Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Jeudi 17 décembre 2020

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Donderdag 17 december 2020

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10 h 46 et présidée par Mme Eliane Tillieux, présidente.

De vergadering wordt geopend om 10.46 uur en voorgezeten door mevrouw Eliane Tillieux, voorzitster.

 

La présidente: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:

Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Pierre-Yves Dermagne, David Clarinval, Meryame Kitir, Thomas Dermine, Mathieu Michel, Eva De Bleeker.

 

Budgets

Begrotingen

 

01 Projet de loi contenant le budget des Voies et Moyens de l'année budgétaire 2021 (1577/1-7)

- Projet de loi contenant le Budget général des dépenses pour l'année budgétaire 2021 (1578/1-42+44)

- Exposé général (1576/1)

- Justification du budget général des dépenses pour l'année budgétaire 2021 (1579/1-24)

- Notes de politique générale (1580/1-24)

- Projet de loi-programme (1662/1-13)

01 Wetsontwerp houdende de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 (1577/1-7)

- Wetsontwerp houdende de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 (1578/1-42+44)

- Algemene toelichting (1576/1)

- Verantwoording van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 (1579/1-24)

- Beleidsnota's (1580/1-24)

- Ontwerp van programmawet (1662/1-13)

 

Reprise de la discussion générale

Hervatting van de algemene bespreking

 

La discussion générale est reprise.

De algemene bespreking is hervat.

 

Chers collègues, nous poursuivons la discussion thématique des Relations extérieures, plus spécifiquement le volet de la Coopération au développement avec la secrétaire d'État Meryame Kitir.

 

01.01  Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, collega's, na een marathon van 24 uur keren we met ontwikkelingssamenwerking eindelijk weer eens terug naar de zachte sector. Het is een heel mooie bevoegdheid. Ik geloof er heel sterk in. Ik had ook echt wel hoge verwachtingen, toen ik hoorde dat we een minister van Ontwikkelingssamenwerking onder ons zouden hebben.

 

Jammer genoeg vind ik het begrotingsgewijs en ook inhoudelijk een mager beestje. Na de beleidsnota en de beleidsverklaring, die wij samen hebben doorgesproken en die u hebt toegelicht, heb ik u in de voorbije twee maanden eigenlijk nog maar weinig gezien. Er was een actualiteitsdebat, waarop ik niet aanwezig kon zijn, maar los daarvan is er toch een aantal zaken gebeurd. Wij hebben bijvoorbeeld de Wereldaidsdag gehad. Aids is nu eenmaal een mondiaal probleem, dat toch zeker in uw departement aangepakt zou kunnen worden. Er is ook een duidelijke publicatie verschenen waarin gevraagd werd naar meer testen voor aids. Van uw departement heb ik daarover niets gehoord.

 

Ik denk ook aan de covidcrisis. Wij zijn hier nu volop bezig met de vaccinatie. Het COVAX-programma is opgestart. Er zijn gesprekken met Pfizer en Moderna, maar ook daarover heb ik niets gehoord. Het kan aan mij liggen, maar ik vind het een beetje jammer dat ik u als minister van Ontwikkelingssamenwerking geen echte positie heb horen innemen over deze toch wel zeer prangende toestanden.

 

Er heerst ook een zware humanitaire crisis in Ethiopië. Ik vind dat het ook daarover heel stilletjes is op uw departement. Het kan natuurlijk allemaal nog een kwestie zijn van inwerken, maar ik hoop dat er een heel duidelijk mondiaal beleid zal komen en dat er effectief actie ondernomen zal worden.

 

In uw beleidsnota refereert u bijvoorbeeld aan het groeipad, dat u zult uitwerken, maar in de begroting zien we daar niets van. Is dat allemaal voor na 2024? Is het gewoon een ideologische keuze, die niet gekoppeld wordt aan concrete acties, zonder enige rationele benadering? Dat zou ik graag van u vernemen.

 

Er staan absoluut positieve zaken in de beleidsnota. Ik heb die ook toegelicht. Uw blijvende inzet voor vrouwenrechten vinden wij absoluut belangrijk. Ook uw samenwerking met veiligheidsactoren in bepaalde ontwikkelingsdimensies is een goede stap vooruit. Alleen zie ik ook daar heel weinig concrete begrotingsmatige plannen. De samenwerking in de Sahel tussen Enabel en Justitie, bijvoorbeeld, is niet concreet. Ik had daar graag concrete budgetten tegenover gezien. Wat de uitbouw van de opvang en de bescherming van vluchtelingen in de regio betreft, zijn wij uw partner. Daar zullen wij zeker, onder bepaalde voorwaarden, akkoord mee gaan.

 

U hecht ook heel veel belang aan integriteit – doe daarin verder – en aan zelfredzaamheid en weerbaarheid. Dat is goed, maar misschien kunt u daar een zekere conditionaliteit en een eigenaarschap aan koppelen, zodat wij echt samen een traject kunnen uitstippelen.

 

Mevrouw de minister, eigenlijk is uw beleidsnota meer een intentieverklaring dan een echte nota vol acties en dat uit zich in de begroting.

 

Er is echt een gebrek aan heldere doelen. Daardoor zal uw beleid moeilijker gestuurd kunnen worden en makkelijker afdwalen. Dat geldt ook voor de externe actoren waarmee u zult werken. Zij zullen het moeten uitvoeren en zij zullen een duidelijk doel moeten hebben waar ze naartoe gaan. Dat mis ik in de nota en de begroting die daarbij hoort. Dat stelt mij toch wat teleur.

 

Wat mij ook teleurstelt, is dat de evenwaardigheid van de partners een beetje gemist wordt en dat u bepaalde veranderende dynamieken in Afrika negeert. Wij zien die allemaal. De invloed van andere, regionale en internationale spelers is in de nota jammer genoeg niet te vinden. Het is een beleid waarmee gekozen wordt voor oude oplossingen: kleinschalige landbouw, fairtradeformules en de koppeling met migratie. Wij zijn het erover eens dat die gemaakt moet worden, maar u gaat die uit de weg.

 

U laat wel toe dat er meer geld van private actoren geïnvesteerd wordt, maar anderzijds schenkt u de leidende rol aan het middenveld. Het middenveld zal, zonder zich te moeten verantwoorden, zonder enige condities of bijkomende controle, het beleid uitvoeren en de krachtlijnen dicteren. Dat lijkt mij toch niet de bedoeling.

 

Voorzitter: Valerie Van Peel, ondervoorzitster.

Président: Valerie Van Peel, vice-présidente.

 

Wat ook heel bijzonder is, en misschien kunt u vandaag daarover wat meer duidelijkheid geven, is de schuldkwijtschelding. Wij hebben het daarover gehad tijdens de bespreking van de beleidsnota. In uw nota kondigt u aan dat u aan de schuldkwijtschelding zult werken. U maakt plaats voor ontwikkelingsfinanciering via schuldkwijtschelding, maar u zei in de commissie tegelijkertijd ook dat dat eigenlijk uw bevoegdheid niet is. Misschien hebt u ondertussen al de tijd gehad om te overleggen met uw collega's, minister Van Peteghem of staatssecretaris De Bleeker? Zijn er middelen ingeschreven voor die schuldkwijtschelding? Is het de bedoeling dat u effectief acties zult ondernemen of gaat het toch om aankondigingspolitiek?

 

U zult ook inspanningen doen voor de klimaatfinanciering, naast de inspanningen voor ontwikkelingssamenwerking, maar dat is het enige punt in de hele nota waarin de regio's vernoemd worden. Het is toevallig ook daarin dat afge­sproken wordt wie wat zal betalen.

 

Het betreft programma 14.54.6. Zijn de middelen die daarin ingeschreven zijn federale of regionale middelen? Wat is de verdeling ervan?

 

Ik vind het jammer, mevrouw de minister. Dit is een mooi departement. Het zou echt een passie voor de mens moeten uitstralen. Ik mis die passie voor de mens. Ik zou graag van u vernemen wat u concreet met deze mooie bevoegdheid zult aanvangen.

 

01.02  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, collega's, ik kom voor een stuk terug op onze bespreking in de commissie. U hebt daar ook onze fractie aan het woord gehoord, maar ik heb u echter op geen enkel moment een reactie of een antwoord horen geven op de bedenkingen en de vragen van mijn fractie. Daarom probeer ik het vandaag opnieuw.

 

Ik zal, net als mevrouw Depoorter, een algemene bedenking geven bij uw beleidsnota, die wij onlangs hebben besproken. Het moet mij ook van het hart dat uw beleidsnota een heleboel nobele doelstellingen omvat, maar u zult het mij vergeven als ik zeg dat er ook een aantal wollig verwoorde, voorspelbare en voorwaardelijke factoren in vervat is. Er staan ook heel veel verwijzingen in naar de huidige covidcrisis, wat logisch is, maar wij missen toch een sterke langetermijnvisie.

 

Uw beleidsnota vormt voor een groot stuk gewoon een voortzetting van het vorige beleid. Er is weinig nieuws onder de zon. Vergeef het mij nogmaals, maar het lijkt mij een beetje oldskool. Ik ken u persoonlijk, mevrouw de minister. Wij zijn gouwgenoten uit de mooiste provincie van dit land, nietwaar?

 

Ik ken u als een gedreven politica. Ik had u beter ingeschat op dit vlak. Dit beleidsdomein is heel belangrijk en grensoverschrijdend als het gaat over bevoegdheidspakketten. Ik had een belangrijker signaal willen zien.

 

Een aantal algemene bedenkingen bij uw beleidsnota. U heeft aangegeven dat u buiten de gekende, algemene doelstellingen ook blijvend wil inzetten op de schuldkwijtschelding als onderdeel van die ontwikkelingsfinanciering alsook om bij andere partners aan te dringen om hetzelfde te doen.

 

U houdt ook vast aan het uittekenen van een groeipad naar die norm van 0,7 % tegen 2030 en bijkomend heeft u het over cash tranfers als middel om de allerarmsten direct te bereiken. Het is mij na uw antwoord in de commissie niet duidelijk wat u daarmee concreet van plan bent: met die schuldkwijtschelding, met de cash transfers en uiteraard met de doelstelling van 0,7 % die wordt aangehouden als belangrijkste groeinorm maar waarover wij heel weinig concrete initiatieven zien in uw beleid.

 

U weet dat het Vlaams Belang een sociale en volksnationale partij is. In die optiek zijn wij voorstander van solidariteit met volkeren in moeilijke omstandigheden. Wat wij wel vooropstellen, is dat de financiering de zelfredzaamheid moet bevorderen. U bevestigt dit, lees ik. U heeft dat ook bevestigd in de commissie. U pleit ook voor beleidscoherentie wat op zich positief is.

 

Wij verschillen wel sterk van mening over de algemene visie op ontwikkelingssamenwerking. We zien dat onze leefwereld of regio Vlaanderen, of België als u wilt, wordt geconfronteerd met een aantal globale uitdagingen zoals de migratiestromen, de globalisering, de geopolitieke conflicten en de coronacrisis. Door dat ook deze internationale problematiek de Vlamingen niet onaangeroerd laat, moeten we op een sterke en zelfbewuste, zelfstandige manier actie durven ondernemen buiten onze eigen grenzen. Dit in de eerste plaats om de welvaart, de veiligheid en de cultuur van onze mensen te waarborgen.

 

Dat brengt mij meteen bij een structureel pijnpunt voor onze partij, met name de bevoegdheidsverdeling. U moet ons dat vergeven, we zijn Vlaamse nationalisten.

 

We zien dat het Vlaams ontwikkelingsbeleid niet in Vlaamse handen is. De ontwikkelings­samen­werking wordt in dit land nog steeds uitgevoerd door de federale regering, deels door de deelstaatregeringen en deels door de lokale besturen. Nochtans heeft dit federaal Parlement in 2001 reeds, dat is bijna twintig jaar geleden, om deze reden via een bijzondere wet aangedrongen om de onderdelen van ontwikkelings­samen­werking die betrekking hebben op gewest- en gemeenschapsmateries over te hevelen naar de deelstaten. Die wet werd nooit uitgevoerd. De laatste werkgroep van dit gegeven dateert van 2005. Ook in dit regeerakkoord of uw beleidsnota vinden wij daarover niets terug.

 

Die bevoegdheidsversplintering zorgt dan ook meteen voor financiële onduidelijkheid en het is misschien daarom dat we dit aspect niet duidelijk kunnen merken in uw beleidsverklaring. Dat valt te betreuren. Wat ons betreft moet ontwikkelingssteun worden aangewend om de structurele oorzaken van migratie te remediëren. Dat moet onder andere toegespitst zijn op de bestrijding van islamitisch fundamentalisme, toegankelijke voedselbedeling, gezondheidszorg, onderwijs en ook politieke hervormingen in exoduslanden. Alleen op die manier kunnen wij de oorzaken van de economische en asielmigratie aanpakken bij de wortels en zullen die migratiestromen op termijn afnemen.

 

Tegelijkertijd kan voor onze partij ontwikkelingssteun alleen als ze gekoppeld is aan een aantal strikte voorwaarden. Dat kan alleen met partners met een goede en degelijke reputatie en met garanties dat het geld doelgericht aangewend wordt. Daarnaast moeten er duidelijke tegenprestaties van derdewereldlanden tegenover staan.

 

Daarom heb ik een aantal bedenkingen. Ik hoop dat u daarop uw visie kunt geven. U zegt dat als onze welvaart stijgt, onze solidariteit ook moet toenemen. Maar men moet een kat, een kat durven noemen. In het licht van de armoede in eigen land en het beperkt budgettair kader moeten we keuzes durven maken. Waar u pleit voor een voortzetting van het gevoerde beleid ter zake, pleiten wij heel sterk voor een heroriëntering van het ontwikkelingsbeleid vooral naar de thuislanden van de grootste groep erkende vluchtelingen en de hier verblijvende niet-Europese vreemdelingen. Met de gelden van ontwikkelingssamenwerking kan de heropbouw en de sociaal-economische ontwikkeling in deze landen gestimuleerd worden.

 

We moeten de doelstelling van de 0,7 % durven in twijfel trekken of in vraag stellen. Dat mag alleszins geen fetisj worden. We moeten de sociaal-economische context van de coronacrisis ook in acht nemen. Wat dat betreft pleiten wij voor een bijsturing van de financiële middelen. Vermits wij geen exact kader hebben gekregen, kunnen we daarover weinig concreet zeggen. We weten niet waar de middelen naartoe zullen gaan.

 

Een heel andere visie dus dan wat hier voorligt maar soms moeten bedrijfsleiders gedurfde keuzes maken om een nieuw elan aan het beleid te geven.

 

Ik heb nog twee bijkomende vragen in verband met de humanitaire noodhulp. Zoals straks vermeld is mijn fractie tegen het intensiveren van ontwikkelingssteun. De humanitaire noodhulp is op bepaalde plaatsen in de wereld noodzakelijk voor de verzachting van het lijden van de getroffen bevolking in die bepaalde regio's. De regio van de Sahel is het schoolvoorbeeld van een gebied dat momenteel hard getroffen wordt door onder andere een zware humanitaire crisis, hongersnoden en gewapende conflicten. We zijn daar ook met Defensie heel actief. Daar bovenop hebben wij ook nog eens de coronacrisis.

 

Ook bij noodhulp gelden voorwaarden, vinden wij, over de duidelijkheid, de duur van de operaties, de hoeveelheid geld dat erin wordt geïnvesteerd en de organisatie die de hulp verdeelt. U heeft 8 miljoen euro extra middelen aangekondigd boven de 10 miljoen euro voor humanitaire noodhulp in de regio van de Sahel, waarvan 5 miljoen euro wordt vrijgemaakt voor Mali en Niger die via het Rode Kruis verlopen en 3 miljoen voor Burkina Faso via het VN Vluchtelingencommissariaat. Dat laatste is een deelorganisatie van de VN waar derdewereldlanden een belangrijke stempel op drukken en waarvan de neutraliteit op zijn minst betwist kan worden. Ik vraag hierover uw visie? Als u overgaat tot humanitaire noodhulp, zou het dan niet wenselijk zijn om bijvoorbeeld de noodhulp aan Burkina Faso via het Rode Kruis te laten verlopen? Hoe staat u tegenover de duidelijke omlijning van de opdracht die wij daar ter plaatse moeten uitoefenen?

 

Mijn tweede vraag gaat over de reden die wordt aangehaald als hoofdoorzaak voor de problemen in de regio van de Sahel, met name de klimaatverandering.

 

Onderzoekers wijzen voor de humanitaire crisis, naast de klimaatverandering op de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de politieke overheden in een regio als de Sahel. Men kan dus concluderen dat men niet kan komen tot een politieke of langetermijnvisie zolang men de structurele redenen voor die crisis niet aanpakt. Wat is uw visie over de mogelijkheid tot een politieke responsabilisering, eventueel in samenwerking met Defensie? Collega Flahaut heeft daarvoor de deur al op een kier gezet. Wat is uw visie daarop?

 

01.03 Minister Meryame Kitir: Ontwikkelings­samenwerking is inderdaad een mooi, maar ook een moeilijk departement, omdat het vaak gaat over het helpen van kwetsbare mensen in zeer moeilijke situaties, waar zij vaak zelf niet om gevraagd hebben. Ik ben blij dat u de nood daaraan mee onderschijft. Over bepaalde thema's hebben wij misschien een andere visie, maar ik ben wel blij dat wij het in ieder geval daarover eens zijn.

 

Mevrouw Depoorter, u had het over de geringe zichtbaarheid. U hebt ook de Wereldaidsdag aangehaald. Ik wil u eraan herinneren dat ik, samen het hoofd van UNAIDS, een opiniestuk heb geschreven naar aanleiding van de Wereldaidsdag. Ook naar aanleiding van de Human Rights Day heb ik de nodige actie ondernomen. Wij proberen dus op verschillende vlakken voldoende zichtbaarheid te creëren. Dat is u misschien ontgaan, maar ik wil u wel meegeven dat wij er effectief mee bezig zijn.

 

Wat de humanitaire hulp betreft, weet u dat wij op dit moment vooral investeren in de flexibele fondsen omdat die de mogelijkheid bieden snel te schakelen in geval van een crisis en dat is natuurlijk net de bedoeling. Anders moet men altijd ad hoc optreden. Wij hebben de humanitaire hulp met 22 miljoen euro verhoogd, wat op zich natuurlijk geen goed teken is, want hoe groter de problemen zijn hoe meer men het budget moet verhogen. Wij zien het budget liever dalen, maar als de nood hoog is, moeten wij bijstand verlenen.

 

Ik heb de huidige crisis in Ethiopië uitgebreid besproken met EU-commissaris Lenarcic. Samen met mijn collega Spohie Wilmès van Buitenlandse Zaken volg ik de situatie op de voet op. Wij bekijken welke stappen wij kunnen zetten. U weet dat de situatie daar zeer moeilijk is. We spreken zelfs over een situatie waarin de toegang tot hulp geweigerd wordt. Ook de VN-secretaris-generaal heeft zich daarover uitgesproken. Men heeft ook de Europese budgetten stopgezet. U weet dat humanitaire hulp nooit ingezet kan worden als onderhandelingsmiddel. Het is dus wel belangrijk dat wij er in ieder geval voor zorgen dat de afspraken die met Ethiopië gemaakt zijn om de toegang tot humanitaire hulp toe te laten, nageleefd worden, maar wij volgen het op de voet op.

 

U bent beiden ook teruggekomen op het groeipadverhaal. U hebt ook verwezen naar een passage in het regeerakkoord, mevrouw Ponthier. Wij streven naar een groeipad tot 0,7 % tegen 2030. Het groeipad is afhankelijk van de welvaartsstijging. Als de welvaart stijgt, dan moet ook onze solidariteit stijgen. U hebt gezegd dat u daar weinig van terugvindt in de begroting, mevrouw Depoorter, maar ik heb ook in de commissie al aangegeven dat het niet evident is om het budget in stand te houden op een moment dat ons land heel erg in crisis verkeert.

 

Wij hebben al een eerste stap in de juiste richting gezet. Als men in andere landen moest besparen, heeft men altijd eerst op het budget van ontwikkelingssamenwerking bespaard. Wij hebben dat niet gedaan. Wij hebben stand­gehouden. Het is de bedoeling dat wij groeien. Ik heb aan de administratie ook gevraagd om een traject uit te werken en te bekijken op welke manier wij het pad kunnen afleggen. Als de uitwerking van het traject klaar is, ben ik bereid om daarover samen met u van gedachten te wisselen in de commissie en te bekijken hoe wij het traject het best kunnen realiseren.

