niet belast worden. Alle inkomsten, roerende en onroerende, worden onder een of andere vorm belast.

 

U zegt dat de ene belasting niets voorstelt, dat de andere niets te betekenen heeft, en u voegt eraan toe dat experts uitleggen hoe men ze moet omzeilen. Als uw verhaal klopt, en die twee dingen met elkaar verbonden worden, zouden de mensen niet zoveel geld in transactiekosten en in erelonen steken om een belasting, die volgens u toch niets betekent, te omzeilen. Mocht het zijn zoals u hier ten onrechte komt beweren, dan zou er geen enkele incentive zijn om belastingen te omzeilen. Als er links en rechts gesproken wordt over omzeilen, wil dat zeggen dat die belastingen wel wat betekenen.

 

01.33  Ahmed Laaouej (PS): Le raisonnement tenu par Mme Kitir est complètement différent du vôtre. Elle vient de dire que c'est parce que vous avez précisément laissé des espaces d'ingénierie fiscale que cela ne donnera pas le rendement que vous aviez imaginé et que vous avez transposé dans le budget.

 

Elle a parfaitement raison. Dans les milieux académiques – ce n'est pas n'importe qui -, on explique que vous avez reculé sur le point de contact central et que c'est par ce biais que vous auriez pu éviter de l'ingénierie avec fractionnements de comptes. Même cela n'a pas été introduit dans le dispositif adopté par le gouvernement! En conséquence, votre taxe sera contournée. Une fois de plus, le CD&V sera le dindon de la farce. Telle est la réalité monsieur Verherstraeten.

 

01.34  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer Laaouej, ik weet niet of u aanwezig was toen wij aan het discussiëren waren omtrent de omvang van het voorwerp dat kan worden getaxeerd. Ik gebruik geen cijfers van wetenschappers, hoewel ik er respect voor kan opbrengen. Ik heb deze voormiddag gewoon cijfers gegeven van de Nationale Bank met betrekking tot het aantal effecten dat het voorwerp kan uitmaken van deze taks. Dat is dus niet uit het luchtledige gegrepen. Wat dat betreft, zetten wij in op boetes, hoge boetes. Dat zegt men ook. De wetenschappers waar u daarnet naar verwees, zeggen dat het serieuze boetes zijn. Wij zetten in op controle. Dat heeft de minister van Financiën ter zake ook gezegd. Wat het Centraal aanspreekpunt betreft, als er aanwijzingen van ernstige fraude zijn, blijft de wet uiteraard onverkort toepasselijk.

 

01.35  Ahmed Laaouej (PS): Une personne qui ne verserait pas ce qu'il doit aux impôts pourrait recevoir immédiatement un avis de rectification. Mais avec la taxe sur les comptes-titres, il faudrait d'abord notifier des indices de fraude pour, éventuellement, mener une enquête (…). Vous imaginez la procédure? Vous vous êtes une fois de plus fait avoir.

 

Vous parlez de l'assiette, des sociétés-villas. Répondez à ma question! Les sociétés-villas sont-elles visées par la taxe sur les comptes-titres? Les sociétés patrimoniales, avec lesquelles certains font de l'ingénierie et logent leur grosse baraque, sont-elles visées?

 

Le président: On avait convenu de faire le débat avec l'oratrice.

 

01.36  Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal mij uitdrukkelijk richten tot collega Kitir, die net heeft gezegd dat zij vindt dat op elke verdiende euro belastingen moet worden betaald. Collega Kitir, mag ik u erop wijzen dat de 20 % minst verdienende inwoners geen inkomstenbelastingen betaalt? Ik weet niet of u nu voorstelt om die mensen ook te belasten, net zoals de rest. U moet logisch zijn.

 

Voor alle duidelijkheid herhaal ik dat wij het goed vinden dat die progressiviteit bestaat, maar 45 % van de belastingen wordt nu betaald door de 10 % meest verdienenden. U moet stoppen met de indruk te wekken dat de zwakste schouders de meeste belastingen betalen. Het omgekeerde is waar. Dat is terecht, maar ik vraag u om die realiteit niet voortdurend te verdoezelen met populistische praat.

 

01.37  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer De Roover, een euro is een euro. U beweert dat wij daarmee degenen zouden raken die vandaag geen belastingen betalen omdat ze zo weinig verdienen. Ik zal u ons voorstel bezorgen. Wij werken met een forfait, waardoor aan die mensen niet wordt geraakt. In ons systeem zullen degenen die veel geld hebben en die nu belastingen ontwijken, wel betalen. Het is een eerlijker systeem. Als u er zoveel interesse in hebt, zal ik het u zeker bezorgen, maar ik heb helaas weinig hoop dat u het zult uitvoeren.

 

Mijnheer Verherstraeten, ik zie u graag de effectentaks verdedigen. Ik begrijp u ook wel. Eerst hebben ze u gepaaid met de speculatietaks. Die is ondertussen afgevoerd. De kaaimantaks is er wel, wat ook de eerste keer is, maar hij brengt amper op. U hebt in deze regering alleen maar de effectentaks waarmee u na deze legislatuur kunt pronken, dus u hebt er alle baat bij dat die er komt en dat hij opbrengt.

 

Ik geloof en begrijp u. Ik hoop alleen dat u ook nu niet de naïeve regeringspartner bent geweest en dat de regering na een jaar niet opnieuw moet zeggen dat ook die effectentaks niets heeft opgeleverd en dat zij de regels opnieuw zal moeten aanpassen. We spreken elkaar dus over een jaar.

 

Dan hebben we nog de taxshift, het stokpaardje van deze regering. Meer geld in eigen hand, maar vervolgens neemt u het met de andere hand af. Het is hier al eens gezegd, maar wie gelooft u nu nog? De elektriciteitsfactuur van veel mensen ligt meer dan 300 euro hoger dan twee jaar geleden en er zijn meer dan 80 000 nieuwe afbetalingsplannen omdat gezinnen hun verhoogde elektriciteitsfactuur niet kunnen betalen. Het zijn steeds dezelfde waarbij u gaat aankloppen om uw begroting te vullen.

 

Dat is ook de taxshift. U geeft met ene hand, u neemt met de andere hand.

 

01.38  Wouter Beke (CD&V): Mijnheer de voorzitter, excuseer mij, maar dat is nu echt wel de definitie van een shift. Een shift wil zeggen een verschuiving, dat betekent dat we de lasten op arbeid doen dalen. Dat betekent heel concreet – het voorbeeld is gisteren aangehaald – dat iemand met een laag loon op het einde van de legislatuur 150 euro per maand netto meer zal verdienen of minder belasting zal betalen. Dat betekent dat de werkgevers die inzetten op lage lonen substantieel minder belasting zullen moeten betalen. Dat is de definitie van een shift. We belasten minder op arbeid en we verschuiven dat naar andere inkomstenbronnen. Dat is nu net de definitie van een taxshift.

 

01.39  Meryame Kitir (sp.a): Bedankt voor de toelichting, mijnheer Beke, maar ik had het wel begrepen. Ik denk dat u mij niet begrepen hebt. Ik heb het daarstraks ook al gezegd. Als u ervoor zorgt dat mensen vandaag netto meer overhouden maar tegelijkertijd 300 euro meer moeten betalen voor elektriciteit terwijl ze minder verbruiken, dan zeg ik dat u geeft aan de ene kant en neemt aan de andere kant. Dat is de taxshift die u doorvoert.

 

Dan de jobs, jobs, jobs.

 

01.40  Hendrik Bogaert (CD&V): Dat is inderdaad een verschuiving. Wat u echter vaak vergeet, is dat die taxshift hoofdzakelijk naar mensen gaat die een inkomen hebben lager dan 2 800 euro, wat zowat het punt is waar we het naartoe verschoven hebben, het grootste deel voor die laagste inkomens.

 

Ten tweede, wat men ophoest, althans wat het federale deel betreft, voor hogere elektriciteitskosten en andere zaken, komt in de index. Een jaar later heeft men dat teruggekregen via het indexmechanisme. Het is dus een taxshift maar het is eigenlijk wel een heel speciale taxshift. Net omdat wij in België een indexmechanisme hebben, hebben de mensen aan de ene kant meer gekregen omdat ze werken – tot 150 euro per maand extra – en wat ze ophoesten in wat u dan het andere been gaat noemen, wordt voor het grootste deel via de index teruggestort. Eigenlijk betalen de bedrijven dat stuk.

 

Als men dat allemaal berekent… Ik sta soms versteld van uw cocktail van berekeningen. De indexsprong is er geweest en die mag u verrekenen. Er zijn echter heel wat verhogingen in de taxshift die men later via de index terugkrijgt. Daar zit u mathematisch gewoon fout. U berekent dat net als de vakbonden volledig verkeerd. Ik blijf beweren – de statistieken bewijzen het trouwens – dat het beschikbaar inkomen aan het einde van het jaar gestegen is. Dat komt niet zomaar uit de lucht gevallen, dat is wel degelijk het resultaat van deze taxshift.

 

01.41  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer Bogaert, ik stel vast dat u al de hele dag argumenten aanvoert, van achter uw laptop, om met cijfers aan te tonen dat het toch allemaal anders is en dat wij blijkbaar verkeerde berekeningen maken. Welnu, ik nodig u uit, wat u misschien niet doet, om samen met mij eens de markt op te gaan…

 

01.42  Hendrik Bogaert (CD&V): (…)

 

01.43  Meryame Kitir (sp.a): Even chillen, ik kom tot mijn antwoord!

 

Mijnheer Bogaert, ik hoor u hier al de hele dag zeggen dat het beschikbaar inkomen van de mensen verhoogd is. Wat betekent dat echter? U bedoelt het inkomen vooraleer de verschillende belastingen over de toegevoegde waarde geheven worden, of niet? U bedoelt toch de verzameling van lonen en kapitaal? Die cijfers heb ik ook eens bekeken en het totaal is inderdaad gestegen. Maar welk deel ervan is het meeste gestegen? De winsten uit kapitaal zijn het meeste gestegen, maar niet de lonen. U argumenteert dat het inkomen verhoogd is, waarmee u beweert dat de mensen netto meer verdienen en meer overhouden, maar met dat argument komt u bij mij niet verder.

 

Voorzitter: André Frédéric, ondervoorzitter.

Président: André Frédéric, vice-président.

 

Mijnheer de voorzitter, staat u me toe dat ik mijn betoog voortzet?

 

Le président: Monsieur Bogaert, je ne vous ai pas donné la parole. Vous devez la demander.

 

(M. Bogaert demande la parole)

 

Vous avez la parole pour deux minutes maximum.

 

01.44  Hendrik Bogaert (CD&V): (…) Vergeeft u mijn verwarring. Ik weet zelfs niet meer waarover wij bezig waren.

 

U zegt dat er statistieken zijn waarin de inkomsten uit werk en andere inkomsten – dat is trouwens niet alleen het kapitaal – samengevoegd worden en dat het daar positief is. Ik denk dat u verwijst naar die statistiek. Maar u moet niet doen alsof andere inkomsten geen inkomsten zijn voor de mensen. Dat bewijst ook dat er limieten zijn aan het taxeren van andere bronnen van inkomsten buiten arbeid. Ook die inkomsten tellen mee voor de mensen. En er zijn heel veel gewone mensen die ook andere bronnen van inkomsten hebben, naast hun inkomsten uit werk. Het is goed dat men die twee samentelt. En dat is dan wat men het beschikbaar inkomen noemt. Die statistiek mag steeds gevolgd worden.

 

Dat wilde ik u nog in alle vriendelijkheid en collegialiteit meegeven.

 

01.45  Meryame Kitir (sp.a): Bedankt voor deze les.

 

Jobs, jobs, jobs, ik ben blij dat de economie aantrekt. Elke job die erbij komt, zal ik toejuichen. Maar mogen wij ons nog de vraag stellen over welke soort jobs het gaat? Sommigen deden alsof dat een detail is. Bieden ze genoeg zekerheid? Vormen ze een echte bescherming tegen armoede? Er zijn veertigduizend extra werkende armen. De helft van de nieuwe banen wordt verloond op het laagste niveau. Vijftienduizend mensen werken permanent met dagcontracten. Ook dat is een realiteit, een realiteit van onzekerheid en flexibiliteit, een realiteit van een gebrek aan kansen.

 

Laaggeschoolden krijgen nog steeds veel te weinig kansen. Vijftigplussers moeten honderd sollicitatiebrieven sturen, maar worden pas uitgenodigd als ze hun leeftijd verzwijgen. Mensen met een vreemde naam moeten honderd sollicitatiebrieven sturen, maar worden pas uitgenodigd als ze hun naam verzwijgen. Er komen nu wel eindelijk praktijktests, maar voor echte gelijke kansen zal er veel meer nodig zijn.

 

Heeft het Zomerakkoord iets veranderd aan die onzekerheid en flexibiliteit? De belofte van de heer Peeters om elke Belg aan een job te helpen, is vervangen door elke werkende Belg een extra job te geven. Flexi-jobs worden uitgevoerd. De proefperiode wordt heringevoerd. Misbruik met dagcontracten wordt niet aangepakt. Kortom, nog meer flexibiliteit.

 

Maar wanneer stopt het? Wanneer is de limiet bereikt? Wanneer zal het genoeg zijn? U geeft aan mensen met een job meer kansen op een tweede of een derde job dan dat u kansen biedt aan mensen die vandaag geen job hebben.

 

01.46 Minister Kris Peeters: Mevrouw Kitir, ik ben het ermee eens dat wij inspanningen moeten doen om kwalitatieve jobs te creëren. Ik heb dat al eens gezegd naar aanleiding van andere discussies. U gaat nu echter te kort door de bocht, want wat de dagcontracten betreft weet u zeer goed dat wij de Sociale Inspectie de opdracht hebben gegeven om bijkomende inspecties te doen in bepaalde bedrijven en sectoren. Daarnaast hebben wij de sociale partners bij elkaar geroepen om cao nr. 108, die daarover specifiek gaat, te verbeteren. Wij geven de sociale partners de kans om zelf bepaalde zaken bij te sturen om de controle en het toezicht op en de afspraken over dagcontracten te verbeteren.

 

Wij hebben deze voormiddag ook over de deeltijdse en de voltijdse jobs gesproken. Ik ga ervan uit dat u niet betwist dat het aantal voltijdse jobs is toegenomen en dat het aantal parttimejobs is toegenomen. Ik heb in het verleden al onderstreept dat in de groep van de parttimejobs vooral de grotere parttimejobs zijn toegenomen, wat ook een goede evolutie is. Nogmaals, wij gaan ook voor kwaliteitsvolle jobs. Wij maken ons ook zorgen dat mensen met een job niet altijd uit de armoede geraken en dat bepaalde andere elementen nog moeten worden aangepakt. Ik hoop toch dat u ook erkent, zeker wat de dagcontracten betreft, dat u fout bent. Wat u komt te zeggen is niet juist, want daaromtrent zijn acties ondernomen en er zullen er nog andere volgen.

 

01.47  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de minister, ik stel alleen maar vast dat vandaag geen concrete oplossing op tafel ligt om de dagcontracten aan te pakken. Het is geen nieuw verhaal. Wij kennen het allemaal, wij weten het allemaal. Ik zal u steunen als u de dagcontracten zult aanpakken, maar het zal voor mij toch iets meer moeten zijn dan overleg organiseren en zeggen dat u meer controles zult uitsturen. Misbruiken bij dagcontracten zijn vandaag niet meer te verantwoorden. Als u ze aanpakt, zult u de steun van mijn partij krijgen.

 

Over de jobcijfers herhaal ik mijn woorden: elke job die erbij komt, steun ik, of het nu voltijdse jobs zijn of deeltijdse jobs die groeien. Mijn punt is dat u veel te weinig doet voor mensen die vandaag geen job hebben. Mensen die laaggeschoold zijn, krijgen weinig kansen. Ik ben blij dat u praktijktesten gaat invoeren, maar praktijktesten alleen zullen onvoldoende zijn. Samen met de regio’s zult u moeten bekijken hoe die mensen effectief aan het werk kunnen en gelijke kansen kunnen krijgen. Ik hoor dat u de hand reikt. Ik zal er samen met u voor strijden dat ook die mensen een job zullen krijgen. Het mag niet alleen gaan over flexibiliteit, flexibiliteit, flexibiliteit. De mensen vragen een volwaardige job, met vrijheid en zekerheid.

 

Daar zult u ons in vinden. Ik heb dat helaas gemist in uw ontwerp inzake werkbaar werk.

 

Nu komt de rekening binnen. Wij zijn nu drie jaar verder, en wat zien wij? Steeds meer mensen vallen terug op de gezondheidszorg door de hoge werkdruk. In die gezondheidszorg bespaart de regering, terwijl er net nood is aan investeringen.

 

Tienduizenden mensen kunnen niet goed zien, maar ze kunnen geen bril kopen. Eén Belg op drie met gehoorproblemen kan geen hoorapparaat betalen. Eén Belg op drie met problemen aan het gebit, kan de tandartsfactuur niet betalen en gaat alleen naar de tandarts wanneer de pijn echt niet meer te harden is.

 

Horen, zien en lachen zouden geen luxe mogen zijn. Voor vele mensen is dat wel zo. Daarom moeten wij niet besparen in de gezondheidszorg, maar investeren. Daarom moeten wij niet besparen in de sociale zekerheid, maar investeren.

 

Want wat is de sociale zekerheid eigenlijk? Wat is het belang daarvan? Het is de zekerheid dat men bij tegenslag niet aan zijn lot wordt overgelaten. Het is de zekerheid dat men zich geen zorgen moet maken om zijn oude dag. Het is de zekerheid dat men zich geen zorgen moet maken voor de dag dat men ziek wordt. Het is de zekerheid dat men opvang heeft als men zijn job verliest.

 

Voor die zekerheid hebben de socialisten jaren gestreden. Voor die zekerheid zullen de socialisten blijven strijden.

 

Wat is het effect van deze regering? Een besparing van 4,5 miljard euro op de sociale zekerheid. Bij elke nieuwe besparing maken de mensen zich extra zorgen. Het gaat hier om jonge en oude mensen, over alleenstaanden en gezinnen, over mensen op kantoor en mensen in de fabriek. De discussie over de pensioenen heeft die ongerustheid echt pijnlijk duidelijk gemaakt.

 

01.48 Minister Maggie De Block: Mevrouw Kitir, ik wil even reageren op wat u zegt. U zegt dat mensen brillen moeten kunnen hebben, hoorapparaten, tandzorg enzovoort. Dat is natuurlijk waar. Dat hebt u geleend van de Socialistische Mutualiteiten, maar dat is familie, zo heb ik begrepen. Niets belet de mutualiteiten, en zeker de Socialistische Mutualiteiten niet, die dingen in hun aanvullende verzekering op te nemen. In het pact met de verzekeringsinstellingen vragen wij dat zij de mensen zouden terugbetalen voor zaken waarvan hun gezondheid beter wordt, in plaats van te investeren in sauna’s, in margarines enzovoort.

 

Daarin kom ik u tegemoet. Dat is ook wat ik vraag van de aanvullende verzekering van de mutualiteiten.

 

01.49  Karin Jiroflée (sp.a): Ik wil toch wel even zeggen, mevrouw Kitir, dat ik u volledig bijtreed.

 

De laatste jaren zijn de noden op het vlak van tandzorg, hoorapparaten en oogzorg erg toegenomen. Dat heeft te maken met de facturen waarover u het in het begin van uw uiteenzetting had. Wij menen dat de besparingen van de laatste jaren te ver gaan. Vorig jaar alleen al waren er besparingen voor 900 miljoen euro en dit jaar voor zo’n 237 miljoen euro, laat ik mij vertellen. Eergisteren heeft de Algemene Raad van het RIZIV dit met frisse tegenzin goedgekeurd.

 

Ik ben het er helemaal mee eens dat er efficiëntiewinsten te boeken zijn. In plaats van de besparingen en de efficiëntiewinsten terug te investeren in de bestaande noden verdwijnt dit gewoon. Dat is wat wij aankaarten.

 

Wij menen dat in de verplichte verzekering de noden van iedereen moeten worden opgenomen en niet alleen de nichenoden.

 

01.50  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de eerste minister, ik kom tot de pensioenen. Dit is een heel belangrijk thema. Heel veel mensen maken er zich zorgen over. Het is dan ook belangrijk dat er voor elke hervorming een breed draagvlak is. Dat is net waarvoor uw regering nooit enige moeite heeft gedaan.

 

Er is geen plan, geen visie en geen duidelijkheid. Al van bij de start was het prijs. Het stond in geen enkel verkiezingsprogramma, maar met één vingerknip hebt u de pensioenleeftijd verhoogd. Nadien is de ene besparing na de andere gevolgd. De gelijkstellingen werden verminderd. De pensioenberekening werd aangepast, waardoor mensen minder pensioen zullen krijgen. Vrouwen met korte loopbanen en deeltijdse jobs zijn vaak het slachtoffer. Ook mensen in het onderwijs slaan een noodkreet. Mensen met zware beroepen zijn misschien de volgende slachtoffers.

 

Het is telkens minder en minder en minder.

 

Onlangs bent u zelfs begonnen met de privatisering van de pensioenen. Daar komt het afkopen van de studiejaren eigenlijk op neer. Wie het zich vandaag kan permitteren om zijn studiejaren af te kopen, krijgt in de toekomst meer pensioen, uiteraard op voorwaarde dat men lang genoeg blijft leven.

 

U kijkt alleen naar de pensioenen als kosten, waarin gesnoeid moet worden, terwijl het pensioen nu al niet genoeg is om een rusthuis te kunnen betalen. U hebt de gepensioneerden alleen de nadelen van de taxshift gegeven en niet de voordelen.

 

Telkens luidt de boodschap: het kan niet anders.

 

01.51  Jan Spooren (N-VA): Mevrouw Kitir, ik heb twee vragen. U zegt dat er alsmaar op de pensioenen wordt bespaard. Wat vindt u van het feit dat elk jaar 1,5 miljard euro meer aan pensioenen wordt uitgegeven?

 

U zegt dat iedereen minder pensioen krijgt? Kunt u mij een voorbeeld geven van iemand die nu met pensioen is en die door de regeringsmaatregelen minder pensioen krijgt dan voorheen?

 

In alle maatregelen die voor de toekomst zijn genomen, kunnen mensen vermijden dat ze minder pensioen krijgen door meer of langer te werken, dat is juist.

 

01.52  Meryame Kitir (sp.a): Als er meer mensen met pensioen gaan, wordt ook meer aan pensioenen uitgegeven. Het is logisch dat het budget stijgt. Dat zijn de vergrijzingskosten, die op ons afkomen. Dat lost men alleen maar op door meer mensen aan het werk te krijgen.

 

U vraagt een voorbeeld. Ik geef u het voorbeeld van veertienduizend mensen. Veertienduizend burgers in ons land zijn voor hun twintigste beginnen te werken en zijn elke dag vroeg opgestaan. Welnu, op het einde van hun loopbaan zal de berekening van hun pensioen niet meer gebeuren op basis van de best verdienende jaren, maar op basis van de slechtste jaren.

 

U kunt het met mij oneens zijn, maar dat is een beslissing van uw regering.

 

Het enige wat ik hoor van de regering is dat het niet anders kan. Dat is telkens de mantra van de regering. Er komt geen plan. Men zegt dat dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn. Er is geen visie, maar een doembeeld van de toekomst. De kosten van de vergrijzing worden telkens als een excuus gebruikt om in de pensioenen te snoeien.

 

Ondertussen haalt u wel de financiering van de sociale zekerheid onderuit.

 

De beste oplossing voor de vergrijzingskosten is, zoals ik al heb opgemerkt, meer mensen aan het werk te krijgen. U laat echter vooral mensen die al werk hebben, bijklussen. Zij zullen niet volwaardig bijdragen. Op die manier zult u de kosten van de vergrijzing niet opvangen.

 

Het resultaat is duidelijk. U biedt geen geruststelling voor de toekomst. In het Zomerakkoord staan opnieuw 273 miljoen euro besparingen op de pensioenen.

 

Weet u nog hoe u dat wou doen? Sommige ministers waren het al na enkele weken plots vergeten. U had echter wel degelijk beslist de pensioenen te verminderen van werknemers die na hun vijftigste hun job zouden verliezen.

 

Stel u voor. Iemand heeft een carrière van veertig jaar, maar wordt werkloos na een faillissement. Tevergeefs zoekt hij naar een job. De huidige regering zal met hem echter geen medelijden hebben. Zij had beslist minder pensioen aan hem te geven.

 

Het was echt ongehoord. Mensen die zo dicht bij hun pensioen stonden, wou de regering alsnog hun pensioen afnemen. Waar was toen het sociale gelaat van de huidige regering?

 

Gelukkig heeft mijn partij de regering betrapt. Gelukkig heeft sp.a gereageerd en is de maatregel ondertussen geschrapt.

 

Kunnen de mensen echter op beide oren slapen? Kunnen zij nu gerust zijn? Kunnen zij nu naar een zorgeloze oude dag uitkijken? Ik vrees van niet. De maatregel werd slechts voorlopig geschrapt. De N-VA en Open Vld hebben al aangekondigd dat zij de maatregel de volgende keer opnieuw op tafel zullen leggen.

 

Ondertussen blijft wel een andere besparingsmaatregel bestaan. Alle werknemers die voor hun twintigste met werken zijn begonnen, zullen, wanneer zij op het einde van hun loopbaan werkloos worden, worden gestraft. Die maatregel zal niet worden geschrapt.

 

01.53  Jan Spooren (N-VA): Mevrouw Kitir, ik heb een korte vraag over de 50-plussers.

 

Acht u het sociaal en rechtvaardig dat een kaderlid die op 54-jarige leeftijd werkloos wordt, in ons land een werkloosheidsvergoeding krijgt, zelfs tot hij met pensioen gaat? Acht u het rechtvaardig dat hij tijdens die periode dubbel zoveel pensioenrechten opbouwt als iemand die in hetzelfde bedrijf aan de lopende band werkt en wel tot zijn 65 jaar blijft werken? Acht u dat sociaal en rechtvaardig?

 

01.54  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer Spooren, u neemt één case en daarom straft u maar alle andere 50-plussers. U haalt nu het voorbeeld van een kaderlid aan. De maatregel gold echter voor iedere 50-plusser.

 

U acht één zaak onrechtvaardig en daarom moet het hele systeem maar overhoop worden gegooid en moet iedereen maar boeten.

 

Dan is er nog de maatregel waarbij werknemers meer pensioen krijgen als ze langer werken dan 45 jaar. Dat klinkt goed, tot we nagaan wie die werknemers zijn. Wie kan het aan om zolang actief te blijven in ons land? Ik denk niet dat het de juffen en de meesters zijn die in de kleuterklas staan. Ik denk niet dat het de verplegers en verpleegsters zijn in onze rusthuizen. Ik denk niet dat het de fabrieksarbeiders zijn. Zij blijven nu allemaal opnieuw achter in onzekerheid. Er is onzekerheid, omdat er nog moet worden gediscussieerd over de definitie van een zwaar beroep. De beslissing ter zake zal een groot effect hebben, ook op de pensioenen van de mensen.

 

Dat werken moet lonen voor het pensioen, daar zijn we het allemaal mee eens. Waarom hebt u dan echter de pensioenbonus afgeschaft? U kunt werkenden belonen; u kiest ervoor om werkzoekenden te straffen. U kunt de pensioenen verhogen; u kiest ervoor om ze te verminderen. U kunt de sociale zekerheid versterken; u kiest ervoor om ze af te bouwen.