 

Er waren vragen over de prioriteiten en doelen. Ik voel enige steun voor de zelfredzaamheid en de weerbaarheid van de mensen. Ik ondersteun de conditionaliteit die eraan gekoppeld wordt. Dat staat ook duidelijk in de beleidsnota. Op dit moment zijn wij ook bezig met de opstart van alle landenportefeuilles waarvan een deel dringend vernieuwd moet worden. We zijn volop bezig met de voorbereiding en opstart daarvan. Wij zijn aan het evalueren. Het is de bedoeling om eind volgend jaar klaar te zijn en dan te bekijken welke keuzes wij kunnen maken met welke partnerlanden.

 

Mevrouw Depoorter, u refereerde aan de private sector versus het middenveld. Ik kan u enkele goede voorbeelden ter zake geven, zoals D4D of het project Beyond Chocolate, dat aantoont dat dit middel kan helpen om onze doelstellingen te realiseren. In de commissie had ik ook gezegd dat het anderzijds niet heiligmakend is, maar dat het nog geëvalueerd moet worden, per project, om zoveel mogelijk onze doelstellingen te halen.

 

U heeft in de commissie gezegd dat we het middenveld bijna een blanco cheque geven en er geen controle over hebben. Ik denk dat de regels ter zake zeer streng zijn: ze moeten hun programma en hun resultaten indienen, controles worden uitgevoerd. Wij zijn een van de meest controlerende landen. Het middenveld klaagt over de administratieve overlast, maar die controle moeten we kunnen behouden. Ik geloof in de partners van het middenveld. Ik heb u in de commissie ook enkele voorbeelden gegeven van goede resultaten die werden neergezet dankzij het middenveld en de rol die zij spelen om de mensen hulp te kunnen bieden wanneer er een gebrek is aan een overheid ter plaatse als gesprekspartner.

 

Wat betreft de klimaatfinanciering, hebben wij voor volgend jaar – zoals reeds toegelicht – een verhoging van 30 % of 20 miljoen euro extra. Dat is een herlocatie van ons eigen budget, wat maakt dat de klimaatfinanciering op 87 miljoen euro komt. Additioneel, buiten het budget van DGD, komt er nog eens 12 miljoen euro bovenop. Zoals jullie zelf aangeven, moet daarover met de regio's onderhandeld worden om te zien hoe die ingezet zullen worden. Die onderhandelingen zijn al opgestart. Zodra daar meer duidelijkheid over is, zullen wij die ook geven.

 

Mevrouw Ponthier, u heeft uw visie gedeeld over de overheveling van de deelstaten. Dit kan een onderdeel zijn van het debat met mijn collega's Verlinden en Clarinval, die de opdracht hebben na te denken over institutionele hervormingen. Uw suggestie kan meegenomen worden in die commissie.

 

Dan kom ik aan uw vraag rond cash transfers en kwijtscheldingen. Studies bewijzen dat cash transfers een doeltreffend middel zijn om armoede te bestrijden. Redelijk veel mensen doen er een beroep op. Omdat er een grote transportkost aan verbonden is en omdat er in de huidige covidcrisis een terugval is, zijn de middelen ter plekke sterk gereduceerd, wat onze aandacht vergt. Op sommige plaatsen zijn de cash transfers hoger dan het budget rond ontwikkelingssamenwerking.

 

Het blijft een belangrijk middel waarvan bewezen is dat het mensen uit de armoede helpt, maar het is niet de bedoeling om cash transfers structureel te maken. Ik zie ze als een tussenstap naar structurele oplossingen.

 

De discussie rond kwijtscheldingen is gaande. Ons land heeft niet zoveel schulden op dat vlak. Ik kan er nog geen bedrag op plakken, vermits de landen natuurlijk eerst zelf de vraag tot kwijtschelding moeten stellen. Op dit moment is er een uitstel van betaling van zes maanden, wat niet voldoende is. Dat debat woedt erg op Europees niveau. Er wordt bekeken op welke manier we landen kunnen verlichten en hoe dat kan bijdragen tot het behalen van de doelstellingen in ontwikkelingssamenwerking. Ik heb in de commissie het voorbeeld gegeven van een land dat meer moet afbetalen aan kwijtscheldingen dan het kan investeren in de ontwikkeling en in de gezondheidszorg van het eigen land samen. We moeten dus zeker bekijken hoe we dat evenwicht kunnen herstellen.

 

De vragen over de 0,7 % norm en de overheveling naar de deelstaten heb ik beantwoord.

 

Mevrouw Ponthier, u had ook een vraag over de Sahel en de hoofdoorzaken die we moeten aanpakken. U weet dat we de focus behouden op de fragiele en lage inkomenslanden, wat duidelijk aangegeven is in de beleidsnota. We moeten, zoals u zelf voor een stuk aangeeft, kijken naar de grondoorzaken. We moeten niet enkel investeren in het klimaat, maar ook in de politieke responsabilisering. We willen op dat vlak een coherente beleidsvorming doorvoeren, een comprehensive approach. Het is nuttig en belangrijk dat we daarover niet enkel samenzitten met de minister van Defensie, maar ook met de minister van Buitenlandse Zaken, om samen die politieke responsabilisering aan te pakken en vooruitgang te boeken. Dat is natuurlijk een moeilijk thema, dat we op de voet opvolgen. Tot daar mijn antwoorden.

 

01.04  Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik vind het toch een beetje jammer. Wat ik in het begin zei, blijkt toch wel waar te zijn. Uw beleidsnota is eigenlijk aankondigingspolitiek. U start met dat groeipad en dan zegt u dat u niet meer zult investeren, dat u geen stappen zult zetten op het moment dat er in ons land een crisis is. Ik kan mij daar wel in vinden, want onze mensen hebben echt wel nood aan heel wat middelen. Onze ondernemingen kreunen, onze zorgsector kreunt. Dat klopt, maar waarom kondigt u het dan aan? Waarom zet u het dan in uw beleidsnota? Dat is toch waar een begroting voor dient? Als u een actie hebt, zet u daar een budget tegenover. Dat is toch de kern van wat we hier aan het doen zijn.

 

Wat zegt u? We hebben een crisis. Daardoor hebben we geen geld. Tot daar zijn we het eens. Maar dan zegt u dat u het toch gaat doen. Dan hoeft u dat toch niet aan te kondigen? Dan schrapt u dat gewoon. Dan zien we wel in de toekomst welke beslissing er genomen wordt. Daar dient een begroting voor.

 

Ik ben het absoluut niet eens met u over de private actoren. U verwijst naar D4D, maar dat is nog altijd zeer beperkt. De middenveldorganisaties krijgen inderdaad een blanco cheque.

 

Dat zijn echter eigenlijk allemaal details ten opzichte van die andere zaken, in de eerste plaats dat groeipad.

 

Ten tweede is er het klimaatakkoord. U hebt mij niet geantwoord: wie zal die actie betalen? U moet er nog over onderhandelen. Ook hier weer gaat u in extra middelen voorzien voor het klimaat, maar u weet nog niet of u ze zelf zal betalen of dat u ze zal verhalen op de deelstaten. Dat weet u nog niet. Ook hier weer: een begroting is actie en budget.

 

Ten slotte, de schuldkwijtscheldingen. U verwijst naar Europa en u stelt dat u nog geen concreet bedrag heeft. Dat is opnieuw hetzelfde. Mevrouw de minister, u heeft de bevoegdheid Ontwikkelingssamenwerking. Pak het aan, doe het effectief. Als u geen budget krijgt, begrijp ik dat het zeer moeilijk zal zijn om er iets mee te doen.

 

Dan richt ik mij toch nog even tot uw collega De Bleeker. Het is nu de zoveelste keer dat we geen budget terugvinden ten opzichte van een bepaalde actie. Ik begin mij echt zorgen te maken over uw begroting. U heeft van alles ingeschreven, maar u hebt er geen budget tegenover gesteld. Dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel gaat u niets doen, ofwel zal uw begroting enorm ontsporen.

 

01.05  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat mij toch enigszins teleurstelt. Met alle sympathie, maar ik denk dat de kritische bemerkingen die mijn fractie daarnet heeft geuit, toch voor een groot stuk bevestigd worden. U spreekt namelijk nog altijd in een zeer algemene en voorwaardelijke toonaard, op allerhande domeinen.

 

Om maar een voorbeeld te noemen: ik heb het structurele pijnpunt van onze partij aangehaald, met name de bevoegdheidsverdeling inzake ontwikkelingssamenwerking, dat over alle mogelijke beleidsdomeinen van ons land is verdeeld. Daarvan zegt u dat ik mij eigenlijk moet richten tot de ministers van Institutionele Hervormingen, minister Clarinval en minister Verlinden. Zij moeten dat maar uitwerken.

 

Ik zou u expliciet willen vragen om toch niet af te wachten. Zoals collega Depoorter zegt: u bent minister van uw beleidsdomein, spreek die ministers aan en neem daar zelf het initiatief om de zaken te laten vooruitgaan. Geef aan dat er nood is aan beterschap op dat domein. Het zal uw taak ook vergemakkelijken. Als er financiële duidelijkheid komt op dat vlak, heeft u duidelijkere visies voor ogen en dan kan u uw budget daarop zeer goed toespitsen.

 

Ten tweede, u heeft geantwoord op de vraag over de humanitaire noodhulp. We zullen zeker in het oog houden wat er concreet gaat gebeuren met de flexibele fondsen, want een flexibel fonds kan natuurlijk zo flexibel zijn als men zelf wil. Waaruit gaat men dat dan halen? Ik begrijp dat het gemakkelijker inzetbaar is. Op dat vlak wil ik u gerust voor een stuk bijtreden en u het vertrouwen geven, maar op andere vlakken missen wij concrete actieplannen.

 

U zegt ook dat we bij een crisis in eigen land of in de eigen regio al lang blij zijn dat we stand kunnen houden. Dan gaan we zeker geen middelen extra geven, we gaan dan focussen op onze eigen crisis. Ik zou daarop het volgende willen zeggen: als er een crisis heerst in eigen land, moet u zeker kijken naar de eigen noden. Dan moet u zeker geen geld extra investeren in ontwikkelingshulp, maar misschien wel eens gaan kijken naar de noodsituatie in onze eigen regio. Dat heeft niets met egoïsme te maken. Dat heeft gewoon met gezond verstand te maken. Ik denk dat er heel wat landen zijn in de wereld die ons op dat vlak voorgaan. Ik zou u willen vragen om dat standpunt in het oog te houden en  bij te sturen indien het nodig is.

 

Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, we kunnen besluiten dat we gedeeltelijk een andere visie op ontwikkelingshulp hebben. Indien wij aan de knoppen zouden zitten, zouden wij inderdaad andere keuzes maken. In uw beleidsvisie, waarin u het beleid van de voorbije regeringen voortzet, heeft u volgens ons de kans gemist om een vernieuwend beleid te realiseren. Ik had dat nochtans echt van u verwacht. Ik meen dat. Ik weet dat u op andere vlakken zeer gedreven bent en ik had verwacht dat u een nieuwe wind zou laten waaien op dit beleidsdomein. U heeft dat niet gedaan tot nader order. U zal misschien nog bijsturen, ik hoop het. Op dit moment hebt u alvast de kans gemist om te vernieuwen en om op dat vlak uiting te geven aan de nieuwe politieke cultuur – toch een stokpaardje van deze regering – in uw beleidsplannen. Wij kunnen dat alleen maar betreuren, maar we zullen dat uiteraard in uw voortgezet beleid van zeer nabij opvolgen.

 

01.06 Minister Meryame Kitir: Mevrouw de voorzitster, ik dank de beide collega's voor hun kritische noot. Daardoor blijf ik scherp en blijf ik de doelstellingen voor ogen houden.

 

Mevrouw Depoorter, ik wou wel nog iets verduidelijken. Wij gaan niet met de regio's onderhandelen over die 12 miljoen euro. Die 12 miljoen euro zit in ons budget. Dat kunt u letterlijk terugvinden in de begroting. Wij gaan onderhandelen met de regio's, opdat zij ook een bijdrage zouden leveren. Als ik spreek over 12 miljoen euro of een verhoging van 30 %, dan is dat effectief ingeschreven in het beleid.

 

Dat wou ik nog even verduidelijken.

 

01.07  Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, dat is al goed nieuws. Dat is één op drie, dus nog altijd gebuisd.

 

De voorzitster: Collega's, als niemand meer het woord vraagt, kunnen we de bespreking van dit thema afsluiten.

 

Économie, Protection des consommateurs, Agenda numérique, Agriculture, Classes moyennes, Indépendants, PME

Economie, Consumentenbescherming, Digitale Agenda, Landbouw, Middenstand, Zelfstandigen, Kmo’s

 

01.08  Katrien Houtmeyers (N-VA): Goede morgen mijnheer de ministers. Ik had nooit gedacht dat ik mijn slaap zou laten voor een minister maar bij deze is het dan toch gebleken. Mijn stem is er ook een beetje door verdwenen maar na meer dan 25 uur kunnen we eindelijk aan het thema Economie beginnen.

 

Ik zou graag beginnen met een citaat dat op twitter is verschenen gisteren. Het is niet van mezelf. 'De laatste tijd verschillende keren gesproken met zelfstandigen die binnen enkele weken definitief moeten sluiten. Enthousiaste en dynamisch mensen die de moed hadden om risico te nemen. Verschrikkelijk jammer.'

 

Het zijn niet mijn eigen woorden maar die van Rik Torfs, voormalig rector van de universiteit van Leuven. Als ondernemer hoor ik dagelijks dezelfde getuigenissen. Als we kijken naar het begrotingsluik van de FOD Economie zien wij dat daar niet veel aan veranderd is. Men zou kunnen zeggen, dat is goed want dan moeten we ook geen opmerkingen maken. Het is natuurlijk wel zo dat we in de komende maanden en jaren voor heel grote uitdagingen zullen komen te staan. Die uitdagingen vragen veel extra uitgaven van de overheden. Die vinden we hier niet in terug.

 

Er is de coronacrisis waarin wij ons helaas nog steeds bevinden. In uw beleidsverklaring ging u ervan uit dat er geen derde golf zou komen. Helaas moeten we vandaag concluderen dat we dit scenario niet zullen kunnen uitsluiten. Gisteren gaf u in de commissie aan de steunmaatregelen te zullen verlengen en zelfs te zullen aanvullen voor een aantal zwaar getroffen sectoren. Dat is een heel nobel doel en het is ook noodzakelijk voor een aantal sectoren. De vraag dringt zich natuurlijk op waar u dat geld zult blijven halen. Het lijkt er op dat er een onuitputtelijk voorraad is van geld waarvan niemand nog weet van waar dat moet komen. Dat is ook een zorg van de ondernemers. Die krijgen wel heel veel steun maar op een bepaald moment zal die factuur toch betaald moeten worden. De ondernemer is bang dat dit zal omgezet worden in belastingen.

 

Wij vragen ons ook af of er werk gemaakt kan worden van meer gerichte maatregelen in plaats van de algemene maatregelen waardoor het geld efficiënter kan gebruikt worden. Bijvoorbeeld grote versus kleine ondernemingen die kunnen genieten van tijdelijke werkloos en al dan niet dubbel overbruggingsrecht: dat heeft een heel ander effect voor een grote dan voor een kleine onderneming. Het wordt nog erger als een collega uit een regeringspartij een uitkering aan alle jongeren wil toekennen.

 

Er zijn sectoren die nog steeds hard worden getroffen door de crisis. Ik denk aan de reissector en de evenementensector. Zij zitten absoluut nog te wachten op sectorale maatregelen. Het betreft ondernemingen die tot 85 % van hun omzet zijn verloren het afgelopen jaar. Die bedrijven zijn financieel wel gezond maar door de omstandigheden kunnen zij niet functioneren. Zij kunnen de extra hulp goed gebruiken maar wat belangrijk is, is dat ze klaargestoomd worden voor de toekomst. Als ze vooruit willen – en dat willen ze allemaal heel erg hard – dan moeten ze daarin ondersteund worden door de overheid en competitief gemaakt worden voor de toekomst en voor de buitenlandse concurrentie die we nu zien. Het is belangrijk dat we als overheid niet aanmoedigen dat mensen thuis kunnen blijven.

 

Deze week is ook gebleken wie de meest gedupeerde is van deze crisis. Dat is de kleine zelfstandige en de ondernemer. Ondanks hun trots zijn de laatste maanden meer en meer zelfstandigen gaan aankloppen bij het OCMW. Zelfs de Voedselbanken hebben ze aangeschreven. Dat zijn vaak de ondernemers die de grootste risico's nemen om zelf hun boterham te verdienen, die al hun spaarcenten in hun onderneming steken, die keihard willen werken en die in normale omstandigheden bijdragen aan onze sociale zekerheid en welvaart creëren. Zij zijn eigenlijk de motor van onze economie.

 

In uw beleidsnota focuste u vooral op de kwetsbaren en de consument en minder op de ondernemer. Ik heb aangehaald dat ik dat een heel spijtige zaak vind. Maar wat zien wij nu? Wij zien dat die ondernemer die kwetsbare aan het worden is. Met andere woorden ze zitten in heel zwaar weer en het is absoluut noodzakelijk dat de bevoegde ministers dat ook laten zien. Ze moeten er zijn voor hen en tonen dat ze hen niet vergeten zijn.

 

Vorige week zag ik een maatregel, met name een gratis psycholoog voor de zelfstandige. Ik hoop dat dit om te lachen is. Ik ben zelf ondernemer en arbeidspsycholoog. Ik weet dat dit ver weg is van de wereld van de ondernemer. Dat is absoluut iets waaraan zij of hij geen nood heeft op dit ogenblik.

 

In hetzelfde rapport waarin we zien dat de kleine zelfstandige en de ondernemer de meest gedupeerden zijn, zien we dat de gezinnen het op dit ogenblik nog vrij goed doen. Ik zeg wel, op dit moment. We zien ook dat ze de afgelopen maanden 22 miljard euro extra gespaard hebben. Met andere woorden het consumentenvertrouwen is geschaad. Als verantwoordelijke minister zou u er moeten voor zorgen dat dit consumenten­vertrouwen terug hersteld wordt. Op die manier kunnen de consumenten onze ondernemingen mee ondersteunen. Zo kunnen we onze economie nieuw leven inblazen.

 

Het heeft ook geen zin om blijvend geld te pompen in bijvoorbeeld zombiebedrijven. Dat kan onze economie alleen maar schaden. Het is een fenomeen waarvoor wij al maanden waar­schuwen. De oren blijven daarvoor gesloten. Deze bedrijven infecteren onze economie en als we niet goed opletten bestaat de kans dat ook onze banken geïnfecteerd worden en we in een financiële crisis terechtkomen. We moeten zoveel mogelijk proberen om de financieel gezonde bedrijven te helpen.

 

Wij vernemen deze week dat 20 % van onze gezonde bedrijven voor de crisis, na 31 januari in heel slechte papieren zullen zitten en dat 25 % slechts matig zal presteren. Dat maakt nog eens duidelijk dat we het misbruik eruit moeten halen ten voordele van de andere gezonde bedrijven.

 

Naast de coronacrisis komt ook nog de brexit er aan. Het ziet er naar uit dat die niet soft zal zijn. U heeft vorige week geantwoord aan mijn collega Van Bossuyt dat verschillende maatregelen zullen genomen worden. Heel wat van die maatregelen zijn ook al in maart bepaald geweest. Er was dus voldoende tijd om die maatregelen in de begroting in te schrijven, zou men denken. Maar toch vinden wij niet voor alle maatregelen geld terug in uw beleidsnota.

 

In de verantwoordingsnota van de FOD Economie valt het woord brexit zelfs niet te lezen. Hoe denkt u deze nakende crisis dan ook aan te pakken. Gisteren gaf u in de commissie aan dat de meest getroffen sectoren ondersteund zouden worden. Wie bepaalt welke sectoren dat zullen zijn? Hopelijk kunnen wij daar meer objectiviteit verwachten dan bij de bepaling van de essentiële sectoren in deze coronacrisis. Ik moet u niet herhalen tot hoeveel frustratie en ontgoocheling dat heeft geleid bij heel wat van onze ondernemers.

 

Ten derde wordt onze economie meer en meer getroffen door fraude op alle vlakken. Eerder deze week konden we lezen over fraude met de tijdelijke werkloosheid en het overbruggingsrecht. Daarnaast is er ook heel wat fraude door verkoop van namaak op allerhande sites en social media. U heeft daar aangeven dat u de bevoegdheden van de Economische Inspectie en de BMA wil uitbreiden. Dat is absoluut broodnodig en dus een goede zaak. De misdrijven zullen alleen maar blijven toenemen en er zijn altijd maar nieuwe vormen van fraude, zeker door de coronacrisis.

 

Om die consument daartegen te beschermen en ook de concurrentie van onze eerlijke ondernemingen te kunnen garanderen is het absoluut nodig dat de Economische Inspectie en de BMA versterkt worden maar we vragen ons toch af of de investering in de begroting voor deze organen wel groot genoeg is en of de beloftes die u maakt in uw beleidsnota wel waar zullen gemaakt worden.

 

Ten slotte, iets dat nog moet worden uitgeklaard binnen de regering. Minister De Sutter liet ons weten dat de dienstenconcessie met bpost zou aflopen in 2022. Het betreft 170 miljoen euro. U zegt dat deze concessie zou doorlopen tot 2024, dus twee jaar langer. Wat bent u hier van plan en zult u deze subsidie blijven betalen?

 

Met andere woorden, mijnheer de ministers, er staan u nog heel wat uitdagingen te wachten en ik ben benieuwd of u deze allemaal zult kunnen waarmaken met de voorgeschotelde begroting.

 

01.09  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de voorzitster, collega's, mijne heren ministers en mevrouw de minister, sta mij toe te zeggen dat het lange maar interessante debatten waren die we hebben beleefd in de commissie voor Economie waar we zes ministers en staatssecretarissen de revue hebben zien passeren.

 

Los van de inhoud, collega's, toont dit aan dat er te veel personen op versplinterde wijze bevoegd zijn voor een materie die er in de komende periode zal toe doen. Ik heb dat ook al aangehaald in het Europees Parlement tijdens het debat over de regeerverklaring. 

 

Dat is zeker zo in de precaire en moeilijke economische toestand waarin we vandaag leven. Met alle goede intenties en bedoelingen indachtig, vraag ik mij af hoe een en ander effectief en efficiënt zal kunnen gebeuren wanneer zoveel leden van de regering bevoegd zijn voor een materie die onze economie aanbelandt. Laat ons vooral hopen dat het geen Mexicaans leger van economie dreigt te worden.

 

Minister Dermagne stelt terecht dat we nog niet alle economische gevolgen kennen van de genomen covidmaatregelen. Het valt nog af te wachten of ons een korte maar krachtige economisch crisis te wachten staat of we al dan niet aan de voordeur staan van een lange crisis in de trend van die die in 2008 begon. Ook al kennen we de gevolgen niet, we kunnen niet wachten om concrete actie te ondernemen voor economisch herstel.

 

We zullen, misschien tot in september volgend jaar, in moeilijke omstandigheden met elkaar moeten blijven omgaan en de gezondheidscrisis blijft in op- en neergaande golven evolueren, ook al hebben we eindelijk zicht op een coronavaccin.

 

Het consumenten- en ondernemersvertrouwen doken pijlsnel naar beneden. Het is de taak van dit Parlement en van deze regering om dat vertrouwen zo snel mogelijk te herstellen. Toen ik enige tijd geleden minister Dermagne interpelleerde over het consumenten- en ondernemersvertrouwen, werd ik niet echt blij van het antwoord, want een structurele oplossing ter zake stemde me niet hoopvol. Minister Dermagne, kan u mij nu wel uitleggen hoe dat vertrouwen concreet hersteld zal worden?

 

De collega's herinneren zich ongetwijfeld mijn ettelijke moties die hier ter stemming werden gebracht. Ik was niet alleen: het eerste parlementslid dat begin dit jaar vroeg aan de toenmalige minister van Economie, Nathalie Muylle, om de economische crisis voor te bereiden, toen het virus nog ver weg zat in China, kreeg als verwijt als een konijn naar een lichtbak te staren. Anderzijds heb ik stuk voor stuk haalbare en constructieve maatregelen voorgesteld, die tegemoet moeten komen aan onze zwaargetroffen ondernemers – niet alleen door het dalende consumentenvertrouwen, maar ook door verplichte sluitingen. Ik denk hierbij aan de horecaresolutie van maart, die de groenen weigerden te koppelen aan een later ingediend voorstel, omdat op dat ogenblik politieke spelletjes belangrijker waren dan samen een vuist te maken tegen de schrijnende taferelen die zich bij de horecaondernemers afspelen.

 

Ik denk ook aan het aanpakken van het slechte betaalgedrag van de federale overheid, door onverwijld alle achterstallige onbetwiste facturen te voldoen, opdat ondernemers die recht hebben op geld voor hun geleverde prestaties aan de federale overheid de nodige financiële zuurstof konden krijgen.

 

Ik denk ook aan mijn voorstel rond private kapitaalfondsen met fiscale aanmoedigingen, de verhoogde investeringsaftrek die uiteindelijk werd ingevoerd, de vraag om met vergeten sectoren in gesprek te gaan, enzovoort. Ik zal ze hier niet allemaal opnoemen.

 

Crisissen hebben uiteraard hun negatieve kanten. Ze hebben echter ook heel wat opportuniteiten, die we moeten benutten. Ik denk dat we alles moeten doen om ons land competitiever te maken, om ondernemingen aan te trekken en te zorgen dat ze hier gevestigd zijn en blijven. Dat betekent dat we onze productiviteitscijfers moeten monitoren en dus een klimaat moeten scheppen waarin ondernemen en werken echt worden beloond. Ik heb het al vaker gezegd: we spreken er te weinig over, want de echte economische weerbots moet nog komen. Na het afbouwen van de tijdelijke hulpmaatregelen aan bedrijven wachten ons tienduizenden coronafaillissementen die worden voorspeld. Ik heb niet de intentie om hier vandaag een begrafenisstemming op te wekken: dat deed afgelopen zondag de in de steek gelaten en vergeten sector van de contactberoepen reeds. We mogen er niet te licht mee omgaan, want coronafalingen betekenen onlosmakelijk het verlies van jobs van vele duizenden Vlamingen, betekenen problemen in vele duizenden Vlaamse gezinnen.

 

Het is een open deur intrappen als we stellen dat het niet goed gaat met onze economie en onze begroting. Het Federaal Planbureau stelde in een raming op 10 september dat de Belgische economie dit jaar zou krimpen met 7,4 % van het bbp, om vervolgens in 2021 deels te herstellen. Aangezien de pandemie niet onder controle is, voorspelde de Europese Commissie in 2020 dan weer een krimp van 8,4 %. Iedereen zegt iets anders, want eerder deze week kwam dan weer de Nationale Bank met cijfers. Het Vlaams Belang deelt de positieve prognose van de Nationale Bank – dat het effect van de coronacrisis minder erg zou zijn dan gevreesd – niet, zeker nu de coronacijfers weer aan het stijgen zijn en onze buurlanden extra maatregelen nemen. In onze buurlanden zal de schade niet zo groot zijn als hier, want die zitten er veel beter bij. Wij lenen voor elke uitgegeven euro de helft, terwijl we de voorbije jaren maar liefst 70 miljard euro te weinig aan investeringen in onze economie hebben gestoken. Voor 2021 gaat de Nationale Bank uit van een economisch herstel met ongeveer 3,5 %, voor 2022 3,1 %.

 

Voorts verwacht de Nationale Bank een verlies van 100.000 banen door de coronacrisis. In juni sprak men nog van 200.000 extra werklozen. Verscheidene analysten voorspellen tienduizen­den coronafaillissementen. Daarom zeg ik, dames en heren van deze regering, dat het banenverlies groter zal zijn dan die 100.000 jobs. Het feit dat Koen Geens wetsvoorstellen indient om de faillissementswetgeving te vereenvoudigen omdat hij een grote druk op de ondernemings­rechtbanken verwacht, zegt alles. De bevolking heeft recht op eerlijkheid, ook de politiek moet realistisch en doortastend optreden.

 

Staatssecretaris Dermine, u staat voor een belangrijke opdracht in de komende periode. Het zal echter niet gemakkelijk zijn om onze economie de noodzakelijke zuurstof te geven, omdat onze bewegingsruimte te beperkt is. We hebben te maken met een staatsschuld van ruim 120 % van het bbp. Nu staan de rentes bijzonder laag, maar wat gaat dit zijn als de economie terug zou aantrekken en de rentes stijgen, terwijl we die zware schuldenlast met ons blijven meedragen? Daar bovenop stellen we dan nog eens vast dat we bijna de hoogste belastingen kennen: als ik kijk naar onze buurlanden, dan word ik spontaan jaloers. Zij hebben ruimte om te investeren, omdat zij in het verleden wel hun zaakjes op orde hadden. Zo kan Duitsland met één pennentrek een btw-verlaging naar 16 % doorvoeren om de economie aan te zwengelen. In Nederland bedraagt de staatsschuld een pak minder dan de onze. Daar kunnen wij in ons land alleen maar van dromen. Staatssecretaris Dermine gaf zelf aan dat we reeds lang achterlopen in vergelijking met onze buren en dat een tekort van maar liefst 70 miljard euro is opgebouwd inzake overheidsinvesteringen ten opzichte van het Europese gemiddelde.

 

Dan vraag ik mij af, collega's van de meerderheid: hoe kan dat nu? We moeten krabbelen voor een euro, terwijl we amper hebben geïnvesteerd in dit land. We hebben die hoge belastingdruk en een staatsschuld om u tegen te zeggen. Dit is iets dat je niet uitgelegd krijgt aan de bevolking. De ambitie van de regering daarin is nogal politiek en doorzichtig opgesteld, namelijk dat de overheidsinvesteringen van 2,6 % van het bbp naar 3,5 % zullen stijgen in 2024 – wanneer het verkiezingen zijn en de economische crisis eigenlijk al lang beslecht had moeten zijn.

 

Ik wil in dat verband graag opmerken dat de federale overheid niet zoveel kan bewerkstelligen, want volgens de studie van de Nationale Bank zijn de Gewesten en de Gemeenschappen verantwoordelijk voor de helft van alle overheidsinvesteringen. De lokale besturen nemen een derde voor hun rekening en de federale overheid amper 10 %. Als federale overheid hebben we dus maar een beperkt aandeel in het geheel.

 

Voorts zegt de staatssecretaris dat België een achterstand heeft opgelopen bij het voorbereiden van een herstelplan ten opzichte van onze Europese buren. Collega's, dat vind ik nu toch wel de wereld op zijn kop. Het was immers premier De Croo, die als toenmalig minister van Financiën op mijn interpellaties steeds antwoordde dat de bocht uit de crisis iets voor later was, terwijl al mijn constructieve voorstellen in deze zaal werden weggestemd. Ik begrijp dat de heer Dermine op dat moment geen deel uitmaakte van de regering, maar de conclusie is toch wel tekenend.

 

Dan hebben we het nog niet gehad over de definitie die deze regering aan relance geeft. Naast een aantal sexy termen zoals hashtag BeSustainable, hashtag BeInclusive, defi­nieert men de relance immers vooral als de versnelling van de transitie naar een koolstofarme economie. Ik kan alleen hopen dat paars-groen op het vlak van de relance voor veel meer zal staan dan ecologie en wollige termen als "inclusieve samenleving". Men moet zich eens afvragen of bedrijven die vandaag aan het pompen zijn om te overleven en waarvan het voortbestaan in het gedrang is hierop zitten te wachten. Als zij zulke beleidsnota's zouden lezen, dan vrees ik dat zij zich onbelangrijk zouden voelen.

 

Beste regeringsleden, voor mij betekent relance het aanzwengelen van onze economie. "Inclusief zijn" betekent voor mij bestaande bedrijven en kleine zelfstandigen van de ondergang redden. We moeten de onzekerheid wegnemen en perspectieven bieden. Als ik spreek over relance, dan betekent dat ook dat we onze exportgerichte economie moeten activeren. Export brengt immers geld op, zorgt voor werkgelegenheid en brengt ook geld in het laatje van de overheid.

 

Het ergste is dat we zelf geen geld hebben voor de relance, we staan met de rug tegen de muur omdat dit land een groot structureel probleem heeft. Daardoor kunnen we ons alleen richten op de Europese subsidie- en financieringsregelingen. Eigenlijk heeft men niet meer dan het plan voor herstel en veerkracht van Europa, waarmee we 5,15 miljard euro aan subsidies en 32,8 miljard euro aan leningen zouden krijgen. Maak u echter vooral geen illusies, niets is gratis in het leven, ook subsidies niet. Die moeten hoe dan ook ooit door de belastingbetaler worden vergoed. Voor mij knelt het schoentje daar, want 37 % van dat geld zal moeten dienen voor een ecologische overgang en 20 % voor een digitale overgang.

 

Ministers, Vlaanderen is een echt kmo-land. Men zegt wel vaker dat de Vlaamse kmo's de motor van onze economie zijn en minister Clarinval haalde terecht aan dat de kmo's goed zijn voor 58 % van de jobs, wat bijzonder veel is. Het is dan ook zeker terecht te stellen dat ondernemers en zelfstandigen de ruggengraat vormen van de economische activiteit in ons land en door het verschaffen van werkgelegenheid welvaart initiëren.

 

Als we in absolute cijfers naar de kmo's kijken, dan zien we dat Vlaanderen er 653.00 telt, Wallonië 314.000 en Brussel 132.000. Bovendien telt Vlaanderen 329.000 eenmanszaken, Wallonië 190.000 en Brussel 45.000. Meer dan ooit wordt de stelling bevestigd dat Vlaanderen een echt kmo-land is en een substantiële bijdrage levert aan het economische weefsel in België, meestal in de dienstensector.

 

Als we kijken naar de bruto toegevoegde waarde ten opzichte van het personeel in kmo's, dan komen we in Vlaanderen aan een ratio van 175 %. Het is eveneens interessant te kunnen vermelden dat de analyse van kmo-investeringen in materiële vaste activa ons leert dat 65 % van die investeringen gebeurt in Vlaanderen tegenover 14 % in Wallonië.

 

Tegelijkertijd zien we dat bijna de helft van onze kmo's minder dan tien jaar bestaat, wat direct de vinger op de wonde legt qua slagkracht en overlevingskansen, zeker in crisissituaties zoals nu.

 

Het staat immers buiten kijf dat de pandemie, naast heel wat menselijk leed, ook diepe wonden heeft veroorzaakt in de reeds aanwezige staatsschuld. Mijn generatie zal het surplus van de voorbije maanden zelf niet terugbetaald krijgen.

 

De genomen maatregelen waren uiteraard broodnodig, laat dat duidelijk zijn. We moeten het geld echter niet zomaar verbranden maar zeer gericht uitgeven. Ik herhaal nog maar eens dat het vinden van een balans tussen gezondheid en economie bijzonder moeilijk is. Ik haalde al heel vaak aan dat onze kmo's lijden en dat er vele duizenden faillissementen als een donkere wolk boven ons land hangen, wat heel wat jobverlies zal impliceren.

 

De recente maatregelen waren trouwens niet altijd goed te begrijpen. Ik heb nog steeds het idee dat over de sluiting van bedrijven op het gevoel wordt beslist, zonder wetenschappelijk bewijs of onderbouwing. Het werd nog erger toen de minister van Volksgezondheid het lef had om te spreken over een schokeffect. Wel, als er iets een schokeffect heeft veroorzaakt bij onze ondernemers, dan is het wel die uitspraak van de minister.

 

Wat ook zeker een schokeffect zal veroorzaken, is de onbegrijpelijk hardnekkige weigering van de regering om contactberoepen het werken mogelijk te maken, terwijl na de eerste lockdown werd bewezen dat een contactberoep mits het respecteren van bepaalde maatregelen vrijwel perfect kan worden uitgevoerd. Met dergelijke maatregelen speelt men met vuur. Heel wat ondernemers die hun laatste centen geïnvesteerd hebben, zien die nu in rook opgaan, terwijl heel wat werknemers hun spaargeld zien verdampen.

 

Mijnheer Dermagne, toe ik u hierover gisteren een vraag stelde, kon u mij geen antwoord geven. Er was geen perspectief, geen tegemoetkoming aan de bezorgdheden van de beoefenaars van contactberoepen, zoals kappers. U bleef verwijzen naar de bestaande regelingen. Dat stelde mij echt teleur. Niet alleen de horeca en de contactberoepen zitten zwaar in de puree, dat geldt ook voor alle vergeten sectoren die brieven naar uw kabinetten sturen maar nooit een antwoord krijgen. Dat getuigt van bijzonder weinig fatsoen.

 

Ga in op hun uitnodiging. Luister naar hen en kom te weten wat er leeft. Laat hen niet in de steek, want wanneer ze contact opnemen met een kabinet  dan is dat omdat het water hen tot aan de lippen staat. Men zal veel meer moeten doen dan een overbruggingsrecht en een uitstel van sociale bijdragen, want daarmee zijn hun zakelijke rekeningen niet betaald.

 

Op dit moment lopen er nog heel wat steunmaatregelen die kmo's rechthouden en tegelijkertijd de werkgelegenheid beschermen, een soort van kunstmatige coma.

 

Op gezondheidsvlak ligt het ergste misschien bijna achter ons, maar zoals ik al zei, op economisch vlak moet het nog beginnen. De kmo's zullen vallen als vliegen. Ik geloof oprecht dat het al vijf na twaalf is. Waar blijft het objectieve kader, mijnheer de minister, waarmee u in kaart gaat brengen wie het hardst is getroffen?

 

De beleidsnota gaat in op zes pijlers op het vlak van ondersteuning en de stimulatie van ondernemerschap. Zoals u weet, heb ik daar een zwak voor vanuit mijn ervaringen uit het verleden, want ik heb vaak schrijnende situaties gezien. Ik moet toch vaststellen dat er algemene intenties worden weergegeven zonder in te gaan op een verdere uitwerking. Ik blijf bijgevolg op mijn honger zitten.

 

Ik zie te weinig concrete voorstellen en eerder een inventaris van goede intenties, mijnheer Clarinval. U verwijst bijvoorbeeld in uw titel naar de strijd tegen sociale dumping, zonder er dieper op in te gaan. Zoals u weet, is dat ook voor het Vlaams Belang een belangrijk strijdpunt en hebben wij nog niet zo heel lang geleden een motie van aanbeveling ter stemming voorgelegd in het kader van de bouwsector, waarin we resoluut vroegen om sociale dumping aan te pakken, die de competitiviteit van onze bedrijven sterk aantast.

 

In die zin willen we dat de detacheringsrichtlijn wordt herzien en de betaling van bijdragen verplicht gebeurt in België. Dat zou niet alleen de competitiviteit van de bouwsector ten goede komen, ook heel wat andere sectoren zouden erbij gebaat zijn.

 

Daarnaast schrijft u in uw nota werk te willen maken van het verlaagde btw-tarief van 6 % voor de sloop en de heropbouw van gebouwen, die slechts tijdelijk zou worden uitgebreid naar het hele Belgische grondgebied.

 

Ik begreep van minister Van Peteghem dat daarvoor ondertussen de nodige maatregelen zijn genomen, maar toch zeg ik u dat u daar een kans mist. Enerzijds is de groene gedachte een kernpunt van uw regeerakkoord. Anderzijds stimuleert u onvoldoende de renovatie van oude woningen, door die maatregel slechts tijdelijk in te voeren, maar tegelijkertijd een aantal belangrijke beperkingen in te bouwen, zoals een maximale bewoonbare oppervlakte van 200 m2 en het feit dat die woning dan nog eens de eerste en enige woning moet zijn.

 

Eigenlijk hebt u in uw regeerakkoord verwachtingen geschapen waarmee u de mensen blij hebt gemaakt met een dode mus. Dat is alvast geen goed begin en hopelijk geen voorbode voor wat komt.

 

U haalt ook aan dat u in het kader van de noodzaak om de financiën van onze kmo's te versterken, zult strijden tegen laattijdige betalingen. Vergeef mij mijn cynisme, collega's, maar ik dacht dat het net de overheid was die de facturen niet op tijd betaalde. In dat verband hebben we inderdaad eerder een voorstel van resolutie ingediend, specifiek voor COVID-19, waarbij we ervan overtuigd waren dat we elkaar zouden kunnen vinden, dat we samen een vuist zouden kunnen maken tegen het probleem en dat de collega's het voorstel zouden willen steunen. Niet dus.

 

Wat mij ook opvalt, ministers, is dat jullie vaak verwijzen naar de Europese regelgeving, naar de omzetting van richtlijnen en dergelijke. Ik kan alleen maar vaststellen dat deze regering onvoldoende uitgaat van haar eigen krachten. Men zou vooral een beleid moeten voeren dat afgestemd is op de inwoners van ons land, een beleid dat erop gericht is om onze exportgerichte economie te bevorderen, om de concurrentiepositie van onze ondernemingen te verstevigen en er op die manier voor te zorgen dat jobs niet alleen gegarandeerd blijven maar ook dat meer mensen aan het werk kunnen gaan. Ik begrijp dat een versplintering van bevoegdheden ertoe leidt dat dit geen evidente taak is, maar u kent daar ongetwijfeld onze mening over.

 

Tegelijkertijd hadden wij gehoopt dat u meer zou inzetten op het beschermen van onze bedrijven tegen internationale kapers op de kust, onze knowhow en de zaken waar we goed in zijn, want ook op dat vlak blijft u op de vlakte.