 

Collega’s, politiek gaat niet alleen over wat u doet, maar ook over de manier waarop u dat doet. Politiek gaat over de manier waarop we samenleven en over hoe we met elkaar omgaan. Mijnheer de premier, u roept op tot dialoog. U roept op tot fatsoen. Drie jaar lang hebt u echter de ogen en de oren gesloten gehouden. Nu bent u verbaasd wanneer u reactie krijgt. We hebben niet alleen een politiek nodig die mensen verbindt. We hebben een politiek nodig die voor iedereen opkomt en die voor iedereen vecht. Dat is onze opdracht, elke dag opnieuw, in woorden en ook in daden.

 

Mijnheer de premier, de mensen maken zich zorgen. Veel mensen zijn op zoek naar vertrouwen en zekerheid. Dat is niet wat u de mensen geeft. Ze krijgen verbroken beloftes over een begroting in evenwicht, over een pensioen op 65 jaar, over het optrekken van de uitkeringen tot de Europese armoedegrens. Ze krijgen veel ruzie en een show over correcte belastingen, terwijl er eigenlijk niets echt verandert. Ze krijgen jobs, maar het zijn vooral jobs voor wie al een job heeft. Ze krijgen van u besparingen op pensioenen, waardoor ze zich nog meer zorgen maken over hun toekomst.

 

Mijnheer de premier, uw keuzes leiden niet tot zekerheid, maar juist tot minder vertrouwen. U vraagt vandaag om het vertrouwen, maar vertrouwen hebt u van ons nog steeds niet verdiend. De sp.a kan uw regering dus geen vertrouwen geven.

 

01.55  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, vu le temps de parole qui m'est octroyé, je ne vais pas relancer la polémique sur les chiffres qui ont été cités et utilisés par rapport au nombre et à la qualité des emplois créés. Ce débat est extrêmement important et il se développe également à l'extérieur de ce parlement. Je pense que dans les semaines ou les mois à venir, nous serons appelés à en reparler de manière très utile car les enjeux sont très importants. Monsieur le premier ministre, vous ne m'en voudrez pas de ne pas revenir sur ce volet-là à la tribune.

 

Il y a un peu plus de 24 heures, vous étiez ici, à ma place, pour faire un état de l'union. Je ne dirai pas que votre discours était inintéressant et mon collègue, M. Calvo, ne rejettera pas non plus tous les arguments que vous avez avancés ni ne dira que tout est mauvais. Mais je voudrais profiter de ce lieu pour mettre en lumière des éléments que vous n'avez pas chiffrés ou cités.

 

Dans cet état de l'union que nous voudrions, nous, les écologistes, brosser avec vous, il existe des dimensions autres que celles que vous avez évoquées. J'aimerais que, lors de votre réplique, vous puissiez rebondir sur ces éléments que je vais mettre en exergue.

 

Je débuterai par une phrase tirée de votre intervention. Il s'agit d'un aveu, d'une reconnaissance. Vous avez dit: "Le risque de pauvreté reste trop élevé en Belgique." Vous avez raison. Ce n'est pas sans raison que je suis intervenu spécifiquement sur cet objet.

 

Je vais vous citer des chiffres à propos de cette pauvreté. J'ai consulté les statistiques Eurostat et j'espère que vous ne les critiquerez pas. Il y a aujourd'hui en Belgique, 2 235 000 personnes qui vivent sous ou près du seuil de pauvreté. Vous n'avez pas cité ces chiffres mais vous avez cité la phrase dont j'ai parlé plus haut.

 

Je voudrais donc que tout le monde ici, majorité et opposition, puisse se rendre compte du nombre de personnes concernées. Ce ne sont pas que des gens qui ne veulent pas travailler; il y a aussi des pensionnés. Je suppose que la N-VA ne va pas les remettre au travail. Il y a aussi des gens qui se trouvent en incapacité de travail. J'y reviendrai.

 

J'aimerais vous entendre également tout à l'heure sur la réalité de ces gens-là. Quel message leur est-il donné? En 2010, alors que vous n'étiez pas encore premier ministre, la Belgique s'est engagée formellement à atteindre un objectif chiffré de réduction de la pauvreté: moins 380 000 personnes en situation de risque de pauvreté d'ici 2020. Vous me direz qu'il reste trois ans; ce n'est pas faux. Néanmoins, où en sommes-nous par rapport à cet objectif? Aujourd'hui, en 2017, nous en sommes à plus 141 000 personnes par rapport à la date de référence, qui est 2008.

 

C'est un énorme problème, qui est caché dans la plupart des discours politiques. Cette évolution, non seulement ne mènera pas à l'objectif, mais va dans la direction contraire à celui-ci. C'est cette raison qui pousse le groupe Ecolo-Groen à placer cet enjeu à la première place dans son intervention. Il ne s'agit pas de polémiquer inutilement. Nous le faisons pour que tous soient conscients que des Belges souffrent. Il y en a aussi au Nord; cela ne concerne pas que la Wallonie, contrairement à ce que l'on m'a trop facilement répondu.

 

Lorsque vous nous répondrez, j'aimerais que vous fassiez référence à ce sujet. C'est pour cela, madame Demir, que nous avons été choqués par votre propos à la télévision. En effet, j'ai pris avec moi le premier discours du premier ministre, celui de 2014. Il dit ceci, textuellement: "Nous prenons un engagement fort. Les allocations sociales minimums seront portées au niveau du seuil de pauvreté européen." Vos propos n'étaient pas hypothétiques, en fonction des moyens budgétaires, mais affirmatifs.

 

Nous avons vu, petit à petit, de 2015 à 2017, la force, le pouvoir du changement dont certains nous parlaient, et l'engagement pris en 2014, s'affaiblir au fur et à mesure de vos déclarations successives. J'aimerais qu'aujourd'hui, lorsque vous viendrez à la tribune, vous preniez à nouveau le même engagement. Je ne vous demande pas de miracle. Je vous demande de dire ce que Charles Michel a dit ici en 2014, et de concrétiser cet engagement. C'est mon premier point.

 

Deuxièmement, je voudrais cibler, au sein de ces personnes en difficulté, un public bien particulier, celui des Belges qui sont en congé de maladie de longue durée. Sauf erreur de ma part, vous n'avez pas évoqué ce point-là, mais peut-être était-il présent dans votre réflexion. Ce n'est pas une critique.

 

En 2014, quand vous êtes devenu premier ministre, 315 000 Belges étaient en congé de maladie de longue durée. Aujourd'hui, trois ans plus tard, ce sont 365 000 Belges, cinquante mille de plus. J'y vois un mauvais jeu de vases communicants entre cette politique d'exclusion, notamment du côté du chômage, et les politiques qui doivent alors jouer un rôle de filet social et récupèrent ces personnes qui sont exclues par ailleurs. Au final, vous n'y gagnez rien. Regardez les chiffres budgétaires que M. Gilkinet m'a donnés juste avant que je monte à la tribune. C'est notre spécialiste en la matière. En 2014, les maladies de longue durée vous coûtaient 6,3 milliards. En 2017, on est à 7,7 milliards. Cela vous coûte plus cher que si une politique était réellement mise en place pour prendre en considération ces personnes.

 

Les chiffres de Securex qui viennent de sortir concernant le burn out m'ont interpellé. J'ose espérer que vous aussi. Au premier trimestre 2014 - vous êtes arrivé au troisième trimestre, mais j'ai les chiffres du premier trimestre -, 185 530 personnes étaient en burn out. Au premier trimestre 2017, 332 740 l'étaient. Il s'agit presque d'un doublement. Et, ça, c'est un indicateur social! On peut critiquer les chiffres, on peut dire que ce n'est pas tout à fait juste, préciser la définition du burn out, etc. Mais, néanmoins, il y a une tendance lourde qui se dégage de cela. Et j'aurais voulu entendre des mots à ce sujet, et des propositions. À ce stade, je n'en ai pas entendu. Et vous en aurez l'occasion, tout à l'heure ou bien maintenant.

 

01.56  Charles Michel, premier ministre: Monsieur le président, très brièvement, j’apprécie le ton de M. Nollet sur le fond et je vais aussi réagir sur le fond pour tenter d’enrichir les débats que nous avons.

 

Tout d’abord, monsieur Nollet, sur la question de la pauvreté, je partage totalement, avec l’ensemble du gouvernement, le constat que vous dressez. Et nous prenons totalement au sérieux cette situation dramatique qui doit nous mobiliser.

 

Mais je voudrais, peut-être, élargir le débat par rapport à ce que j’ai entendu tout à l’heure. Bien sûr, il y a de la détermination - et c’est un travail qui n’est pas simple, reconnaissons-le - à se rapprocher des seuils européens en matière de lutte contre la pauvreté, voire même à les atteindre. Nous avons fait à cet égard des progrès substantiels, par exemple en augmentant de 9 % le revenu d’intégration sociale, qui a été augmenté à cinq reprises ou en augmentant aussi, par rapport à la législature précédente, les enveloppes bien-être qui ont été dédicacées.

 

Mais de notre point de vue, monsieur Nollet, et là j’espère que nous pourrons nous retrouver également, la lutte contre la pauvreté, ce n’est pas uniquement une question d’allocations, mais aussi une question d’emploi. Lorsque l’on réussit à créer les conditions pour que 130 000 ou même 146 000 emplois – selon le dernier chiffre de la Banque Nationale – soient créés, c’est évidemment une manière d’apporter une réponse pour réduire le danger, le risque, la menace de glisser à un moment donné dans la pauvreté.

 

Autre argument, monsieur Nollet: par exemple, nous sommes très conscients des difficultés majeures pour les familles monoparentales, même lorsque le parent – la maman ou le papa – travaille, de nouer les deux bouts. Nous prenons des décisions pour tenter d’intervenir mieux, pour supporter les frais de garde des enfants. Nous ne disons pas que tout est résolu, nous tentons de mobiliser des moyens.

 

Les acteurs sociaux, les CPAS, ont reçu, sous cette législature, 92 millions d’euros supplémentaires. Si je traduis en termes de personnel, c’est 2 000 équivalents temps plein additionnels qui peuvent être mobilisés par les pouvoirs locaux pour tenter de mieux soutenir une approche de proximité. La lutte contre la pauvreté mobilise pleinement le gouvernement fédéral comme, je le pense, les Régions, les pouvoirs locaux doivent l'être. Et je souhaiterais vraiment vous convaincre que, sur ce thème, nous avons la même totale détermination à tenter de progresser dans le cadre d’un grand angle. La reconnaissance automatique des droits sociaux est un pas en avant très important et je pense à cet égard que nous devons nous réjouir que cette reconnaissance automatique puisse progressivement entrer en vigueur.

 

Je regrette, monsieur Laaouej, que cela n’ait pas été possible avant! Cela fait des années que dans ce pays, on aurait dû faire le pas de la reconnaissance automatique des droits sociaux! Vous ne l’avez pas encore fait, nous allons tenter de le faire en ce qui nous concerne!

 

Enfin, …

 

Le président: Bien! Monsieur le premier ministre, la règle est la même pour tous les intervenants, qu’ils soient ministre ou parlementaire. Il était convenu que les interruptions pouvaient durer 2 minutes, vous en êtes déjà à près de 3 minutes. Je tenais à vous le rappeler, c’est tout! Je vous invite à terminer.

 

01.57  Charles Michel, premier ministre: Monsieur le président, nous sommes sur le fond du débat, et je voudrais permettre…

 

Le président: Tout le monde est sur le fond du débat!

 

01.58  Charles Michel, premier ministre: Monsieur le président, je suis interpellé par M. Nollet, et je voudrais lui permettre d’obtenir une réponse. Je suis interpellé, permettez-moi de répondre!

 

Mon deuxième point concerne l'incapacité de travail. Nous partageons ce constat mais, admettez, si vous regardez les chiffres antérieurs à la mise en place du gouvernement, que ce n'est pas un phénomène neuf. C'est un phénomène qui s'est déjà développé les années précédentes. Avant la mise en place du gouvernement, on a constaté une progression assez spectaculaire à la fois des phénomènes de burn out et d'incapacité de travail.

 

Monsieur Nollet, nous voulons agir sur ce sujet, pas seulement au travers de l'encouragement à responsabiliser l'ensemble des acteurs, les médecins aussi d'ailleurs. Il faut aussi être plus mobilisé sur le terrain préventif par rapport à cela. J'espère que, quand ils seront autour de la table, les partenaires sociaux les encourageront et qu'ils pourront travailler avec le gouvernement pour plus de prévention dans le cadre du burn out. Maggie De Block et Kris Peeters ont misé là-dessus.

 

C'est effectivement un phénomène de pression que j'ai évoqué dans mon discours. J'ai dit que les nouvelles manières de travailler entraînent des opportunités mais également des contraintes, comme la pression au travail, la concurrence, la compétition. Nous devons prendre cette question du burn out à bras-le-corps. Je vous donne donc rendez-vous. Travaillons ensemble, peut-être avec vous, gouvernement et parlement, pour progresser avec les partenaires sociaux, afin d'apporter aussi les réponses justes à ce phénomène auquel notre société est confrontée. Je vous remercie.

 

Le président: Je donne la parole à M. Laaouej pour un fait personnel.

 

01.59  Ahmed Laaouej (PS): N'exagérons pas quand même! M. le premier ministre ne cesse de me haranguer depuis tout à l'heure. Voilà, c'est le débat!

 

01.60  Charles Michel, premier ministre: (…)

 

01.61  Ahmed Laaouej (PS): Non, non. Je constate. Chacun son style! Je comprends à travers vos propos que vous désavouez les interventions intempestives, si je puis dire, de Mme Demir. C'est ce que je retiens de votre intervention. Je crois que c'est clair: vous désavouez Mme Demir, dont acte. Très bien.

 

Le président: Je vous remercie. Monsieur Nollet, vous avez la parole. L'avantage des interruptions, c'est qu'il vous reste tout juste six minutes.

 

01.62  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Monsieur le premier ministre, je suis d'accord avec vous sur deux points. Tout d'abord, il est clair que le travail et l'accroissement des possibilités d'entrée sur le marché du travail sont positifs pour une partie des gens qui sont dans la pauvreté ou qui risquent de l'être. Bien entendu. Personne dans notre groupe, me semble-t-il, ne l'a nié.

 

Mais ce n'est pas tout car je citais, dans ces risques de pauvreté, des personnes qui sont pensionnées. Je sais qu'on peut travailler à 80 ans, en politique en tout cas. Toutefois, tout le monde n'est pas dans cette situation-là. Admettez dès lors que, pour cette situation, une démarche spécifique doit être faite.

 

Le second point sur lequel je suis d'accord avec vous c'est que le burn out n'a pas commencé avec l'arrivée de Charles Michel en tant que premier ministre. Mais l'augmentation du nombre de burn out ces trois dernières années doit vous parler. Par rapport aux dernières années, certes, il y avait une progression. Mais en ce cas, le chiffre a carrément doublé. La situation est identique pour ce qui concerne les personnes en situation de maladie de longue durée. Je souligne que cette situation doit être liée aux politiques structurelles que vous avez menées.

 

Un troisième point noir – et partie cachée de votre discours, quoique! – est relatif aux pollutions. Vous affirmez que les particules fines causent des milliers de décès en Belgique et en Europe. Vous avez raison, une fois de plus. Je cite un chiffre: 10 000 décès prématurés en Belgique. Il m'apparaît que cette situation nécessite de vrais changements politiques, et pas seulement une simple prise en considération orale. Vous l'avez cité sans en donner le chiffre.

 

La Belgique, aujourd'hui, est le pays qui subventionne le plus les bouchons. La Belgique compte actuellement 445 000 voitures de société, dont la plupart sont des voitures "salaire". Cela fait 45 000 de plus depuis que vous êtes premier ministre. À l'inverse, la SNCB connaît une forte contraction des budgets. M. Van Hecke est notre spécialiste et il est présent. Il me rappelle régulièrement que cela n'a pas commencé avec votre gouvernement: 1 milliard d'économies sous le gouvernement Di Rupo avec des impacts sur cette législature, et 2 milliards se rajoutent. Cela fait au total 3 milliards. De telles économies engendrent des problèmes. Les gens sont poussés vers la voiture. Il faut donc faire l'inverse.

 

Vous devez aujourd'hui vous engager dans une rupture par rapport à ce genre de politiques. Mais que constate-t-on? En 2017, 57 jours de bouchon de plus de cent kilomètres en Belgique alors qu'en 2014, lorsque vous êtes arrivé au gouvernement,  nous en étions à 42 jours! La FEB, que vous connaissez bien, a chiffré le coût économique de ces bouchons à 8 milliards d'euros par an.

 

L'idée n'est pas de supprimer toutes les voitures de sociétés car certaines sont nécessaires, bien entendu. Mais n'y a-t-il pas moyen de s'harmoniser sur les chiffres de l'Allemagne et de les réduire de moitié? Ne pouvons-nous pas consacrer cet argent économisé aux transports en commun, au covoiturage et au vélo? Il y a moyen de s'engager sur cette voie en trois ou quatre ans et de se donner des objectifs chiffrés.

 

Monsieur le premier ministre, je pense que si vous voulez réduire le nombre de personnes victimes des particules fines, il faut vous engager dans ce genre de politique. Il faut être cohérent.

 

Regardez les chiffres du CO2, que vous n'avez pas évoqués non plus: 113 millions de tonnes de CO2 quand vous êtes arrivé. Aujourd'hui, 118 millions de tonnes, alors que des diminutions sont nécessaires! L'Accord de Paris est signé. Peut-être irez-vous à Bonn, je ne sais pas. C'est dans quelques jours, au début du mois de novembre. Quels sont les engagements que vous pourrez prendre quand on voit les chiffres qui explosent?

 

La liaison est toute trouvée avec le pacte énergétique. C'était le monstre du Loch Ness de la politique belge. On en parle depuis que vous êtes là, depuis 2014, mais on ne le voit toujours pas. Je sais qu'on vit dans le pays du surréalisme mais, monsieur le premier ministre, ne me dites pas que ceci est le pacte énergétique! Rassurez-nous!

 

Ce document, que j'ai en main, qui circule et que nous avons pu obtenir serait à l'ordre du jour de votre gouvernement du 15 octobre. Vous allez nous dire que c'est juste un état des lieux, que ce n'est pas cela qui va compter, que vous allez pouvoir faire autre chose que simplement une collection…

 

01.63  Charles Michel, premier ministre: Monsieur le président, je vais intervenir pour gagner du temps dans le débat.

 

Monsieur Nollet, vous posez une question dont vous connaissez la réponse!

 

J'ai d'ailleurs très clairement indiqué toute l'ambition décuplée que je souhaitais avoir dans le cadre de ce pacte pour les investissements. Lors des débats parlementaires, il y a quelques semaines, vous avez déjà reçu des listes indicatives de projets publics et privés ou de projets communs public/privé. Ce n'est pas le document que vous utilisez. Il y a un côté stratégique qui se déploie…

 

01.64  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Je parlais du pacte énergétique.

 

01.65  Charles Michel, premier ministre: Veuillez m'excuser, je pensais que vous parliez du pacte pour les investissements.

 

Le président: Poursuivez, monsieur Nollet!

 

01.66  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Monsieur le premier ministre, j'en parle juste après.

 

Je voulais juste être rassuré sur le fait que le document qui circule actuellement sous l'intitulé "Pacte énergétique", qui sera à l'ordre du jour de votre gouvernement et dont la presse a parlé hier, n'est pas votre pacte énergétique. Dans ce document, il n'y a qu'un état des lieux. Il nous faut une vision! Il nous faut des objectifs! Il nous faut un plan pluriannuel. C'est ce qui manque à la Belgique. Je ne peux que vous inviter, quand vous viendrez à la tribune tout à l'heure, à confirmer que ce document n'est pas le pacte énergétique, que vous travaillerez très rapidement – puisque normalement le 15 octobre prochain, le point sera à l'ordre du jour – pour faire tout autre chose que simplement un état des lieux très vague, sans ambition, sans hiérarchie, sans proposition de décision.

 

J'en viens à mon dernier point. On parlait d'un pacte, je vais parler d'un autre pacte, à savoir le pacte d'investissement. Monsieur le premier ministre, vous avez dit: "Le pacte d'investissement, c'est maintenant!" Chiche! Chiche pour un vrai pacte d'investissement, avec une vision, avec des objectifs chiffrés, avec des projets ancrés dans les territoires. Dans nos propositions, que je vais vous remettre, il y a des déclinaisons des objectifs chiffrés en énergies renouvelables, en bâtiments, en capital humain, etc. Il y a aussi des déclinaisons sur les territoires. Vous savez que je viens de Charleroi. Nous avons souffert récemment suite à la fermeture du site de Caterpillar. Des emplois ont été perdus mais il y a aussi une opportunité avec un espace, des locaux et du personnel disponibles. Pourquoi ne pas faire venir à Caterpillar un projet industriel de développement du stockage et des batteries? On sait qu'en complément des énergies renouvelables, c'est absolument nécessaire. Nous formulons ce genre de proposition dans notre pacte.

 

Soyons clairs, ce n'est pas à prendre ou à laisser. Nous suggérons des compléments, des critiques, des remarques. Nous devons pouvoir en discuter réellement. Ici, il y a du concret, ce n'est plus une idée. On vous le propose.

 

Pour nous, cela ne peut pas être un pacte d'investissement "fourre-tout", où on recycle tout ce qu'on ne peut encore budgétiser. Je pense par exemple aux avions ou aux prisons. Non, ici, vous avez quelque chose qui se tourne vers l'avenir. Notre souhait le plus cher aujourd'hui est que, dans un an, quand vous reviendrez ici, nous puissions dire qu'on l'a réalisé ensemble. On n'est pas d'accord sur tout, nous le savons, beaucoup de choses nous divisent. À tout le moins, nous pourrons nous retrouver là-dessus mais, cette fois, plus seulement dans les idées. Mon collègue Calvo va compléter mon intervention.

 

De voorzitter: Mijnheer Calvo, u krijgt het woord gedurende tien minuten

 

01.67  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de eerste minister, ik vertel u geen geheim als ik u zeg dat onze fractie altijd erg uitkijkt naar momenten zoals deze, de bespreking van een regeringsverklaring. Wij kijken daar naar uit als volksvertegenwoordigers en ook als Ecolo-Groenparlementsleden die graag aan politiek doen, maar ook als inwoners van ons land.

 

Ik wil dan ook starten met het expliciet benoemen van enkele positieve punten.

 

Eerst en vooral, u was dit jaar op tijd. Het is een hobbelig parcours geweest naar het Zomerakkoord, maar dit jaar hebt u de deadline wel gehaald. We zullen nog veel debatteren over het Zomerakkoord. De goede punten daaruit, bijvoorbeeld de hervorming van de vennootschapsbelasting, zullen wij steunen. Op andere momenten, bijvoorbeeld als het gaat over besparingen in de sociale zekerheid, zullen wij wellicht uw felste tegenstander zijn. Maar u bent op tijd; dat is een eerste positief punt.

 

Een tweede positief punt is dat u ingaat op de door ons uitgestoken hand omtrent het nationaal investeringsplan. U hebt de kritiek gehoord en besloten dat we een dergelijk plan nodig hebben en u bent bereid om daarover samen te werken. Ik hoop dat die uitgestoken hand oprecht is, want ik ben het eerlijk gezegd een beetje beu dat wij hier vooral moeten praten over scheurtjes in kerncentrales en over Brusselse tunnels die het leven laten. Ons land verdient beter. Ik denk dat wij verder dan zes maanden moeten vooruitkijken in ons land.

 

Een derde positief punt is dat u in uw discours erg pro-Europees klonk. U hebt zelfs de klimaatopwarming ontdekt. Dat was een primeur in uw regeringsverklaring. Ik kom daar straks nog op terug, maar ik sta erop om die vooruitgang expliciet te benoemen.

 

Ik steek niet onder stoelen of banken dat dit voor mij veruit de beste regeringsverklaring was die u al met ons hebt gedeeld, maar ze is nog lang niet goed genoeg en ook nog lang niet groen genoeg.

 

U klonk erg optimistisch en daardoor zelfs een beetje naïef-optimistisch, eigenlijk zelfs een beetje wereldvreemd. U vertelt in uw discours namelijk maar de helft van het verhaal. U hebt het vaak over de indicatoren die op groen staan, maar veel minder over de indicatoren die op oranje of rood staan.

 

U spreekt in termen van gemiddelden en vergeet dat er achter die gemiddelden soms mensen zitten die het nog veel moeilijker hebben, dat er achter die cijfers soms een heel harde realiteit schuilgaat.

 

U spreekt graag en offensief over de winnaars van uw beleid, maar u vergeet de verliezers. Op die manier zegt u niet alles. Op die manier vergeet u volgens mij een premier te zijn voor alle Belgen. U vergeet op die manier een antwoord te formuleren op heel veel terechte bezorgdheden en onzekerheden in onze samenleving.

 

Collega's, er is mij iets opgevallen. Het meest enthousiaste applaus van deze meerderheid kwam er na de aanval op de stakers. Is dat een maatschappelijk project, is dat iets dat mobiliseert, een aanval op stakingen? U valt die stakers wel aan, maar u vergeet zich de vraag te stellen waarom er vandaag in dit land wordt gestaakt.

 

Waarom zijn mensen, ook mensen die niet gestaakt hebben, vandaag boos, bezorgd en teleurgesteld? Dat heeft met uw beleid te maken, maar ook met de staat van het land. We hebben al heel veel cijfers gekregen. Ik ben mee schuldig aan het feit dat er zoveel over cijfers wordt gepraat in dit Parlement, dus ik zal er niet te veel met u delen. Ik denk dat een aantal terechte bekommernissen al door collega Nollet werden gedeeld.

 

Ik wil toch twee zaken zeggen over de staat van het land.

 

Ten eerste, weet u dat uit het sociaal rapport van de Europese Commissie over dit kwartaal blijkt dat ons land een van de weinige landen is waarin het laagste kwart van de inkomens de moeilijkheden ziet toenemen om de facturen te betalen? In de meeste Europese landen dalen die moeilijkheden. Volgens het rapport van de Europese Commissie stijgen die bij ons. Ik wil het u gerust bezorgen. Dat is opnieuw een verhaal dat aantoont dat er ook heel veel verliezers van uw beleid zijn.

 

Ten tweede, het klopt dat onze economische groei weer een beetje aantrekt, maar u weet samen met ons dat die lager ligt dan het gemiddelde in de eurozone en vooral dat die is gebaseerd op heel fragiele conjunctuurelementen. Ik kom bijvoorbeeld bij het rapport van het Strategisch Comité inzake het investeringspact. Daarin staat op pagina 8 letterlijk dat de groei die Michel hier presenteert, die lager ligt dan het gemiddelde van de eurozone, vooral is gebaseerd op de lage intrestvoeten van de Europese Centrale Bank, op de koers van de dollar en op de lage olieprijzen.

 

De plussen die u presenteert…

 

(…): (…)

 

01.68  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): U zegt van niet? Dat staat op pagina 8 van het rapport van het Strategisch Comité: "De waargenomen groei is erg fragiel en steunt op enkele conjunctuurgevoelige factoren."

 

De terechte analyse die u hebt besteld, zegt samen met ons dat dit land niet klaar is voor de toekomst.

 

De plussen zijn vaak minder dan elders en achter die plussen zitten nog heel veel grote uitdagingen. Dat heeft ook voor een deel te maken met uw beleid, een beleid dat ons inziens, als ecologisten, te veel kijkt naar de beurs, dat te veel empathie heeft voor de financiële kant van onze economie en te weinig aandacht heeft voor de reële kant van onze economie. Een meerderheid, met de heer Dewael op kop, heeft heel veel empathie voor zij die geld verdienen met de rijkdom die ze al hebben en veel minder empathie voor mensen die pech hebben in onze samenleving. Dat is het debat dat wij met elkaar voeren, mijnheer Dewael. Dat is het debat over het mensbeeld en de maatschappijkeuzes. U zegt terecht dat dit debat gaat over maatschappijkeuzes. Ik ben het dus helemaal niet eens met u als u protesteert en bijna staakt tegen een effectentaks van 0,15 % en doet alsof mensen die meer dan een half miljoen euro op hun effectenrekening hebben staan een soort middenklasse zijn. Dat is larie en apekool.

 

Ik ben het echter wel met u eens dat het gaat over keuzes. De keuzes die deze regering maakt liggen deels aan de basis van heel veel oranje en rode indicatoren. Dat is het interessante geweest aan de tussenkomst van collega Dewael: hij zegt dat het een kwestie is van keuzes. Ik ben het daarmee eens. Het is heel lang een muziekje geweest om te zeggen: TINA, there is no alternative. Het zou een natuurwet zijn om dit land op deze manier te besturen. Het effect van de voorbije drie jaar is toch al dat u erkent dat er keuzes aan de basis liggen van het regeerakkoord en van de begroting. De heer Van Overtveldt kijkt een beetje op van wat ik zeg. Wij hebben het toch altijd gezegd. Onder andere Bart De Wever heeft bij het begin van deze regering gezegd: TINA, there is no alternative, het kan niet anders, het is een soort van wiskunde of fysica. Die mantra bekampen we ondertussen al drie jaar. Al drie jaar bekampen wij die en wij maken dat ook hard. Ik heb helaas niet de tijd om al onze voorstellen uit de doeken te doen. De verleiding is heel groot om al onze wetsvoorstellen en heel ons programma hier naar voren te brengen, maar ik kan dat niet.

 

Ik zeg u echter, premier, het zou wel anders kunnen, zeker in dit land, waar wij vandaag nog altijd 10 miljard euro mislopen door fiscale fraude.

 

Dan vraag ik mij het volgende af. De Open Vld van Patrick Dewael wil privédetectives achter mensen in moeilijkheden sturen, de strijd tegen de sociale fraude. Wanneer gaan deze regering, deze Open Vld, deze liberalen de fiscale fraude eens ernstig aanpakken? Als u zulke dingen zou doen, zou u veel meer een eerste minister voor alle landgenoten zijn. Dan zou uw draagvlak veel groter zijn, nog veel groter, ook ten zuiden van de taalgrens. Want soms is de problematiek inderdaad verschillend. Het is door in een fractie als de onze samen te werken dat ik dat als Vlaams politicus ook weet. Mevrouw Demir, dat is geen onbescheidenheid. Ik zeg u dat men van samenwerken over de taalgrens heen dingen bijleert. Ik heb daardoor ook reeds dingen geleerd.

 

01.69 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Calvo, u sprak daarnet over de strijd tegen de fiscale fraude. Ik ken dat bedrag van 10 miljard ook, dat is een zeer relatief begrip. Ik wil u een paar cijfers geven voor 2016. Inzake de strijd tegen de fiscale fraude hebben wij 2 500 dossiers behandeld, het hoogste cijfer sinds 2001. Wij hebben voor 1,7 miljard euro sancties opgelegd, het hoogste cijfer sinds 2001. Wij hebben voor 255 miljoen effectief geïnd, en ook dat is een recordbedrag.

 

01.70  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): De eerste minister zei dat daarnet ook reeds. Voor ons ligt de lat echter hoger. I’m very sorry. U zegt dat u beter doet dan de vorige regering en dat u dus goed bezig bent. Ik zeg u dat we nog steeds 10 miljard euro mislopen door de fiscale fraude. Ga daar met een even grote hardnekkigheid achteraan als u soms achter uitkeringsgerechtigde mensen jaagt.

 

Ten tweede, en dat was een van de positieve punten, u hebt eindelijk over het klimaat gesproken zonder het alleen maar over het ondernemersklimaat te hebben. Mijnheer de eerste minister, alleen hebt u vooral de analyse gemaakt, de problemen opgesomd. Dat is uiteraard belangrijk, maar het is zoeken naar echte oplossingen in uw discours. Ik sluit mij aan bij hetgeen de heer Nollet daarnet zei. Geef dat alstublieft straks in uw repliek een centrale plek. Zeg wat u zal doen om de problemen die u aanhaalt, zoals de vroegtijdige sterftes ten gevolge van fijnstof en ons belachelijk laag aandeel hernieuwbare energie, aan te pakken. Mijnheer de eerste minister, ik zou graag van u vernemen wat wij daaraan gaan doen. Collega’s, kom dan alstublieft niet af met hetgeen vandaag in de krant staat. In een Vlaamse kwaliteitskrant ontdekken wij vandaag immers dat deze meerderheid in 2017 een enquête zal houden om te vragen of wij al dan niet uit de kernenergie moeten stappen.

 

Post-Fukushima, terwijl de ramp in Tsjernobyl plaatsvond in 1986 — ik was nog niet geboren — met een doorbraak van hernieuwbare energie overal in de wereld, en met een kernuitstap die beslist werd in 2003 tot gevolg. De heren Van Rompuy en Dewael waren er toen al, maar veel van de leden waren er toen nog niet. Wat zegt de regering over een kernuitstap die werd beslist in 2003? Dat zij daarover in 2017 een enquête wil instellen. Dat is wat collega Nollet daarnet zei: het energiepact dat voorlopig voorligt, is een analyse, maar geen actieplan. U hebt hier vandaag en gisteren de stand van het klimaat opgemaakt, maar u bent nog niet met acties gekomen. Op dat vlak, om in de actualiteit te blijven, doet de regering minder dan de minimale dienstverlening. Op het vlak van het klimaat doet u minder dan de minimale dienstverlening. Het is goed dat u de analyse over het klimaat maakt, maar zonder acties is dat discours eigenlijk meer een testament dan een regeringsverklaring. Het neemt akte van de klimaatproblemen zonder er voldoende aan te doen.

 

Mijnheer de eerste minister, mocht u meer doen, dan zou u veel meer de premier van de toekomst zijn. Ik lees dat u gebiologeerd bent door de vergelijking met Dehaene. Ik begrijp dat ergens wel, maar u bent ondertussen wel eerste minister na de film van Al Gore, na het ontdekken van de klimaatopwarming, en dat mis ik in uw beleid. Heel stellig, wij willen heel vaak een bondgenoot zijn en wij willen heel hardnekkig voorstellen formuleren, maar er zijn heel veel punten waarop het anders kan.

 

Het laatste deel van mijn betoog gaat over de staat van onze maatschappij. Ik heb daar een aantal zaken over gehoord. Ik ben blij dat u daaraan veel aandacht hebt besteed. Ik heb ook een aantal dingen gehoord in het betoog van collega Dewael die ik heel erg heb geapprecieerd. Ik heb collega De Roover zelfs horen pleiten voor openheid, om niet terug te plooien op onszelf. Dat is verrassend uit een nationalistische mond.

 

U hebt, mijnheer de eerste minister, de stichters van Europa geciteerd.

 

U hebt Helmut Kohl en François Mitterrand geciteerd. U hebt in uw uiteenzetting gepleit voor openheid en samenwerking. U hebt onze rechten en vrijheden omarmd. U hebt zelfs onze sociale zekerheid geprezen, inclusief de index. En u eist daarbij een plek op in de cockpit van Europa. Het probleem, beste collega’s, is dat onze eerste minister vandaag niet in de cockpit van Europa zit en al te vaak op de bagagedrager van de N-VA. Niet in de cockpit van Europa, niet op de foto met Macron en Merkel. En de N-VA, die flirt met May, Johnson en de Britse conservatieven, lijkt af en toe zelfs op Viktor Orbán.

 

Mijnheer de eerste minister, het is mijn overtuiging dat nationalisten de voorbije drie jaar te veel de sfeer in dit land hebben mogen bepalen. Zij hebben ook te veel onze positie in Europa mogen bepalen. Nationalisten die net minder willen samenwerken en meer willen splitsen. De N-VA die de rechten en vrijheden, waarover u zo offensief en positief sprak, in dit land op de helling plaatst. Dat is het probleem van ons land, maar het is ook uw probleem.

 

Wij zullen daarover bangelijk duidelijk blijven. Ik weet dat de N-VA daarvan zenuwachtig wordt en ik weet ook dat u die analyse niet graag hoort, maar, geloof mij, ik zou veel liever hebben dat u hetgeen u over Europa en onze rechten en vrijheden hebt gezegd, dagelijks hardmaakt. Dat gaat echter niet met de N-VA in de regering. Dat is het probleem, van u, van ons land en van deze regering.

 

01.71  Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer Calvo, het is niet aan mij om coalitiepartners expliciet te verdedigen, maar ik ben natuurlijk lid van deze meerderheid. U zegt eigenlijk dat nationalisten, en dus deze regering, aan de rechten en de vrijheden raakt. Dat is voor mij nogal een belangrijk punt. Kunt u dat specificeren? Bedoelt u dan dat wij te veel het Spaanse nationalisme hebben gesteund? Dat wij te veel begrip hebben getoond voor het uiteenkloppen van mensen die naar een stembureau wilden gaan? Wat bedoelde u precies als u zegt dat deze regering de rechten en de vrijheden aanvalt?

 

01.72 Staatssecretaris Zuhal Demir: Ik voel mij natuurlijk aangesproken, mijnheer Calvo. Wil u alstublieft consequent zijn? In Mechelen bestuurt u met de N-VA. Schaamt u zich niet om nu op zo’n manier uit te halen naar die partij? Schaam u!

 

01.73  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik heb gelukkig een burgemeester die zich minder laat doen door de N-VA dan Charles Michel. Dat is het verschil tussen het federale niveau en Mechelen.

 

Waar gaat het voor mij over? Prominente christendemocraten zeggen het trouwens samen met ons, met name dat de N-VA de sfeer in dit land de afgelopen drie jaar heeft verziekt. Die partij begon over een boerkiniverbod op het moment dat de begroting in een puinhoop viel. Zij viel de vrijheid van meningsuiting aan. Zij zette mensen tegen elkaar op. Haar staatssecretaris veroordeelde jonge mensen, louter op basis van hun voornaam. Dat zijn de punten die ik aanhaal.

 

U citeert voormalig president Mitterrand, die gezegd heeft dat nationalisme oorlog is. Mitterrand was ook de man die gezegd heeft dat de Europese identiteit, de mensenrechten zijn. Nu vraag ik mij af, mijnheer de eerste minister, zouden Kohl en Mitterrand Saoedi-Arabië in de Vrouwenraad van de Verenigde Naties gestemd hebben? Zouden Kohl en Mitterrand Soedanese geheim agenten naar Brussel hebben gehaald? Ik meen van niet.

 

Ik zou echt graag hebben dat u, zoals bij paars-groen onder impuls van een naamgenoot van u, de mensenrechten centraal plaatste in het buitenlands beleid en dat u ter zake voortrekker was in Europa. U kent de personen die daaraan getrokken hebben. Mensen uit uw politieke familie. Echte liberalen, zoals Karel De Gucht, die zich over Soedan heeft laten horen. Ik zou graag hebben dat die wind dit land regeert. Ik zou graag hebben dat er geen handrem was op onze houding in Europa, op onze houding ten opzichte van de mensenrechten. Vandaag is dat wel het geval. Vandaag zitten er mensen aan de knoppen die vinden dat wij eigenlijk jaloers moeten zijn op de Catalanen. Geert Bourgeois zei dat, dat wij jaloers moeten zijn op de Catalanen.

 

Mijnheer de eerste minister, mijn grootouders zijn in 1960 vertrokken uit Catalonië. Ik kan u vertellen dat zij daarvan nog geen seconde spijt hebben gehad, omdat zij gemerkt hebben dat men in dit land wel een toekomst kan opbouwen. Dit is een land, met al zijn imperfecties, om wel trots op te zijn.

 

Het is een land dat aan ons, politici, vraagt om heel veel samen te werken. Een model dat ons daartoe dwingt, is voor ons, in tegenstelling tot de N-VA, een model om te koesteren. Een land — en de nationalisten worden daar gek van — waarin verschillende talen en culturen vreedzaam kunnen samenleven.

 

Als ik kijk naar de voorbije dagen, dan ben ik trots en ik pik het niet dat mensen die dit land eigenlijk niet graag zien, een plekje in de cockpit opeisen. Collega’s van de N-VA, wij zullen dat blijven benadrukken. Ook al irriteren de peilingen u en maken ze u zenuwachtig, wij zullen dat blijven zeggen.

 

Mijnheer de eerste minister, ik rond af. Dit land is ook een land waarin de mensen — u hebt er zelf naar verwezen — zich na de vreselijke aanslagen zeer veerkrachtig en verenigd hebben getoond.

 

Mijnheer de eerste minister, de basis van onze kritiek ligt daarin. Wij, ecologisten, geloven wel in dit land. Wij geloven dat in dit land veel meer mogelijk is. Wij, ecologisten, tonen elke dag dat samenwerken werkt. Ik leer daardoor nog elke dag bij. Wij willen ons niet op onszelf terugplooien. Wij willen geen nationalisten aan het roer. Wij doen wel aan politiek voor iedereen.

 

Mijnheer Dewael, I’m very sorry, maar wij hebben wel empathie voor de alleenstaande moeder, die het moeilijk heeft op de arbeidsmarkt. Wij, ecologisten, geven wel om het klimaat.

 

Mijnheer de eerste minister, dat alles is de reden waarom wij wel vertrouwen hebben in dit land, maar geen vertrouwen geven aan de regering van dit land.

 

01.74  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le premier ministre, vous nous avez dit hier: "Des résultats; pas de slogans!" Ce qui en soi était déjà un slogan. Vous avez tenté de nous faire croire que votre gouvernement faisait plus et mieux que tout le monde. L'écart est important entre vos propos et la réalité. Ce n'est pas la première fois et je vais l'illustrer dans différents volets.

 

D'abord, sur le plan économique et sur celui de l'emploi, des emplois sont-ils créés? Évidemment! Il ne manquerait plus que cela compte tenu de la conjoncture positive que nous connaissons. Mais, vous faites moins bien que les pays voisins de la zone euro. On ne peut pas nier que le gouffre soit immense si l'on considère la situation de ceux qui cherchent un emploi. En dépit de bonnes formations et d'importantes qualifications, les jeunes rament à la sortie de leurs études supérieures pour trouver un job, les délocalisations subites se multiplient - on a connu l'affaire Caterpillar dont on a largement reconnu que les travailleurs étaient productifs et qualifiés. Je voudrais rappeler les propos brutaux de ce ministre libéral qui qualifiait les chômeurs de rentiers. C'est terriblement dénigrant.

 

Vous dites que, pour la première fois, le taux d'emploi présente une légère inflexion à la hausse. C'est juste, mais je voudrais rappeler votre engagement dans l'accord de gouvernement, par lequel vous prétendiez viser un taux d'emploi de 73,2 % en 2020. Cela s'inscrit évidemment dans la stratégie européenne 2020. On en est très loin, alors que le contexte économique est plutôt favorable.

 

Vous nous avez aussi déclaré hier, monsieur le premier ministre, que le coût du chômage avait baissé de 1,5 milliard d'euros. Est-ce grâce à la création d'emplois? Oui, mais lorsqu'on dit cela, on ne dit pas tout. En effet, il convient de prêter attention à deux autres volets. Premièrement, le budget du CPAS a été augmenté, comme vous l'avez rappelé tout à l'heure – mais cela ne se traduit pas seulement par l'engagement de membres du personnel -, pour relever le revenu d'intégration sociale et répondre aux exclusions du chômage. Cela contrebalance en partie la baisse de 1,5 milliard d'euros. Toutefois, il en existe un autre, encore plus interpellant: c'est évidemment la hausse du budget de l'assurance maladie-invalidité, parce que davantage de personnes y ont basculé. En gros, cela représente une hausse d'un milliard d'euros.

 

Autrement dit, votre diminution du coût du chômage de l'ordre de 1,5 milliard d'euros résulte des exclusions du chômage et du basculement vers l'assurance maladie-invalidité. À ces raisons, il faut, certes, ajouter la création d'emplois – mais elle intervient pour une portion congrue. En tout cas, il me semblait utile d'expliciter ce montant sur lequel vous avez insisté, parce qu'il convient de pouvoir tout dire.

 

Notre pays continue de détenir le triste record de la taxation sur le travail. Une des mesures-phares du fameux "Tomorrowland Akkoord" de cet été consistait en une réforme de l'ISOC. Nous verrons évidemment ce qu'il en sera à travers les mesures que vous prendrez à cet effet. Vous avez affirmé vouloir privilégier les PME. Nous avons toujours plaidé – et j'ai déposé un texte en ce sens avec mon collègue Benoît Dispa – en faveur d'une modification du taux de l'ISOC, afin de le rapporter à la moyenne européenne, ainsi que d'une suppression des niches fiscales qui privilégient aujourd'hui fortement les multinationales au détriment des PME.

 

Hier, nous n'avons malheureusement pas obtenu de chiffres relatifs aux grandes masses budgétaires. Vous allez me rétorquer que cela viendra plus tard, au moment du débat budgétaire. Oui et non! Je ne peux pas imaginer que, même si vous comptiez vous rendre en vitesse au festival Tomorrowland pour aller y faire quelques selfies, vous ayez bâclé votre travail. Quand on annonce une réforme de l'ISOC, on présente les grandes masses budgétaires qui seront mobilisées à cette fin.

 

Vous avez annoncé une neutralité budgétaire. Très bien! Cela étant, je ne puis que vous suggérer de ne pas reproduire le jeu budgétaire auquel nous avions assisté pour le tax shift, dont vous aviez affirmé qu'il était financé. Or, il coûtera manifestement plusieurs milliards annuels en régime de croisière.

 

Monsieur le premier ministre, on ne peut pas ne pas faire un devoir de lucidité si on compare les chiffres de l'évolution de l'emploi en Belgique et ceux des autres pays de la zone euro et de l'Union européenne. Nous nous trouvons dans la même catégorie que la Grèce, l'Italie et, grosso modo, la France. Ce sont les chiffres d'Eurostat, j'ai exactement repris les courbes d'Eurostat et ai tous leurs graphiques avec moi. Il s'agit de chiffres neutres, indépendants et non de courbes et de chiffres que j'aurais calculés.

 

Le devoir de lucidité me semble indispensable en politique. Aussi me semble-t-il logique que, du côté du gouvernement ou du parlement – puisque nous pouvons le demander - nous puissions disposer d'une analyse sérieuse portant sur les raisons pour lesquelles, malgré la conjoncture positive, nous ne faisons pas plus et mieux, comme la majorité des autres pays européens.

 

01.75  Charles Michel, premier ministre: Je ne vais pas commenter les taux d'Eurostat. Cela étant dit, je voudrais prendre quelques secondes pour aborder ce point important. Vous semblez dire, si je comprends bien votre raisonnement, que le taux de croissance repart à la hausse chez nous, ce qui est une bonne chose, mais reste inférieur à celui des autres pays de l'Union européenne.

 

Mais il faut examiner deux choses, si on veut être honnête intellectuellement. Le point de départ: quel est notre niveau de production de PIB par rapport aux autres pays? Là, nous sommes fort bien classés. Et, par ailleurs, le taux de croissance. Si je suivais votre raisonnement jusqu'à l'absurde, ce que je ne ferai pas, en comparant notre situation avec celle de pays sous-développés en Afrique par exemple, malheureusement, on verrait un taux de croissance très élevé, bien plus que dans notre pays. Cela ne veut pas dire pour autant que la production de richesses permet la redistribution et donne une dynamique positive à l'ensemble du pays.

 

Je vous demande, quand vous citez les chiffres d'Eurostat, de prendre en considération les deux dimensions: le taux de croissance, mais également le niveau de PIB qui reste très élevé. Pourquoi? Parce que nous avons bien résisté, mieux que d'autres, à la crise, grâce à nos stabilisateurs sociaux, grâce à une sécurité sociale solide. Et c'est pour cela que nous sommes mobilisés, pour créer davantage d'emplois, ce qui est la meilleure garantie de rendre solide à l'avenir, demain et après-demain, notre sécurité sociale.

 

01.76  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le premier ministre, je parlais de la création d'emplois. Je suis un peu loin, je vous le concède, mais j'ai ici tous les graphes d'Eurostat, sur la tranche d'âge des 20-64 ans, des 55-65 ans et, plus intéressant encore, par genre. En la matière, et on n'en a pas encore parlé depuis hier, on voit que chez les femmes, nous sommes nettement moins bons au niveau de l'évolution de l'emploi.

 

Ces éléments sont d'ailleurs mis en avant par des économistes. Ne pas accepter de voir que, dans une conjoncture positive, on peut faire plus que d'autres pays européens, je ne peux vous suivre là-dessus. On a créé des emplois et chaque emploi créé est positif mais, dans le même temps, nous devons identifier nos forces et nos faiblesses. Nous avons manifestement des faiblesses. Pourquoi le Bureau fédéral du Plan ne pourrait-il pas réaliser cette étude? Il faudra ensuite transposer cette étude sur une série de mesures et le Conseil Central de l'Économie pourra sûrement s'en charger. Le parlement pourrait lui-même solliciter le Bureau fédéral du Plan en la matière. Je le proposerai mais j'aurais trouvé intéressant que cela puisse aussi être mis en avant du côté du gouvernement. Cela permettrait, de manière positive et volontariste, d'essayer d'aller au-delà des positions négociées dans l'accord de cet été. 

 

Reconnaissons que nous avons certainement des points faibles, notamment en matière de compétitivité de notre économie, en matière de coût de l'énergie. Nous pourrions aussi travailler sur les cotisations sociales sur les bas salaires de manière extrêmement privilégiée. Sur ces points, nous devons oser une lucidité et un diagnostic.

 

Monsieur le premier ministre, sur le plan budgétaire, il y a aussi un décalage qui n'est pas négligeable. Vous dites que la dette diminue. Quelques faibles éclaircies peuvent certes être observées sur le plan des finances publiques mais, en réalité, si on dépouille le budget du bonus d'intérêts lié à la politique monétaire menée par la BCE, l'assainissement n'y est pas! L'amélioration du solde peut être intégralement imputée au bonus d'intérêts, l'aubaine budgétaire par excellence! Pire, cette aubaine est transposée en mesure structurelle. On verra l'impact et les conséquences en cas de remontée des taux d'intérêts: il faudra payer les mesures structurelles et les charges d'intérêts plus élevées. Le boomerang risque de revenir très rapidement!

 

Un décalage existe encore sur le plan de la sécurité. Vous avez produit de nombreux textes de loi, mais il faut rappeler, ne fût-ce que par respect pour les équipes sur le terrain, que vous avez réalisé des économies importantes lors des premières années de votre législature, et que les services de police, de renseignement et de justice sont sur les genoux. Vous me direz avec raison que de nouvelles enveloppes ont été créées depuis lors. Certes, mais celles-ci ne servent qu'à rattraper vos économies.

 

Au sujet de la fameuse enveloppe annuelle de 400 millions d'euros que vous invoquez régulièrement, j'aime rappeler ce que la Cour des comptes a calculé. Celle-ci, monsieur le premier ministre, a calculé que pour 2016, des fameux 400 millions inscrits à titre de provision dans le cadre de la lutte contre le terrorisme et le radicalisme, une enveloppe de 52 % a été utilisée en engagement et 43 % en liquidation. On constate donc le décalage avec les équipes sur le terrain. Pourtant, ce ne seront pas des lois qui lutteront de la manière la plus efficace contre le terrorisme. Elles ne suffiront pas. Nous avons d'abord et avant tout besoin de gens sur le terrain, qui s'investissent au quotidien.

 

Tous les exemples que je viens de citer montrent un décalage important.

 

01.77  Sophie Wilmès, ministre: Madame Fonck, nous n'allons pas rentrer dans le détail des chiffres, et ce d'autant moins que je ne les ai pas devant moi. Cependant, nous avons déjà eu cette discussion. Vous avez envie de faire passer le message que nous ne respectons pas les déclarations que nous avons faites. Nous aurions annoncé une provision de 400 millions d'euros alors que nous dépenserions beaucoup moins que cela. Savez-vous qu'il s'agit de 400 millions d'euros récurrents?

 

01.78  Catherine Fonck (cdH): Pour du personnel, c'est heureux!

 

01.79  Sophie Wilmès, ministre: Ces 400 millions sont inscrits tous les ans. À l'intérieur de cette enveloppe, une partie est récurrente et l'autre est un investissement. Au total, nous sommes bien au-delà des 400 millions et vous le savez. Je voulais juste partager cette information avec les autres, puisque je l'ai déjà partagée avec vous.

 

01.80  Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, merci pour ces éclaircissements. À propos des 400 millions, lorsqu'on retarde les engagements au cours de l'année, on ne dépense forcément pas tout. En outre, si vous regardez l'évolution des budgets en matière de justice ou de sécurité au cours de ces dernières années, ce que nous ferons lors du travail budgétaire, vous verrez qu'il n'y a pas photo.

 

01.81  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, je voudrais intervenir brièvement. Nous avons déjà eu cette discussion et je voudrais que ces chiffres soient clarifiés. Je ne parle pas uniquement des montants car, comme vous le savez, certains d'entre eux n'ont pas été alloués à la lutte contre le terrorisme mais ils ont permis d'apurer certaines factures, notamment en matière de justice. Ce fut le cas la première année.

 

C'était très clair et évident et je désirerais la clarté sur l'ensemble des chiffres pour savoir ce qui a été attribué à la lutte contre le terrorisme et ce qui a permis éventuellement de payer certaines factures et certains arriérés pour la justice ou pour un autre département.

 

Le président: Monsieur Dallemagne, puis-je vous rappeler la règle: on interpelle l'intervenant. Si vous entamez un débat dans un même groupe, cela devient compliqué. Si en plus, chaque fois que vous êtes d'accord, vous le confirmez, cela va prendre du temps. Je rends la parole à Mme la ministre.

 

01.82  Sophie Wilmès, ministre: Monsieur Dallemagne, effectivement, nous avons déjà eu cette discussion et je vous ai répondu que la provision Terro est alimentée, chaque année, de 400 millions d'euros.

 

Je ferai une incise en répondant à Mme Fonck. Il y a eu effectivement un décalage la première année car, s'agissant d'argent public, nous avons dû procéder à des appels d'offres pour les investissements. De plus, l'engagement de policiers ne se fait pas sans délais, il y a eu un décalage qui correspond à un glissement. Il ne s'agissait pas de refuser de payer les montants dus.

 

Lorsque nous procéderons à l'addition des chiffres consacrés à l'investissement et aux montants récurrents, nous atteindrons pratiquement le double de ces 400 millions.