 

Ik zou zeggen, wees vooral voorzichtig met de vereenvoudiging van de internationalisering van onze kmo's, want dat is een mes dat langs twee kanten snijdt.

 

U hebt mij alvast wel verheugd met de ambities om ook in te zetten op lokale handelaars en de economische activiteit in de buurt. We mogen hen niet vergeten. Ze zijn immers meermaals getroffen in de voorbije periode. Eerst hadden we de opkomst van de e-commerce die het weefsel van lokale handelaars en bedrijven sterk heeft aangetast. Vervolgens moest men COVID-19 meemaken. Ook hier was een verdere concrete uitwerking welkom geweest.

 

Ministers, ondanks al deze goede intenties zal het hoe dan ook zaak zijn om onze bedrijven door deze crisis te loodsen. Heel wat kmo's hadden de crisis van 2008 nog maar net verteerd, toen de volgende crisis uitbrak. Hoewel we vóór de coviduitbraak ook al een crisis hadden voorspeld, omdat hoe langer hoe meer bleek dat de economie begon te slabakken, heeft het hele coronagebeuren er nog dieper op ingehakt. Onze bedrijfsleiders en zelfstandigen die welvaart creëren rekenen op ons, op dit Parlement, op deze regering.

 

Ik kan dan ook alleen maar hopen dat u, naast zoveel mogelijk algemene maatregelen om koterijen te voorkomen, ook een objectief kader zult uitwerken dat ervoor moet zorgen dat we in kaart kunnen brengen welke sectoren dieper getroffen zijn dan andere, en dat u als ministers dicht bij de ondernemers staat en dus met hen in gesprek zult gaan om te luisteren wat er leeft. Ik geloof oprecht dat we bepaalde sectoren met niet al te dure of moeilijke maatregelen een extra duw in de rug kunnen geven.

 

Ik ben wel verheugd dat deze regering wil inzetten op een regulering voor eerlijke mededingingen, en aandacht heeft voor koopkracht en consumentenrechten.

 

Over overmatige schuldenlast hebben we al heel wat debatten in de commissie gevoerd. Ik begreep dat minister Dermagne verder wil bouwen aan het werk dat daarvoor reeds werd geleverd. Het Vlaams Belang is niet ongevoelig voor de problematiek, maar het mag geen eenzijdig verhaal worden. Bijgevolg vragen we u zeer concreet rekening te houden met alle partijen. Dat betekent dat we inderdaad de incassokosten moeten aanpakken, maar tegelijkertijd mogen we de deur niet openzetten voor nonchalance inzake betalingen en moet de schuldeiser dekkend kunnen vorderen. Het basisprincipe moet in dezen toch blijven: je koopt niet wat je niet kunt betalen. De overheid moet er dus ook voor zorgen dat mensen niet nog meer in de schulden zouden geraken. Wij vragen dus om zeker die balans te bewaren.

 

Voorts willen jullie de wettelijke garantie evalueren en verbeteren volgens de nieuwe EU-richtlijn. Ik hoop dat jullie daar voldoende realistisch durven te kijken naar de problematiek.

 

Wij moeten immers goed beseffen dat wanneer wij meer afdwingen van producenten, de prijzen ook effectief stijgen en de koopkracht van de consumenten daalt. Mensen zijn echt bezig met de prijs van de goederen die zij aankopen. Met andere woorden, wij moeten erover waken dat de drang naar meer circulaire economie geen onverantwoord kostenplaatje voor de consument met zich meebrengt.

 

Wanneer wij spreken over circulaire economie, moeten wij vooral eerlijk zijn tegenover onszelf. Men kan bedrijven bijvoorbeeld niet verplicht doen omschakelen naar elektrische wagens, terwijl de huidige naar Afrika worden geëxporteerd om daar verder te rijden.

 

Opmerkelijk blijf ik de passage inzake de strijd tegen greenwashing vinden. U, mijnheer Dermagne, zal actie ondernemen tegen bedrijven die hun imago groener zouden maken dan het werkelijk is. Met alle respect, mijnheer de minister, maar ik meen dat er andere prioriteiten zijn in dit Huis. Het is een of ander groen folietje dat in het regeerakkoord is gesukkeld, maar sta mij toe te zeggen dat ik altijd meende dat greenwashing net het groene brainwashen van de bevolking was, opdat zij mee zou gaan in de groene praatjes.

 

Ik heb voorafgaand aan de vorming van de Vivaldiregering vreemde dingen vastgesteld in de commissie voor Economie. Ik denk daarbij aan het terugbetalen van verzekeringspremies tijdens de eerste lockdown, het invoeren van maximumprijzen en dergelijke. Godzijdank waren dat stuk voor stuk maatregelen die geen meerderheid vonden omdat wij van Vlaams Belang altijd willen waken over het gezond verstand en het evenwicht.

 

Vlaams Belang bracht in die periode vaak de beslissend stem om bepaalde initiatieven wel of niet goed te keuren. Ook de christendemocraten en de liberalen stonden toen kritisch tegenover een en ander, maar ik stel vandaag vast dat die partijen die toen lijnrecht tegenover elkaar stonden nu samen in één meerderheid zetelen. Ik ben dus vooral benieuwd in welke mate zij hun principes van toen zullen aanhouden.

 

De collega's in de commissie voor Economie weten dat ik op een kritische maar constructieve manier te werk ga. In die zin hebben wij heel wat aanbevelingen ingediend, die jullie allemaal weggestemd hebben. Ik kan dat weinig constructief noemen, omdat de burger weinig boodschap heeft aan politieke spelletjes. Ik haal er een kleine greep uit.

 

Wij vroegen, bijvoorbeeld, om in samenwerking met de federale ministers van Economie en Kmo's een concreet actieplan op te stellen dat het consumenten- en ondernemersvertrouwen herstelt. Weggestemd!

 

Wij vroegen om naast de geformuleerde doelstellingen maximaal in te zetten op de relance van bedrijven waarvan het voortbestaan vandaag bedreigd is ten gevolge van de coronacrisis. Weggestemd!

 

Wij vroegen het Parlement te betrekken bij de opstelling van het plan voor herstel en veerkracht, dat tegen 30 april volgend jaar wordt ingediend bij de Europese Commissie. Weggestemd!

 

Wij vroegen op korte termijn een substantiële verbetering te bewerkstelligen inzake het betaalgedrag van de federale overheid, opdat facturen tijdig en zonder vertraging betaald worden. Weggestemd!

 

Wij vroegen na de afbouw en na het loslaten van de tijdelijke maatregelen ingevolge een afzwakking van de coronapandemie aandacht te hebben voor de verdere overlevingskansen van bedrijven en zelfstandigen. Weggestemd!

 

Wij vroegen de activiteitsgraad inzake e-commerce te vergroten door aantrekkelijke voorwaarden te scheppen die de vestiging van e-commercebedrijven in België aanmoedigt, en dit met respect voor het evenwicht tussen de economische activiteit, bescherming van de lokale handel en bescherming van werknemers. Ook weggestemd!

 

Tot slot vroegen wij een objectief kader uit te werken dat de meest getroffen en blootgestelde sectoren ingevolge covid in kaart brengt, opdat gerichte maatregelen mogelijk zouden zijn. Ook weggestemd!

 

Zo kan ik een tijd doorgaan. De Vivaldiregering heeft dus op het vlak van de economie alvast geen goede start gemaakt.

 

Ik geef tot slot mee dat economie één van de belangrijkste thema's zal zijn in de komende periode. Dat betekent dat de vijf ministers en staatssecretarissen die vertrouwd zijn met het economisch thema een belangrijke rol zullen vervullen en dat jullie jullie rol als crisismanagers zullen moeten waarmaken.

 

Onze economie is broos, het economisch weefsel staat in brand. Kleine beslissingen kunnen soms een grote reikwijdte hebben. Gooi dus het roer om en ga doordacht te werk. Want onze mensen en bedrijven rekenen erop.

 

Ik beloof jullie, ministers en staatsecretarissen, alvast jullie te blijven bestoken met interpellaties en constructieve aanbevelingen ter zake.

 

De voorzitster: Ik zie de heer Verreyt nog op de sprekerslijst.

 

Ik neem aan, collega Verreyt, dat uw betoog to the point zal zijn, niet afgelezen en interessant en boeiend voor de mensen die al 24 uur wakker zijn?

 

01.10  Hans Verreyt (VB): Mevrouw de voorzitster, ik wacht al sinds 10 uur gisteren om mijn betoog te houden. Men had mij gisteren beloofd dat het voor de namiddag zou zijn. Dan werd het gisteravond en toen gisternacht, en toen werd het deze ochtend. Nu zit ik hier tegen de middag. Mijn vrouw zal niet geloven dat ik hier nog altijd aan het werken ben in het Parlement.

 

Ik zal mijn betoog toch houden, maar ik beloof dat het korter dan gepland zal zijn.

 

Wij nemen hier in het Parlement de ene maatregel na de andere om ondernemers en zelfstandigen, maar vooral de werkgelegenheid die zij creëren, te redden.

 

Het pleidooi voor een robuust sociaal statuut en een herwaardering van het statuut van de zelfstandige valt bij ons niet op een koude steen. De huidige coronatijden zullen de perceptie over dit statuut onherstelbare schade toebrengen. Er is dus nog heel wat werk aan de winkel.

 

De eerste van uw beleidsassen, mijnheer de minister, is de voortzetting van de maatregelen die genomen zijn in het raam van de covidcrisis. Er zijn reeds goede initiatieven genomen, maar wij stellen wel vast dat sommige eveneens zwaar getroffen sectoren nog steeds vergeten worden.

 

Het beleid voor de aanpak van de economische gevolgen en de relance zal veel fijnmaziger moeten. Wij pleiten dus voor een grondige analyse van de sectoren en geen lineaire maatregelen meer, maar zeer gerichte interventies op basis van aantoonbare en meetbare data. Laat dat onze suggestie zijn voor de begeleiding van de zelfstandigen bij de relance, die hopelijk begin 2021 echt van start kan gaan.

 

Een aantal rechten voor zelfstandigen kan het beste zo snel mogelijk gelijkgesteld worden met die van werknemers. Het zou de eenvoud en de duidelijkheid ten goede komen. Maar liefst 35 % van de zelfstandigen is dat in bijberoep. Zij betalen bijdragen zonder ooit recht te hebben op wat dan ook. Het wordt mooi plastisch omschreven als "solidariteitsbijdrage" om te verdoezelen dat het eigenlijk een platte belasting is.

 

Maar zo hoeft het niet te zijn. Waarom kan tegenover deze bijdrage geen recht staan, bijvoorbeeld dat op basis van de betaling van die bijdrage pro rata een pensioenbedrag wordt toegekend? Dat zal in vele gevallen relatief klein zijn, maar wie 30 jaar zelfstandige in bijberoep is geweest en correct zijn bijdragen heeft betaald, mag daar voor ons iets van terugkrijgen.

 

Dat brengt ons bij de tweede as, namelijk die van de pensioenen. 85 % van de bevraagde zelfstandigen is bezorgd en in toenemende mate ontevreden over het lage bedrag van zijn pensioen. U wil de pensioenen van de zelfstandigen, de werknemers en de ambtenaren naar elkaar toe laten groeien zonder ze uit te hollen. U spreekt dus de facto over een verhoging van de pensioenen voor de zelfstandigen. Dat wordt een hele klus als u weet dat intussen ook de andere pensioenen verhoogd worden. Voor het Vlaams Belang verdient iedereen die een volle loopbaan of meer heeft gewerkt een fatsoenlijk pensioen van minimaal 1.500 euro netto. Voor heel wat gewezen zelfstandigen zitten wij daar nog lang niet. Deze ongelijkheid sleept al decennia aan en wordt ook al decennialang toegegeven. Maak er nu eindelijk werk van. Een verhoging op vier jaar tijd van goed 11 % is een stap in goede richting, maar zal het verschil niet goedmaken.

 

Het is wel een goede zaak dat men nu eindelijk komaf wil maken met de toepassing van de correctiecoëfficiënt. Het is sinds lang dat ook het Algemeen Beheerscomité daarop aandrong. Deze maatregel, die in 1984 met de invoering van het proportioneel pensioen werd ingevoerd, strookt allang niet meer met de realiteit. Wij zullen de cijfers van deze studie, die door uw eigen diensten werd opgemaakt, hier niet herhalen. Hun adviezen en besluiten zijn evenwel glashelder: de correctiefactor moet op de schop en moet op 1 worden gebracht. Voor onze fractie het liefste met terugwerkende kracht, aangezien de scheeftrekking al jaren duurt. Toch zult u dat pas vanaf 1 januari 2022 invoeren voor de loopbaanjaren vanaf 2021. Veel te laat. U legt de adviezen van uw eigen diensten naast u neer. Nochtans zijn die adviezen gebaseerd op de harde realiteit.

 

Het stelsel betaalbaar en sociaal aanvaardbaar houden, dat is de opdracht. De gelijkstelling van een aantal rechten van zelfstandigen met die van werknemers is goed, maar het kan nog beter. Ook de communicatie kan duidelijker en veelvuldiger.

 

Het ondersteunen van mensen met een handicap die een zelfstandige activiteit willen uitvoeren, is toe te juichen. Het zou voor een deel van hen een bijzondere betekenis hebben.

 

Het kan hun zelfrespect verhogen en hun een rol in de maatschappij geven, maar de overheid moet ook zelf die oefening durven maken: welke jobs kunnen door welke mensen met een handicap worden uitgevoerd? Daarin moet de overheid trouwens een voorbeeldfunctie vervullen. We beseffen dat de bevoegdheden hier op verschillende niveaus liggen, maar dit mag geen beletsel zijn om een gedegen plan van aanpak uit te werken. De diverse actoren uit de gehandicaptensector kunnen zeker hun input geven. Er worden nu reeds veel RSZ-kortingen verleend aan tal van beroepsgroepen, maar als er één groep is die het eigenlijk op een constante basis zou verdienen, dan zijn het wel de gehandicapten. Het zou trouwens een win-winsituatie zijn voor alle partijen, maar het zou vooral een zeer sociale maatregel zijn. Het Vlaams Belang zal de initiatieven die u hierin neemt, ten volle ondersteunen. We benadrukken echter dat dit voor hen steeds op een vrijwillige basis moet gebeuren en dat geenszins van enige verplichting sprake kan zijn. Er moet bovendien op worden toegezien dat ze het niveau van hun bestaande tegemoetkomingen niet verliezen. Een eerste deel van hun zelfstandige inkomsten kan bijvoorbeeld worden gekwalificeerd als onbelastbaar inkomen. De maatregelen die worden genomen, moeten dan ook uitgaan van een sterke sociale bekommernis en niet in de eerste plaats focussen op de inkomsten voor de overheid.

 

Over fraudebestrijding kunnen we kort zijn. De materie zit bij minstens drie ministers. Dit toont overduidelijk aan dat er weinig animo bestaat om dit echt aan te pakken. Hoe kan men anders de wisselende verantwoordelijkheid hierin interpreteren? Uw beoogde herkwalificaties van arbeidsrelaties zien we dan ook met ongeduld tegemoet. Of het efficiënt zal zijn in de strijd tegen schijnzelfstandigheid, weet ik niet. Als het echt een van de manieren zou zijn om de sociale dumping te stoppen, dan zal u in onze fractie een supporter vinden, alhoewel er volgens ons efficiëntere manieren zijn om dat aan te pakken. De mogelijke invoering van het begrip "economische afhankelijkheid" kan op heel wat sectoren een grote impact hebben, bijvoorbeeld voor zelfstandige kantoorhouders van banken- en verzekeringsmaatschappijen, accountants, revisoren en advocatenkantoren.

 

Ten slotte kan het beleid van deze regering ervoor zorgen dat zelfstandigen kunnen groeien en bloeien, dat ze de ruggengraat van onze economie kunnen vormen, dat ze de drijvende kracht achter de waardecreatie zijn. Maar dan hebben we een beleid nodig, een beleid dat de regels eenvoudiger maakt, een beleid dat berekende risico's beloont in plaats van ze genadeloos af te straffen, een beleid dat een gelijk speelveld regelt tussen binnen- en buitenlandse ondernemingen, met gelijke controles en gelijke handhaving van onze Belgische wetgeving, maar ook een beleid dat ten minste zijn facturen zelf op tijd betaalt en eindelijk de schande van de laattijdige betaling van meer dan de helft van de facturen naar de geschiedenis verwijst.

 

01.11 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Houtmeyers, ik zal ook met een citaat beginnen: "To Save the Economy, Save People First." Het is de conclusie van een studie van het Institute for New Economic Thinking.

 

Je pense vraiment que l'on doit, chacune et chacun, avoir cela en tête dans les décisions que nous prenons, dans la manière dont nous les défendons et dont nous les portons vers la population. Il nous faut d'abord vaincre ce virus, cette pandémie pour sauver notre économie, nos entreprises, nos entrepreneurs et pour sauver les emplois qui vont avec. Je pense vraiment essentiel de le dire et de le répéter. C'est quelque chose qui commence à être connu mais c'est vraiment la priorité des priorités. On ne relancera pas notre économie, on ne soutiendra pas nos entreprises, nos entrepreneurs, nos indépendants si nous ne combattons pas, si nous ne vainquons pas ce virus et cette pandémie. C'est la meilleure et la première mesure de soutien et de relance à notre économie. C'est la première et la meilleure mesure de relance de la confiance des consommateurs et des entreprises. Je pense vraiment essentiel d'avoir cela en tête à chacune de nos interventions et lors de chacune de nos décisions.

 

Je voudrais aussi être très clair. Si j'ai beaucoup parlé de la protection des consommateurs en lien avec Mme la secrétaire d'État en charge de la Protection des consommateurs, j'ai aussi beaucoup parlé d'économie et de l'importance des entreprises, des entrepreneurs, des indépendants pour la vivacité de notre économie et plus largement, pour le fonctionnement de notre société. C'est bien entendu grâce à l'activité économique qu'on crée de l'emploi, qu'on finance notre sécurité sociale et qu'on peut avoir des politiques redistributrices. C'est essentiel pour moi en tant que ministre de l'Économie et du Travail. Il n'y a aucune opposition entre la protection du consommateur, des citoyens, des citoyennes et le soutien à notre monde économique, à notre tissu économique.

 

Je rappellerai d'ailleurs les analyses de la Banque nationale de Belgique par rapport à la reprise juste après la première vague de cette pandémie. Cette reprise plus vigoureuse que prévu est due à la consommation des ménages, à la consommation privée en particulier. Quand on soutient et qu'on défend les consommateurs, on soutient et on défend aussi nos entreprises, nos entrepreneurs et nos indépendants. Il ne faut pas les opposer. Ils vont de pair. Bien entendu, il faut trouver un juste équilibre entre les droits et les devoirs de chacune et de chacun. Cela passe notamment, monsieur Van Lommel, par la transposition de toute une série de directives. On sait que l'Europe, que le cadre réglementaire européen intervient fortement en matière de protection des consommateurs.

 

Au sein du gouvernement, avec la secrétaire d'État en charge de cette matière, il est clair qu'une de nos priorités sera de transposer ces directives pour garantir les droits de nos consommateurs et faire en sorte que leur pouvoir d'achat soit garanti et protégé; c'est effectivement principalement ce pouvoir d'achat qui permet à notre économie, à nos entreprises, à nos entrepreneurs, à nos indépendants, à nos commerces locaux de pouvoir envisager l'avenir avec sérénité, ce qui n'est pas le cas aujourd'hui. Soyons clairs!

 

Nous sommes aujourd'hui sur un plateau au niveau des contaminations, des hospitalisations et des décès. Sommes-nous à l'aune d'une troisième vague? J'espère que non mais je ne le sais pas. Nous devrons clairement continuer à soutenir notre économie et nos entrepreneurs, quoi qu'il en coûte, comme nous l'avons fait jusque maintenant parce que nous avons vu que cela permettait de maintenir la tête hors de l'eau à toute une série d'acteurs économiques essentiels.

 

Était-ce suffisant? Je ne le pense pas. Doit-on faire plus? Doit-on faire mieux? Doit-on faire les choses de manière plus ciblée? J'en suis convaincu. Jusqu'à présent, nous avons agi dans l'urgence: première vague, deuxième vague, avec une série de dispositifs qui ont pour certains été modifiés, amendés, améliorés par rapport à la première vague. Mais, effectivement, nous avons agi dans l'urgence face à une situation inconnue qui appelle aussi, chacune et chacun, et je prends ma part, à beaucoup d'humilité. Nous ne savons pas encore grand-chose de ce virus, de ses impacts durables sur notre économie et sur notre tissu socioéconomique. Des choses ont-elles été faites? Certainement! Ont-elles été efficaces? Certainement, également! La Banque nationale l'a d'ailleurs pointé. Était-ce suffisant? Je ne pense pas. On ne doit effectivement oublier personne et on sera attentif – je parle au nom de mes collègues – à soutenir chacune et chacun qui en aura besoin pour maintenir la tête hors de l'eau et faire en sorte qu'on puisse traverser cette crise, cette deuxième vague, en espérant de tout cœur qu'on ne soit pas à l'aune d'une troisième vague, avec le moins de dégâts possibles.

 

Des dégâts, il y en aura. Il y en a bien entendu déjà eu. Nous sommes confrontés à des drames économiques, à des drames collectifs et individuels. Madame Houtmeyers, je ne vous rejoins pas pour ce qui concerne le soutien psychologique que le gouvernement a décidé de mettre sur la table sur l'initiative de David Clarinval et de Karine Lalieux, en soutien avec Frank Vandenbroucke.

 

Je peux vous dire que nous avons reçu, comme David Clarinval pourra le dire dans quelques instants, énormément de demandes et aussi énormément de soutien de la part des fédérations patronales, et notamment des fédérations représentant les indépendants concernant cette mesure et la nécessité de cette mesure. Elle répondra effectivement à la détresse d'une série d'indépendants sur le terrain.

 

Je pense vraiment, malgré tout le respect que j'ai pour vous et pour votre expérience, que cette mesure est une bonne mesure. Elle fait partie, avec d'autres mesures, d'un éventail qui devra être complété, je viens de le dire et je le répète, notamment en visant plus spécifiquement certains besoins. Certaines réalités partagent des caractéristiques avec d'autres situations, mais ont aussi des singularités, des particularités dues à la structure de l'activité économique même de certaines entreprises ou de certains indépendants, ou aussi à la manière dont elles sont durablement affectées par la crise sanitaire, par la crise économique et par la crise sociale.

 

Je pense aux secteurs que vous avez évoqués: l'événementiel, le secteur des voyages. On pourrait aussi parler de l'horeca, puisqu'on n'envisage sans doute pas une réouverture à court terme. Ces secteurs devront sans doute faire l'objet d'une attention encore plus particulière, plus soutenue et plus spécifique quant aux mesures de soutien qui seront mises sur la table.

 

Je peux vous garantir que nous sommes en contact quasi quotidien - je parle pour moi ainsi que pour mes collègues - et que nous n'avons jamais refusé de rencontrer les représentants d'un secteur en particulier. Nos portes sont ouvertes. Nos boîtes mail sont ouvertes également. Il est aussi possible de nous téléphoner. Je peux vous dire que des rencontres ont eu lieu et qu'elles continueront à avoir lieu dans les heures, jours et semaines à venir.

 

Madame Houtmeyers, monsieur Van Lommel, nous avons bien sûr une attention pour nos indépendants, pour nos PME qui font en grande partie vivre notre tissu économique, qui le dynamisent, qui font en sorte qu'il est ce qu'il est aujourd'hui en Belgique. Je ne ferai pas la distinction entre les différentes Régions. Pour moi, un entrepreneur est un entrepreneur. Un indépendant est un indépendant, où qu'il se trouve. Ce que je salue, c'est la manière dont ils contribuent à notre économie et à notre vie en société.

 

Nous devrons donc clairement continuer à avoir une attention particulière pour ces PME, qui sont parfois moins bien armées face à la crise, face aux circonstances, par rapport aussi à la possibilité de saisir les différents dispositifs d'aide. Malgré le fait que des aides soient présentes, qu'elles soient disponibles, nous avons vu que certaines PME, certains indépendants, n'avaient pas le réflexe ou la possibilité d'y faire appel et d'en bénéficier. Cela fera l'objet d'une attention particulière.

 

Il est vrai qu'il ne faut pas traiter une grande entreprise – une multinationale avec de nombreux travailleurs – comme on le fait avec une PME ou un indépendant qui n'a pas forcément les mêmes moyens et ressources ni les mêmes besoins, et cela, même si toutes et tous sont durement touchés par cette crise.

 

Il faudra continuer à combattre les abus. Vous l'avez évoqué chacune et chacun. Nous avons été confrontés à une série d'abus. C'est dû en partie au fait que nous et le gouvernement précédent avons voulu agir vite avec des mesures rapides, des procédures simplifiées pour partie, certains contrôles allégés afin de mettre en œuvre une action rapide pour celles et ceux qui en avaient besoin.

 

C'est aussi avant tout dû au fait que nous avons été confrontés à des tricheurs et même, des truands. L'actualité récente l'a mis en évidence: grâce aux services d'inspection fédéraux en collaboration avec la justice, un réseau de malfaiteurs a été démantelé. Il s'était jeté sur les différents dispositifs d'aide mis à la disposition de nos entreprises, et ce, illégalement. Du fait de l'instruction judiciaire, je ne m'étendrai pas davantage sur le sujet, mais je peux vous dire que les contrôles ont eu lieu et perdureront pour faire en sorte que les aides ne soient pas détournées et qu'elles bénéficient à celles et ceux qui en ont le plus besoin.

 

L'affaire qui a fait la une de l'actualité hier ou avant-hier – je suis un peu perdu au niveau du timing – est le fruit d'une collaboration entre les services d'inspection et la justice, ce qui est la preuve que la lutte contre la fraude fait partie des priorités de ce gouvernement, dans le cadre de la crise, mais aussi plus généralement, dans celui de politiques et de priorités fixées sur le moyen et le long terme, notamment dans le cadre du CIRS.

 

J'invite chacune et chacun à consulter le plan opérationnel et les priorités fixées par le CIRS en collaboration avec les différents ministres compétents. La lutte contre le dumping social figure en haut des priorités et les moyens seront mis pour faire en sorte que cette lutte contre la fraude sociale – le dumping social notamment – soit une priorité et que l'on garantisse ainsi à nos entrepreneurs et nos travailleurs de justes conditions ainsi qu'une concurrence loyale. J'y serai particulièrement attentif et je l'ai souligné dans ma note de politique générale.

 

Je vous le répète aujourd'hui, notamment sur la base d'une actualité brûlante qui a mis en lumière combien nos services d'inspection sont mobilisés quotidiennement pour combattre ces comportements totalement inacceptables.

 

L'avenir ressemble à un ciel nuageux, avec ça et là quelques rayons de soleil. En tout cas, il est certain que les semaines et mois qui s'annoncent sont particulièrement préoccupants pour notre tissu économique, pour nos entreprises et pour les travailleurs qui en sont les chevilles ouvrières. C'est vrai en grande partie à cause de la crise du coronavirus, mais également de la grande incertitude qui plane sur l'issue des négociations relatives au Brexit. Depuis la décision prise en 2016 par le peuple britannique de quitter l'Union européenne, les administrations fédérales et régionales travaillent à un accompagnement, d'abord par une sensibilisation et une information de nos entreprises au sujet des conséquences qui seront importantes pour celles-ci, que ce soit dans le cadre d'un deal ou – même si je ne le souhaite pas – d'un no deal. Ce fait vient s'ajouter aux difficultés qu'elles traversent dans le cadre de la crise sanitaire et économique.

 

Vous m'interrogiez sur la budgétisation de certaines de ces mesures de soutien à nos entreprises. Vous savez qu'un dispositif a été installé sur la base de la loi du 6 mars pour leur permettre de recourir au chômage économique temporaire et d'éviter ainsi qu'elles ne licencient dans cette phase d'incertitudes et de difficultés, à partir du 1er janvier 2021, sans savoir à quoi cette date ressemblera. J'appelle de tous mes vœux à ce que l'on puisse atterrir et à ce que tout soit entrepris pour négocier un accord équilibré. J'en profite pour saluer le travail accompli sans relâche, jusqu'à présent, par l'équipe de négociateurs menée par Michel Barnier. Je salue aussi la position et l'ouverture de dernière minute de la présidente de la Commission européenne Ursula von der Leyen, ainsi que celle adoptée par le président français Emmanuel Macron et la chancelière allemande Angela Merkel, qui ont refusé une négociation bilatérale, pour mieux privilégier la négociation associant tous les États membres de l'Union européenne. Cette attitude mérite donc d'être saluée.

 

Donc, les conséquences, on ne les connaît pas encore. En revanche, nous avons mis en place des dispositifs qui permettront d'accompagner ces entreprises. Et les budgets se trouvent dans ceux de l'ONEM, notamment en ce qui concerne le chômage temporaire. On pourrait pointer les lignes budgétaires qui englobent les mesures de soutien qui seront activées ou non en fonction de la situation.

 

Quid de l'objectivité, de l'objectivation des secteurs qui seront fortement touchés? On les connaît déjà plus ou moins. J'ai déjà répondu à l'une de vos questions, hier matin, et le SPF Économie a d'ailleurs publié ce matin une actualisation de ces études sur les secteurs qui seront principalement touchés, d'abord par les droits de douane à l'exportation et à l'importation. Cela confirme ce que j'avais évoqué en réponse à votre question. Il s'agit, bien entendu, du secteur des véhicules automobiles et des camions, du secteur des produits agricoles, du secteur des tapis, des fils de cuivre, des plastiques PE-HD ainsi que de certains appareils, notamment de régulation automatique.

 

Il conviendra de continuer à objectiver en fonction de l'issue des négociations et de la teneur de cet accord ou de l'absence d'un accord, mais je plaide ici comme ailleurs pour que les choses se fassent sur une base impartiale, dépassionnée et que l'on puisse apporter le soutien nécessaire là où il fera cruellement défaut et vraiment pour les entreprises qui seront impactées plus fortement par ce Brexit, quelle qu'en soit la forme, indépendamment de la localisation de ces entreprises, qu'elles soient établies en Flandre, à Bruxelles, en Wallonie ou même en Communauté germanophone.

 

Si nous devrons aider celles et ceux qui en auront le plus besoin, cela dépendra aussi des décisions de la Commission européenne par rapport à la réserve d'ajustement, la Brexit Adjustment Reserve, dont les conditions et les contours ne sont pas encore arrêtés aujourd'hui. On sait pourquoi, puisque la négociation est encore en cours et que le secteur économique nous a pressés en premier à tout mettre en œuvre pour qu'un accord intervienne. L'Écho et De Tijd de cette semaine en faisaient encore état. Pourquoi n'y a-t-il pas de plan B au niveau fédéral, au niveau des Régions? Parce que, tout d'abord, on ignore la teneur de ce plan B et ensuite, parce que la priorité des priorités est la négociation jusqu'au bout, jusqu'à l'extra mile pour tenter d'obtenir un accord.

 

Voilà, mesdames et messieurs les parlementaires, les éléments de réponse que je pouvais vous apporter, étant entendu que mes estimés collègues ne manqueront pas de compléter ces éléments, en fonction de leurs compétences respectives.

 

01.12  David Clarinval, ministre: Madame la présidente, mesdames et messieurs les députés, je voudrais tout d'abord dire que je partage à 100 % les réponses qui ont été formulées par M. Dermagne. En complément, j'ajouterai quelques éléments, mais pour le reste, je dois bien avouer que, pour ne pas être trop long, je ne répéterai pas ce qui a été dit et que je partage entièrement.

 

Depuis le mois de mars, le gouvernement fédéral a pris de nombreuses mesures d'urgence pour atténuer les conséquences économiques de cette crise. Encore le 6 novembre dernier, le gouvernement mettait sur la table 38 mesures qui soit prolongeaient d'anciennes mesures, soit en activaient de nouvelles pour soutenir notre économie. Comme M. Dermagne l'a dit tout à l'heure, nous savons que certaines mesures nouvelles devront être prises, fort probablement pour certains secteurs. On a cité l'événementiel, le culturel, l'horeca, le voyage et le tourisme qui subiront vraisemblablement plus longuement que les autres l'impact d'une fermeture. Il faut savoir aussi qu'une série d'autres secteurs peuvent travailler, mais subissent quand même l'impact de la crise par une diminution de chiffre d'affaires, en raison de la situation épidémiologique dans laquelle nous nous trouvons actuellement.

 

Permettez-moi de citer deux mesures en lien avec mes compétences. Le droit passerelle est sur la table de cette assemblée. Le droit passerelle 21 vous sera proposé au vote. Il donne une perspective pour l'année prochaine, non seulement aux indépendants qui sont aujourd'hui fermés, mais aussi, et c'est la principale nouveauté, aux professions libérales qui n'étaient pas en mesure de bénéficier de ce droit, de par le fait qu'elles étaient toujours actives. Si elles subissent une diminution de 40 % de leur chiffre d'affaires, elles pourront bénéficier d'une aide. En effet, même quand on peut travailler, il existe des situations dans lesquelles on n'est pas en mesure d'avoir un revenu tout à fait adéquat actuellement.

 

Je note aussi le soutien psychologique. Madame Houtmeyers, j'ai entendu que vous trouviez cela peu utile. Nous avons mis en place un numéro vert de soutien psychologique pour les indépendants au niveau de l'INASTI. Je peux vous assurer que, malheureusement, de nombreux appels sont formulés tous les jours et que toute une série d'indépendants sont en détresse et, parfois, ne savent plus vers qui se tourner. Il est dès lors important de pouvoir aussi les aider sur le plan psychologique pour éviter des drames comme on l'a vécu notamment à Liège, voici quelques semaines. C'est, me semble-t-il, le devoir de l'État de mettre gratuitement à disposition des aides psychologiques dans un mécanisme simple. Ce dossier sera demain sur la table du gouvernement et je ne doute pas qu'on pourra le mettre en œuvre rapidement grâce à la bonne collaboration de mes collègues Lalieux et Vandenbroucke, notamment. Á côté du soutien économique et financier, le soutien psychologique est aussi très important.

 

Pour ce qui est du deuxième élément de votre intervention, madame Houtmeyers, à savoir le Brexit, il est clair que, pour la Belgique, le Royaume-Uni est le quatrième plus gros importateur de produits belges. Qu'il y ait ou non un accord commercial, il y aura un impact sérieux sur les contrôles des importations et des exportations à partir du 1er janvier 2021. Notamment pour ce qui concerne les produits alimentaires, l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA) a prévu 115 équivalents temps plein pour encadrer et effectuer les contrôles supplémentaires à l'importation et à l'exportation de produits agricoles et agroalimentaires entre autres. Les recrutements sont terminés et les nouveaux employés ont déjà été formés ou sont actuellement en cours de formation complémentaire pour être déployés à temps. Cela me semble être un élément important.

 

Toujours dans le cadre du Brexit, le Brexit Impact Scan a été mis en place. Ce mécanisme permet aux entreprises de d'ores et déjà tester les formalités administratives potentielles qu'elles devront nécessairement remplir si elles veulent continuer à travailler avec l'Angleterre. C'est une manière d'anticiper les charges administratives qui, malheureusement, découleront du change­ment de la situation après le 1er janvier 2021. Nous avons donc également anticipé à cet égard pour permettre qu'une réponse adéquate soit donnée et que les entreprises exportatrices perdent le moins de temps possible dans leur travail.

 

Monsieur Van Lommel, je n'ai pas dit que la Flandre était un pays de PME. J'ai dit que la Belgique était un pays de PME. C'est quelque peu différent car c'est un peu plus large. J'ai cité les chiffres en disant que 58 % des emplois émanent de nos PME. En effet, les PME constituent le tissu économique de notre pays. Je crois que tout le monde partage cette analyse. Les PME belges souffrent effectivement de la crise. Elles ont besoin d'oxygène pour résister au choc sans précédent qu'elles subissent. Il est donc vital de les relancer et de dynamiser leur croissance structurelle notamment en orientant les investissements vers les PME. Mon collègue Thomas Dermine aura certainement à cœur de vous parler du plan d'investissement qui coordonne les mesures et dont l'un des axes prioritaires porte sur l'entrepreneuriat avec l'aide aux PME notamment. Je lui laisse le soin de vous en toucher un mot.

 

En 2015, dans cette noble assemblée, j'ai participé à rédaction d'une résolution sur le dumping social. Toute une série d'éléments de ce texte pourraient être mis en œuvre dans les années à venir. C'est un point qui me tient à cœur. Une concurrence loyale est fondamentale pour permettre à toutes les entreprises d'être sur un pied d'égalité et de lutter à armes égales face à la concurrence internationale. Le dumping social est, par excellence, ce qui empêche la concurrence loyale. Nous mettrons en œuvre cette résolution de 2015 qui a été votée au Parlement.

 

Monsieur Verreyt, vous m'avez posé des questions sur le statut social des indépendants. Je propose, si vous êtes d'accord, qu'on en parle dans le débat qui aura lieu dans quelques minutes et qui concerne précisément le statut social des indépendants.

 

Madame la présidente, puisque M. Verreyt marque son accord, j'en ai donc terminé avec ce chapitre.

 

01.13 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van Lommel, ik zal even kort reageren op uw woorden omtrent het herstelbeleid en het plan met betrekking tot recovery en resilience. Ik herken een aantal punten die wij reeds in de commissie hebben besproken. Ik zal dus een kort-door-de-bochtreactie geven.

 

Ik ben blij dat u ook vindt dat publieke investeringen erg belangrijk zijn voor onze toekomst, om perspectief te geven aan de burgers. Wij gaan door een conjuncturele crisis, de coronacrisis, en wij hebben heel zware structurele uitdagingen voor de boeg, met name digitale transitie en klimaattransitie. Om deze problemen op te lossen hebben wij investeringen nodig. Dat is heel belangrijk en het is een van de zaken die de coronacrisis heeft veranderd. Toen de toenmalige regering twee jaar geleden een investeringsplan opstelde, was dat zonder budget en zonder middelen. Nu, twee jaar later, hebben wij na de coronacrisis zuurstof om investeringen te doen.

 

Vous dites que ces moyens sont limités. Effectivement, ils sont limités par rapport à l'ampleur des défis qui sont devant nous; mais ils sont sans commune mesure avec les moyens d'investissement jamais mis à disposition d'un gouvernement depuis plusieurs décennies. Et cela, c'est dû à deux facteurs, que vous n'aimez probablement pas trop.

 

Le premier est le fait que l'Union européenne a fait un bond en avant fantastique en permettant de créer un instrument de financement mutualisé. C'est une première dans l'histoire. Ceci sera peut-être un des héritages de cette crise du coronavirus dont nous pourrons nous réjouir.

 

Deuxièmement, la part que la Belgique prend dans cette enveloppe de financement européenne est particulièrement importante par rapport à la taille du pays. C'est en particulier lié à une différentielle socio-économique entre les Régions de ce pays. Comme la Commission européenne surpondère certaines Régions, la Wallonie bénéficie d'une partie importante de ces fonds.

 

Vos préoccupations au niveau de la dette sont d'une certaine façon légitimes. Je tiens néanmoins à apporter plusieurs précisions. D'abord, le niveau absolu de la dette importe peu. Il y a des économies qui vivent de façon très stable avec 150 ou 200 % de dette sans jamais être mises en danger par leurs créanciers. À l'inverse, il y a des économies qui ne parviennent pas à soutenir 30 ou 40 % de dette.

 

Ce qui compte, ce n'est pas le niveau de la dette, mais c'est la charge de la dette. Et aujourd'hui, comme vous l'avez souligné, nous sommes dans un contexte de taux très bas. Je pense qu'il faut souligner que l'Agence de la Dette fait un travail remarquable pour ré-échelonner et finalement bloquer à moyen terme ces taux bas actuels.

 

Deuxième nuance sur la dette, c'est qu'une dette n'est pas l'autre. Ce qui vaut pour un ménage vaut aussi pour un État. Quand on s'endette pour partir en vacances ou quand on contracte des dettes de jeu, ce n'est pas la même chose que quand on contracte de la dette pour acquérir un actif qui a une rentabilité. La même chose vaut pour un État.

 

Le but de l'investissement qui est consenti aujourd'hui, et donc de la dette afférente à ces investissements, est de faire des investissements productifs par rapport aux défis de la transition environnementale et numérique, pour soutenir l'activité économique, la productivité, les activités des indépendants. David Clarinval l'a souligné.

 

D'une certaine façon, on investit, aujourd'hui, pour protéger ou pour créer des rentrées fiscales, demain, soit en quelque sorte pour soutenir et assurer la soutenabilité financière de notre pays.

 

Troisième nuance eu égard à la dette: aujourd'hui, la dette est effectivement créée, en tout cas pour la partie RRF du plan, au niveau européen, via un instrument mutualisé, et elle est créée en même temps que la Banque centrale européenne fait des opérations massives de rachat de dettes publiques, c'est-à-dire que, virtuellement, on crée une forme de dette perpétuelle, ce qui est assez unique dans l'histoire monétaire européenne. On crée des instruments de dette qui sont des dettes virtuelles pérennes. Voilà pour la dette!