 

La provision Terro et son utilisation font l'objet d'un contrôle très minutieux. C'est ainsi que certains membres du gouvernement me reprochent d'être trop minutieuse, ce qui explique que cela prend un peu plus de temps que prévu. On ne peut pas tout avoir dans la vie. Je vous confirme que l'utilisation de la provision Terro fait l'objet d'un contrôle préalable par l'Inspection des Finances sur la justesse budgétaire et sur la relation entre le point de vue Terro de la lutte contre le terrorisme et le radicalisme et la provision. Ce point a d'ailleurs été relevé de manière positive par la Cour des comptes lors de ses évaluations.

 

01.83  Catherine Fonck (cdH): La Cour des comptes a effectivement validé les 50 %, comme je viens de l'expliquer.

 

Par ailleurs, madame la ministre, on peut examiner dans tous les sens ce problème de l'enveloppe des 400 millions, la réalité sur le terrain et sur les chiffres depuis trois ans démontre que ces services sont sur les genoux et qu'ils ont souffert d'un retard pour les engagements. Qu'on ne vienne pas me dire que tout va bien au niveau de la justice, de la police et des services de renseignement et qu'en termes de moyens humains, ils se trouvent dans une situation confortable.

 

Voorzitter: Siegfried Bracke, voorzitter.

Président: Siegfried Bracke, président.

 

Cette réalité-là, il faut que vous acceptiez de l'entendre. Je ne peux imaginer que vous n'avez pas de contacts sur le terrain. Cette réalité est cruciale dans la lutte contre le terrorisme et pour la sécurité de manière plus globale. Ces exemples, monsieur le premier ministre, montraient un décalage entre vos paroles, votre discours d'hier et la réalité sur le terrain.

 

J'en viens au volet de la sécurité sociale. Vous savez qu'en raison de notre ADN, nous sommes, au cdH, profondément attachés à ce grand projet collectif qu'est la sécurité sociale. Nous sommes prêts à demander des efforts pour en assurer la pérennité. Par contre, ce que semble ignorer votre gouvernement, c'est que ces efforts ne pourront être acceptés que s'ils sont répartis de manière juste.

 

Les dossiers des pensions et de la santé en sont la meilleure illustration parce que toute une série de mesures ont été prises, dont des mesures dures. Mais les mesures qui véritablement peuvent porter une réforme positive du dossier des pensions sont toujours manquantes, à ce point même que votre réforme est déséquilibrée et, en sus, inefficace.

 

Je vous parlais, voici un instant, de l'explosion du nombre de personnes en maladie-invalidité. Par ailleurs, les personnes qui sont en fin de carrière se retrouvent de plus en plus en maladie-invalidité. Pour nous, la première priorité en matière de pension est évidemment d'augmenter le taux d'emploi mais surtout d'investir pour rapprocher l'âge moyen de départ à la pension de l'âge légal. Le dire n'est pas suffisant. Il faut agir. Qui peut croire ici qu'une carrière professionnelle peut se faire au même rythme jusque 65 ans? Personne! Je crois qu'une majorité de personnes peuvent être d'accord de partir à la pension à un âge proche de l'âge légal, à condition que des aménagements qualitatifs et quantitatifs de fin de carrière soient mis en place. Ce chantier, je le porte depuis longtemps. C'est un grand absent de votre gouvernement. Nous continuerons à le plaider haut et fort.

 

Sans cela et sans une approche équitable de la prise en compte des métiers pénibles, cette réforme des pensions ne sera en rien efficace. La réforme des pensions doit pouvoir être portée de manière positive, en misant sur la capacité des travailleurs à rester actifs plus longtemps, tout en adoptant un rythme soutenable.

 

Pour ce qui concerne la santé, là aussi, les efforts imposés pèsent fortement sur les patients, sur tous les professionnels de la santé. Je reprends, monsieur le premier ministre, ce que vous nous avez dit hier.

 

Vous nous avez dit qu'en 2014, les dépenses en santé se chiffraient à 22 milliards. En 2018, les dépenses autorisées seront de 25 milliards, soit une augmentation de 3 milliards. C'est sûrement vrai, je vous crois.

 

Dans le même temps, votre engagement dans ce gouvernement était d'assurer un investissement structurel défini de 1,5 % d'augmentation de la norme de croissance depuis le début de cette législature, ce que vous n'avez clairement pas fait. Lorsque vous dites que cela augmentera entre 2014 et 2018, vous oubliez de dire que si vous aviez respecté cet engagement très clair - une évidence face au vieillissement de la population, face aux défis technologiques en matière de santé et face à toute une série de dépenses inéluctables -, au terme de cette législature, la perte se chiffrerait à 5 milliards par rapport à l'accord de gouvernement. Je compte sur du structurel et non pas sur un budget perdu par année.

 

Dans ce secteur, il y a eu des effets non négligeables pour les patients et le personnel des soins. Nous avons eu cette discussion par rapport aux psychologues. Mme la ministre disait qu'il n'y avait aucun problème pour ce qui concerne les enfants. Je vous relate ici la réalité de tous les hôpitaux concernés et particulièrement des services de soins psychiatriques aux enfants. Vous avez pris, madame la ministre de la Santé, un arrêté royal en juin dernier. Il réduit de moitié, en l'espace de deux ans le financement du personnel délicat (soins pédopsychiatriques) de jour en hôpital général et même chose au niveau des normes d'encadrement.

 

Autrement dit, madame la ministre, puisque je suis obligée de mettre les point sur les i par rapport à votre intervention tout à l'heure, lorsqu'on a un financement pour l'encadrement de vingt enfants hospitalisés en psychiatrie, l'encadrement qui était de seize ETP passe à huit ETP sur deux ans. Ne me dites pas que cela n'aura pas d'impact sur les soins multidisciplinaires et la prise en charge des enfants et des adolescents! Et c'est cela que le Conseil fédéral des établissements hospitaliers vient de reconnaître. Son rapport, qu'il vient de vous adresser, exprime que la situation ne peut pas rester en l'état et que cet arrêté royal, que vous avez pris fin juin, doit être modifié.

 

J'ai d'ailleurs vu des collègues des partis de la majorité réagir dans le même sens, hier, via Belga. Je l'ai répété à plusieurs reprises depuis juin, mais force est de constater qu'il y a enfin un sursaut au sein de la majorité. Ainsi, en ce qui concerne ces soins psychiatriques pour les enfants et les adolescents, ce dispositif intenable va être corrigé.

 

01.84 Minister Maggie De Block: Mevrouw Fonck, als u citeert uit een koninklijk besluit moet u ook alles citeren. Als u citeert uit een verslag, vraag ik u ook om het te lezen en niet om het te interpreteren.

 

Wij hebben in het eerste KB de normering voor alle psychiatrische diensten in algemene ziekenhuizen – ik heb het niet over de andere psychiatrische ziekenhuizen, want daar staat de norm al op 13 – ook op 13 gezet. In een tweede en derde fase kan de norm die er is, die bezetting, zakken tot 8.

 

Daarover vroegen we het advies aan de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen. Dat advies is er en daarin staat: u hebt gelijk dat u een uniforme norm van 13 oplegt, maar lager kunt u niet zakken.

 

Het is echter absoluut niet waar dat het KB moet worden herroepen. Dan hebt u het echt niet goed gelezen. U zegt iets wat niet klopt.

 

Bovendien blijft de enveloppe waarin in deze begroting was voorzien dezelfde. Alleen hebben wij het moratorium opgeheven – daarover hoor ik u niets zeggen – zodat er plaatsen voor kinderen kunnen worden bijgemaakt in Vlaanderen en Wallonië, maar niet in Brussel, want daar zitten ze al boven het aantal.

 

Wij hebben dit gedaan om plaatsen bij te maken voor kinderen die nood hebben aan psychiatrische verzorging. Daarover hoor ik u niets zeggen en dat is wel belangrijk.

 

Zij die nu 21 personeelsleden per 20 kinderen hebben, zullen zakken, maar zij die er nu maar 10 of 12 hebben, zullen er meer kunnen inzetten.

 

Voor mij is het belangrijk dat de de zorg voor kinderen in dagziekenhuizen van dezelfde kwaliteit is van noord tot zuid, van west tot oost.

 

Dat is het punt. Wij hebben een uniforme financiering willen maken. Een kat kon haar jongen niet meer terugvinden in het kluwen van de financiering. Dat was ook niet serieus. Sommige ziekenhuizen werden historisch benadeeld en andere ziekenhuizen zaten dan weer ver boven de norm.

 

Wij hebben een uniforme financiering. In het rapport staat dat dit een goede zaak is. Die zal er dus blijven.

 

01.85  Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, vous essayez de nous faire croire que vous avez pris un arrêté royal en juin, et que vous saviez que tout cela allait arriver.

 

Vous avez pris un arrêté royal en juin, et vous n'avez pas pris la peine d'examiner quel serait l'impact sur le terrain. Vous avez décidé de cet arrêté royal uniquement à travers la lorgnette budgétaire. Si vous aviez travaillé avec sérieux, vous auriez effectivement anticipé la problématique des hôpitaux concernés par les lits K. Tous ne le sont pas mais devant la montée de boucliers, y compris de la part de partis de la majorité, vous avez finalement demandé un avis au Conseil fédéral des établissements hospitaliers, qui vous a très clairement conseillé non pas de changer la mesure pour ceux qui ne sont pas concernés mais de revoir votre copie pour les hôpitaux mis à mal par cette mesure. J'ose espérer qu'en matière de santé mentale, le gouvernement ne suivra pas votre voie uniquement motivée par des choix budgétaires.

 

Monsieur le premier ministre, en parlant hier de solutions durables pour les numéros INAMI, vous avez flanqué une véritable gifle à nos jeunes Belges qui sont bloqués alors même que les numéros INAMI sont octroyés à tous les médecins et dentistes européens, quelle que soit la qualité de leur formation et les stages réalisés!

 

Quarante pour cent des numéros INAMI francophones sont accordés à des Européens. La pénurie dans certaines spécialisations et dans certaines régions entraîne un appel d'air vers l'Europe. Des filières de recrutement sont même organisées par des boîtes pour attirer des médecins et des dentistes européens et les voir s'installer en Belgique. Nos jeunes Belges sont victimes d'une véritable discrimination à rebours!

 

C'est peu dire qu'ils le vivent mal, très mal. Le Conseil d'État lui-même critique la non-prise en compte des besoins dans les différentes régions, alors qu'ils avaient été évalués objectivement par la Commission de planification et que la ministre souhaitait s'y conformer. Parler d'evidence-based, puis refuser de suivre la Commission de planification et, pire, décider de la contourner à l'avenir – c'est ce que vous avez décidé, il y a quelques mois –, c'est choisir l'evidence-based uniquement quand cela vous arrange. C'est un enjeu majeur de santé publique pour assurer non seulement les besoins mais aussi la qualité de nos soins de demain.

 

Monsieur le premier ministre, je ne peux que vous encourager à vous pencher sur ce dossier de manière rationnelle et objective. On doit absolument sortir des positions dogmatiques et oser une approche de vérité sur ce dossier.

 

On ne peut plus accepter que ces médecins et dentistes européens puissent tous venir s'installer et obtenir un numéro INAMI quand nos jeunes Belges sont bloqués et que la pénurie sévit dans certaines régions et dans certaines spécialisations. Ce n'est plus acceptable!

 

Quant à l'accès à la justice, il est également de plus en plus restreint: TVA, droits de greffe, contributions à l'État, à l'aide juridique. Lorsque le gouvernement prétend que l'arriéré judiciaire se réduit, c'est parce que les nouveaux dossiers ne peuvent plus entrer. Il est indécent de se prévaloir de cette baisse de l'arriéré dans ces circonstances. Il est vrai que vous avez annoncé que l'assurance protection juridique corrigera ces mesures. C'est mettre la charrue avant les bœufs. Je suis curieuse de voir ce qu'en dira Assuralia.

 

En matière de justice, je voudrais aussi aborder le projet de loi pour les victimes des attentats. Des débats difficiles se sont déjà tenus au parlement. Mon collègue Georges Dallemagne et moi avions déposé des propositions. Nous n'avons pas été entendus à ce moment-là par le gouvernement. Je salue le fait que vous ayez reconnu hier avoir échoué sur ce point.

 

Dans la fameuse loi relative au statut de victime, des éléments majeurs manquent: celui sur la voie unique d'indemnisation par l'État qui se retourne ensuite vers les assurances; celui de la réparation de tous les dommages. Avant les vacances, le gouvernement avait fait une promesse aux victimes en leur disant que le projet de loi viendrait à la rentrée. Nous sommes à la mi-octobre. Certes, la task force travaille, mais je vous engage à aboutir rapidement dans la mesure où le premier projet de loi était très insuffisant. Le ministre de la Justice y travaille, mais je voudrais qu'en tant que premier ministre, vous vous y engagiez également.

 

Mes collègues ont évoqué, à raison, la marche arrière de votre secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté. Je ne reviendrai que brièvement sur le sujet pour dire qu'elle s'était présentée, dans sa note d'orientation, comme l'avocate des pauvres. C'était avant.

 

Je ne sais pas si le gouvernement va la suivre. J'ose espérer que non. Mais ce que j'ai vu sur le plateau de la télévision néerlandophone la semaine dernière m'a particulièrement interpellée. Ne soyons pas dupes! Je pense que c'était calculé. C'était voulu. C'est d'autant plus déplorable.

 

Concernant les efforts qui sont demandés aux citoyens, je disais tout à l'heure combien il fallait être justes et que ces efforts soient équitables. Je le rappelais dans mon intervention précédente: qu'attendons-nous pour remettre plus de justice dans la fiscalité?

 

Le ministre des Finances n'a cessé de remettre en question la taxe sur les transactions financières et celle sur les comptes-titres. Il a semé de sérieux doutes concernant ses intentions. Il n'a pas hésité à compromettre la taxe sur les comptes-titres en disant publiquement tout le mal qu'il en pensait. Je crains d'ailleurs qu'elle ne subisse le même sort que celle sur les plus-values spéculatives. Elle ne tient en effet pas la route sur le plan juridique. Plus  choquant, elle ne vise pas les très gros patrimoines qui sont logés dans des holdings.

 

Je suis curieuse de savoir, monsieur le premier ministre, si le Conseil d'État met en évidence la fragilité de la taxe. Allez-vous la revoir pour lui éviter le sort de la taxe sur les plus-values?

 

Monsieur le premier ministre, mesdames et messieurs les ministres, vous devez pouvoir mesurer combien les citoyens, à qui vous imposez des mesures dures, ne peuvent être que heurtés face à ceux que vous préservez. Je viens d'en rappeler. Mesurez-vous aussi la modestie de vos actions, malgré ce que vous dites, contre la grande fraude fiscale et la grande criminalité financière? Par exemple, dans le scandale des Panama Papers, seulement 8 millions d'euros ont été récupérés. Cela en devient presque gênant.

 

Je l'ai évoqué tout à l'heure, mais je le répète encore une fois. Lorsque M. De Wever dit, sur la VRT, que l'évasion fiscale n'est pas une honte mais un devoir citoyen, cela résume bien l'état d'esprit du gouvernement. Si ce gouvernement suivait cette thèse de M. De Wever, monsieur le premier ministre, à votre place, je serais gênée.

 

Monsieur le premier ministre, il y a tout ce dont vous avez parlé mais il y a aussi des silences qui pèsent. Pas un mot sur les personnes handicapées, alors même que leur réalité est difficile.  Rien non plus sur le plan de survol de Bruxelles et des Régions, alors même que vous avez promis aux personnes survolées un grand plan très rapide. On nous l'avait annoncé trois mois après le début de cette législature. Le ministre Bellot s'est plusieurs fois exprimé sur le fait qu'il avait lui-même un plan. Je pense qu'il est temps qu'il le sorte et qu'on puisse en débattre. Votre silence d'hier masque mal le malaise de ce gouvernement sur ce dossier! Quand on fait des promesses aussi fortes, quand on a dit et redit "il n'y a qu'à" sur ce dossier – c'est ce que j'ai entendu de la part de votre parti lors de la campagne électorale de 2014 –, alors les actes doivent suivre!

 

Monsieur Bellot, puisque vous avez un plan, cela m'intéresse. Tout le monde reconnaît que c'est un dossier sensible et difficile, alors allons-y! Mettez votre plan sur la table et nous pourrons en débattre ensemble. C'est de la sorte que nous pourrons trouver des solutions pour les personnes survolées et pour l'économie de notre pays.

 

01.86  François Bellot, ministre: Madame Fonck, vous savez que plusieurs actions juridiques ont été entreprises. Les jugements vont dans un sens et dans un autre.

 

01.87  Catherine Fonck (cdH): (…)

 

01.88  François Bellot, ministre: La décision du Conseil d'État du mois de juin allait dans un sens et le jugement de juillet allait dans un autre. Le gouvernement a décidé de ne pas aller en appel et de donner suite à toutes les décisions du mois de juillet.

 

Par ailleurs, nous avons mené un audit sur la période du 2 au 10 octobre 2016. Jamais un ministre n'avait demandé un tel audit. Sur base des conclusions de l'audit, sur base des décisions judiciaires et sur base de l'analyse du dossier, des décisions vont tomber prochainement et nous proposerons une série de choses. L'élément important dans ce jugement est qu'enfin, une étude d'incidence doit être déposée dans un délai relativement court, indépendamment de toutes les limites administratives des Régions ou des communes, pour objectiver les mesures de bruit.

 

Je crois savoir que des mesures de bruit ont déjà été prises en Région wallonne et que d'autres le sont en Région bruxelloise et en Flandre. Compte tenu de ces résultats qui sont en cours d'analyse, nous donnerons suite aux prescriptions reprises dans le jugement.

 

01.89  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Il est évident que les arguments juridiques partent dans tous les sens, mais ce n'est pas neuf.

 

Je vous ai toujours entendus, vous et votre parti, soutenir qu'il était facile de venir avec un plan. Toutefois, s'il y a bien un dénominateur commun à toutes les procédures introduites en justice, c'est la conclusion que l'économique ne devait pas primer, mais qu'il fallait aussi prendre en compte et protéger la santé des personnes survolées. Vous disposez d'un levier dont vous ne vous servez pourtant pas - car les quotas de bruit sont, hélas, constamment dépassés – et qui consiste à permettre à votre administration, en particulier le service de l'Environnement, de contrôler en direct Belgocontrol pour garantir un respect du PRS et des quotas de bruit. Pour ce faire, monsieur le ministre, un plan n'est pas indispensable. Vous détenez tous les outils nécessaires. Servez-vous-en!

 

01.90  François Bellot, ministre: Monsieur le président, permettez-moi d'intervenir!

 

Madame Fonck, quelles sont les conclusions de l'audit? Il a estimé que les instructions données dans un passé récent étaient elles-mêmes à l'origine de plusieurs difficultés. Vous attendez de nous des solutions, soit. Mais, auparavant, vous auriez dû comprendre ce qu'il se passait. Je l'ai compris, pour ma part, au travers d'instructions qui avaient été données et qui ont, d'une certaine manière, instauré une telle confusion dans l'analyse des éléments qu'ils ont produit la situation que nous connaissons à présent.

 

Ensuite, j'aime bien les faits objectifs. Comme vous le savez, je suis direct. Vous avez vu que, dans le dossier SNCB par exemple, lorsqu'il faut opérer des choix, même courageux, il faut les faire. En ce qui concerne le survol, plusieurs aspects sont à considérer. Et j'apprécie l'information quand elle est correcte.

 

Le jugement donne suite à des requêtes sur l'ensemble du territoire bruxellois, mais la justice indique simplement qu'on doit traiter de la route du canal, de la route du ring et des atterrissages de nuit sur la piste 01. À propos des décollages sur l'Oostrand, la juge indique qu'"elle ne trouve aucune mesure particulière qui soit de nature étrange ou disproportionnée". Certes, lorsque nous apporterons une solution, celle-ci couvrira non seulement celles et ceux qui sont concernés par le jugement donnant suite à des demandes pour la route du canal, la route du ring et, un peu, la piste 01 de nuit, mais également, alors que le jugement ne le demande pas, l'Oostrand, le virage gauche court et toutes les habitations qui sont actuellement survolées.

 

Notre stratégie est de couvrir non seulement les routes qui ont été reconnues par la juge comme nécessitant qu'on prenne des mesures, mais aussi les routes pour lesquelles elle n'a pas reconnu qu'il fallait en prendre. Car, quand un plan sera décidé, ce sera pour toute la région et pas uniquement la Région bruxelloise, mais le Brabant wallon et le Brabant flamand également.

 

01.91  Catherine Fonck (cdH): Les trois Régions sont évidemment concernées, monsieur Bellot. J'ose espérer que nous y reviendrons lors des débats thématiques, monsieur le président.

 

Monsieur le premier ministre, je vais terminer en parlant des grands projets que, pour certains, vous avez annoncés depuis trois ans. Où en sont-ils? Il s'agit véritablement, pour nous, de projets porteurs de sens et d'avenir. Concernant le pacte d'investissement, j'espère qu'il sera intelligemment ciblé sur quelques objectifs. Il ne s'agit pas seulement de créer de l'emploi pour créer de l'emploi, mais, au contraire, sur des enjeux comme l'énergie, l'innovation, la mobilisation pour notre environnement, la mobilité, de la qualité de vie et du bien-être des citoyens et des générations futures. Nous soutiendrons ce pacte d'investissement. Il faut évidemment que cela avance. J'ose espérer que les 60 milliards que vous avez annoncés ne seront pas consacrés à du recyclage de budget de décisions déjà prises. En la matière, je voudrais plaider une fois de plus pour que le fédéral et les Régions sortent des petites guéguerres stériles et travaillent ensemble pour faire avancer ce pacte d'investissement.

 

Mon collègue Michel de Lamotte reviendra tout à l'heure sur le pacte énergétique. Enfin, concernant le volet européen, vous n'avez pas caché vos ambitions, et vous avez raison. Aux côtés de vos collègues néerlandais, luxembourgeois et français, vous voulez relancer le projet européen et c'est tant mieux!

 

Vous prétendez également être à la pointe du combat en faveur d'une défense commune européenne, qui s'appuie sur une industrie de pointe en Europe. De nouveau, monsieur le premier ministre, je suis d'accord avec vous. Par contre, je n'ai pas manqué d'être interpellée lorsque, la semaine dernière, votre ministre de la Défense a rejeté, d'un revers de main, les nouvelles offres qui avaient été transmises par M. Macron pour le remplacement de nos F- 16. Vous en avez parlé au gouvernement. Depuis lors, nous n'avons plus rien entendu. Ceci étant, la France, et plus particulièrement M. Macron, propose un projet structurant autour du Rafale, basé sur une coopération à la fois opérationnelle et industrielle très poussée entre nos deux pays. Cela permettrait de contribuer de manière décisive à la défense de l'Europe et au développement de technologies avancées en Europe.

 

Sur ce point, monsieur le premier ministre, vous n'avez d'autre choix que de recommencer toute la procédure. Nous n'achetons pas seulement un avion, mais, ce faisant, nous devons construire un partenariat stratégique et industriel. Vous dites souvent que vous devez être dans le cockpit européen. Dans ce dossier aéronautique, il faut d'abord faire le choix de l'Europe.

 

Je conclurai en une minute, monsieur le président. Monsieur le premier ministre, votre discours et l'action de votre gouvernement, ainsi que l'expression répétée de certains ministres de votre gouvernement, ne rassemblent pas. À plusieurs reprises, vous avez misé sur l'opposition plutôt que sur le rassemblement. À plusieurs reprises, certains membres de votre gouvernement ont joué la provocation plutôt que de miser sur le dialogue et cela m'inquiète. En effet, je pense que ceci est de nature à renforcer la méfiance du citoyen. J'ai la conviction que notre démocratie doit se renouveler, susciter davantage d'adhésion et de confiance. Cela passe par l'adoption d'un comportement exemplaire de la part des personnalités politiques, par une politique plus équitable, par la répartition plus juste des efforts et par un renforcement de la participation citoyenne aux décisions importantes.

 

Mon groupe ne pourra, par conséquent, pas vous accorder sa confiance, même si nous comptons répondre positivement à toutes les invitations permettant de transcender les clivages. Pour nous comme pour Jean Monnet, le plus beau métier d'homme est celui d'unir les hommes.

 

01.92  Barbara Pas (VB): Collega’s, collega De Roover is daarstraks zijn uiteenzetting begonnen met de mededeling dat alleen een advocaat met een slecht dossier veel woorden nodig heeft. Hij is ondertussen gaan lopen. Ik dank hem voor de verklaring. Nu begrijp ik waarom de beleidsverklaring van de premier gisteren minstens een derde langer was dan die van vorig jaar.

 

De regering legt de focus op het sociaal-economisch rapport. Inderdaad, in heel Europa zien we de economie aantrekken. Desondanks is het rapport op sociaal-economisch vlak niet echt fraai. Het spaargeld smelt, de pensioenen blijven behoren tot de laagste van Europa en we moeten langer werken dan ooit. Belgische hervormingen zijn verschuivingen binnen het probleem. Hier managet men de sociaal-economische problemen in plaats van ze op te lossen.

 

België is qua competitiviteit aan het wegzakken. Dat zijn niet mijn woorden, wel die van econoom Gert Peersman, die de Belgische prestaties vergeleek met die van andere Europese landen. Hij is niet de enige. Als we de recente cijfers van het Wereld Economisch Forum erbij nemen, cijfers van september laatstleden, dan blijkt dat België alweer drie plaatsen is gezakt qua competitiviteit. De concurrentiekracht zal natuurlijk niet verbeteren met de maatregelen die u voorstelt, zeker niet als we zien dat onze buurlanden wel van de conjunctuur gebruikmaken om grondige maatregelen in te voeren.

 

Van een rechtvaardige, vereenvoudigde, transparante fiscaliteit is nog altijd geen sprake. De belastingdruk voor de gewone Vlaming blijft buitengewoon hoog. Ook de belastingaangifte, die dit jaar niet minder dan 885 codes kende, blijft bijzonder complex. Om het met de woorden van econoom Ivan Van de Cloot te zeggen: “U houdt een fiscaal systeem in stand dat uitgevonden lijkt door Markies de Sade.”

 

Er is ook al veel gezegd over de effectentaks, een schijnmaatregel, zoals de mislukte speculatietaks, waarvan u ook niet kunt zeggen hoeveel die zal opbrengen. Na Tita Tommelein hebben we nu Hocus Pocus Van Overtveldt, die kan rekenen zonder cijfers. U hebt er niet bij gezegd dat het een zoveelste anti-Vlaamse belasting is, een zoveelste transferbelasting die vooral door de Vlamingen betaald zal worden en waarmee u, in tegenstelling tot wat u beweert, ook niet de superrijken zult treffen. De superrijken hebben hun roerend vermogen immers ondergebracht in allerlei patrimoniumvennootschappen en in holdings, waardoor zij aan de effectentaks ontsnappen.

 

Het was voor deze regering de laatste kans met deze beleidsverklaring en met het Zomerakkoord om de begroting op orde te brengen. U koos voor een begroting met veel lucht, met veel gebruik van pompen, om de rekening te doen kloppen. Het budgettair parcours van de regering is wel heel mager. Uw hervormingen werden grotendeels op de pof gekocht en in het beste geval zal deze regering het begrotingstekort verminderen van 3 % tot 1 % aan het einde van de legislatuur. Dat is natuurlijk mijlenver weg van het beloofde begrotingsevenwicht in 2018.