 

Le dernier point concerne la préparation, dont vous avez souligné le retard pris par l'État belge en la matière. Effectivement, nous avons pris quelques mois de retard, parce que, ce n'est qu'en juillet que l'instrument a été communiqué par la Commission européenne. Nous avons ainsi perdu les deux mois d'été pour y travailler par rapport à d'autres gouvernements européens.

 

Si je puis vous rassurer, monsieur Van Lommel, nous sommes en contact permanent avec la Commission européenne et nous avons fait – je tiens à le souligner – un travail collaboratif de co-construction avec les gouvernements de toutes les entités fédérées (la Flandre, la Wallonie Bruxelles et les différents cabinets du gouvernement fédéral). Ce travail considérable, effectué ces dernières semaines, me permet de dire aujourd'hui qu'il n'y a aucun signal permettant d'affirmer que nous ne pourrons rencontrer les délais européens fixés à fin mars. Si vous vous inquiétiez que nous ne puissions pas respecter le délai imparti, je vous répondrai qu'il y a une deadline commune à tous les pays: celle du 31 mars. Ce qui compte au final, c'est la ligne d'arrivée qui est unique pour tous les pays et peu importe le moment où nous avons commencé. Le retard pris nous force à travailler plus rapidement, ce que nous faisons, mais en aucun cas ne nous empêchera de franchir à temps la ligne d'arrivée.

 

01.14  Katrien Houtmeyers (N-VA): Dank u wel, heren ministers en staatssecretaris, voor jullie tussenkomst. Ik geloof dat er heel wat zaken zijn waar we het over eens kunnen geraken. We willen allemaal het beste voor die ondernemer en die consument. Maar er zullen ook een aantal zaken zijn waarover we moeilijker zullen overeenkomen omdat onze focus en benadering anders is.

 

Ik geef daarover een concreet voorbeeld dat zowel minister Dermange als minister Clarinval hebben aangehaald over de psycholoog. Ik geloof er natuurlijk in dat dit een meerwaarde is, die psycholoog en psychologische bijstand. Ik vind natuurlijk dat we onze ondernemers mentaal weerbaarder moeten maken, zoals we nog mensen moeten ondersteunen. Ik vind echter niet dat het de taak van de overheid is om dit te betalen. Er zijn meer cruciale en noodzakelijke maatregelen nodig. Dat is een andere benadering, ook voor de consument. In het belang dat we hechten aan ondernemers en consumenten verschillen wij wat. Ik geloof dat we in de komende maanden daar in de commissies verder zullen kunnen over discussiëren.

 

Uit respect voor mijn collega's die bijna 27 uren aan het wachten zijn, zal ik het hierbij laten.

 

01.15  Reccino Van Lommel (VB): In dank in het bijzonder de ministers Dermagne en Clarinval, alsook staatssecretaris Dermine, die in tegenstelling tot andere leden van de regering wel diepgaand, uitgebreid en ad rem hebben geantwoord op een aantal bezorgdheden die ik hier heb geuit. Over een aantal zaken vinden wij elkaar maar over een aantal andere zaken heeft u mij niet kunnen overtuigen. Mijn bezorgdheid, en die van jullie wellicht ook, is de werkgelegenheid in de toekomst. Dat is iets waar wij zeker hard aan moeten werken.

 

Over het objectief kader, ik begrijp dat u daarin wil meegaan. Dat objectief kader moet er voor mij zijn voor lockdownmaatregelen enerzijds maar anderzijds ook voor de steun voor de getroffen sectoren. Doe het alstublieft snel want wij kunnen daarmee niet wachten.

 

Ten slotte, mijnheer Dermine zegt dat we desnoods 150 of 200 % schuld kunnen dragen. Dat is perfect mogelijk. Ik denk toch dat we niet naar Zuid-Europese toestanden mogen gaan en dat we als een goed huisvader moeten waken over de middelen die we als overheid ter beschikking hebben. Ik denk dat een en ander vooral te maken heeft met een structureel probleem dat we in dat land hebben inzake financiën. Daarvoor verwijs ik naar mijn collega Vermeersch die daarover al uitgebreid is tussengekomen. Voor het overige denk ik dat wij elkaar nog vaak zullen treffen in de commissies en in de plenaire vergadering om van gedachten te wisselen over een en ander. Dank u wel.

 

01.16  Hans Verreyt (VB): Onze economie en ondernemers moeten gered worden maar vooral de jobs die zij creëren. Dat blijft onze eerste bekommernis. Ik ben blij dat dit voor jullie ook de eerste bekommernis is.

 

Acht maanden na de aanvang van de crisis is de fase van de urgentie wel achter de rug. Nu moeten we dieper, specifieker en doelgerichter kunnen werken. Vooral ook voor de vergeten sectoren maar ook voor de vele grote en kleine ondernemingen die de ruggengraat voor onze economie en samenleving vormen. Er zijn misschien politici die kunnen overleven zonder ruggengraat maar het overgrote deel van onze bevolking kan dat niet. Laten we deze ruggengraat dus beschermen en koesteren. Daarvoor hebben we onder andere nood aan de herwaardering van het statuut van de zelfstandige. Laten we de hand aan de ploeg slaan en aan het werk gaan.

 

Affaires sociales, Emploi, Pensions, Intégration sociale, lutte contre la pauvreté

Sociale Zaken, Werk, Pensioenen, Maatschappelijke integratie, armoedebestrijding

 

01.17  Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, we hebben lang moeten wachten op dit onderdeel van het debat. Ik hoop dat minister Vandenbroucke snel kan aansluiten. Het gaat voor een belangrijk deel over het beleid dat hij heeft voorgesteld in zijn beleidsnota.

 

Als we de voornemens van paars-groen in ogenschouw nemen is het eigenlijk een volslagen raadsel hoe men de inactieven wil activeren. De sociale uitkeringen, zoals de werkloosheids­uitkering, zullen fors verhoogd worden. Daartegenover stelt de regering geen versterkte degressiviteit van de werkloosheid of het SWT voor. Dat was iets dat de regering Di Rupo wel durfde. Ook de financiële responsa­bilisering als stok achter de deur tegen de weigering van arbeidsongeschikten of hun werkgevers om mee te werken aan een re-integratietraject wordt op de lange baan geschoven. Een maatregel die 100 miljoen euro per jaar kan opleveren volgens het Rekenhof maar vooral ook meer actieven. Ik denk dat we elkaar niet moeten overtuigen dat indien mensen op een goede manier kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt dit hun eigen welbevinden en welzijn ten goede komt.

 

In de plaats daarvan zal de regering een online rekentool ontwikkelen waarmee inactieven kunnen worden overtuigd dat werken voor hen wel degelijk interessanter en voordeliger is dan niet werken. Als ik dat lees, mijnheer de minister, besluipt mij ineens de gedachte dat als het verschil tussen werken en niet-werken zo klein is en zo weinig voor de hand ligt, dat men het eerst moet berekenen met een tool, dat juist het probleem is.

 

Deze paars-groene regering heeft van het optrekken van de werkzaamheidsgraad een absoluut speerpunt gemaakt van haar beleid. Het doel is 80 % werkzaamheidsgraad in 2030. Tachtig procent tegen het einde van de volgende legislatuur. Kicking the can down the road.

 

We zien dat ook in de concrete maatregelen die deze regering wil nemen om die werkzaam­heidsgraad op te krikken. Er zijn er namelijk geen. U kan zeggen dat dit kort door de bocht is van op de oppositiebanken. Dat is het evenwel niet. U koppelt aan de stijging van de werkzaamheids­graad een terugverdieneffect in uw begroting. Het Rekenhof is daarover heel helder. Het gaat over 50 miljoen euro voor volgend jaar. We hebben ook een amendement neergelegd om dat terugver­dieneffect van 50 miljoen euro te laten schrappen. Het staat u vrij om dat te schrappen of goed te keuren maar deze regering rekent zich echt wel rijk.

 

Het Rekenhof heeft daarover iets interessants gezegd. Ik citeer: 'De regering wil tegen 2030 komen tot een tewerkstellingsgraad van 80 % van de actieve bevolking. Ik dat kader is ze van oordeel dat het van dit beleid verwachte terugverdieneffect progressief zal stijgen van 50 miljoen euro in 2021 naar 400 miljoen euro in 2024. Om tot dit rendement te komen, veronderstelt de regering dat er in 2021 2.500 en in 2024 20.000 extra mensen aan het werk zullen gaan naar aanleiding van de maatregelen die zullen worden genomen om die doelstelling te bereiken.

 

Voorzitter: Wouter De Vriendt, ondervoorzitter.

Président: Wouter De Vriendt, vice-président.

 

Het Rekenhof wijst er in dat verband op dat de cijfers enkel een beleidsintentie van de regering vertalen maar niet zijn gebaseerd op een specifieke macro-economisch analyse. Er is ook geen precies tijdschema om die maatregelen ten uitvoer te leggen.'

 

Met andere woorden, de regering rekent zich rijk en u onderneemt niets om ons arbeidsmarktbeleid te hervormen richting meer activering. Het Rekenhof veegt in het citaat dat ik daarjuist heb gegeven de vloer aan met uw arbeidsmarktbeleid. Het is een lege doos.

 

Niets doen, collega's, is ook een keuze. Het is niet de onze maar kennelijk wel de uwe. Bij de aanwerving van een eerste werknemer geldt sinds 1 januari 2016 een volledige vrijstelling van de patronale bijdrage voor de sociale zekerheid. Die vrijstelling is voor onbepaalde duur maar de aanwerving van die werknemer dient uiterlijk op 31 december van dit jaar te gebeuren. De betreffende vrijstelling is ook niet gekoppeld aan een concrete werknemer maar aan de eerste aanwerving. Wanneer de eerste werknemer het bedrijf verlaat en door iemand anders wordt vervangen, blijft die vrijstelling gelden voor die vervanger. Als we voor Nieuwjaar niets ondernemen, valt die vrijstelling na 1 januari voor eerste aanwerving weg. Dat terwijl er een soortgelijke doelgroepkorting voor de tweede tot de zesde aanwerving blijft doorlopen wat ons in een absurde situatie zal terechtbrengen. Voor nieuwe aanwervingen van de eerste werknemer zou er dus na Nieuwjaar geen doelgroepkorting zijn maar voor de tweede tot de zesde werknemer wel.

 

U heeft in uw regeerakkoord en uw beleidsverklaring aangegeven dat u die doelgroepkorting voor de aanwerving van een eerste werknemer wil verder zetten en volgend jaar wil evalueren. Wij steunen dat maar stellen vast dat u tot op vandaag geen enkel initiatief hebt genomen om die regeling te verlengen na nieuwjaar. Dit is de reden waarom we in de commissie een amendement hebben ingediend om de doelgroepkorting voor de aanwerving van een eerste werknemer ook na 31 december verder te zetten opdat er voor alle starters en kmo's een gelijk speelveld zou zijn. Maar vooral dat kleine bedrijven en zelfstandigen zouden blijven aanwerven wetende dat de drempel voor een eerste aanwerving voor werkgevers vaak de hoogste drempel is die zij moeten overwinnen.

 

Als we in de toekomst een beleid willen voeren om de werkzaamheidsgraad te verhogen is het ontzettend belangrijk dat nieuwe en kleine ondernemingen worden aangemoedigd om werknemers in dienst te nemen. Het handhaven van die doelgroepkorting voor de aanwerving van een eerste werknemer na eind dit jaar blijft dus een belangrijk instrument in een toekomstig arbeidsmarktbeleid dat gericht is op activeren. Daarnaast is het moeilijk te verantwoorden dat nieuwe werkgevers zouden worden uitgesloten van een doelgroepkorting bij de aanwerving van een eerste werknemer terwijl andere werkgevers die de eerste werknemer zouden aanwerven voor onbepaald tijd een doelgroepkorting ten bedrage van de volledige patronale basisbijdrage voor de sociale zekerheid blijven genieten.  

 

Ofschoon de verlenging van die maatregelen in uw regeerakkoord staat en hernomen wordt in de beleidsverklaring, keurden de paarsgroene meerderheidspartijen enkele dagen geleden in de commissie ons amendement om die rechtszekerheid ook na Nieuwjaar aan die jonge en kleine ondernemingen te bieden niet goed. Dan kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat de openheid van deze regering en meerder­heidspartijen maar tot zo ver reikt. Voor constructieve, ja zelfs broodnodige voorstellen vanuit de oppositie is er geen plaats. Tot zo ver die nieuwe politieke cultuur.

 

Geen paniek beste collega's, we hebben dit amendement opnieuw ingediend in deze plenaire vergadering, u krijgt dus de kans om u te herpakken. Dat is ook nodig: niets doen is een keuze en niets doen betekent opnieuw een forse belastingverhoging van De Croo en co. Deze keer dan voor de eerste aanwervingen vanaf 1 januari 2021. Die belastingverhoging gaat dan ook rechtstreeks ten koste van de werkgelegenheid. Niets doen is echt geen optie.

 

Wat u eigenlijk doet met deze regering is erger dan nietsdoen. U doet jammer genoeg wel iets: het verkeerde. U kondigt een resem maatregelen aan die werkloosheid en inactiviteit net in de hand werken. U doet het omgekeerde van wat u propageert. Om te beginnen zorgt u ervoor dat werken, in vergelijking met niet werken, minder belonend wordt dan voorheen. U verhoogt namelijk de uitkering voor de inactieven: het leefloon stijgt fors, de werkloosheidsuitkeringen stijgen tegen 2024 met 4,5 %. Daartegenover is er geen versterking van de degressiviteit van die werkloosheidsuitkering, laat staan een beperking ervan in de tijd. Dit maakt ons nog altijd tot een unicum en een curiosum in Europa.

 

Er wordt ook 75 miljoen euro extra voorzien voor de hervorming van het kunstenaarsstatuut. Meer uitgaven voor de werkloosheid van kunstenaars: ik vermoed dat dat niet zal zijn om dat statuut activerender te maken. Dat zal waarschijnlijk het omgekeerde zijn.

 

Ook de verlofstelsels worden verder uitgebreid. Nochtans ging de regering er al tijdens het investituurdebat prat op dat dat stelsel zou vereenvoudigd worden. Het geboorteverlof wordt verdubbeld van 10 naar 20 dagen.

 

De coronatijd is een aaneenrijging geweest van gemiste kansen op het vlak van activering. De tijdelijke werkloosheidsuitkering, die eigenlijk in normale omstandigheden 65 % van het brutoloon bedraagt, werd de voorbije maanden achtereenvolgens verhoogd naar 70 % en aangevuld met een RVA-premie van 5,63 euro per dag. Er werd onlangs ook nog eens een premie bijgekletst van 10 euro per dag van zodra je 52 dagen tijdelijk werkloos bent. Echt motiverend om mensen aan de slag te krijgen en te houden is dat natuurlijk niet. We betalen mensen steeds meer om steeds minder te doen.

 

Ons stelsel van tijdelijke werkloosheid is erop gericht om mensen te betalen om niet te werken, terwijl het vooral gericht zou moeten zijn op het herscholen en bijscholen van werknemers in het eigen bedrijf, naar Nederlands model. Het hoeft geen carbon copy te zijn van het Nederlandse model, maar we moeten eens over het muurtje kijken.

 

Ook in coronatijd moet je werknemers en werkgevers samen de kans geven en aanmoedigen om de toekomst voor te bereiden – ook en vooral wanneer hun omzet drastisch gedaald is, zoals vandaag voor heel veel bedrijven het geval is. Ik heb dat de voorbije maanden meermaals bepleit, maar ook op dat vlak zit paars-groen stil. Ik kan echt niet begrijpen dat we de tijdelijke werkloosheidsuitkering niet gebruiken om mensen te betalen om zich voor te bereiden op de toekomst, maar enkel inzetten om mensen te dwingen thuis te zitten nietsdoen. Erger nog: voor werknemers wier zeventienjarige kernge­zonde zoon thuis moet blijven omdat de school gesloten is wegens corona, is tijdelijke werkloosheid zelfs een recht geworden. Van enig overleg tussen werkgever en werknemer is op dat vlak geen sprake meer. De arbeidsorganisatie in het bedrijf die al onder druk staat door de coronabesmettingen wordt zo nog meer getroffen, terwijl die zeventienjarige perfect voor zichzelf kan zorgen. Ook al kunnen ouders gerust afspraken maken rond thuiswerken met de werkgever, dan nog is tijdelijke werkloosheid een recht geworden – wat een dam is die gebroken wordt naar inactiviteit. Wanneer die tijdelijke werkloosheid een recht wordt, hoeven die afspraken met de werkgever niet meer gemaakt worden om een eventueel opvangprobleem op te lossen. We betalen mensen om thuis te blijven, terwijl er vaak geen reële nood is om dat te doen – ik verwijs naar die kerngezonde puber die voor zichzelf kan zorgen als de school een dag of zelfs een week dichtgaat.

 

De voorbije maanden werden uitkeringen ingezet die er in te veel gevallen voor zorgden dat mensen een hoger inkomen hadden dan wanneer ze gingen werken. Tot zover ook het verzekeringsprincipe van onze sociale zekerheid! Ook daar zet je mensen niet aan om opnieuw aan de slag te gaan of te blijven. Dat is bijzonder kwalijk. Daar komt nog bij dat heel wat van die steunmaatregelen bijzonder fraudegevoelig en weinig fijnmazig of gericht zijn. Ook dat is onderhand niet meer te verantwoorden. Minister Dermagne heeft daarstraks gezegd – en hij heeft daarin gelijk – dat er snel moest worden gehandeld in de eerste dagen van de lockdown, met sociaaleconomische steunmaatregelen. We zijn het daar volkomen mee eens. Ondertussen is er echter heel wat tijd verloren en hadden de maatregelen allang moeten verfijnd worden.

 

Getuige daarvan is de fraude waarvan we deze week nog hebben gehoord en die zou oplopen tot 2 miljoen euro en geleid hebben tot 25 arrestaties. Het is natuurlijk bijzonder goed dat die sociale fraude wordt opgespoord en aangepakt. Beter nog zou zijn haar te voorkomen, met moderne technologie op basis van data. Daarin staan we met dit land en zeker met deze federale overheid in de kinderschoenen en zien we geen enkele concrete maatregel: er is enkel een aankondigingspolitiek over extra inkomsten uit de strijd tegen de sociale fraude, maar hoe men dat wil realiseren, dat lezen we niet.

 

We hebben corona inderdaad niet gekozen. De regeringsleden kiezen wel elke dag opnieuw hoe ze de gevolgen van corona aanpakken en ook niet aanpakken. De maatschappelijke kost die wordt veroorzaakt door de aanpak van de coronacrisis in dit land dreigt een veelvoud te worden van de maatschappelijke schade die veroorzaakt wordt door het coronavirus zelf. We maken het intussen ook heel wat kerngezonde mensen en bedrijven – die voor de coronacrisis kerngezond waren – ontzettend moeilijk. We hypothekeren daarmee onze collectieve toekomst.

 

Vandaag lijkt corona al te vaak niet alleen het excuus om een aantal fundamentele vrijheden op de schop te laten gaan, maar ook om een debat ten gronde met alle kaarten op tafel over die maatschappelijke kost van het huidige corona­beleid niet te voeren. Ik zeg dit niet enkel als politicus die bezorgd is om de impact van deze maatschappelijke kost op onze sociale zekerheid, maar ook en vooral als mens die ziet wat het huidige coronabeleid doet met heel wat mensen. Die maatschappelijke kost die het gevolg is van beleidskeuzes, overkomt ons niet zomaar. Hij zal een enorme impact hebben op onze sociale zekerheid, zowel op korte als lange termijn.

 

Ondertussen lopen de budgettaire plannen nu al uit de hand: de evenwichtsdotatie voor 2021 bedraagt al 7,5 miljard euro. In 2018 en 2019 ging dat over 2 à 3 miljard euro, dat is dus toch een forse stijging. Niet onbelangrijk: de coronakosten zijn nog niet eens volledig meegenomen in die sterke stijging van die evenwichtsdotatie! Men voorziet ook voor 2021 711 miljoen euro extra uitgaven in de sociale zekerheid en de sociale bijstand, vooral door die verhoogde uitkeringen. Compenserende maatregelen binnen de sociale zekerheid worden amper genomen.

 

Geen onbelangrijk detail: op het ogenblik dat de begroting werd neergelegd in dit Parlement, hield ze geen rekening met een tweede coronagolf, die toen al volop gaande was. Je zou kunnen denken: "niet getreurd, een hogere werkzaamheidsgraad, meer mensen aan de slag betekent meer sociale bijdragen om de sociale zekerheid te financieren". We zien echter dat die sociale zekerheid voortaan steeds minder zal worden gefinancierd vanuit de sociale bijdragen. In 2018 werd de sociale zekerheid nog voor 61,9 % gefinancierd uit sociale bijdragen, in 2019 was dat ook nog altijd voor meer dan 60 %. In 2021 zal dat nog maar voor 55,8 % zijn. Het Rekenhof acht eigenlijk dat dat zelfs een overschatting is. Het is dus misschien nog erger dan wat de voorgelegde cijfers ons nu voorspiegelen. Het komt erop neer dat deze regering haar mooie woorden over een hogere werkzaamheidsgraad zelf niet gelooft, waarom zouden wij ze dan wel moeten geloven?