 

Collega’s, herinnert u zich dat het begrotingsevenwicht, het budgettair orde op zaken stellen, dé voorwaarde was, dé reden was voor N-VA om het communautaire volledig in de diepvriezer te steken? Er kwam niets van in huis. Door het telkens opnieuw uitstellen van het begrotingsevenwicht, die torenhoge staatsschuld – er is ondertussen 25 miljard euro bijgekomen, waardoor we aan 40 000 euro zitten per inwoner in dit land –, hangt onze toekomst aan een zijden draadje. Dat is het zwaard van Damocles voor onze kinderen en kleinkinderen.

 

Collega’s, de kloof tussen retoriek en realiteit wordt alsmaar groter. Hoe straf waren de N-VA-uitspraken voor de camera’s aanvankelijk over het ARCO-dossier? Belastinggeld mocht daar niet voor worden gebruikt. Beweging.net, en niemand anders, moest haar bedrogen spaarders vergoeden. Naar onze mening moet dat vandaag nog altijd op die manier gebeuren, maar de N-VA gaat vandaag akkoord om met belastinggeld niet alleen advocaten te betalen, ze stemt er ook mee in om 400 miljoen euro aan belastinggeld via staatsbank Belfius in die ARCO-deal te pompen. Iedereen moet blijkbaar betalen voor het ACV-gesjoemel.

 

De kloof tussen retoriek en realiteit wordt alsmaar groter. Collega Verherstraeten heeft daarnet verwezen naar de mysterycalls. Hoe stoer waren de N-VA-verklaringen inzake de mysterycalls? Letterlijk: “We gaan toch geen heksenjacht ontketenen?”

 

Ik sprak toen de hoop uit dat het geen loze praat was van de N-VA om de achterban te sussen en dat de N-VA, als het er echt op aankwam, die testen niet alleen met woorden maar ook met daden zou tegenhouden. Jammer genoeg blijkt voor de zoveelste keer dat er op korte tijd heel wat kracht van verandering kan optreden: de mysterycalls worden nu gewoon ingevoerd. Met haar goedkeuring van het Zomerakkoord mag de Sociale Inspectie anonieme testen doen om na te gaan of ondernemingen zich bezondigen aan discriminatie.

 

De kloof tussen retoriek en realiteit wordt alsmaar groter. Ik hoorde gisteren de eerste minister in zijn beleidsverklaring zeggen dat veiligheid centraal moet staan. In de praktijk wordt bij Justitie echter een puur besparingsbeleid gevoerd. Bart De Wever zei in 2014: “Je kunt niet anders dan vaststellen dat ons strafuitvoeringsbeleid nu niet werkt. Het is een strafkwijtscheldingsbeleid geworden. Alle straffen onder zeven maanden effectief omzetten in dertig dagen enkelband, dat is geen straf. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.” Hij had helemaal gelijk, maar ondertussen zet de regering dat beleid van straffeloosheid, dat strafkwijtscheldingsbeleid gewoon voort. Besparingen primeren op veiligheid. Gevangenissen ontvolken is een fetisj geworden van onze minister van Justitie. Hij ontvolkt ze door kleine misdrijven zelfs niet meer te bestraffen, door van die lachwekkende enkelbandjes de regel te maken en door waanzinnige maatregelen in te voeren als een week-om-weekdetentie waarbij het criminelen die veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van drie tot tien jaar, toegelaten wordt om een weekje brommen in de gevangenis af te wisselen met een weekje thuis zonder enige controle. Pure waanzin.

 

In zijn beleidsverklaring heeft de eerste minister ook nog eens bevestigd dat de regering braaf het EU-migratiebeleid uitvoert. Hij was daar nog heel fier op ook. Het is een migratiebeleid dat de belastingbetaler miljarden kost en ondertussen gaat hij nog wel op zoek naar enkele miljoenen aan besparingen in de sociale zekerheid. Het is een migratiebeleid waarbij de instroom totaal niet in verhouding staat tot de uitstroom, een beleid waarbij het aantal aanvragen voor gezinshereniging door asielzoekers vorig jaar steeg met 75 %. Het is een beleid waarbij vorig jaar niet minder dan 41 459 vreemdelingen een Belgische identiteitskaart kregen. Dat is een stijging van maar liefst 58 % ten opzichte van het jaar voordien. Het is hoogste aantal sinds 2002, sinds vijftien jaar.

 

Daarenboven faalt het uitwijzingsbeleid volledig. Er worden wel meer illegalen aangehouden – logisch, er zijn er ook veel meer door de asielvloedgolf van de voorbije jaren –, maar verhoudingsgewijs worden er veel minder illegalen opgesloten met het oog op uitzetting dan dat voorheen onder staatssecretaris De Block het geval was. De overgrote meerderheid krijgt nog altijd enkel een bevel om het grondgebied te verlaten en loopt in de praktijk dus gewoon rond.

 

Ten slotte, wat Catalonië betreft, heeft de eerste minister naar het Spaanse grondwettelijk hof verwezen. Hij hecht blijkbaar veel belang aan de Spaanse grondwet, terwijl hij in eigen land het ongrondwettelijke Fédération Wallonie-Bruxelles met alle liefde wel tolereert.

 

De regering speelt zo graag voortrekker in de Europese Unie, maar ze zou echt een voortrekker kunnen zijn als zij de legitimiteit van het referendum in Catalonië zou erkennen, als zij haar Spaanse collega's zou aanzetten tot echte onderhandelingen over een boedelscheiding daar.

 

Mijnheer de eerste minister, u zou in de Europese Unie het verschil kunnen maken door als eerste lidstaat niet krampachtig vast te houden aan een status quo. Dat zorgt trouwens niet voor stabiliteit. U zou geschiedenis kunnen schrijven door als enige in de Europese Unie een beetje volwassen om te gaan met staten die in verandering zijn en een erkenning geven aan de Catalanen.

 

Er gebeurt niets van dat alles. Er is vandaag al verwezen naar de uitspraak van de heer Bourgeois vorige week dat hij jaloers is op de Catalanen. Ik ben veeleer jaloers op een minister-president zoals die van de Catalanen. Puigdemont leidt zijn volk daadwerkelijk richting onafhankelijkheid. Hij gaat met voorzichtige, maar onomkeerbare stappen vooruit, iets wat wij in Vlaanderen helaas niet kunnen zeggen.

 

In een van zijn eerste toespraken als minister-president maakte hij duidelijk dat hij de man was die het referendum aan de Catalanen wou schenken en dat pad voor de Catalanen wou bewandelen. Hij zei er letterlijk bij dat dat pad niet is voor lafaards, angsthazen of voor wie last heeft van bibberende knieën.

 

Hij heeft gelijk en het is bijzonder jammer vast te stellen dat onze Vlaamse leiders wel tot die categorieën behoren, dat zij in eigen land het woord “onafhankelijkheid” niet eens meer durven uit te spreken.

 

Over het communautaire staat uiteraard niks in de beleidsverklaring. Ik had het ook niet verwacht. Er staat zelfs niet één zinnetje in, zoals in 2015. Dat was de laatste keer dat er nog een zinnetje in de beleidsverklaring stond. U hebt toen op een dreigende toon verklaard dat de federale loyauteit moest worden gehonoreerd.

 

Die communautaire omerta wordt echter vandaag en al jarenlang door de N-VA met een verbazingwekkend gemak zo scrupuleus toegepast dat zelfs een herinnering daaraan in uw beleidsverklaring niet meer nodig is.

 

Collega’s, wanneer u op uw computer een nieuw paswoord moet ingeven, moet u eens regering-Michel intikken. De computer zal een melding geven dat het gebruikte paswoord zwak en onbetrouwbaar is. De techniek heeft in dat geval echt wel gelijk. Onze fractie, het Vlaams Belang, wil, zoals altijd, nog in de spiegel kunnen kijken. Wij zijn consequent. Wij kunnen en zullen de regering het vertrouwen dan ook niet geven.

 

01.93  Olivier Maingain (DéFI): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, nous avons écouté avec attention votre déclaration d'hier. Nous y avons retrouvé des accents qui méritent d'être soulignés. Je voudrais d'ailleurs commencer mon intervention par votre préambule portant sur votre vision d'avenir de l'Europe, vision un peu succincte mais qui ne manquait pas d'intérêt sur certains aspects.

 

Je ne doute pas de votre volonté de vous inscrire, par exemple, dans la lignée du président de la République française, Emmanuel Macron, qui tente de donner un nouveau souffle à la construction européenne. J'ose croire que vous allez donner des signes tangibles de votre adhésion à la vision européenne du président français et particulièrement – je rejoins en cela certains intervenants – sa vision concernant la volonté de voir l'Europe développer un projet de pilier de la défense européenne au sein de l'OTAN et, par conséquent, une capacité industrielle militaire européenne qui constitue un des plus puissants leviers de la croissance économique. Cela est prouvé par les résultats qu'obtiennent les États-Unis en ayant développé le secteur de l'armement.

 

Je sais que ces propos vont choquer certains qui n'aiment pas que l'Europe soit davantage armée. Pour ma part, je suis de ceux qui pensent qu'il faut avoir le courage, dans le contexte international que nous connaissons, d'avoir une volonté d'une Europe solide et volontaire en termes d'armement, non en tant qu'agresseur mais pour avoir la capacité d'une défense européenne et d'intervention dans certains conflits internationaux.

 

C'est là que je rejoins d'autres intervenants. Vous ne pouvez pas défendre cette vision-là si vous rejetez d'un revers de la main l'offre du gouvernement français en matière de partenariat pour le projet de remplacement des F-16. Nous avons lu dans la presse qu'un vice premier-ministre, en comité ministériel restreint, avait rappelé à l'ordre le ministre de la Défense et qu'il y avait une volonté de débattre de l'offre française.

 

Je vous demande que le gouvernement vienne devant le parlement avec une comparaison, si possible établie par des experts indépendants, entre les avantages et les inconvénients de l'offre française et de la poursuite éventuelle de la procédure de marché lancée pour le remplacement des F-16.

 

Il faut qu'on ait une évaluation non seulement chiffrée des performances de chacun des matériels proposés mais également des avantages politiques de s'inscrire dans l'un ou l'autre choix. Cela fait partie aussi de l'évaluation qui doit être faite. J'ose espérer que vous prendrez cet engagement, monsieur le premier ministre. Je sais qu'un marché est lancé mais vous savez qu'on n'est jamais tenu d'attribuer un marché.

 

Certes, il faut motiver le refus d'attribution. Je sais bien que tout cela est délicat sur le plan juridique mais, incontestablement, vous ne pourrez pas faire l'économie d'un débat ouvert, public et au devant de l'assemblée parlementaire pour faire un choix aussi essentiel dans l'esprit européen que vous avez soulevé dans votre introduction.

 

Dans votre exposé, vous avez aussi mis en évidence les performances économiques de la Belgique. Certains ont dit que la comparaison avec le reste de l'Europe n'était pas satisfaisante. Je vous ai entendu dire dans une réplique: "Oui, mais il faudrait savoir de quel point nous partons et avec quels pays se fait la comparaison au sein de l'Union européenne." Je reprends les chiffres car j'aime être précis. Au cours du deuxième trimestre de cette année, la Belgique a enregistré une hausse du PIB de 0,4 % par rapport au trimestre précédent. Cette croissance est en dessous de la moyenne européenne, puisque cette dernière est en hausse de 0,6 %, tant dans la zone euro qui est celle qui nous concerne le plus – c'est certainement la comparaison la plus significative – que dans le reste de l'Union européenne.

 

Si on observe l'évolution sur un an, donc du deuxième trimestre 2016 au deuxième trimestre 2017, notre performance est encore plus médiocre. La croissance est de 1,4 % pour la Belgique, alors qu'elle a été de 2,2 % dans la zone euro – je suis très précis – et de 2,3 % dans l'Union des Vingt-huit. L'Institut des Comptes nationaux et le Bureau du Plan confirment d'ailleurs que nous devrions rester en dessous de la moyenne européenne en 2017 et en 2018. J'ai les données et les références si vous les souhaitez.

 

En termes de croissance d'emploi, le taux de croissance en Belgique au cours du deuxième trimestre 2017 par rapport au deuxième trimestre de 2016, c'est-à-dire sur une année, était à nouveau inférieur à la moyenne européenne: 1,1 % pour la Belgique contre 1,5 % pour les vingt-huit membres de l'Union européenne et 1,6 % pour la zone euro.

 

Si l'on compare le deuxième trimestre 2017 avec le trimestre précédent, on constate que l'écart se creuse: 0,2 % pour la Belgique contre 0,4 % pour l'Union européenne et la zone euro. Nous voyons donc bien que les indicateurs européens ne nous placent pas dans le peloton de tête des pays de l'Union européenne – ce qui était une de vos ambitions. Si l'on prend la croissance de l'emploi dans la catégorie d'âge d'employabilité (personnes entre 20 et 64 ans), certes, en trois ans le taux d'emploi a augmenté de 0,8 point mais nous ne sommes jamais qu'en 23position sur trente pays de l'Union européenne. Nous ne sommes pas dans le peloton de tête pour cette catégorie d'âge, la plus concernée par la croissance de l'emploi.

 

Ce ne sont pas les seuls indicateurs qui ne sont pas favorables. Si l'on prend celui de la conjoncture, celui de la Banque nationale vient de se replier en septembre; il reflète la confiance des entrepreneurs. Quant à l'indicateur de la confiance des consommateurs, s'il progresse légèrement, lorsqu'on le compare à celui de nos voisins en utilisant un indicateur européen d'Eurostat, on constate que la confiance globale n'est pas vraiment au rendez-vous.

 

En effet, les comparaisons européennes sont intéressantes. Un indicateur européen est un agglomérat de différents indicateurs, une synthèse de cinq indicateurs de confiance avec des pondérations différentes où sont prises en compte la confiance de l'industrie, celle des services, des consommateurs, du secteur de la construction et du commerce de détail. En août 2017, cet indicateur affichait 104,8 pour la Belgique contre 113 pour la zone euro et l'Union européenne. Seuls les Grecs sont plus frileux que nous. C'est dire que vous n'arrivez pas à convaincre les citoyens d'un climat de confiance! Je pourrais vous en donner le détail par ailleurs.

 

Le président: Monsieur Maingain, M. le ministre des Finances désire intervenir.

 

01.94  Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Maingain, je voudrais expliquer un élément concernant la croissance et la comparaison sur la base de ce facteur.

 

Vous savez certainement que quand on dit qu'un pays a une croissance de 2 %, par exemple, plusieurs éléments sont pris en compte: la consommation, les investissements et, surtout, les dépenses publiques.

 

Le gouvernement a hérité d'un déficit budgétaire de presque 3 %. On a donc été obligé d'épargner pour se conformer aux règles européennes. Quand on compare la contribution des dépenses publiques à la croissance économique dans la zone euro, pour 2016, la moyenne est de 0,4 %. Pour la Belgique, c'est - 0,1 %. Lorsqu'on applique la correction de la croissance économique en 2016 pour cet élément qui était inévitable au vu de la situation des finances publiques, on est dans une situation de croissance qui est la même, voire un peu supérieure à la moyenne.

 

01.95  Olivier Maingain (DéFI): Je m'attendais à cette explication mais elle ne vaut pas sur le long terme et elle ne vaut pas par la comparaison dans le temps parce que, que cela vous plaise ou pas, monsieur le ministre des Finances, avant que le gouvernement ne soit installé, si j'ai bonne mémoire, nous sommes passés en dessous de la moyenne européenne au dernier trimestre 2015 en termes de croissance économique. Donc la Belgique qui s'était déjà engagée dans des efforts budgétaires pour réduire son endettement – on pourrait discuter de savoir si c'était les bonnes méthodes – avait, sous le gouvernement précédent, un taux de croissance supérieur à la moyenne européenne jusqu'au dernier trimestre 2015.

 

Nous avons plongé en dessous de la moyenne européenne par les mesures gouvernementales que vous avez prises. Et je vais vous dire pourquoi! Cela a été votre paradigme. Vous avez considéré que le soutien au pouvoir d'achat était l'ennemi de la croissance économique alors que dans les autres États européens, il y a eu une volonté plus rapide de soutenir la croissance économique par la relance du pouvoir d'achat des ménages et les investissements.

 

Je ne dis pas que vous n'avez fait aucun effort à cette fin, mais vous ne l'avez pas fait dans la même ampleur que les autres États voisins, singulièrement l'Allemagne, où il y a une revalorisation des minima salariaux, et les Pays-Bas, où il y a eu une plus forte croissance du pouvoir d'achat.

 

C'est tellement vrai qu'un institut européen a estimé que nous avions eu, l'année dernière, la plus faible croissance du pouvoir d'achat des citoyens en Europe, Grèce mise à part.

 

Le choix économique que vous avez fait n'était pas celui qui convenait.

 

Le président: Monsieur Maingain, M. Bogaert souhaite intervenir.

 

01.96  Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer Maingain, ik luister met interesse naar uw betoog. U geeft op een bepaald ogenblik de voorbeelden van Nederland en Duitsland, maar als men kijkt naar die landen, zou men net het omgekeerde zeggen van wat u net hebt gezegd. Misschien zijn wij zelfs een beetje te laat met onze herstelpolitiek, misschien zijn er bepaalde hervormingen die wij drie, vier of vijf jaar geleden al hadden moeten inzetten, zodat onze overheidsfinanciën nu helemaal in evenwicht zouden zijn en wij inderdaad wat aan de mensen zouden kunnen geven. Ik zou heel graag in de situatie van Nederland en Duitsland zitten, waar eigenlijk bijna geld over is, in tegenstelling tot in België, maar dat is geen argument om te stoppen met de hervormingen en met het saneren van de overheidsfinanciën. Het argument is precies omgekeerd. Die twee voorbeeldlanden tonen ons net dat men dankzij structurele hervormingen en dankzij het tijdig op orde zetten van de overheidsfinanciën tot een betere economische situatie komt.

 

01.97  Olivier Maingain (DéFI): D'abord, je n'ai jamais dit qu'il ne fallait pas faire certaines réformes.  Par exemple, sur l'indexation des salaires – et je me différencie peut-être d'autres partis à cet égard –, qu'avais-je suggéré? En campagne électorale, certains partis ont dit qu'ils ne toucheraient jamais à l'indexation des salaires. J'invite à relire les programmes électoraux! J'ai bonne mémoire et je pourrais parler d'autres aspects. "On ne touchera jamais à l'indexation des salaires", avait dit M. Chastel sur un plateau de télévision. 

 

J'avais eu le courage de proposer, et cela ne plaisait pas à tout le monde, d'écrêter l'indexation des salaires au-delà d'un certain niveau de revenu. Je croyais que c'était la bonne manière à la fois de protéger les bas et moyens salaires en garantissant une indexation à 100 %, par exemple jusqu'à plus ou moins 3 500 euros bruts. Et au-delà, on n'indexait plus les salaires! Cela présentait des avantages en termes de compétitivité et de réduction des déficits publics et d'allègement des dépenses publiques. C'était une mesure de justice sociale et de recherche de réformes. Mais vous avez imposé une mesure trop brutale, qui a eu des effets pervers en termes de croissance économique.

 

Je reviens aux chiffres qu'a donnés le premier ministre sur le salaire net, l'augmentation du pouvoir d'achat pour les ménages. Je repars de son exemple. Il nous parle d'un salaire de 1 500 euros bruts par mois. Avec le régime d'impôt antérieur au tax shift, cela faisait 1 559,50 euros d'impôt par an. Le net en poche est donc de 16 440,50 euros par an. On nous dit maintenant que le gain du tax shift est de 83 euros par mois. En effet! Mais il faut déduire de cela les augmentations de fiscalité indirecte dans la consommation. Il y a eu la hausse de la TVA sur l'électricité. Pour une consommation moyenne d'un ménage (selon les statistiques du SPF Économie), il faut compter 8 euros en moins par mois. Avec la hausse du diesel, il faut ôter 4,5 euros par mois. Avec la hausse du prix de l'alcool (en comptant deux à trois bouteilles par mois), il faut ôter 5,10 euros par mois. Et je n'ai pas compté les cigarettes!

 

Vous retirez 17,7. Et puis, vous ajoutez l'indexation des salaires. Mais vous ne retranchez pas ce que vous avez retiré à l'indexation des salaires l'année passée, ce qui annule la mesure. On sait qu'au fil du temps, il y aura un effet cumulatif. Et surtout, vous ajoutez à cela le bénéfice de l'accord interprofessionnel que vous chiffrez, dans le cas présent, à 28 euros. Soit dit en passant, 1,1 % de 18 000 euros, ça ne fait pas 28 euros. Vous devriez revoir un peu vos chiffres, quand même, pour être précis.

 

Mais d'abord, l'accord interprofessionnel n'est pas une mesure gouvernementale. C'est une négociation entre partenaires sociaux. Suite aux gains de productivité, notamment pour le monde des entreprises, une augmentation des salaires a été acceptée. Ce n'est pas du tout le résultat d'une politique du gouvernement. Je dirais même volontiers que si vous n'aviez pas bridé la négociation entre partenaires sociaux, notamment en ce qui concerne la croissance de la norme salariale, le résultat aurait peut-être pu être plus intéressant que 1,1 %. Cette augmentation ne sera d'ailleurs pas également répartie entre tous les travailleurs. Il faut quand même avoir l'honnêteté de le dire: cela ne sera pas nécessairement le même montant pour tous.

 

Vous octroyez des avantages. Quand je fais objectivement le calcul définitif, je constate que la réalité de l'augmentation par mois du salaire net, sur la base des seules mesures gouvernementales, est de 60,3 euros. C'est la correction sur le plan des chiffres. C'est très loin de ce que vous aviez annoncé en campagne électorale. Je me souviens d'un débat que j'ai fait avec vous sur le plateau de RTL. Vous aviez expliqué que la réforme fiscale voulue par le MR augmenterait à coup sûr d'à peu près 200 euros net par mois les revenus des travailleurs, de manière autofinancée - ce que personne ne croyait. Je me souviens de ce débat comme si c'était hier.

 

01.98  Charles Michel, premier ministre: Monsieur le président, je persiste et je signe. D'abord, je ne vais pas faire de commentaire sur la campagne électorale. Nous avions annoncé une réforme fiscale de 5 milliards d'euros. Dans le cadre du tax shift, sur la législature, elle a atteint un montant approximatif de 8 milliards d'euros. C'est bien plus que ce qui avait été annoncé avant les élections.

 

Ensuite, vous faites des spéculations sur les consommations d'alcool et les consommations de cigarettes. Vous ne mentionnez pas que nous avons décidé d'augmenter progressivement le diesel. En ce qui concerne l'essence, comme beaucoup de pays européens, nous tentons de développer une fiscalité encourageant les comportements plus écologiques.

 

L'accord interprofessionnel est un bel exemple. Vous tentez de dire que ce n'est pas de notre responsabilité. Bel exemple. Cela faisait des années qu'il n'avait pas été possible de conclure un accord interprofessionnel dans ce pays.

 

Pourquoi les partenaires sociaux ont-ils pu conclure un accord interprofessionnel? Parce que quelques semaines auparavant, nous avions conclu un accord important au sein du gouvernement sur la réforme de la loi de 1996, ce qui a conduit les partenaires sociaux, dans ce cadre, à s'accorder sur des hausses salariales, afin, précisément, que les premiers gains de croissance enregistrés sous cette législature soient aussi partagés avec nos concitoyens.

 

Deuxième point, les développements qui auront lieu au cours des mois à venir, grâce, par exemple, à la décision très importante dont le principe a été adopté au mois de juillet, permettront aux salariés de davantage bénéficier des gains des entreprises lorsque celles-ci en réalisent. Voilà un élément supplémentaire qui montre bien que votre comparaison tout à fait théorique et virtuelle des impôts additionnels et de la fiscalité indirecte qui neutraliseraient les éléments du pouvoir d'achat, est totalement fausse.

 

J'en viens enfin à la Banque nationale, au Bureau du Plan et à l'Institut des Comptes nationaux. Toutes ces instances montrent que le pouvoir d'achat progresse, à l'inverse de la situation qui existait sous la précédente législature.

 

Au chapitre de la croissance, vous pouvez faire systématiquement comme si vous n'entendiez pas. J'ai réagi tout à l'heure en complétant le raisonnement de M. Van Overtveldt, lorsque Mme Fonck s'est exprimée sur le sujet. En comparaison avec la précédente législature, notre croissance est deux fois plus forte. Je reconnais qu'elle ne se situe pas dans la moyenne des pays de la zone euro. Cependant, le point de départ n'est pas le même, dans la mesure où nous avons bien mieux résisté à la crise économique, en Belgique, pour les raisons que j'ai indiquées tout à l'heure.

 

Si je suis votre raisonnement, monsieur Maingain, les pays d'Afrique qui sont en voie de développement, et qui affichent des taux de croissance allant de 3 à 9 %, offriraient donc une situation meilleure à leurs citoyens que notre pays. Quel raisonnement absurde et insensé sur le plan économique! Vous n'êtes pas mauvais comme juriste, mais comme mathématicien, vous avez des progrès à faire.

 

01.99  Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Maingain, je vais ajouter un autre argument concernant le rapport entre les taxes indirectes et le pouvoir d'achat. Une augmentation des premières ne conduit pas automatiquement à une perte du second. Cela se traduit toujours dans les prix, monsieur Laaouej. Lorsqu'on augmente les taxes, il se peut que les prix connaissent une hausse. Cependant, il existe des cas où ils ne montent pas - ou alors partiellement. Quand on observe l'évolution de l'indice des prix à la consommation, on constate les effets de la taxation sur le pouvoir d'achat.

 

Ce matin, le premier ministre a communiqué des chiffres relatifs au revenu disponible réel, c'est-à-dire celui qui est disponible après le calcul du taux d'inflation, y compris …

 

01.100  Ahmed Laaouej (PS): (…)

 

01.101  Johan Van Overtveldt, ministre: Oui, monsieur Laaouej, y compris les effets des taxes indirectes.

 

Je le répète, quand le pouvoir d'achat est affecté, c'est toujours au travers des prix, mais pas à cause des taxes elles-mêmes.

 

01.102  Olivier Maingain (DéFI): Monsieur le premier ministre, que cela vous plaise ou non, les statistiques Eurostat ne reprennent pas encore - ce qui vous permettrait d'asseoir votre argumentation - les données de la croissance économique des pays africains.

 

Donc, prétendre que, sur le plan de la croissance, je prends des pays africains comme un terme de comparaison, cela ne revêt aucune pertinence. Pour éclaircir le point de comparaison, vous me dites: "C'est comme si vous parliez des pays africains." Or je n'en ai pas parlé. Je considère la zone euro en m'appuyant sur l'indicateur Eurostat, à données constantes dans le temps. Que vous les contestiez, c'est votre droit. Mais, alors, prouvez-moi en quoi celles qui se rapportent à aujourd'hui seraient fausses par rapport à celles du dernier trimestre 2015. Elles ne sont pas erronées. Quand vous passez en dessous de la moyenne européenne, vous le faites - que cela vous plaise ou non - au regard des données constantes d'Eurostat sur le long terme.

 

J'affirme donc que votre gouvernement est responsable d'avoir dégradé la position de la Belgique dans le classement des États européens, fondé sur plusieurs indicateurs, dont celui-là. Ce sont des données intangibles et incontestables.

 

01.103  Charles Michel, premier ministre: Monsieur Maingain, ce que je tente d'expliquer avec pédagogie, c'est que, pour prendre en compte la vitalité économique d'un État, il faut bien sûr regarder le taux de croissance. Je reconnais qu'il s'agit d'un critère extrêmement important. Et d'ailleurs, jusqu'à maintenant, j'ai assisté mois après mois, systématiquement, à des corrections positives, favorables, du taux de croissance. Je n'ai pas utilisé les données d'un institut, qui dépend de l'université, indiquant récemment que l'on se rapprochait de plus en plus des 2 % de croissance. Le taux de croissance est un paramètre.

 

Le deuxième paramètre substantiel est le point de départ, à savoir le PIB par habitant. Et là, vous omettez de dire que, s'agissant du PIB par habitant, nous sommes dans le top du classement européen. Il est certain que, quand le PIB par habitant est plus élevé, on doit avoir une implication sur la question du taux de croissance.

 

Je répète pour la troisième et dernière fois cet après-midi qu'effectivement, notre pays a mieux résisté que d'autres à la crise économique durant les années précédentes grâce aux protections sociales. C'est bien pour cela que nous sommes déterminés à faire en sorte qu'il y ait davantage d'emploi. Parce que davantage d'emploi garantit de financer convenablement nos protections sociales et de soutenir aussi la croissance économique et de renouer avec un cercle vertueux de prospérité.

 

01.104  Olivier Maingain (DéFI): Monsieur le premier ministre, vous avez dit que vous vouliez une démocratie de résultats et pas de slogans. Plus j'entends votre manière de défendre votre action gouvernementale, plus je me dis que vous en êtes au slogan et pas encore au résultat probant. Je n'ai pas dit que tout était négatif dans votre action gouvernementale.

 

Quand je réponds aux journalistes, je dis par exemple que j'aurais peut-être modulé autrement l'abaissement des taux de cotisations de sécurité sociale, que j'aurais peut-être ciblé certains secteurs de manière plus forte, plutôt qu'une mesure linéaire. Je dis tout simplement que j'approuve certaines de vos mesures – je n'ai pas critiqué toutes vos mesures, loin de là - mais que vous n'avez pas, aujourd'hui, tous les résultats escomptés parce que vous avez fait certains choix au détriment du pouvoir d'achat. Le saut d'index n'était pas nécessaire sur le plan économique. Nous n'étions pas dans une période…

 

01.105  Charles Michel, premier ministre: (…)

 

01.106  Olivier Maingain (DéFI): Ecrêter! Vous avez entendu? Vous l'avez dit!

 

Ah! C'était plus juste sur le plan social, pour les allocataires pas pour les revenus du travail. Vous avez fait là des choix qui n'étaient pas ceux que j'aurais faits sur le plan strictement économique.

 

01.107  Charles Michel, premier ministre: (…)

 

01.108  Olivier Maingain (DéFI): Avez-vous écrêté le saut d'index? 

 

Le président: La parole est au premier ministre.

 

01.109  Charles Michel, premier ministre: Monsieur le président, soyons précis! Prenons le temps de la démocratie et de l'argumentation sur le fond. Faisons-le précisément! Dans le cas du saut d'index qui a été décidé, il a été largement socialement corrigé parce que les enveloppes bien-être ont été stimulées, précisément pour tenter de neutraliser l'indexation pour les allocations. Il y a effectivement un impact potentiel sur les allocations.

 

Vous venez d'indiquer, de façon assez surprenante, que les allocations n'étaient pas concernées. Elles sont concernées et cela a été corrigé par le biais des allocations qui ont été revalorisées: les pensions minimums, on l'a indiqué et les revenus d'intégration sociale + 9 %, modifiés et augmentés à 5 reprises. (Applaudissements)

 

01.110  Olivier Maingain (DéFI): Et les revenus du travail? Vous détournez le propos. J'ai dit que je préconisais, en termes d'indexation des salaires, de garder une indexation pleine jusqu'à un certain montant de revenus – j'ai cité le montant de 3 500 euros bruts – et d'écrêter au-delà. Ne venez pas dire que j'étais pour un saut d'index total. C'est faux! Nous avons une différence de méthodologie sur cette question, qui se serait reflétée par une différence en termes de disponibilité de revenus du travail et du pouvoir d'achat.

 

Monsieur le président, je conclus. Oui, monsieur le premier ministre, je considère, que cela vous plaise ou non, que vous avez fait des choix économiques qui ont plutôt dégradé la position de la Belgique dans les classements européens par rapport à un certain nombre d'indicateurs essentiels. Que cela vous plaise ou non, c'est là le résultat de votre politique! Voilà pourquoi – et parce que je n'ai pas davantage le temps d'exposer – je considère que la politique que vous menez n'offre pas les résultats que peuvent espérer les citoyens au regard notamment de leurs besoins essentiels et de leur dignité sur le plan des revenus du travail et sur le plan social.

 

Le président: Merci, monsieur Maingain. Het woord is aan mevrouw Wouters.

 

01.111 Veerle Wouters (Vuye&Wouters): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, één ding is duidelijk over het Zomerakkoord, iets waarmee iedereen akkoord gaat en waarover geen discussie mogelijk is, met name dat het werd gesloten in de zomer. De werkelijke inhoud ervan is tot op dit moment evenwel niet helemaal duidelijk. Wij hebben daarover heel wat herfstgekibbel gehoord. Ik had de werkelijke inhoud ervan nochtans graag gekend, want wat zal de uitwerking zijn van al die maatregelen?

 

Na al het gekibbel, mijnheer de premier, had ik gisteren iets meer duidelijkheid en ook misschien wat nieuwe elementen van u verwacht. Maar nee, u hebt mij niet verrast en er was helemaal niets nieuws onder de zon.

 

Mijnheer de premier, ik vraag mij eigenlijk af, aangezien u niets nieuws zei, waarom u de State of the Union niet hebt gehouden op Tomorrowland. U had uw verklaring dan kunnen brengen op de beats van Dimitri Vegas en misschien zat er dan wat meer schwung in.

 

U hebt uitstel gevraagd en gekregen, maar jammer genoeg is er niet meer duidelijkheid gekomen. Wij zijn ondertussen 77 dagen later en wij hebben nog geen concrete teksten. Ik had ook graag cijfermateriaal gehad. Er zijn weliswaar cijfers, meer bepaald het nattevingerwerk van deze zomer, maar op de exacte cijfers wachten wij nog.

 

De komende achttien maanden moeten wij ook niet al te veel meer verwachten, want volgend jaar staan wij op dit moment vier dagen vóór de gemeenteraadsverkiezingen. Wij moeten hier dan ook niet al te veel heldendaden meer verwachten. Jammer, want dit was toch wel hét moment. Dit had het akkoord van de laatste kans kunnen worden om te bewijzen dat de hervormingen worden doorgevoerd. Helaas.

 

Ik stel wel vast dat de regering in elk geval goed is in het breken van zeer dure eden, zoals het begrotingsevenwicht. Het begrotingsevenwicht is eerst een beetje uitgesteld om het dan volledig los te laten. Dat was natuurlijk in ruil voor een communautaire standstill, maar het begrotingsevenwicht is dus losgelaten. Bovendien stel ik vast dat de doelstellingen in het kader van de armoedebestrijding ook worden bijgesteld. De armoedebestrijding belandt dus, samen met het communautaire, in de koelkast.

 

De hervorming van de vennootschapsbelasting is een goede zaak waarmee ik volledig akkoord ga, maar de vraag rijst of het een taxshift dan wel een taxcut wordt. Ik weet dat een aantal meerderheidspartijen het zeer plezant zouden vinden mocht het een taxcut worden. Momenteel zijn er blijkbaar al heel wat teksten in omloop, behalve in het Parlement. Ik weet niet of collega’s al teksten hebben gezien, maar ik nog niet. Daaruit zou blijken dat de kleine ondernemingen toch niet meteen kunnen profiteren van de hervorming van de vennootschapsbelastingen. Ik hoor zelfs van heel wat boekhouders dat het voor de kleine ondernemingen wel eens nadelig zou kunnen uitdraaien, met alle andere maatregelen die in het kader van de hervorming zouden volgen.

 

Ik roep u dan ook op, beste heren en dames ministers, om dit werk grondig te doen, om dit voorstel grondig te bestuderen. Inderdaad, de kmo’s vormen het economisch weefsel van Vlaanderen en, zoals de heer Verherstraeten zei, wij moeten de kleine ondernemingen en de zelfstandigen volop steunen. Zij moeten ten volle kunnen genieten van de hervorming van de vennootschapsbelasting. Neem dus alstublieft alle opmerkingen die vandaag al de ronde doen ter harte.

 

Men kan het zich absoluut niet permitteren om ter zake niet grondig te werk te gaan, en al zeker niet als met vergelijkt met Nederland, waar Rutte III de dividendbelasting laat zakken naar 0 % en de vennootschapsbelasting van 25 % naar 21 %. Daar gaat onze hervorming al! Wij beschouwen Nederland als het goede voorbeeld, wij lopen Nederland achterna, maar als wij er bijna zijn, loopt Nederland alweer voor ons uit. Jammer, wij hadden dit veel eerder moeten kunnen doen.

 

Ik kom tot het luik fiscale rechtvaardigheid. De effectentaks, waarover al veel werd gesproken, zou 254 miljoen moeten opbrengen. Wat is de stand van zaken echter? De definitieve teksten hebben wij nog niet gezien. De vraag is of het ontwerp ter zake al naar de Raad van State is verzonden. Hier en daar hoopt men immers dat ze daar stilletjes zou stranden.

 

Uit het ontwerp van de effectentaks, zoals wij tot nu toe konden vernemen, blijkt bovendien dat het merendeel van die belasting eigenlijk zal worden betaald door de Vlamingen. Daar kunnen wij toch echt niet voor pleiten. Ik begrijp niet dat de Vlaamse partijen in deze meerderheid dit gewoon laten gebeuren.

 

Ik begrijp u ten volle, mijnheer de premier, mijnheer Reynders en uw collega’s van de MR. In Wallonië zal de effectentaks niet zoveel spel maken. Maar in Vlaanderen des te meer. Wij kennen dat al uit het verleden. Door wie wordt de verhoging van de onroerende voorheffing voor het merendeel betaald? Door de Vlamingen. Hetzelfde geldt voor alle aanpassingen in verband met tankkaarten en bedrijfsvoertuigen. Waar zijn immers de meeste bedrijfsvoertuigen, de meeste tankkaarten? In Vlaanderen. Wij kennen het verhaal. Hou daar dus alstublieft rekening mee.

 

Dan is er ook nog ARCO. De oplossing voor ARCO zou er nu zijn, althans voor zover wij ook hier van een oplossing kunnen spreken en als het klopt wat er is voorgesteld. Uitwerkingen hebben wij immers niet. Dit probleem blijft volgens mij bestaan.

 

Ook deze oplossing is gewoon een vorm van staatssteun. Ik weet dat u dure advocatenbureaus inhuurt en veel geld verspilt om mooie adviezen uit te werken en om toch weer ergens een truc uit te vinden. Volgens mij zal Europa dit echter niet goedkeuren. De belastingbetaler mag hiervoor tenslotte absoluut niet opdraaien.

 

Ik kijk nog eens graag terug naar het regeerakkoord. Over de complexiteit van de fiscaliteit lees ik het volgende: “De complexiteit is dermate toegenomen dat belastingplichtigen het huidige systeem niet langer als rechtvaardig ervaren.” Dat wisten we al. Dat weten we vandaag nog altijd. Wat staat er nog in? “De regering engageert zich het fiscaal systeem te hervormen, te vereenvoudigen en te moderniseren, met het oog op een daling van de globale fiscale en parafiscale druk, zonder de budgettaire situatie te verslechteren.” Allemaal goed en wel, maar die vereenvoudiging is ver te zoeken. We hebben er nog heel wat extra codes in onze belastingbrief bij gekregen. We kunnen dus niet spreken over een vereenvoudiging. Is het systeem rechtvaardig? Ook niet.

 

Dan heb ik toch een vraag die ik hier vandaag nog niet heb gehoord. Hoe zit het met de redesign? Daarover hebben we ooit toch gezegd dat die tegen 2020 750 miljoen zou opbrengen. Ik vind echter in dit hele akkoord geen enkele maatregel inzake die redesign terug en nog veel minder van die 750 miljoen. Er werd dus wel veel geld uitgegeven om een bureau aan te stellen om die redesign voor te bereiden, maar van de redesign zelf hebben we nog niet te veel gemerkt. Tot zover de fiscaliteit.

 

Een ander thema is jobs. De loonhandicap in vergelijking met onze buurlanden is inderdaad afgenomen. Dat is goed werk. Als het goed is, zeggen we het ook. Ja, ik steun u volop, mijnheer de premier, wanneer u zegt dat we werk moeten maken van de mismatch die er vandaag bestaat tussen het profiel van werklozen en het profiel van mensen die men zoekt op de arbeidsmarkt. U zegt dat u de deelstaten daarbij zal helpen en daarover akkoorden zal afsluiten. Dat steun ik ten volle. Daarop moet volop ingezet worden.

 

Wij zijn het er ook helemaal mee eens dat de proefperiode weer in ere wordt hersteld. Dat is dus allemaal niet zo slecht.

 

Ook de werkloosheidsval moet inderdaad worden weggewerkt. Wij moeten ervoor zorgen dat werken lonend wordt, maar de vraag is natuurlijk of het nettoloon wel degelijk zo veel is gestegen als u beweert.

 

U moet eerlijk zijn. Er is inderdaad een toename van jobs en dat kunnen wij alleen maar toejuichen, maar wij kunnen ook niet zeggen dat dat alleen maar de verdienste is van de regering. Dat heeft ook te maken met de Europese conjunctuur.

 

Er zijn natuurlijk de systemen zoals de flexi-jobs, de mogelijkheid om 500 euro extra te verdienen, het delen in de winst. Dat zijn waarschijnlijk allemaal goedbedoelde maatregelen, maar het gevaar bestaat dat een heel aantal fulltimejobs hierdoor verloren zou kunnen gaan. Dat moeten wij heel goed in het oog houden, want dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn.

 

Ten slotte, uw regering is erin geslaagd om rond de pensioenen een zeer grote onzekerheid te creëren bij de bevolking, terwijl u in dat domein de bevolking rechtszekerheid moet bieden. Werknemers moeten weten waar zij aan toe zijn, zeker als ze jaren hebben gewerkt en bijgedragen en voor de deur van het pensioen staan. Voor ons is het duidelijk: u moet de verworven rechten van de betrokkenen honoreren.

 

Mijnheer de voorzitter, ik rond af en wacht met ongeduld op exacte cijfers; ik hoef geen nattevingerwerk. Ik wacht ook vol ongeduld op de begrotingsteksten

 

Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat wij met de huidige regering en met u de afspraak kunnen maken dat die teksten tijdig worden ingediend, zodat ze niet door het strot van het Parlement worden geduwd, maar wij voldoende tijd hebben om ze te onderzoeken en te bediscussiëren.

 

Eén zaak is immers duidelijk. Wij, politici, hebben verantwoording af te leggen aan de burgers en de kiezers. Dat kan alleen maar als een grondig debat kan worden gevoerd. Ik hoop dan ook op samenwerking van de regering met het Parlement.

 

01.112  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Chers collègues, merci d'être aussi nombreux, en cette fin de séance pour assister à cette intervention.

 

Monsieur le premier ministre, j'ai écouté votre discours très attentivement et me suis dit que nous vivions dans deux mondes différents.

 

Ik heb me namelijk afgevraagd hoe het mogelijk is om in twee zulke verschillende werelden te leven. Zo zei u geen woord over de meer dan 350 000 langdurig zieken, geen woord over de meer dan 60 000 vrouwen voor wie het gevaar dreigt dat zij in armoede terechtkomen, geen woord over de kinderarmoede, die op tien jaar tijd verdubbelde. U vermeldde alleen cijfers om aan te tonen dat u goed werk leverde, dat u voor jobs, jobs, jobs zorgde en dat we vooruitgaan, dat het goed is, dat het beter is enzovoort. Hoe is het mogelijk dat er zo twee verschillende werelden bestaan?

 

Vooral viel het mij op dat u met cijfers naar voren kwam om te staven dat u goed bezig bent en dat u jobs gecreëerd hebt. Er wordt al een jaar lang gedebatteerd over de kwaliteit van die jobs. U hebt in uw speech een antwoord willen geven op een uitspraak van onze Partij Van De Arbeid.

 

Vous avez voulu répondre au PTB qui vous critiquait sur la qualité des emplois. Je vous cite: "Certains affirment qu'il s'agit d'emplois précaires. C'est faux!" Et pour être sûrs qu'on ait bien compris "C'est faux" est imprimé en gras. "L'emploi partiel n'a pas augmenté. Selon l'ONSS, ce sont très majoritairement des emplois à temps plein et dans le secteur privé qui ont amené ce résultat. Entre fin 2015 et fin 2016, le nombre d'emplois à temps plein a augmenté de 60 941 unités. Par ailleurs les flexi-jobs n'ont évidemment pas eu d'effet sur ces chiffres."

 

Nous sommes allés consulter les chiffres de l'ONSS. Vous avez inventé. Nous sommes d'accord sur le nombre d'emplois supplémentaires: 60 941 unités Par contre, si l'on compare les deux derniers quadri, 39 000 temps pleins, 10 000 temps partiels, 12 000 intérims. Quand vous nous dites que ce sont très majoritairement des emplois à temps plein et que l'emploi partiel n'a pas augmenté, vous mentez. C'est un problème. Le PTB percevait déjà que la réalité était tout autre. On pouvait constater sur le terrain qu'il s'agissait surtout de temps partiels. On rencontre ces jeunes qui nous disent que oui, ils l'ont leur job à deux tiers temps ou à mi-temps avec lequel ils ne peuvent pas acheter de maison parce que la banque n'accorde pas de prêt sans un temps plein. Dans notre vécu de militant, nous savions que les chiffres n'étaient pas justes.

 

Nous sommes donc allés voir plus en détail. Et les chiffres de l'ONSS disent la même chose.

 

De heer Peeters diende ons van antwoord, tegenwerpend dat onze bewering niet waar was en dat het voornamelijk ging om vaste jobs. Maar de heer Peeters had het helemaal niet over de interimarbeid. Intellectueel gezien, zo zegt hij, wordt die niet in rekening genomen. Maar wanneer wij de precariteit van de jobs aanklagen, dan gaat het niet alleen om deeltijds werk, maar ook over interimarbeid.

 

Waarom geeft de heer Peeters die cijfers niet? Ik geef u het antwoord. Hij zegt dat er 50 000 nieuwe jobs zijn bijgekomen, maar er zijn wel 13 000 jobs gesneuveld in de openbare diensten. Ja, dat is gemakkelijk natuurlijk.

 

On crée de l'emploi privé mais que faites-vous des 13 000 emplois du secteur public qui ont disparu? Quand on compte tout cela, on arrive au constat qu'entre 50 et 75 % des emplois créés sont des emplois à temps partiel. Ce sont les chiffres de l'ONSS.

 

Monsieur le premier ministre, on a un problème. Quelle vision de la société avez-vous? Vers quelle société veut-on aller? Vous nous dites que vous créez de l'emploi, mais vous vous insérez complètement dans le modèle allemand.

 

In Duitsland is dat duidelijk. Vier miljoen werkenden leven nog altijd onder de armoedegrens. Willen wij echt een maatschappij van working poor met meer en meer flexibiliteit en werkdruk? Vorige week zat ik samen met arbeiders van Volvo Gent. U kunt misschien een beetje luisteren naar wat daar allemaal aan het gebeuren is. Die mannen van Volvo in Gent wordt een lijnproductiesnelheid van 73 seconden voor elke operatie opgelegd.

 

Pour faire leur opération dans la vitesse de ligne de production, les travailleurs de Volvo reçoivent 73 secondes.

 

De leiding van Volvo besloot om dat naar 71 seconden te brengen, 2 seconden minder om de operatie uit te voeren, en 60 interimwerknemers werden ontslagen. Nu wil de leiding van Volvo in Gent naar 67 seconden gaan om 250 interimarbeiders te kunnen ontslaan.

 

De werkdruk wordt alsmaar hoger; dat is wat in Vlaanderen aan het gebeuren is.

 

01.113  Charles Michel, premier ministre: Dans un souci de pédagogie, il faut expliquer un certain nombre de choses en lien avec la création d'emplois.

 

Premier point, extrêmement important, je me réjouis que vous confirmiez que depuis trois ans, nous créons des emplois supplémentaires. C'est extrêmement important pour stimuler le dynamisme économique.

 

Il est vrai qu'hier, dans ma déclaration, j'ai repris le chiffre de 130 000 emplois, chiffre relativement modeste puisque le rapport de la Banque nationale parle de 146 000 emplois. Je ne voulais pas flatter les chiffres, raison pour laquelle j'ai utilisé ce chiffre. Nous sommes au-delà, en tout cas, des 130 000 emplois créés depuis trois ans.

 

Deuxième point, car je suis attentif à vos propos et pas seulement aux vôtres mais aussi à ceux d'autres partis de l'opposition, j'entends, certes c'est vrai - on entend poindre un peu de déception: des emplois sont créés. Cela semble vous décevoir! Ils ne seraient pas de qualité! C'est l'affirmation que vous faites. Les flexi-jobs, je l'ai dit et vous ne l'avez pas contesté, constituent un changement par rapport à vos propos de propagande populiste habituels, ils ne sont pas comptabilisés dans les chiffres de la création d'emploi.

 

01.114  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Je n'ai jamais parlé de flexi-jobs!

 

01.115  Charles Michel, premier ministre: Ensuite le travail intérimaire. J'assume une divergence de vue assez fondamentale avec la vôtre, car le travail intérimaire est un indicateur, lorsqu'il repart à la hausse, de la vitalité en termes de croissance économique d'une société, d'un pays. Et, par ailleurs, dans de très nombreux cas, il débouche sur un emploi stable et parfois même dans la société dans laquelle on a eu l'occasion de développer son travail intérimaire.

 

Troisième argument: pour persister et signer - je n'ai pas pu être exhaustif dans ma déclaration gouvernementale - récemment sur 2017, le Conseil central de l'emploi (rapport que je tiens à votre disposition) dit qu'en Belgique, et c'est un record par rapport aux autres pays européens, "90 % de l'emploi salarié se déroulent dans le cadre de contrats à durée indéterminée, ce qui est supérieur à nombre de nos pays voisins". Par ailleurs, ce chiffre est stable (chiffres 2017) et totalement contraire à ce que vous voulez faire croire de façon mensongère en quête de propagande.

 

À côté des chiffres de l'ONSS que vous avez vous-même relevés, le SPF Économie affiche pour ces dernières années (il est assez intéressant de les examiner) une stabilité dans le prorata entre emploi à temps plein et à temps partiel. Pour ce qui me concerne, j'apporte une nuance importante: le temps partiel dans nombre de cas est subi, vous avez raison en cela, ce n'est pas forcément volontaire, mais dans d'autres cas, c'est volontaire et choisi.

 

Je donne un exemple assez intéressant: l'observation du temps partiel des mi-temps nous montre une évolution qui doit être confirmée: il y a moins de femmes qu'auparavant dans cette situation. Les indicateurs sont intéressants. C'est un frémissement qu'il faudra confirmer pour sentir la tendance.

 

Par contre, ce qui est vrai – et c'est là que vous êtes de mauvaise foi, monsieur Raoul Hedebouw - c'est que les 4/5 temps, ces dernières années ont augmenté. Probablement en raison de la capacité de choisir, dans un certain nombre de cas, de ne plus travailler à temps plein. Quand on veut utiliser des arguments, il faut le faire avec un minimum d'intégrité. Ce n'est pas le propre d'un parti populiste, simpliste, qui utilise la propagande.

 

Vous avez dit: "On ne vit pas dans le même monde." Vous avez parfaitement raison. Nous ne vivons pas dans votre monde communiste rétrograde, qui amène probablement à ce que les bureaux d'études du PTB sont les mêmes que ceux du Venezuela. C'est vrai, dans votre monde à vous, il n'y a pas d'emplois précaires. Il n'y a plus d'emploi du tout!. L'histoire l'a montré! (Applaudissements)

 

01.116  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Là, ça devient nerveux au niveau des chiffres. Moi, j'ai pris l'ONSS, parce que vous vous y référiez vous-même. Maintenant, vous citez toutes les autres sources. Je vous demande, maintenant, de prendre position. Vous avez dit hier: "L'emploi partiel n'a pas augmenté. Selon l'ONSS, ce sont très majoritairement des emplois à temps plein et dans le secteur privé qui ont amené ce résultat". Revenez-vous sur ces propos ou persistez-vous? Les chiffres de l'ONSS sont très clairs: 50 % de temps partiel. Les gens ont le droit de le savoir. Ce sont les chiffres de l'ONSS. Je vous demande de dire ici que l'ONSS ment et ne fait pas son travail.

 

01.117  Charles Michel, premier ministre: J'ai l'habitude. Vous choisissez le spectacle! Vous avez été absent des discussions toute l'après-midi. Vous êtes ici pour faire une petite vidéo de quelques secondes à diffuser sur Facebook. Vous êtes un populiste. Vous êtes un simpliste. Je persiste et je signe: les emplois créés sont des emplois de qualité.

 

01.118  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Est-ce que vous pouvez répondre à la question? C'est incroyable! On est mal!

 

01.119  Charles Michel, premier ministre: Vous voulez faire croire qu'on ne crée pas 130 000 emplois parce qu'on créerait des emplois à temps partiel. Ce n'est pas la réalité. J'ai fait la démonstration, chiffres à l'appui, qu'il y a une stabilité dans le rapport entre emplois à temps plein et emplois à temps partiel. J'ajoute, parce que je suis nuancé à l'inverse de vous que, dans certains cas, les emplois à temps partiel sont choisis et ne sont pas subis. Dans d'autres cas, ils sont subis et nous sommes tout entiers mobilisés pour la qualité des emplois, pour plus de développement économique, pour plus d'investissements.

 

Nous ne croyons pas un seul instant à vos recettes populistes qui visent à faire croire qu'on pourrait raser gratis! Avec vous, c'est plus de pauvreté et moins de liberté, comme cela se passe pour l'instant au Venezuela, régime que vous soutenez dans la honte la plus totale!

 

01.120  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, j'ai l'impression que nous dérapons un peu. Je propose qu'on puisse recevoir le tableau que le premier ministre citait pour que nous puissions prendre connaissance des derniers chiffres en la matière. Il est important de voir exactement quelle est la qualité de l'emploi. À ce stade, j'entends des choses. Des études sont en cours pour vérifier si ce qui est dit est correct. On ne va pas faire la part des choses aujourd'hui.

 

Par contre, nous sommes intéressés par les données du premier ministre et j'aimerais que nous puissions recevoir son tableau. De la sorte, nous pourrons avancer. Autrement, nous allons rester là-dessus et les caricatures de part et d'autre ne vont pas faire avancer le débat. Par contre, les tableaux et les chiffres, oui, pour que les universitaires puissent se pencher dessus.

 

01.121  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Monsieur le président, nous mettons à disposition des collègues les tableaux et rapports de l'ONSS. C'est une excellente proposition de mon collègue Nollet. Nous pourrons dès lors ensemble voir la qualité de l'emploi créé.