 

De regering wil inzetten op sociale fraudebestrijding via een efficiëntere samen­werking en coördinatie tussen de verschillende sociale inspectiediensten. Ze komt echter amper met concrete voorstellen om dit te bewerk­stelligen. Ik heb er meermaals naar gevraagd bij de verschillende bevoegde ministers. Ze formuleren geen enkel voornemen, bijvoorbeeld om tot een fusie te komen van de dertien verschillende federale administraties die sociale inspectietaken uitvoeren. Ook zijn er maar liefst vier federale ministers verantwoordelijk voor de SIOD en de coordinatie van sociale inspectiediensten. Volk genoeg dus om de komende jaren naar elkaar te wijzen als de resultaten uit de strijd tegen de sociale fraude uitblijven en de 2,3 miljard euro extra inkomsten uit die strijd er niet komen.

 

Ik heb aan drie ministers gevraagd hoeveel van die 2,3 miljard euro – opgehaald uit de strijd tegen de sociale en de fiscale fraude – er precies van de strijd tegen de sociale fraude zal komen. Geen van hen heeft daarop geantwoord. Blijkbaar heeft men daar geen enkel benul van. Ook in de begrotingsdocumenten staat er niets over de precieze opbrengst uit sociale fraude. Ik begrijp de voorzichtigheid van de ministers die de begroting hebben opgesteld. Er staat dan ook niet één concrete maatregel in die voor een extra inkomsten zou kunnen zorgen uit de strijd tegen de sociale fraude.

 

Dat is "reken je rijk in het kwadraat". Dat zegt ook het Rekenhof. Het Rekenhof vraagt zich zelfs luidop af of de geplande extra inkomsten niet al te voorbarig zijn.

 

Ik heb daarstraks ook verwezen naar de fraudezaak die onlangs aan het licht is gekomen. Men raamt die op 2 miljoen euro. Die fraude is inderdaad maar het tipje van de ijsberg, om de heel eenvoudige reden dat we op het vlak van datamining in de strijd tegen de sociale fraude nog nergens staan, terwijl heel wat andere spelers dat wel doen. De Vlaamse overheid, bijvoorbeeld, is al in de eerste lockdown met private spelers aan de slag gegaan om een aantal zaken op te sporen en te voorkomen. Zij zetten stappen vooruit. De vraag rijst waarom zelfs dat geen concrete maatregel is die in de beleidsverklaring is opgenomen en die we op een realistische manier kunnen vertaald zien in de begroting. Dat is allemaal niet het geval.

 

Collega's, er ligt ook een sterke focus op de rol van de sociale partners bij de hervorming, de modernisering en het beheer van de sociale zekerheid. De sociale partners zijn in dit verhaal, voor deze paars-groene regering, het alfa en het omega van ons arbeidsmarktbeleid, en bij uitbreiding van de hele sociale zekerheid. De beleidsverklaring bevat zelfs letterlijke passages uit teksten van de sociale partners, die het belang van de sociale partners – van zichzelf – onderschrijven. Dat betekent in het beste geval dat de sociale partners uw excuus zullen zijn om niets te doen, wat op zich al erg kwalijk zou zijn. In het slechtste geval betekent het dat deze regering verder aan het handje gaat lopen van de vakbonden, wat we eigenlijk de voorbije maanden al hebben gezien.

 

De voorgelegde begroting is een aaneen­schakeling van goede voornemens, maar ook niet meer dan dat. Met goede voornemens koopt men niets natuurlijk, tenzij de gebakken lucht die deze paars-groene regering verkoopt als het over een activerend arbeidsmarktbeleid en een duurzame sociale zekerheid gaat.

 

01.18  Hans Verreyt (VB): Mijnheer de voorzitter, Vlaanderen wordt op het vlak van werkgelegenheid zwaarder getroffen tijdens deze crisis dan Brussel en Wallonië, wat eenvoudig te verklaren is door de grotere werkgelegen­heidsgraad van dat eerste gewest. Hoe hoger men staat op de ladder, hoe lager men kan zakken.

 

Dat is geen nieuw fenomeen. De Vlaamse economie is ook veel conjunctuurgevoeliger dan de Waalse of de Brusselse. Bij een terugval laat zich dat sterker voelen en, omgekeerd, bij een herleving is de opleving sterker in Vlaanderen.

 

Meer dan de helft van de actieve bevolking in Wallonië werkt voor de overheid. Het spreekt voor zich dat die jobs iets crisisbestendiger zijn dan de jobs in de reële economie.

 

De doelstelling is om in de komende jaren de werkgelegenheidsgraad te verhogen, het banenverlies te beperken en in te zetten op opleiding. Dat zijn op zich allemaal nobele doelstellingen, maar zouden we de regio's niet beter de financiële en organisatorische vrijheid geven, ieder met zijn eigenheid en verantwoordelijkheid en ieder met de financiële gevolgen van zijn of haar keuze?

 

Nog veel belangrijker dan de werkloosheid op zich, is de grote groep van inactieven. Als men de werkzaamheidsgraad wil optrekken tot 80 %, de ambitie tegen 2030 volgens het regeerakkoord, dan moet men vooral daarop inzetten, maar waar is het actieplan van de regering om dat te bereiken?

 

De verhoging van de laagste uitkeringen kunnen we toejuichen als sociale volkspartij, maar wat gebeurt er met de uitkeringen die net daarboven zitten? Als de regering bedoelt dat de eerste schijf voor iedereen wordt opgetrokken, dan zullen we dat steunen, maar de zwaksten helpen betekent ook dat men er alles aan doet om ze aan het werk te krijgen. Dat is nog steeds de beste bescherming tegen armoede. Maar waar zijn die plannen?

 

De regering overweegt ondertussen wel het verplicht invoeren van quota voor het behalen van allerlei evenwichten. Ik ben een hevig voorstander van een gelijk loon en gelijke promotiekansen voor eenieder met gelijke capaciteiten, of die nu man, vrouw, blank, zwart of paars met witte bollen is, maar ik zal mij met alle wettelijke middelen verzetten tegen het invoeren van quota. Ik wil de verpleegsterploeg in het ziekenhuis niet opzadelen met 50 % mannen, ik wil geen 50 % vrouwelijke dokwerkers, ik wil de helft van de tandartsassistentes niet vervangen door mannelijke exemplaren noch een massa vuilnisophalers ontslaan om dezelfde reden. De overheid zal dus binnenkort niet enkel beslissen wanneer een bedrijf al dan niet mag openen en mag werken, maar ook beslissen wie er mag werken. Als ze dan ook nog de facturen betaalt op het einde van de maand, dan zal niemand daar iets op tegen hebben, maar daar vrees ik voor. De aangekondigde discriminatietests zijn weeral een aanslag op de vrijheid van de werkgever om de beste werknemer in zijn bedrijf op te nemen.

 

We zien het trouwens ook in de cijfers van de overheid zelf. Hoe komt het dat de overheid zelf de quota niet haalt, onder andere voor de tewerkstelling van mindervaliden? Misschien kunt u toch wat bescheidener zijn en zelf het voorbeeld geven. Wanneer afkomst, kleur, religie, nationaliteit of sekse voorgaan op kennis en bekwaamheid, is er een probleem.

 

Dan komen we bij de Europese Unie en het heil dat ook deze ministers zien in meer EU, met onder andere de Europese herverzekering inzake werkloosheid. Deze piste versterkt de uitbouw van de EU tot een transferunie, iets wat wij als Vlamingen, de grootste nettobetalers aan de Unie, onmogelijk kunnen goedkeuren. Dit moet de verantwoordelijkheid blijven van de lidstaten. Wat het Europees minimumloon overeenkomstig de economische situatie van het land betreft, vrezen we voor een devaluatie van onze minimumlonen, om nog maar te zwijgen van de makke houding van België als het gaat over het aanpakken van de sociale dumping. De recente Europese richtlijn is niet meer of niet minder dan een bevestiging van de vroegere makke Belgische wetgeving, met een kleine nieuwe beperking. Het blijft dus wettelijk georganiseerde vernietiging van de eigen jobs. Bovendien sluit deze richtlijn de aanpassingen uit voor de transportsector.

 

De Europese detacheringsrichtlijn zorgt voor legale sociale dumping. Het belangrijkste gevolg van de recente wijziging is dat gedetacheerde werknemers het loon van het gastland moeten krijgen, maar de sociale bijdragen in hun thuisland betalen. Vaak liggen die daar veel lager, als ze al effectief worden betaald. Daardoor zijn werknemers uit die landen stukken goedkoper dan Vlaamse werknemers. De gevolgen zijn dramatisch, duizenden Vlaamse jobs gaan verloren. Niet enkel in het transport, de bouw, de bewakingssector en de voedingssector, maar ook in de dienstensector. De overheid loopt intussen belastinginkomsten mis en onze sociale zekerheid wordt onderuitgehaald. Werkgevers die niet meedoen, worden uit de markt geprijsd of gaan failliet. Partijen die denken dat Europa de oplossing is voor de aanpak van sociale dumping en oneerlijke concurrentie zijn ziende blind.

 

Vlaamse werkgevers en werknemers durven al eens van mening verschillen, maar over deze kwestie is er eensgezindheid. Onze bedrijven moeten immers eigen werknemers ontslaan en gaan uiteindelijk failliet omdat ze niet langer concurrentieel zijn.

 

Vriend en vijand zullen erkennen dat er slechts twee mogelijkheden zijn om sociale dumping effectief te bestrijden: ofwel de open grenzen in vraag stellen, ofwel de buitenlandse werknemers hier sociale bijdragen laten betalen. We moeten niet blijven rommelen in de Europese marge terwijl we hier zelf, in ons eigen land, de sleutel in handen hebben.

 

Vlaams Belang pleit ervoor de bestaande Belgische detacheringswet uit te breiden met sociale bijdragen vanaf dag 1. Het sociaal en economisch bloedbad in de bouw en de transportsector moet stoppen, zeker als we nu ten gevolge van de coronacrisis een massa extra werklozen mogen verwachten. Bescherm Vlaamse jobs, het zal meer dan nodig zijn.

 

Dan komen we bij die andere jobs, die door de EU worden bedreigd. De Europese Unie blijft ook ons uniek stelsel van de wet-Major in vraag stellen. Aan regeringskant zwijgt men in alle talen over de bescherming van het statuut van de havenarbeiders. De Europese regels rond de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van werknemers vallen dit statuut permanent aan. Volgens het Vlaams Belang zorgt de huidige regeling ervoor dat er gekozen wordt voor goed opgeleide en erkende krachten in plaats van sociale dumping te stimuleren. Daardoor verloopt het havenwerk vlotter en veiliger. Wij zullen alvast alle middelen uitputten om de wet-Major te beschermen. Gaat de regering dat ook doen?

 

Als ik kijk naar de stemming over onze beleidsaanbevelingen hierover, dan was ik, en met mij vele duizenden dokwerkers, zwaar teleurgesteld. Alle regeringspartijen, maar ook de communistische PVDA, stemden overtuigd tegen de bescherming van het havenstatuut. Deze oprechte vraag bepaalt letterlijk de toekomst van die andere helden van de coronacrisis. Onze havenarbeiders behoren tot de beste van Europa. Wij zullen erover waken dat het beschermd statuut van onze havenarbeiders niet wordt vernietigd ten voordele van goedkope arbeidskrachten uit het buitenland.

 

Ik kom, ten slotte, bij twee stokpaardjes van mij: de evenementensector en de zorgsector.

 

Voor de eventsector is er nog steeds geen perspectief. De experten en politici verdringen zich dezer dagen keer op keer voor het scherm om ieder perspectief verder uit te stellen. Ons land is niet enkel de thuisbasis van de beste festivals en events, we herbergen ook de wereldspelers in die sector. Onze duizenden freelancers en kleine zelfstandigen smijten zich met al hun talent en passie in deze sector. Een van de problemen de voorbije maanden was het gebrek aan structureel overleg. Bij dezen roep ik nogmaals op om over te gaan tot de oprichting van een eigen paritair comité voor de eventsector. Zo kunnen we specifieker werken aan relancemaatregelen voor deze sector met 80.000 werknemers en zelfstandigen.

 

Zelf getrouwd zijnde met een hoofdverpleegkundige, ligt de zorgsector mij ook na aan het hart. De verschillen in arbeids­voorwaarden in ziekenhuizen – federale materie – en rusthuizen – gewestelijke materie – zorgen nu al voor wrijvingen. Gaat men nu eindelijk ook de arbeidsvoorwaarden verbeteren en daar financiële middelen tegenover stellen? Overweegt men de verdere regionalisering, zoals onlangs nog verdedigd door de katholieke zorgzuil? Vele vragen, maar weinig antwoorden op de regeringsbanken.

 

Graag wil ik eindigen met een woord van dank. Dank aan de echte helden van onze maatschappij, die op de eerste rij stonden en staan in deze crisis: de werkers, die zich ondertussen klaarmaken voor de late shift, de verpleegsters van daarnet, maar ook de vuilnisophalers, de pakjesdiensten, de kassier­sters, de hulpdiensten en de transportsector. Mijn betoog deze middag wil ik danken met een dankuwel en merci voor hen.

 

01.19  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le président, madame et messieurs les ministres, nous nous réjouissons de pouvoir enfin échanger au sujet des budgets relatifs à vos compétences respectives.

 

Tout d'abord, je dois apporter un éclairage aux propos du précédent intervenant. En effet, nous avons voté contre la proposition de loi de son parti, relative au statut des travailleurs du port, parce que nous la considérons insuffisante au regard de ce qu'ils attendent et de notre conception de leur statut.

 

Ensuite, madame et messieurs les ministres, chers collègues, je ne sais pas si vous êtes au courant, mais notre groupe de douze parlementaires compte quatre travailleurs et ex-syndicalistes. Notre groupe a la chance de concentrer plus de 125 ans d'expérience de violence du système actuel que subit un simple travailleur, mais aussi d'arrogance du patronat quand il faut prendre place en tant que délégué syndical afin de défendre les intérêts des travailleurs.

 

Pourquoi suis-je en train de vous en parler? Si la décision a été prise que des gens comme nous – sans intention de nous mettre en avant, puisque nous sommes des millions – soient représentés ici, c'est parce qu'entre les fantasmes de certains – sans vous viser en particulier – que vous entendez depuis que vous siégez ici et la réalité concrète, le fossé peut être énorme. Dès lors, nous ne partageons évidemment pas l'opinion de tous ceux qui considèrent que notre pays offre trop de congés aux travailleurs et trop d'allocations sociales au point d'entretenir les gens dans l'oisiveté. Nous ne sommes pas d'accord avec ce point de vue. La réalité est qu'aujourd'hui, le peuple souffre! Et il souffre de la même manière en Flandre, en Wallonie et à Bruxelles.

 

Lors des élections de mai 2019, la population nous a donné un signal fort, en demandant une rupture avec les politiques menées par le gouvernement Michel – particulièrement sur les questions socio-économiques. Nous avons pointé quelques points.

 

Ce qui fâche les travailleurs de ce pays, c'est qu'on leur impose de travailler plus longtemps. Ils ont bien raison. J'ai moi-même travaillé 25 ans dans le hard discount dont 21 ans chez Aldi. J'ai une pensée pour des collègues qui sont toujours en place et qui doivent encore y travailler pendant au moins dix ans. J'ai eu 57 ans hier. Et je me verrais mal travailler encore dix ans dans des conditions de travail difficiles: des charges lourdes à porter, une flexibilité à outrance avec un salaire qui ne vous permet pas de vivre dignement. La majorité de ces travailleurs sont des femmes sous contrat à temps partiel.

 

Les travailleurs et travailleuses de ce pays ont bien raison de dire qu'il n'est pas logique de les faire travailler plus longtemps, parce qu'ils souffrent au travail. Et c'est encore plus illogique lorsque l'on sait que d'autres travailleurs souffrent de ne pas avoir de travail.

 

Nous avons une critique par rapport à cette problématique. Nous estimons que la logique libérale est illogique. Selon cette logique, parce que l'on vit plus longtemps, il serait normal de travailler plus longtemps. Or, en fait, il faut réfléchir à l'inverse: si l'on vit plus longtemps, c'est parce que les luttes sociales ont fait que l'on travaille moins longtemps. Si l'on fait le chemin à l'envers, les travailleurs mourront à nouveau plus tôt.

 

Dans la presse de ce jour, une étude de Solidaris et de l'Observatoire belge des inégalités indique qu'un tiers des pauvres meurent avant la retraite. Nous ne vivons pas dans le monde des Bisounours. Nous ne sommes pas tous égaux face à la mort ni face à la maladie. En effet, selon certaines études, un chef d'entreprise, un banquier, un cadre vit en moyenne dix ans de plus qu'un agriculteur, une technicienne de surface, un ouvrier intérimaire, une infirmière, tous ces travailleurs qui exercent un métier pénible. On atteint même une différence de 20 ans si l'on considère l'espérance de vie en bonne santé.

 

Pour nous, à 67 ans, tous les métiers sont pénibles et lorsque l'on arrive à 60 ans, on n'a plus la force de travailler comme avant.

 

Nous avons donc regardé vos déclarations de politique générale et nous les avons comparées au budget. Que constatons-nous? Malheureusement, nous constatons que certains partis de la Vivaldi avaient promis, entre autres, de revenir sur cet âge de la pension à 67 ans. C'était même un point de rupture pour certains, c'est-à-dire un point non négociable, une promesse qui redonne confiance aux électeurs ayant voté pour le parti ayant inscrit ce point dans son programme. Mais cette confiance, vous l'avez bafouée. Vous êtes allés négocier et la promesse est tombée. Pourtant, elle figurait bien dans les programmes.

 

Je prends le programme du PS mais je pourrais aussi citer celui d'Ecolo. Vous disiez à juste titre que la retraite à 65 ans représente "une violence sociale inhumaine contre-productive qui ne prend pas en compte la santé des travailleurs et qui renforce les inégalités entre les hommes et les femmes". À peu de choses près, nous avions la même déclaration dans notre programme. C'était d'ailleurs un point de convergence entre nos partis respectifs.

 

Que voyons-nous aujourd'hui? Rien de tout cela! Nous regrettons que les partis de gauche de la Vivaldi se soient alliés à cette vision libérale identique à celle du gouvernement précédent. Surtout, en tant que partis de gauche affirmant soutenir les mouvements sociaux, vous avez ignoré ce grand mouvement social sous la législature précédente et qui s'était justement attaqué à cette pension à 67 ans.

 

Il y a aussi toute la problématique des métiers pénibles. Même le gouvernement précédent de droite avait promis de s'occuper de ces métiers pénibles. Nous nous demandons si ce n'est pas mettre la carotte sous le nez de l'âne pour faire accepter l'âge de 67 ans en disant à l'arrière-plan: "Ne vous tracassez pas! On va discuter après des solutions pour les métiers pénibles." Je souhaite donc poser une question au ministre en charge de ces problématiques. Allez-vous aujourd'hui, en concertation avec les interlocuteurs sociaux, vous mettre autour de la table et chercher des solutions pour faire face aux fins de carrière des métiers pénibles?

 

J'en viens à un autre point qui rassemble les travailleurs du nord, du sud et du centre du pays: la question de la pension minimum à 1 500 euros net. Avec cette crise sanitaire, nous avons vu, de manière encore plus frappante, qui sont les personnes qui font tourner ce pays, ces héros que nous avons tous applaudis au début de la pandémie.

 

Tous ces travailleurs méritent le respect pendant qu'ils travaillent, mais ils ont besoin d'une autre politique; leur droit au repos et à un revenu décent doit leur être octroyé. Ce n'est pas un privilège, c'est une question de droits humains. C'est la raison pour laquelle, avec le PTB, nous avions lancé une pétition pour une pension minimum de 1 500 euros net. Pour certains, cela peut paraître banal. Mais je ne connais pas beaucoup de partis qui sont allés à la rencontre de la population et qui ont pu déposer une pétition de 180 000 signatures pour en faire une loi citoyenne. Il n'est pas normal que dans un des pays les plus riches au monde, un pensionné sur trois vive sous le seuil de pauvreté, et que la moyenne des pensions ne permette même pas de payer le coût d'une prise en charge en maison de repos.