 

Ce n'est pas un petit débat. Il s'agit ici de savoir vers quelle société nous voulons aller et quels types d'emplois nous voulons créer. J'ai pris l'exemple de Volvo pour montrer à quel point le travail devient difficile. Les gens sont de plus en plus poussés à la production et une des conséquences en est l'explosion des malades de longue durée. Les gens sont épuisés. Il y a une explosion des burn out dans notre société. C'est un problème dans une société…

 

Dat is toch een probleem, een maatschappij met zoveel hoogtechnologische kennis, waarmee wij zoveel zouden kunnen doen voor de mensen, terwijl ze op het terrein, in fabrieken zoals Volvo, meer en meer worden uitgeperst en te maken krijgen met burn-outs.

 

Wat gebeurt er onder deze regering met de mensen met een burn-out en met de langdurig zieken? Zij worden steeds meer gedwongen om die cursussen te volgen. En wat gebeurt er? Een studie van het ACV heeft aangetoond dat 70 % van die mensen hun job verliezen omdat ze als onbekwaam worden beschouwd.

 

Dat is het probleem. Door steeds meer productiviteit in onze maatschappij wordt men uitgeperst en als langdurig zieke komt men dan aan het einde van de loopbaan.

 

Sur les pensions!

 

Dat is natuurlijk een heel belangrijk debat.

 

Wij worden geconfronteerd met een situatie waarin arbeiders en bedienden met een carrière van 45 jaar op het einde van hun carrière hun job verliezen en dan hun pensioen zien verminderen.

 

Ik hoor u altijd opperen dat het verschil tussen werkenden en niet-werkenden te klein is. U hebt gelijk. Doe gewoon meer voor de pensioenen van de arbeiders en bedienden die werken. Wat heeft het echter voor zin de pensioenen te verminderen van de mensen die geen job meer hebben? Daar is de maatschappij toch niets mee?

 

On en arrive évidemment à la question très importante du financement des pensions. Aujourd'hui, 10 points de notre PIB vont vers les pensionnés et on nous dit qu'il est impossible de financer l'arrivée massive des nouveaux pensionnés. Les projections du Comité d'étude sur le vieillissement nous indiquent une part de PIB de 14,7 à 15 % en 2060. Mais où est le problème pour payer, chers amis? Un pays comme l'Autriche consacre 15 % de son PIB aux pensions. Quel est le problème démocratique? En 2060, 30 % de la population sera pensionnée. Est-ce vraiment un problème de décider qu'on va leur donner 15 % du gâteau? Pourquoi notre richesse ne pourrait-elle pas être envoyée vers ces 30 % de la population qui auront travaillé toute leur vie et contribué à notre économie? Ne pourrait-on considérer que la moitié de leur poids dans le PIB irait vers les pensionnés? Non, car un dogme sévit selon lequel ça doit rester un tiers et on n'aura pas l'argent pour payer les pensions à venir.

 

01.122  Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Hedebouw, u vraagt wat het probleem is. Hoe komt het dat het in Oostenrijk kan en dat wij bij ons op weg zijn om het probleem op te lossen?

 

In Oostenrijk is er een grotere werkgelegenheidsgraad. Er is een belangrijke relatie tussen werkgelegenheidsgraad en de begroting, die vaak wordt onderschat. Wanneer de werkgelegenheidsgraad met 1 % kan worden verhoogd, wordt daardoor – hou u goed vast – het begrotingsresultaat met 0,75 % verbeterd. Het is die relatie tussen beide die u onderschat.

 

U haalt het voorbeeld aan van Oostenrijk en vraagt waarom dat niet in Oostenrijk kan. In dat geval moet u naar de werkgelegenheidsgraad daar kijken. U moet in die optiek ook naar de werkgelegenheidsgraad in de Scandinavische landen kijken.

 

Het is net de politiek van de huidige regering om de mensen stelselmatig en beetje bij beetje naar een langere carrière te duwen, wat niet anders kan. Indien de carrières in ons land op veertig jaar tijd vier jaar korter zijn dan in de buurlanden, dan maakt dat 10 %. Indien wij die collectieve rijkdom verliezen, kunnen wij ze niet in sociale zaken en in pensioenen investeren.

 

Dat is het probleem.

 

Uw alternatief is het invoeren van een multimiljonairstaks. Kijk eens wat die taks heeft opgebracht in Frankrijk, waar de taks nu wellicht wordt afgeschaft. Frankrijk heeft uit die taks 6 miljard euro gehaald. Verdisconteerd naar een kleiner land, betekent dat 1 miljard euro. Met dat 1 miljard euro zullen wij nooit in staat zijn het grote probleem van de pensioenen op te lossen.

 

Uw vraag is waar het probleem ligt. Het probleem ligt bij de werkgelegenheidsgraad. Als wij dat kunnen oplossen, kunnen wij onze pensioenen ook op lange termijn garanderen.

 

Uw alternatief van de multimiljonairstaks zal nooit voldoende zijn om het veel grotere probleem van de pensioenen en de werkgelegenheidsgraad op te lossen.

 

01.123  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Mijnheer Bogaert, het is niet de bedoeling dat de miljonairstaks het probleem van de pensioenen oplost. Daarvoor hebben wij een ander plan. Ik kom straks nog terug op de miljonairstaks, maar duw mij niet te vlug in de richting van die taks.

 

Het gaat daar niet over. Het gaat over het feit dat in Oostenrijk het aantal werkenden veel groter is. De carrières zelf zijn er immers niet langer. Voor de mensen die een job hebben, zijn de carrières zelfs niet langer. Het gaat om het gemiddelde van de maatschappij op het vlak van jobs.

 

Momenteel is nog nergens vertoond waarom langer werken meer jobs zou creëren. Integendeel, de cijfers in Zweden ter zake zijn heel interessant. Wanneer Zweden de mensen langer deed werken, zijn de jobs voor de jeugd net verminderd.

 

Het gaat dus niet om een vergelijking tussen Zweden en België. Het gaat, indien wij er de grafiek bij nemen, om de situatie in Zweden zelf.

 

Vous faites toujours la comparaison entre la Suède et la Belgique au niveau temps zéro. Mais en Suède même, on voit clairement que, quand les gens commencent à travailler plus longtemps, il y a une diminution des emplois pour les jeunes. C'est un problème aujourd'hui. Nous n'allons pas faire tout le débat du modèle scandinave, qui investit beaucoup dans les transports publics, etc. Ce n'est pas le but ici. Mais vous arrivez vous-même avec ces exemples. Mais en tout cas, je crois que la question à poser est: "Faire travailler plus longtemps crée-t-il de l'emploi?" Pour l'instant, aucune étude ne le démontre. Je crois qu'il s'agit d'un dogme.

 

Le président: Monsieur Hedebouw, vous avez encore trois minutes.

 

01.124  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Tout cela va vite! Monsieur le ministre, vous n'allez pas empiéter sur les trois minutes qu'il me reste. J'ai encore quelques sujets à traiter. Je voudrais être complet dans mon discours.

 

01.125  Daniel Bacquelaine, ministre: Je voudrais lever une confusion.

 

Nous devons être bien conscients de ce qui différencie la Belgique de tous les autres pays européens. Notre pays possède une spécificité en matière de pension et d'emploi des travailleurs de plus de 60 ans. L'âge moyen de sortie du marché du travail en Belgique est de 60 ans. Avec la France, nous constituons une exception. Nous sommes les deux seuls pays à avoir cette caractéristique. C'est d'ailleurs pour cela que la France s'apprête à procéder à une réforme en profondeur de son système de pension.

 

01.126  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): L'Autriche n'en fait pas partie non plus.

 

01.127  Daniel Bacquelaine, ministre: Si, l'Autriche aussi présente, comme tous les autres pays européens, un âge moyen de sortie du marché du travail qui se situe entre 62 et 64 ans. Nous sommes donc une exception. De même, le taux d'emploi des 60-64 ans est d'une personne sur quatre en Belgique. Dans le reste de l'Europe et des pays de l'OCDE, près d'une personne sur deux, âgée de 60 à 64 ans, travaille. C'est une différence énorme. Si on en fait abstraction pour définir une politique de pension en Belgique, on se fourvoie et on reste dans une impasse. Nous sommes obligés d'en tenir compte. Nous devons faire en sorte que, progressivement, l'âge moyen de sortie du marché du travail soit relevé, et que le taux d'activité et d'emploi entre 60 et 64 ans augmente. Cela ne veut évidemment pas dire que tout le monde va travailler jusqu'à 67 ans. Je le répète souvent. Ce n'est pas nécessaire pour relever le taux d'emploi.

 

01.128  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Quelques-uns travailleront jusque 80 ans et ce sera réglé.

 

01.129  Daniel Bacquelaine, ministre: Oui, il y en aura un qui travaillera jusque 80 ans, et il est connu! Mais les autres ne vont pas le faire. Il faut être conscient de cette problématique spécifique à la Belgique. Pour répondre à la corrélation entre l'emploi des plus âgés et celui des jeunes, vous prenez le modèle scandinave. Il n'est pas pertinent en l'occurrence parce que, comme vous le savez, un changement radical de politique en matière d'emploi des jeunes a eu lieu en Suède, voici quelques années.

 

01.130  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): C'est vous qui avez mis en avant, pendant trois ans, la Suède en tant qu'exemple. Ce sont les partis de droite qui font cela.

 

01.131  Daniel Bacquelaine, ministre: Prenez les Pays-Bas, la Grande-Bretagne et l'Allemagne. Dans ces trois pays, l'âge moyen de sortie du travail se situe aux alentours de 63 ans, c'est-à-dire trois ans de plus que chez nous. Dans ces pays, le chômage des jeunes est beaucoup moins important que chez nous.

 

01.132  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): M. le ministre nous explique qu'il y a plus d'emplois. Vous démontrez que, dans les pays où il y a plus d'emplois, il y a plus d'emplois. C'est juste!

 

Le président: La parole est à Mme De Coninck.

 

01.133  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Monsieur le président, je vais tout de même prendre mes trois minutes pour dire ce que j'ai à dire.

 

Le président: Non.

 

01.134  Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer Hedebouw, er zijn heel wat studies die bewijzen dat werk ook werk creëert. Hoe meer mensen er werken, hoe meer arbeidsplaatsen er bijkomen.

 

Ik moet de minister van Pensioenen wel tegenspreken. Weet u wat u hebt gerealiseerd met uw aankondiging dat iedereen tot 67 jaar moet werken? Iedereen die kon, heeft daarop direct zijn pensioen aangevraagd. Dat hebt u veroorzaakt door er niet voor te zorgen een geheel systeem in één keer aan te bieden en door beslissingen in salamischijfjes te nemen.

 

De huidige onzekerheid zorgt ervoor dat de meeste mensen zo snel mogelijk met pensioen willen, zelfs zij die goesting hadden om langer te werken. Er verandert voortdurend zoveel en er is zoveel onzekerheid. Wat u veroorzaakt hebt met uw beleid, is dat mensen minder lang werken.

 

01.135  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Monsieur le président, ai-je droit à une minute supplémentaire car on me demande de répondre sur le fond?

 

Le président: Oui, pour donner une réplique.

 

01.136  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Monsieur Clarinval, tout le monde est intervenu pendant deux ans et demi en commission en rappelant l'exemple suédois. Je démontre qu'en Suède, il n'y a aucun lien de cause à effet entre travailler plus longtemps et l'emploi des jeunes et on me rétorque que, maintenant, la Suède n'est plus une référence.

 

Aucune étude démontrant le lien de cause à effet n'existe. Au plus, on va chercher une corrélation. Vous me dites que dans les pays où il y a beaucoup de boulot, les jeunes travaillent plus et les anciens aussi. Vous n'allez rien démontrer avec ça! Vous ne démontrez en rien un lien de cause à effet! Pas du tout! Je crois que vous vous trompez.

 

Permettre aux plus anciens de partir sur base volontaire - il n'y a aucune obligation; ceux qui veulent continuer à bosser continuent à bosser! - et aux jeunes de prendre leur place, leur permettre d'avoir le choix est un point politique et démocratique fondamental.

 

Je terminerai ce discours sur un autre point qui m'a beaucoup touché, l'international.

 

Monsieur le premier ministre, vous avez évoqué dans votre discours le multilatéralisme sans citer une fois l'ONU! Quand vous parlez de multilatéralisme, vous parlez de l'OTAN. C'est inquiétant! Je pense que la Belgique aurait dû donner un signal important pour un véritable multilatéralisme qui n'est pas sous domination américaine. L'OTAN est sous domination américaine. On entend aujourd'hui de la part de Trump des déclarations politiques quasi de guerre à trois, quatre pays et, de notre côté, notre premier ministre ne parle dans son discours que de l'OTAN.

 

C'est un sérieux problème car nous avons appris cette semaine que le Prix Nobel de la Paix avait été donné à une organisation internationale, l'Appel contre les traités des armes nucléaires. Cent vingt-deux pays ont signé cette déclaration visant à l'interdiction des armes nucléaires mais pas la Belgique. Pourquoi? Nous aurions dû donner un signal aujourd'hui alors que le nombre d'armes nucléaires explose dans le monde et s'accumule. Mais la Belgique ne l'a pas donné. Monsieur le premier ministre, en cette matière, nous attendions bien davantage de votre part!

 

Enfin, hier, pendant presque tout le discours, on a quand même piqué du nez sauf à un seul moment où on a beaucoup applaudi.

 

Het applaus was enigszins ingetogen, maar op één moment is wel iedereen wakker geworden, namelijk toen u de staking aanviel, waarop groot applaus volgde.

 

Et on a abordé la question du service minimum. Monsieur le premier ministre, j'étais en commission avec le ministre Bellot; pendant quatre heures, il nous a dit: "je n'introduis pas de service minimum." Est-ce juste, monsieur Bellot? Vous nous avez corrigés pour nous dire que ce n'était pas un service minimum. Et vous mainteniez, pendant deux-trois heures, que ce n'était pas un service minimum, que c'était une équipe de volontaires. Monsieur Bellot, avez-vous entendu le premier ministre, hier? Peut-être faudra-t-il que vous lui expliquiez! Il doit y avoir un problème de communication!

 

Alors, monsieur Bellot, un service minimum ou pas?

 

01.137  François Bellot, ministre: C'est un service minimum garanti.

 

01.138  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Avez-vous été recadré?

 

01.139  François Bellot, ministre: Monsieur Hedebouw, je vous ferais remarquer également que vous auriez eu difficile de m'entendre pendant quatre heures puisque vous avez quitté ce débat important, me semble-t-il, après deux heures et demie.

 

Ceci étant, il est exact que c'est un service garanti minimum ou minimum garanti. Quelle est la différence? Le service minimum à l'état pur étymologiquement est un mot patenté par l'Organisation Internationale du Travail (OIT). Pour eux, c'est, par exemple, la surveillance des centrales nucléaires, les urgences des hôpitaux.

 

Même le Conseil d'État, alors que nous avons toujours parlé de continuité de service ou de service garanti pour pouvoir émettre son avis s'est rallié à l'interprétation de l'Organisation Internationale du Travail, alors que nous ne réquisitionnons pas, nous garantissons le service.

 

Par exemple, hier, il y avait un service minimum. Dans l'esprit de chacun, c'était un service minimum; c'étaient les travailleurs disponibles qui faisaient circuler les trains. Pour lever les doutes quant à l'Organisation Internationale du Travail, tout le monde parle de service minimum mais sur le plan scientifique, il est préférable de parler de service garanti.

 

Le président: Vous avez encore deux minutes, monsieur Hedebouw.

 

01.140  Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Cela ne m'a pas étonné que tout le monde applaudisse à ce moment-là. Sur les bancs de la majorité, vous sentez bien que la colère est profonde dans la population. Ce n'est pas que la grève d'hier qui en est le baromètre. Je pense vraiment que les gens sont fort en colère. Ils sentent qu'ils ne vivent pas mieux aujourd'hui qu'il y a trois ou quatre ans. Et vous espérez casser cette résistance avec des nouvelles lois antisyndicales, en supprimant des droits syndicaux, en individualisant le droit de grève et ne permettant plus cette résistance collective. Je crois sincèrement que vous vous trompez. Vous vous trompez réellement. Il suffit de regarder tous les gouvernements qui ont essayé de casser les dynamiques de résistance de cette manière-là.

 

U bent de mosterd gaan halen bij mevrouw Thatcher in Groot-Brittannië.

 

Vous allez vous planter car les gens ne se laisseront pas faire. Ils sont très en colère sur plein d'aspects socioéconomiques, éthiques et sur tout ce qui se passe dans le monde. Je sens de plus en plus grandir une résistance et c'est un appel – je ne vais pas vous convaincre ici – que je voudrais faire à l'ensemble des citoyens. Ne vous laissez pas faire! Ayez confiance en vous! Soyez constructifs! Intervenez dans le débat politique! Ne pensez pas que tout est déjà décidé et qu'il n'y a pas d'alternative! TINA, TINA, TINA. On a aujourd'hui entendu dans un discours qu'il n'y avait pas d'alternative: "There is no alternative." Nous disons oui à l'alternative. Activons les grosses fortunes et investissons dans le social, dans l'industrie et n'attendons pas de la bourse, de ces grandes fortunes qu'elles continuent à s'enrichir! Il faut un autre monde, meilleur. Nous y arriverons, monsieur le premier ministre.

 

01.141  Aldo Carcaci (PP): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues … (Brouhaha)

 

Le président: Allez, allez! Veuillez laisser parler M. Carcaci.

 

01.142  Aldo Carcaci (PP): Monsieur le premier ministre, je vous ai écouté attentivement hier présenter votre note de politique générale, relativement ambitieuse. À l'image du dossier espagnol, on peut constater que vous naviguez entre deux eaux: d'une part, la pression de la droite flamande et, de l'autre, l'extrême prudence des centristes. Au demeurant, vous consacrez un mini-chapitre au dossier ARCO et à l'indemnisation des coopérateurs européens. Vous le mentionnez d'ailleurs sans y toucher. Pour le coup, vous avez assuré le minimum syndical.

 

Vous annoncez trois chantiers pour 2018: prospérité, cohésion sociale et libertés. Vous affichez aussi une ambition: investir dans l'avenir.

 

Au préalable, je voudrais toutefois vous faire remarquer que protéger les citoyens contre toute forme d'extrémisme ne constitue pas un repli sur soi, mais une preuve de prise de responsabilité. Vous faites régulièrement allusion à l'Union européenne, qui doit être réformée car ses institutions ne répondent pas aux attentes des citoyens. En attendant ces modifications institutionnelles, il est normal que les États puissent pallier de tels manquements. C'est même votre devoir.

 

Par ailleurs, si nous pouvons approuver certaines réformes structurelles, nous ne pouvons être d'accord sur tout. S'agissant des volets "prospérité" et "cohésion sociale", trop de mesures touchent violemment et défavorablement les citoyens, en particulier les travailleurs, alors que d'autres pistes pourraient être explorées. Certaines réformes, même partiellement appliquées, démontrent une franche amélioration de la situation. Pourquoi ne pas les approfondir? Vous criez "Jobs! Jobs! Jobs!". Mais pourquoi justement ne pas étendre l'allégement des charges sociales à plusieurs emplois au lieu de vous cantonner au premier? Plus de 85 000 emplois ont été créés grâce à cette disposition. De même, pourquoi ne pas l'étendre aux personnes handicapées qui souhaitent travailler? C'est actuellement impossible, car elles ne bénéficient pas d'indemnités de chômage, mais d'une allocation. Il est impératif de prévoir des mécanismes pour favoriser leur accès à l'emploi.

 

Vous atteindrez ainsi deux objectifs: diminution du budget lié aux allocations et intégration sociale par le travail.

 

Les dépenses doivent être inéluctablement réduites de manière à retrouver des moyens pour financer des mécanismes de croissance. Nous partageons cette vision. Mais, ici aussi, vous pouvez donner une autre dimension à votre politique. Prévoir à court terme une refonte du paysage institutionnel en optant pour une mise en application basée sur le fonctionnel et plus sur l'idéologique. Est-il encore raisonnable d'avoir plusieurs ministres du climat, de l'énergie, de la mobilité? Le Sénat et les institutions provinciales sont-ils toujours en phase avec l'évolution de notre pays? Poser les questions, c'est déjà y répondre lorsque nous voyons l'état de nos infrastructures routières. Vous voulez mettre les finances en ordre, c'est également l'occasion.

 

En ce qui concerne la prise d'otage des travailleurs et des étudiants par les syndicats, nous préconisons des mesures beaucoup plus fonctionnelles en la matière. Inspirez-vous-en! Ce ne serait pas la première fois. La concertation sociale est évidemment très importante pour faire aboutir des projets ambitieux, mais tolérer le droit de grève, tel qu'il est, sans légiférer sur le droit au travail est manifestement un frein à la relance économique.

 

Sur le volet des libertés, le monde subit effectivement une profonde transformation et devient, comme vous l'avez justement dit, multipolaire. Cependant, opposer le repli sur soi au multilatéralisme est une grave erreur. En évoquant ces termes, vous pensez indéniablement à la montée des partis d'extrême droite en Europe. Mais, vous ne posez pas la question de la raison de ce nombre important de citoyens qui se tournent vers ces partis parce qu'ils ne voient plus aucune issue favorable à ce modèle d'Europe et se tournent vers des partis eurosceptiques, voire europhobes. Être à l'écoute du citoyen, primauté à l'humain, c'est ce que l'Europe, malheureusement, ne fait pas.

 

La crise migratoire, le dumping social, la mondialisation sont autant de sujets où l'Europe se révèle impuissante. Vous devez, monsieur le premier ministre, impérativement implémenter une dynamique à cette Europe, en mettant, si cela s'avère nécessaire, une pression supplémentaire.

 

Vous dites également que la Belgique est et restera une terre d'accueil pour les réfugiés. Je ne crois pas un seul instant que, dans notre pays, qui que ce soit, hormis quelques groupuscules, veuille refouler chez elles des personnes qui fuient la guerre et ses horreurs, ou un régime politique totalitaire.

 

Toutefois, ce qui provoque l'indignation chez nos concitoyens, et de nombreuses études le démontrent, ce sont les priorités et les avantages sociaux qui sont octroyés à certaines personnes, alors que vous ne cessez de raboter les acquis sociaux de nos concitoyens qui ont, eux, une carrière complète derrière eux et qui ont cotisé toute une vie. C'est cette injustice qui crée l'indignation, et c'est humain. C'est là que le bât blesse.

 

Nous devons également constater que l'insécurité n'a jamais été aussi prononcée que depuis cette vague migratoire. Je refuse de faire l'amalgame entre les migrants et les terroristes, mais une politique plus réaliste, mieux adaptée, permettrait à la population de retrouver un meilleur sentiment de sécurité. Votre gouvernement doit continuer à s'appliquer pour modifier structurellement les règles en la matière, tout en préservant le droit à la vie privée. Des pays peuvent nous inspirer en matière de sécurité, notamment dans les aéroports et dans les gares.

 

En conclusion, loin de moi l'idée de faire le show comme certains ou de donner des leçons comme d'autres. Je veux simplement participer activement et modestement à la relance de la Belgique, sinistrée par autant d'années de gouvernance où le laxisme prévalait sur le pragmatisme en favorisant l'assistanat contre vents et marées et en laissant un désert social et économique.

 

Monsieur le premier ministre, je m'abstiendrai pour le vote de confiance à votre gouvernement. Nous estimons que bien qu'allant dans la bonne direction, vos réformes sont trop timides et manquent finalement d'ambition. Vous pourriez encore faire mieux. Je vous remercie.

 

01.143  Charles Michel, premier ministre: Monsieur le président, mes chers collègues, je souhaite commencer par remercier l'ensemble des intervenants à ce débat. Tout au long de l'après-midi, nous avons eu l'occasion, avec conviction, passion et même de l'humour, de partager les valeurs démocratiques, de confronter nos opinions, parlementaires de la majorité, parlementaires de l'opposition.

 

J'aborderai les points évoqués sans être exhaustif car j'ai eu l'occasion de répliquer dans le cadre des échanges intervenus durant ces dernières heures.

 

Onze overtuiging – dit is een duidelijke boodschap voor de toekomst – is dat de jobcreatie en de economische ontwikkeling de beste waarborg zijn om diegenen te steunen die steun nodig hebben. De sociale zekerheid is een troef in ons land en wij weten dat de sociale zekerheid doorheen de geschiedenis het resultaat is van duidelijke engagementen van veel politieke partijen in de afgelopen decennia. Tegenwoordig, in de eenentwintigste eeuw, worden wij echter ook geconfronteerd met nieuwe uitdagingen. De oplossingen van het verleden zijn niet noodzakelijk de beste antwoorden op de uitdagingen van morgen en overmorgen. Een eerste belangrijk punt is dus jobs, jobs, jobs. Competitiviteit staat voorop. Volgens ons zijn de eerste resultaten inderdaad positief.

 

Wij zijn er ons echter ook van bewust dat het nog niet genoeg is. We beseffen dat het voor veel mensen, voor veel families, op het einde van de maand niet gemakkelijk is om hun facturen te betalen. Daarom weten wij, meerderheid en oppositie, dat de discussie over de koopkracht bijzonder belangrijk is voor de toekomst.

 

Nous sommes convaincus que mobiliser des moyens pour favoriser le pouvoir d'achat constitue un enjeu clé. Nous avons la conviction, études à l'appui, qu'avec le tax shift, des progrès significatifs sont réalisés dans ce domaine par rapport aux années antérieures. Voulons-nous faire plus et mieux? Oui, nous sommes mobilisés pour poursuivre le travail et pour veiller à ce que le tax shift soit intégralement mis en œuvre dans sa dimension pouvoir d'achat, principalement pour les bas et moyens salaires.

 

Je souhaite mettre en évidence un deuxième point, sans vouloir approfondir le sujet que j'ai abordé il y a quelques instants. Contrairement à des messages qui ont été colportés durant les derniers mois, les indications montrent, à ce stade, que les emplois créés sont exactement dans le même ratio, en termes d'emplois à temps plein et d'emplois à temps partiel, que durant les dernières années. S'agissant des emplois à temps partiel, les chiffres dont nous disposons montrent, depuis plusieurs années, avant même le début de cette législature, une évolution vers plus de 4/5temps et, singulièrement, moins de mi-temps chez les femmes.

 

J'accueille positivement la remarque constructive de M. Nollet. Je suis convaincu que, dans les prochains mois, nous allons continuer à faire la clarté dans ce domaine et peut-être à solliciter, sous les différents angles de la qualité de l'emploi, l'expertise d'organismes indépendants. En effet, nous devons être mobilisés pour créer des emplois et des emplois de qualité même si, comme je l'ai indiqué, à nos yeux – même s'il y a des divergences, monsieur Laaouej – l'emploi intérimaire permet d'acquérir de l'expérience et, dans bien des cas, représente un premier pas, une porte d'entrée, vers un emploi qui peut devenir plus durable. Nous voulons faire la clarté sur cette dimension et sur cette dynamique, sans qu'il y ait, entre nous, des querelles un peu simplistes sur le plan idéologique. Ce ne serait pas un choix pertinent.

 

Een tweede belangrijke punt is de economische ontwikkeling. Competitiviteit en jobcreatie zijn daarin de prioriteiten. Dat is het DNA.

 

Wij zijn ervan overtuigd dat het nodig is om nog meer te doen, om nog beter te doen. Wij hebben belangrijke beslissingen genomen op het vlak van de jobcreatie, zoals de vermindering van de lasten op arbeid. Ook al stond dit niet in het regeerakkoord, toch vonden wij het nodig om een belangrijke stap te zetten inzake de hervorming van de vennootschapsbelasting. Dit was een kans om nog meer en nog beter te doen. Daarin is een duidelijke keuze gemaakt. Ik heb vastgesteld dat veel oppositiepartijen onze keuze delen om meer steun te geven aan de kmo’s in de vennootschapsbelastingen. Dat is een duidelijk signaal en een teken van echte fiscale rechtvaardigheid.

 

Je crois intimement que des mesures de bon sens et pragmatiques, du même ordre que celle qui établit zéro cotisation patronale sur les premiers emplois créés par les indépendants et que nous traduisons dans l'impôt des sociétés – dans le parallélisme pour stimuler l'activité économique – avec une baisse temporaire, pour les petites entreprises et pour les indépendants en personne physique d'un taux de 8 à 20 % pour les investissements, vont produire des résultats effectifs et tangibles en 2018 et en 2019, qui contribueront à stimuler l'activité économique, ce qui est absolument nécessaire.

 

Nous devons être clairs à propos de la neutralité budgétaire. Nous avons fait des arbitrages. Nous devons veiller – c'est aussi mon rôle et ma responsabilité – à l'exécution loyale de ces arbitrages.

 

Mijnheer Vanvelthoven, in het kader van een wet inzake de relance van de economie zullen we de implementatie van de beslissingen van het Zomerakkoord duidelijk maken. Ik ben ervan overtuigd dat tijdens de begrotingsdebatten zal blijken dat deze beslissingen budgetneutraal kunnen zijn. Dat is een belangrijke toets. Het is immers de bedoeling een shift uit te voeren in de vennootschapsbelasting.

 

Je n'entre pas dans les détails maintenant mais nous avons déjà indiqué que nous voulons recalibrer la question des intérêts notionnels, adapter des niches fiscales afin de pouvoir présenter une offre qui soit la plus convaincante possible, sachant bien que le but est de stimuler l'activité économique et de provoquer un effet sur les comportements des acteurs économiques.

 

Een ander belangrijk punt is onze arbeidsmarkt. Daar wil ik ook duidelijk zijn. Hoe kan men beweren dat een nieuw statuut voor studenten die willen ondernemen negatief is? Hoe kan men beweren dat meer evenwicht in ons familiaal en ons professioneel leven, meer kansen en meer vrijheden slecht zouden zijn? Willen wij al of niet een arbeidsmarkt van de eenentwintigste eeuw opbouwen? Dat is de keuze die wij moeten maken. Wij hebben daar ook een duidelijke keuze gemaakt.

 

On a décidé effectivement de tenter de dynamiser le marché du travail mais de manière extrêmement équilibrée, extrêmement balancée.

 

Je me réjouis d'avoir eu, tout à l'heure, une intervention d'un collègue sur la question du burn out. Monsieur Nollet, à juste titre, vous avez mis l'accent sur un phénomène qui doit tous nous interpeller, majorité et opposition. Les dernières années, avant le début de cette législature d'ailleurs, il y a eu une hausse interpellante, inquiétante et préoccupante du nombre de personnes en situation d'incapacité. Cela pèse sur la solidarité, sur la sécurité sociale. Nous devons nous demander pourquoi nous sommes dans cette situation. C'est évident. J'accueille favorablement les interpellations sur ce sujet. À cet égard, je vous donne rendez-vous dans les prochains mois. Avec Maggie De Block et Kris Peeters, nous voulons redoubler d'efforts pour mieux appréhender, sous l'angle de la prévention, ce phénomène et essayer de juguler cette évolution qui pèse sur nos protections sociales, nos solidarités. Cette ambition essentielle me semble aussi relever du bon sens.

 

Wat de arbeidsmarkt betreft, worden wij nu geconfronteerd met een paradoxale uitdaging. Enerzijds stellen wij vast dat de bedrijven, de ondernemers jobs creëren. Dat is positief. Dat gaat in de goede richting. Tegelijkertijd stel ik in gesprekken met kmo's vast dat het moeilijker is om mensen te vinden die de juiste opleiding hebben genoten voor bepaalde jobs. Er is een mismatch.

 

D'un côté, des emplois sont créés, et dans le même temps, des entreprises ont du mal à trouver des personnes disposant des qualifications requises pour occuper les emplois en question. C'est aussi un défi très net qui me mobilise. Nous tendons la main aux Régions, qui sont compétentes pour cette matière, pour examiner ensemble de quelle manière nous pouvons nous renforcer mutuellement afin de créer davantage d'emplois, tout en veillant à ce que les emplois disponibles soient effectivement occupés, ce qui n'est pas encore le cas aujourd'hui. Voilà un autre engagement fort que nous prenons. Nous vous donnons rendez-vous au cours des prochains mois pour constater les résultats engrangés sur ce sujet extrêmement important.

 

J'ai évoqué précédemment les interpellations sur la pauvreté. Nous ne pouvons pas rester indifférents. Vous avez évoqué des chiffres. Je l'avais dit dans mon intervention, en mettant en évidence les points de fragilité qu'il fallait regarder avec modestie et clairvoyance. Indiscutablement, cette question de la pauvreté dans nos sociétés, y compris en Belgique, n'est pas résolue, et doit nous mobiliser. Nous devons travailler sur ce sujet.

 

J'ai entendu les interpellations. Je crois que nous devons nous mobiliser dans le cadre de nos travaux d'assainissement budgétaire, de mise en ordre des budgets, et dans le cadre de nos choix politiques s'exprimant par des choix budgétaires, pour augmenter les allocations pour ceux pour qui le quotidien est le plus difficile, le plus douloureux et le plus complexe. C'est une conviction que je partage avec vous. Mais en même temps,  monsieur Nollet, ce n'est pas simplement une question d'allocations. C'est cela, mais c'est aussi une question d'emplois, et une question  de relèvement de la pension minimum pour les pensionnés qui sont dans les plus grandes difficultés. Des décisions effectives ont été prises sur ce sujet et de nouvelles décisions vont s'appliquer à ceux qui ont une carrière complète. Ils auront 7 % en plus à partir de janvier 2018. Nous allons continuer à regarder, budget après budget, comment nous pouvons stimuler et soutenir, de manière effective, cette lutte contre la pauvreté. Je crois aussi que, dans ce domaine, la reconnaissance automatique des droits sociaux pour ceux qui en ont réellement besoin est un pas en avant très important, et je veux le mettre en évidence.

 

Zonder te willen polemiseren, stel ik mij de volgende vraag. Waarom was het in het verleden niet mogelijk om over zo’n belangrijk principe te beslissen? Ik hoop dat het met de digitale agenda en met een efficiënt openbaar ambt mogelijk zal zijn om toegang te krijgen tot automatische rechten, wat sociale rechten betreft, in het bijzonder voor de meest kwetsbaren in onze maatschappij.

 

Nous savons très bien – car nous sommes les deux pieds dans la vie concrète, dans la vie réelle – que, pour le quotidien, ce sont souvent les plus fragiles qui ont le plus de difficultés à remplir les formalités administratives nécessaires.

 

01.144  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Monsieur le premier ministre, j'entends bien ce que vous dites. Ma question est très simple. Redirez-vous aujourd'hui à la tribune la phrase que vous avez prononcée en 2014, à savoir: "Nous prenons un engagement fort. Les allocations sociales minimales seront portées sous votre législature au niveau du seuil de pauvreté."

 

01.145  Charles Michel, premier ministre: C'est l'ambition de l'accord de gouvernement. Je l'ai répété hier à cette tribune. J'ai répété que l'accord de gouvernement prévoyait de manière progressive – parce qu'on ne peut pas le faire autrement que de manière progressive – de porter vers le seuil européen les allocations en question. Cela reste une ambition. Est-ce complexe? Oui. Est-ce difficile? Oui. Aurons-nous encore à faire des choix sur le plan budgétaire au sein de la coalition, au sein du gouvernement? Oui, nous aurons, dans les prochains mois, encore des discussions budgétaires à mener.

 

J'ai en tout cas une certitude, monsieur Nollet. C'est qu'au plus nous réussirons à concrétiser des résultats en termes de création d'emplois et d'élargissement de l'assiette fiscale, au plus nous serons en situation d'être les garants d'une société où la cohésion sociale n'est pas un slogan mais une réalité au quotidien.

 

Je poursuis également sur un certain nombre d'autres enjeux qui ont été évoqués. Je me réjouis que l'on soit très mobilisé pour considérer que la question de l'accès à la santé pour tous est tout à fait fondamentale.

 

Comme je l'ai indiqué dans ma déclaration hier, nous pouvons être fiers. Et ce n'est pas la fierté d'un gouvernement. C'est la fierté d'un pays qui, tout au long des dernières décennies, a travaillé avec les acteurs de la santé pour mettre notre système de santé parmi les plus performants, reconnu comme tel sur le plan européen et même sur le plan international.

 

Oui, c'est vrai, c'est un département qui est confronté, comme cela a été le cas dans le passé, à de nouveaux enjeux, à de nouveaux défis. La hausse de l'espérance de vie, les progrès de l'innovation amènent effectivement à se poser la question de savoir comment on peut garantir demain, après-demain, l'accès à des soins de santé de qualité pour tout le monde. Cela impose de faire des choix. J'ai écouté Mme Fonck très attentivement. Nous serons attentifs aux questions soulevées concernant les soins psychiatriques. Nous prendrons en compte les interpellations, les appels du parlement sur un certain nombre de sujets dont la critique est constructive, positive, pour faire en sorte, en étant encore mieux informés, de prendre les décisions qui s'imposent.

 

Een voorbeeld is de financiering van de ziekenhuizen. Ik heb de voorbije maanden veel actoren en professionelen ontmoet. Wat was de boodschap die ik hoorde bij een brede meerderheid? Dat het de goede richting uitgaat. Als we in de toekomst de absolute zekerheid willen kunnen geven dat het mogelijk zal zijn om toegang te geven tot de gezondheidszorg, dan zal het nodig zijn om meer in een logica van netwerken te werken.

 

Voilà le cadre dans lequel nous nous situons. Nous essayons de progresser sujet par sujet. Bien sûr, on peut toujours considérer que nous n'aurions pas dû agir de telle ou telle manière. Je respecte ces points de vue.

 

Néanmoins, je vous signale qu'à la moitié de la législature, voici quelques heures à peine, madame Fonck, une décision a été prise à la quasi-unanimité des acteurs de la santé. Ces derniers ont estimé que le budget proposé permettait bel et bien de satisfaire les besoins exprimés.

 

Cela n'a pas toujours été le cas. Je reconnais que, voici quelques mois, les discussions avec les acteurs de la santé furent plus vives. Mais, quelques heures avant la déclaration gouvernementale - hasard du calendrier -, ces derniers, les mutuelles et les représentants des professionnels nous ont déclaré qu'ils considéraient nos propositions comme correspondant à leurs besoins. C'est une réponse, encore une fois, convaincante à cette préoccupation légitime pour la santé. (Applaudissements sur les bancs de la majorité)

 

Ik wil het zeker niet te lang maken op deze tribune, ik doe er alles aan om to the point te gaan. Een andere uitdaging is echter de toekomst van de pensioenen. Het is nodig verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb aandachtig geluisterd naar de meerderheid en de oppositie. Ik stel vast dat we drie jaar geleden gekozen hebben voor een coherente aanpak in het kader van de hervorming van de pensioenen. Het is een zeer coherente aanpak. Ten eerste hebben we ruimte geboden voor een sociaal overleg met de actoren. Mevrouw Kitir, het is onze bedoeling om er alles aan te doen om deze voor de toekomst fundamentele hervorming een zo breed mogelijke steun te geven.

 

Ten tweede, dat is niet makkelijk. Het betekent dat we een beetje moedig moeten zijn. Als we echter nog lang en gelukkig willen kunnen leven…

 

Si l'espérance de vie a pu augmenter de manière tellement spectaculaire en quelques années à peine, en une génération - c'est très impressionnant -, grâce aux progrès de la médecine par exemple, qui croit ici qu'on peut simplement ne rien faire, ne pas bouger, ne pas prendre de décisions sans avoir un incident majeur en termes de financement des protections sociales dans les prochaines années?

 

Pas trop de querelles sur les chiffres, madame Kitir. En 1985, le budget des pensions était quatre fois inférieur à ce qu'il est aujourd'hui. Chaque mois, il y a des milliers de pensionnés en plus qui vont vivre de plus en plus âgés, ce qui me réjouit. Notre devoir, notre responsabilité, c'est de prendre des décisions aujourd'hui! Ce serait tellement plus simple de faire semblant qu'on ne voit pas l'enjeu, qu'on ne voit pas le défi. Mais agir de la sorte, ce serait irresponsable!

 

Nous avons choisi la responsabilité et la cohérence: plus de lien entre le travail et le montant de la pension, harmonisation des régimes précisément pour lutter contre la discrimination. Nous renforçons, je l'assume, je le répète, le premier pilier en travaillant à son financement et nous ouvrons à tout le monde le deuxième pilier. Nous mettons fin à une discrimination. Demain, 500 000 travailleurs auront enfin accès à un deuxième pilier de pension. C'est un message très clair que nous donnons pour l'avenir, la sécurité de nos enfants et de nos petits-enfants!

 

Madame Fonck, quelques mots sur la question des personnes qui ont un handicap. Vous avez raison. Je pense que l'honneur de la société, c'est aussi d'être totalement mobilisée pour le soutien des familles concernées. J'ai eu l'occasion, il y a quelques semaines, de rencontrer personnellement des membres de la plate-forme représentant un certain nombre d'associations. Nous travaillons sur le sujet, c'est vrai. Comme vous l'avez évoqué, il y a eu des difficultés dans la gestion de l'informatique du département. Tout est mis en œuvre pour les résoudre. J'ai demandé à la secrétaire d'État de faire tout le nécessaire pour tenter d'apporter les réponses indispensables en la matière.

 

Nous avons également travaillé tout au long de l'été à un plan permettant de mieux répondre aux préoccupations concrètes en matière de handicap. Nous aurons l'occasion, je l'espère, de revenir sur ces sujets au parlement.

 

Je vais partager mon expérience sur ce sujet. Je pense qu'on doit aussi raisonner à côté des questions en lien avec le prix de l'amour, avec les allocations pour les personnes handicapées et voir dans un certain nombre de cas, quand c'est possible, comment on peut stimuler l'emploi des personnes handicapées. C'est aussi un appel des associations que j'ai rencontrées et que j'ai bien entendu. Nous serons attentifs à ces sujets également.

 

Dames en heren, beste collega’s, veiligheid en vrijheden, we hebben in het verleden – jammer genoeg, zou ik zeggen – veel gelegenheden gehad om daarover discussies te voeren. We hebben democratische debatten kunnen voeren over onze democratische staat, over de fundamentele vrijheden in het kader van de strijd tegen terreur. We hebben ook de kans gehad om in de commissies voor de Justitie en de Binnenlandse Zaken meer in detail in te gaan op de investeringen en de strategische keuzes voor de toekomst. We hebben duizenden preventieve en repressieve maatregelen goedgekeurd, met de steun van het Parlement.

 

On a progressé de manière spectaculaire dans un certain nombre de domaines, mais avec la plus grande modestie. Je pense que nous avons dû tirer les leçons de ces menaces contre les pays européens, les leçons de ces attentats qui nous ont si brutalement et si douloureusement frappés. Là aussi, avec la modestie et le recul nécessaires, nous avons considéré qu'il fallait voir de quelle manière nous pouvions continuer à améliorer les dispositifs législatifs, même si chacun ici est conscient que ce n'est pas une indemnisation qui efface le chagrin des familles des victimes.

 

Mesdames et messieurs, vous avez été un certain nombre – et je m'en réjouis – à évoquer la question du pacte d'investissement.

 

Het investeringspact is goed, dat is mijn sterke overtuiging.

 

Het is nu drie jaar later. Wij hebben de jongste maanden gewerkt aan de voorbereiding van ons investeringspact. Ik apprecieer echt de constructieve kritiek die wij kregen van een deel van de oppositie. Wij hebben een alternatief voorstel gekregen van de heer Nollet en wij hebben dat tot in de details bekeken.

 

Het blijft mijn sterke overtuiging dat niet investeren een verarming betekent. Niet investeren betekent een gewicht voor de volgende generaties. Het is onze verantwoordelijkheid een coherent beleid te voeren, een coherente strategie te volgen. Ik hoop dat het in de volgende weken en maanden mogelijk zal zijn tot een nauwere samenwerking met de Gewesten te komen.

 

Ik heb de jongste weken de kans gekregen om persoonlijke gesprekken te voeren met verschillende actoren uit de deelstaten. Mijn aanvoelen is optimistisch en positief. Ik ben ervan overtuigd dat het mogelijk zal zijn met de verschillende Parlementen onze ambities inzake investeringen waar te maken op het vlak van de digitale agenda, op het vlak van mobiliteit, op het vlak van milieu en energie.

 

C'est un lien que je veux faire avec la question du pacte énergétique. Je vais être très clair, vous avez utilisé un document qui n'a pas été validé au Conseil des ministres. C'est un document préparatoire, comme il y en aura sans doute beaucoup d'autres dans un tel dossier. Je veux affirmer à cette tribune – et ma conviction a été renforcée sur le sujet ces derniers mois – que les accords de Paris sont extrêmement importants pour l'avenir de la planète, pour l'avenir de l'humanité!

 

Ma conviction est qu'au moment où l'administration d'un pays important, les États-Unis, donne le message de la remise en cause, nous devons plus que jamais faire preuve de fermeté, de détermination et tenter de mettre l'Europe dans le cockpit des régions du monde qui considèrent que le climat est un enjeu vital pour nos concitoyens et pour les générations futures.

 

Ik ben daar zeer vastberaden over. De jongste tragische rampen tonen aan dat het cruciaal is zo snel mogelijk meer resultaten te boeken daaromtrent. Het is bijvoorbeeld positief dat het de voorbije maanden mogelijk was een eerste stap te zetten met een akkoord over de burden sharing, maar dat is niet genoeg. Wij moeten nog meer doen, nog beter doen. Het is de bedoeling om in de volgende maanden, in overleg met de deelstaten, op basis van het samenwerkingsfederalisme, te bekijken welke inspanningen mogelijk zijn om ambitieuze resultaten te kunnen boeken.

 

01.146  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de eerste minister, ik wil even een korte repliek geven, alleen op dat punt. Ik apprecieer het overigens dat de timing van de repliek veel beter is dan vorig jaar. Onder andere wat de uitkeringen betreft, hebben wij de voorbije dagen al een hele weg afgelegd en ik wil u daarvoor danken.

 

Er is nog één punt, waarover wij het beste vandaag duidelijkheid krijgen: wat zullen wij doen om onze klimaatambitie te concretiseren? Er is net een Nederlands regeerakkoord gesloten. Uw collega Rutte, met wie u veel contact hebt, heeft zich daarin bijvoorbeeld geëngageerd om veel meer te doen – misschien nog niet wat wij zouden doen – dan wat in Parijs is afgesproken. Hij belooft bijvoorbeeld om de vijf Nederlandse steenkoolcentrales te sluiten. Hij heeft dat beslist in het regeerakkoord. Hij heeft geen enquête georganiseerd onder de Nederlanders om hen te vragen of zij de steenkoolcentrales al dan niet willen sluiten. Dat is wat er voorlopig op tafel ligt op het vlak van het energiepact. U hebt dat vandaag ook mee kunnen volgen, met op de voorpagina van De Standaard het document waarnaar collega Nollet heeft verwezen, en ondertussen zijn er ook reacties van Open Vld en CD&V die, samen met ons, zeggen dat het crazy is om daarover nu een enquête te organiseren, terwijl dat al in 2003 werd beslist.

 

Ik zou u dus willen vragen hoe het staat met onze klimaatambitie. De doelen uit het akkoord van Parijs halen wij nu niet, eigenlijk zouden wij een tandje bij moeten steken. Houdt u vast aan het engagement? Dat is heel belangrijk, ook voor de buitenwereld, voor investeerders, die wij hopelijk samen ervan zullen overtuigen om te investeren in hernieuwbare energie. Wordt de kernuitstap bevestigd, ja of neen? Daarover moeten wij op dit moment geen enquête meer organiseren. Ik verwacht daarover een duidelijk antwoord. Dat is heel belangrijk voor de investeringen, een aanpak waarin wij elkaar wel in de komende maanden kunnen vinden.

 

01.147 Eerste minister Charles Michel: Ik wil zeer transparant zijn. Ik heb de voorbije weken de kans gehad om gesprekken te voeren met een aantal ministers-presidenten over het energiepact. Het is mijn bedoeling om zo snel mogelijk, hopelijk vóór het einde van dit jaar, een duidelijk engagement ter zake af te spreken in het Overlegcomité. Dat betekent dat een energiepact in mijn ogen inderdaad niet enkel een vaststelling is, niet enkel een diagnose. Een diagnose is interessant, maar niet genoeg. Daarom ben ik vastberaden om volledig mijn rol te spelen om een boost te geven aan een politieke beslissing met de deelstaten daarover.

 

De federale regering werkt hard aan een kader voor de steun aan hernieuwbare energie bijvoorbeeld offshorewindmolenparken. Gezien de verdeling van de bevoegdheden in ons land is de rol van de deelstaten zeer belangrijk. We zullen dus een dialoog voeren. Ik ben niet van plan om op dat vlak te improviseren. De volgende maanden moeten we komen tot een duidelijke arbitrage. Dat zullen we ook doen.

 

01.148  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik vind dat we progressie maken in de debatten, niet qua aanwezigheid maar wel qua niveau. We hebben nog altijd een andere overtuiging, maar ik zie ook wel een en ander in het discours evolueren, wat ik verwelkom. In verband met de kernuitstap vind ik – en ik hoor vandaag trouwens ook dezelfde signalen vanuit de meerderheid – dat u geen State of the Union 2017 kan afsluiten met een we-zullen-zien. Het klopt dat de oplossingen hoofdzakelijk op regionaal niveau te vinden zijn. Dus ja, er is veel nood aan samenwerkingsfederalisme. Om ruimte te maken voor die oplossingen, heeft men wel een federale regering nodig die eindelijk honderd procent duidelijk is over die kernuitstap. Dat bent u vooralsnog niet. Ik zou u opnieuw willen uitnodigen om daarover duidelijk te zijn.

 

01.149 Eerste minister Charles Michel: Ik zal nog wat preciezer zijn. Ik denk dat we, in het kader van de noodzakelijke dialoog met de deelstaten, daarover uitsluitsel moeten geven. Ik heb een mening daarover. Ik heb in mijn hoofd een duidelijk antwoord. Het is in eerste instantie, in het kader van het overleg met de deelstaten, nodig om daarover duidelijkheid te scheppen. Ik herhaal dat we mijns inziens de komende twee tot drie maanden duidelijke keuzes moeten maken en aan een arbitrage moeten doen.

 

À présent, monsieur le président, je voudrais aborder un dernier thème qui a été relevé par plusieurs collègues, celui de la mobilité. Ces dernières heures, nous avons une fois de plus constaté de grandes difficultés en ce domaine. Plusieurs d'entre vous ont mis en évidence l'impact d'une insuffisance dans la gestion de cette question ainsi que d'un manque de coordination, qu'il s'agisse de l'environnement, par exemple des particules fines - comme vous l'avez relevé, monsieur Nollet - ou encore de la compétitivité des entreprises.

 

Je pense que, comme pour la question énergétique, nous devons, dans les prochains mois, redoubler d'efforts, de volonté, de dialogue, de détermination politique avec les entités régionales - mais aussi locales - pour voir de quelle manière nous pouvons progresser en ce domaine. Je sais que nous serons attendus. Vous savez que, dans le cadre du Plan pluriannuel d'investissement (PPI), pour lequel des financements régionaux seront possibles, nous favoriserons les complémentarités et les coordinations avec les entités fédérées.

 

Comme je l'ai indiqué, je souhaite que, dans cette seconde moitié de législature, nous puissions renforcer davantage encore le rôle politique - au sens noble du terme - de coordination du comité de concertation en vue de progresser sur ces thèmes. C'est ainsi que j'ai indiqué la décision de convoquer très rapidement un comité thématique exceptionnel sur la mobilité, pour organiser la manière de travailler davantage la main dans la main et développer des stratégies communes en termes de transport collectif, mais aussi mieux prendre en considération la numérisation. L'objectif est de tenter d'apporter des réponses plus satisfaisantes qu'elles ne le sont actuellement.

 

Je conclus, monsieur le président, chers collègues. J'ai essayé de vous démontrer que ce gouvernement et cette majorité ont fait un choix voici trois ans: celui de nous mobiliser sur le développement économique, la cohésion sociale, sur le travail au service de la sécurité, parce qu'il s'agit des libertés fondamentales pour nos concitoyens.

 

Trois ans plus tard, nous tentons avec modestie et lucidité de voir quel est le chemin parcouru. Tout est-il parfait? Non. Reste-t-il encore énormément de travail? Oui. Les indicateurs positifs de création d'emplois, d'investissements, de création d'entreprises se traduisent-ils suffisamment dans le ressenti quotidien de nos concitoyens? Non, pas encore. Nous devons rester mobilisés pour amplifier les réformes et les décisions afin d'aider notre pays à relever les défis de ce siècle. Ma conviction est que nous n'allons pas le faire en adoptant les solutions du passé, mais que nous devons les envisager pour les transformer en opportunités, en occasions de consolider et d'armer notre société pour répondre à ces exigences.

 

Notre pays n'est pas une île au milieu du monde. Ma conviction est que nous devons pleinement assumer notre responsabilité sur le plan européen et sur le plan international.

 

Ik heb volgens mij een duidelijke boodschap gegeven over onze visie op de toekomst van de Europese Unie. Wij zijn ervan overtuigd dat het in de volgende jaren cruciaal is voor de Europese leiders om meer concrete en duidelijke signalen te geven voor meer veiligheid, investeringen en economische ontwikkeling in Europa. Wij proberen elke dag resultaten te boeken.

 

Dans cet esprit, nous sommes candidats à un siège au Conseil de sécurité des Nations unies, pour partager cette conviction du dialogue, du multilatéralisme, de la coopération. Le monde est en transformation. Nous voyons, dans cette transformation, des occasions de progresser. Réformer pour plus d'emplois, réformer pour plus de pouvoir d'achat, réformer pour une société plus solide, c'est notre ambition, c'est le cadre que nous avons fixé. Nous allons tenir bon jusqu'au terme de la législature. (Applaudissements sur les bancs de la majorité)

 

Le président: Merci, monsieur le premier ministre. Des collègues souhaitent-ils répliquer? Je ne vois personne.

 

Heb ik het goed begrepen dat de thematische bespreking op een ander moment, naar aanleiding van de concrete dossiers, zal worden gevoerd?

 

Si j'ai bien compris, il n'y a pas de demande d'effectuer un deuxième tour pour les débats thématiques.

 

In dat geval is dit het einde van de vergadering. Ik dank u allemaal.

 

Ik moet u wel nog melden dat morgen – u zal daarover trouwens nog een sms krijgen – de vergadering pas kan beginnen met de stemming over het vertrouwen om 15 u 15.

 

Prettige avond.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 12 oktober 2017 om 15.15 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 12 octobre 2017 à 15.15 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 20.30 uur.

La séance est levée à 20.30 heures.

 

 

Dit verslag heeft geen bijlage.

 

Ce compte rendu n'a pas d'annexe.