 

Un débat a eu lieu au début: ce montant était-il brut ou net? Finalement, ce n'est pas pour maintenant, mais pour 2024. Il s'agit de "tendre vers 1 500 euros", mais nous pensons que nous n'y arriverons pas, sauf si vous nous prouvez le contraire, et ce sera tant mieux. Il y aura une augmentation d'environ 11 %. Si nous faisons le calcul, nous arriverons à 1 434 euros; nous n'atteindrons donc même pas les 1 500 euros brut. Dans ce montant sont aussi comptées les augmentations liées au bien-être et aux indexations. Il ne s'agit pas d'une vraie augmentation du pouvoir d'achat mais juste d'un rééquilibrage par rapport à l'augmentation du coût de la vie.

 

Par ailleurs, vous avez maintenu que cette pension serait complète avec une carrière de 45 ans. Ce gouvernement dit mettre l'égalité entre les hommes et les femmes en avant et l'a prouvé avec un élément positif: nous n'avons jamais au un gouvernement présentant autant de parité. Une secrétaire d'État va même s'occuper de cette matière. Nous pensions qu'à côté de cela, la pension complète avec 45 ans de carrière ne serait plus proposée. Neuf femmes sur dix n'arrivent pas à une carrière de 45 ans.

 

J'en viens à la problématique de la pauvreté. Les allocations sociales augmentent en direction du seuil de pauvreté. La Suédoise avait aussi promis qu'elle l'appliquerait et ne l'a pas fait. On voit ici un petit changement tout de même. Nous voyons très bien de petites avancées et nous ne voulons pas les nier. Mais si l'on prend le seuil de pauvreté de 2020 et que l'on dit que l'on va peut-être atteindre l'objectif en 2024, il faut bien se rendre compte qu'en 2024, ce montant du seuil de pauvreté ne sera pas le montant du seuil de pauvreté d'aujourd'hui.

 

Ce point-là est assez brouillon. Et pour "embellir la mariée", on tient compte des augmentations automatiques, telles que les adaptations au bien-être et de l'index qui ne sont pas réellement de vraies augmentations salariales.

 

Toujours dans le cadre de la lutte contre la pauvreté, il y a la situation catastrophique de nos CPAS. Pendant la pandémie, il y a eu une augmentation de 15 % du financement des CPAS que nous avons d'ailleurs soutenue car cela allait dans la bonne direction. Toutefois, ce problème de non-financement des CPAS existait déjà avant la crise et il est aujourd'hui en train de s'aggraver. Si on veut que les CPAS jouent vraiment leur rôle, il faut absolument les refinancer à 100 % via le fédéral. Madame la ministre, quel est votre point de vue sur notre proposition à cet égard?

 

Nous regrettons aussi l'absence quant à l'individualisation des droits. Cela nous semble pourtant très important dans le cadre de l'égalité des droits entre les hommes et les femmes. Le "prix de l'amour" a été supprimé pour certaines personnes handicapées. Or ce "prix de l'amour" est la règle générale pour les allocataires sociaux puisque les droits ne sont pas individualisés. Le représentant d'ATD Quart Monde l'a d'ailleurs aussi noté à la suite de votre déclaration. Il dit: "On reprend l'expression "prix de l'amour" déjà utilisée par les associations de lutte contre la pauvreté pour dénoncer les discriminations dont les allocataires sociaux sont victimes mais vous supprimez ce "prix de l'amour" uniquement pour les personnes en situation de handicap. Pourquoi les autres allocataires devraient-ils dès lors continuer à payer ce prix et à rester des citoyens de seconde zone?"

 

Par ailleurs, le fait d'octroyer, de manière automatique, les revenus d'intégration sociale est un de vos projets que nous voulons soutenir. C'est extrêmement important, madame la ministre, et nous voulons absolument vous apporter notre soutien sur ce point.

 

Comme vous l'avez d'ailleurs vous-même expliqué en commission, beaucoup trop de gens encore ne font pas valoir leurs droits sociaux. Par exemple seule la moitié des personnes qui, en théorie, ont droit à un revenu, le reçoivent effectivement. Là, il y a vraiment quelque chose à faire. Mais nous ne voyons pas que cette mesure se reflète dans le budget. Aussi, comment allez-vous appliquer cette décision?

 

Une autre question se pose. Comment allez-vous faire face à ce qu'on appelle les travailleurs pauvres? Entre 2000 et 2019, le nombre de travailleurs pauvres a augmenté de 12 % en Europe, et même de 13 % en Belgique. C'est pire que la moyenne européenne.

 

Je pense tout particulièrement aux femmes travaillant dans le secteur des titres-services, qui doivent survivre avec des salaires de misère. Elles sont d'ailleurs descendues dans la rue pour réclamer un salaire minimum de 14 euros. Respect à elles!

 

Je pense à tous ces flexi-jobs, à tous ces contrats précaires, à toutes ces formes atypiques de travail, qui n'offrent que très peu, ou pas du tout, de protection sociale, notamment les intérimaires qui jonglent d'un contrat à l'autre, et à tous ces travailleurs de l'économie collaborative. Concernant ces derniers, nous avons d'ailleurs de grandes craintes, car il n'y a pas de garantie du gouvernement de leur donner un statut et une protection sociale. Nous ne manquerons pas de revenir sur ce point lors des prochaines réunions de commission.

 

Nous ne voyons rien sur le salaire minimum, alors que pendant cette dernière législature, les grandes entreprises ont engrangé environ 11 milliards de bénéfices supplémentaires, tandis que selon l'Organisation internationale du Travail, notre pays a vu ses salaires réels réduits de 2,3 % au cours de cette même période. Ce sont donc bien les actionnaires et les dirigeants des grands groupes qui, une fois encore, se sont servis au détriment des travailleurs.

 

Cela m'amène à une autre question: quelle réponse le gouvernement donne-t-il par rapport à l'augmentation de ces inégalités, aussi concernant les travailleurs? Monsieur le ministre, allez-vous avoir une démarche et prendre une initiative pour un salaire minimum de 14 euros? Cette revendication est également portée, je l'ai dit, par les travailleurs du secteur des titres-services et par la FGTB dans son ensemble.

 

Enfin, pour terminer sur ce volet de l'emploi, je veux encore mentionner les nouvelles coupes dans le budget des projets de l'ONEM.

 

Nous ne cessons d'entendre qu'il faut faciliter le retour à l'emploi. Du reste, vous projetez notamment d'augmenter le taux d'emploi de 80 %. Selon nous, c'est envisageable, mais à condition que le travail soit faisable et qu'il ne s'agisse plus d'un job qui ne ressemble à rien.

 

Ensuite, le gouvernement compte économiser 2 % sur ses budgets essentiels en matière d'emploi. Sauf erreur de ma part, en 2024, cela représenterait 100 millions d'euros. Même la Cour des comptes vous a demandé comment vous alliez vous y prendre pour obtenir de telles économies. Nous vous avions déjà posé cette question, mais la réponse ne nous a pas satisfaits. C'est pourquoi nous vous la reposons à présent.

 

J'en arrive à mon dernier point. Je veux parler de la question des malades de longue durée. Nous sortons d'une ère, qui fut celle de la politique menée par Mme De Block, consistant à pratiquer la chasse aux gens malades en vue de les remettre au travail – objectif renommé de manière plus sympathique "réinsertion vers le travail". Évidemment, pour beaucoup de malades, cette exigence fait partie intégrante du processus thérapeutique en fonction de la maladie, et nous ne tenons pas à le nier dans l'absolu. Cependant, il convient d'en tirer un bilan. Or nous constatons, et nous ne sommes pas les seuls, que cela ne fonctionne pas. Pour ce faire, nous nous appuyons sur une étude de la KUL et de l'ULB, qui le confirme. En réalité, dans seulement 13 % des trajectoires, les patients retrouvent un travail chez leur ancien employeur et, dans 56 % des cas, les gens sont tout simplement licenciés pour des raisons médicales.

 

Il faut bien se rendre compte de ce que cela signifie. Un licenciement pour raisons médicales, cela ne veut pas dire que la société vous permet ensuite de rester chez vous ou qu'elle vous y encourage tout en vous payant. Non, vous vous retrouvez de nouveau sur le marché du travail. Là, l'épreuve consiste à recommencer à chercher un boulot. Bref, c'est vraiment dramatique. Comme le disent les syndicats, ce mécanisme n'est pas une machine à réintégrer, mais plutôt une machine à licencier.

 

Dès lors, nous nous réjouissons que vous vouliez quelque peu changer de voie en vous orientant vers une approche beaucoup plus préventive. Nous souhaitons vous soutenir sur ce plan, mais en espérant aussi que cela se déroulera correctement. En réfléchissant en termes budgétaires, nous nous disons aussi que l'application d'une telle approche préventive nécessite des fonds.

 

À cet égard, on ne cerne pas très bien quel montant vous allez dégager dans le budget pour concrétiser cette approche. Comment comptez-vous vous y prendre?

 

De voorzitter: Er zijn nog twee sprekers ingeschreven. Daarna krijgt de regering het woord.

 

01.20  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, eindelijk kunnen wij elkaar in de ogen kijken en dit belangrijke debat aangaan. Mijn ogen zijn een beetje vermoeid, maar als u goed diep kijkt, dan zult u zien dat mijn blik wel nog strijdvaardig is.

 

Elk nadeel heeft zijn voordeel. Het is nu 13.50 uur. Stel u voor dat wij dit debat vannacht hadden moeten voeren. Onze doelgroep, waarvoor wij het allemaal doen, onze gepensioneerden, zouden dan niet hebben kunnen volgen. Nu kunnen zij lekker vanuit hun zetel dit zeer belangrijke debat volgen.

 

Mevrouw de minister, vergeef mij dat ik mij alleen tot u richt, want u hebt natuurlijk nog twee collega's, maar daar kom ik straks wel op terug. U zult zich herinneren dat ik in het kader van de bespreking van uw beleidsverklaring namens onze partij een aanbeveling heb gegeven.

 

Die is jammer genoeg weggestemd. Ik had u eigenlijk aanbevolen om de Vergrijzingscommissie te verzoeken tegen januari een tussentijds rapport op te maken over de vergrijzingskosten. Wij hadden dat gevraagd omdat u, na sociaal overleg, tegen september een serieus beleidsplan zou voorleggen, een plan op basis waarvan u de vergrijzingskosten zou gaan bestuderen voor de komende twintig jaar.

 

Waarom vragen wij dan dat de Vergrijzingscommissie dat rapport zou indienen tegen januari, terwijl dat normaal gezien pas in juni gebeurt? Om het sociaal overleg wat te bespoedigen, hadden wij voorgesteld om die cijfers al in januari over te zenden, zodat het overleg al zou kunnen aanvangen in januari. Zonder cijfers kunnen de vertegenwoordigers van vakbonden en werkgevers natuurlijk weinig doen.

 

Ik heb mij de moeite getroost om toch zelf wat cijfers op te snorren. Alvorens ik wat dieper inga op uw beleidsnota, wil ik een aantal punten naar voren brengen. Het zijn een aantal onthutsende punten.

 

U moet weten, mevrouw de minister, dat tussen 2018 en 2040 het aantal gepensioneerden nominaal zal stijgen met 743.000 mensen. Daar komt nog eens bovenop – dat is eigenlijk wel goed nieuws, maar niet voor het budget – dat ook de levensverwachting zal stijgen, met gemiddeld 5,5 jaar. Voor de vrouwen is het 4,5 jaar, voor de mannen 6,5 jaar. Dat zal tegen 2060 het geval zijn. De sociale uitgaven, zeker de pensioenen, gaan aanzienlijk stijgen. Dat is ook geen geheim voor u, maar ik heb dat even uitgerekend. Het budget voor pensioenen bedroeg in 2019 afgerond 50 miljard euro. In 2020 is dat 52,2 miljard geworden en volgens de begroting – ik baseer mij op uw cijfers – zal dat in 2021 55,21 miljard zijn.

 

Dat betekent een stijging met 5,58 % op één jaar tijd. Als men dan een toekomstprojectie maakt, wat vrij eenvoudig is – bijna een regeltje van drie – zien we dat wij in 2025 67 miljard euro zullen nodig hebben om de pensioenen te betalen. Ik geef het toe, dat bedrag wordt deels gedekt door de pensioenbijdragen maar niet helemaal. Gelet op de stijgende levensverwachting en de stijging van het aantal gepensioneerden, zal meer dan een derde van dat bedrag niet gedekt zijn door de pensioenbijdragen. Dat zal uit de algemene uitgaven moeten komen.

 

U weet dat wij werken met het repartitiesysteem. De mensen die vandaag werken, betalen pensioenbijdragen op basis waarvan zij later een pensioen zullen krijgen, maar dat geld wordt onmiddellijk gegeven aan de mensen die nu met pensioen zijn. Dat is ons systeem en dat werkt goed wanneer de verhouding tussen het aantal mensen dat werkt en bijdraagt aanzienlijk groter is dan het aantal gepensioneerde mensen.

 

Op dat vlak zal er natuurlijk een belangrijke evolutie zijn. De verhouding van de mensen die ouder dan 67 jaar zijn en dus recht hebben op een pensioen ten opzichte van de mensen tussen 18 en 66 jaar is nu ongeveer 26,3 %. Dat percentage gaat stijgen naar 38,6 % in 2040. Ik kan nog verder gaan, om een duidelijk beeld te geven van wat voor ons staat: het aantal 65-plussers in 2040 versus het aantal beroepsactieven na studies zal zelfs één op één zijn. Fiftyfifty. Dat is dus een enorme uitdaging.

 

Ik wil uw aandacht nog vestigen op een ander punt. Ik baseer mij daarvoor op een recente studie van het RSVZ. Dat gaat over de verhouding tussen het aantal jaren effectieve tewerkstelling en het aantal jaren dat men aan pensioenopbouw doet.

 

Ik hoop dat u die cijfers goed onthoudt bij het uitstippelen van uw beleid. Ik viel achterover toen ik ze las.

 

Voor de werknemers is er gemiddeld, bij de mannen, een effectieve tewerkstelling van 30 jaar, maar zij bouwen een pensioen op voor 44 jaar. Als u dat even vergelijkt met de zelfstandigen: daar is er gemiddeld, ook bij de mannen – de verhouding bij vrouwen is ongeveer dezelfde – een effectieve tewerkstelling van 39 jaar en zij bouwen gedurende 40 jaar pensioenrechten op. Dat zijn hallucinante cijfers. Daarom is het belangrijk dat niet alleen de pensioenen worden verhoogd. U zal veel meer dan dat moeten doen.

 

U staat dus voor een heel grote uitdaging, mevrouw de minister, en ik denk dat u dat ook wel beseft. Wanneer ik het regeerakkoord lees, zie ik dat het vol staat met goede voornemens. Het blijft wel heel vaag. Ik had gehoopt dat uw beleidsnota daarin wat duidelijkheid zou brengen, maar ik ben op mijn honger blijven zitten. Ik niet alleen trouwens, ook de mensen die thans met hun pensioen bezig zijn.

 

U beseft dat het belangrijk is. Ik vermoed dat er om die reden wat is gesleuteld aan de casting van deze regering, want nu hebben we niet één minister van Pensioenen maar drie. We hebben drie ministers van pensioenen. Ik weet het, u bent de baas. Dat hebt u mij gezegd en ik heb die opmerking ook gemaakt tijdens de debatten over de beleidsverklaring. U bent eigenlijk minister voor de werknemers en voor het IGO. Uw collega, David Clarinval, is minister van pensioenen voor de zelfstandigen en uw collega, mevrouw Petra De Sutter, is minister van pensioenen voor de ambtenaren. Dat zijn dus drie ministers.

 

U streeft naar de harmonisatie van de drie stelsels. Dat staat in het regeerakkoord en dat is ook een heel nobel doel. Als signaal kan het natuurlijk wel tellen dat u dan drie ministers, uit drie verschillende politieke families, inschakelt om tot die harmonisatie te komen. Dat wringt ergens. Ik begrijp niet waarom er nu plotseling drie ministers van pensioenen moeten zijn. Ik begrijp dat niet. Ik heb die vraag ook gesteld in de debatten in de commissie, en u hebt toen geantwoord dat u de minister van Pensioenen bent. U coördineert dat en u zult overleggen met uw twee collega's.

 

Zij hebben echter wel de bevoegdheden die ik zojuist heb opgesomd. U kunt dat ontkennen, maar het blijkt wel uit alle gegevens waarover ik beschik.

 

Uw beleidsintenties blijven relatief vaag. Daarop is één uitzondering. Ik besef natuurlijk dat u niet van vandaag op morgen heel dat pensioenprobleem kan oplossen. Uw collega Vandenbroucke heeft daarin in het verleden heel veel tijd gestoken. Dat was mooi en goed werk. Hij heeft er zijn tanden ook deels op stukgebeten.

 

Er is één uitzondering, waarover u wel heel duidelijk bent in uw beleidsnota: u gaat de minimumpensioenen fors laten stijgen. Dat is geen slechte zaak, ik ben daar niet tegen. De N-VA is altijd voorstander geweest van een verhoging van de minimumpensioenen. Wij hebben dat in de regering-Michel ook gedaan. Ook het IGO zal verhoogd worden. Initieel stond er ook dat er een verhoging zou komen van het loonplafond en dat de correctiecoëfficiënt voor de berekening van het pensioen van de zelfstandigen zou wegvallen. Dat lees ik in uw beleidsnota. Ik veronderstel dat het KB omtrent de minimumpensioenen eerstdaags zal verschijnen. De verhoging van het IGO vinden we terug in de programmawet. Daarop kom ik straks terug.

 

Ik lees vooral dat u extra veel geld zult uitgeven aan de pensioenen, volgens u tegen 2024 1,2 of 1,3 miljard euro. Het Rekenhof raamt dat eerder op 3 miljard euro. U kunt zeggen dat het Rekenhof zich vergist, maar ik kan maar citeren wat het Rekenhof beweert. Natuurlijk houdt het Rekenhof ook rekening met toekomstige indexeringen en de welvaartsenveloppe. U gaat dus een bedrag van 3 miljard euro extra uitgeven in het kader van de minimumpensioenen.

 

Wat staat er dan tegenover aan de inkomstenzijde? Mij hebben ze geleerd: als u iets uitgeeft, moet u er eerst voor zorgen dat u het hebt. In de politiek ligt dat iets anders, men kan dat op andere manieren doen, en ik vind daar ook wel iets van terug in uw beleidsnota en in het regeerakkoord, met name het optrekken van de werkzaamheidsgraad. Tegen 2030 moet die naar 80 % gaan en dat zal helpen om die pensioenen, waarvan de kosten aanzienlijk stijgen, te blijven uitbetalen.

 

Collega Anseeuw heeft een aantal vragen en bedenkingen naar voren gebracht rond het bereiken van die 80 %. Ik kan die alleen herhalen en ik zal daar zelfs verder over doorgaan. Voor het verhogen van de werkzaamheidsgraad zal men moeten samenwerken met de regio's. Federaal kunnen wij een aantal tools aanreiken voor de regio's maar zij zullen het moeten doen.

 

Sta mij toe hier toch even communautair te gaan. In Vlaanderen is de werkzaamheidsgraad op dit moment ongeveer 74 %. ZIj stond op 75 en zelfs bijna 76 % maar door de corona is het percentage weggezakt. Begrijpelijk, ik heb daar geen problemen mee. Maar in Brussel en Wallonië ligt die werkzaamheidsgraad op 62 en 64 %. Wat hebben wij vastgesteld en dat kan u zelf ook mee vaststellen. In het begin van de regering Michel stond de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen op 70 tot 71 %. In een paar jaar tijd is die flagrant gestegen naar 75 tot 76 %. Wat zagen wij in Brussel en Wallonië? Daar bleef de werkzaamheidsgraad hangen rond 62 en 64 %. Dit wil zeggen dat ondanks het feit dat de regering Michel inspanningen heeft gedaan qua tewerkstelling en tools heeft aangereikt dit niet voldoende was.

 

Het feit dat er tools beschikbaar zijn is niet voldoende en wij hebben als partij nog wel een aantal tools achter de hand om de werkzaam­heidsgraad op te krikken. Maar natuurlijk moeten die tools gebruikt worden door de regio's om die graad op te krikken. Bon chance aan de regering om die 80 % te bereiken. Ik denk dat dit in Vlaanderen zal lukken. Maar als men van 62 tot 64 % naar 80 % moet gaan en een minimale stijging lukt zelfs niet in een periode van hoogcunjunctuur, dan zeg ik bon chance. U zult serieus moeten praten met uw collega's voornamelijk in Wallonië en Brussel anders zal u die 80 % nooit halen. Dan zal u ook de betaalbaarheid van onze pensioenen in gevaar brengen.

 

Dus veel werk aan de winkel, mevrouw de minister. Maar u heeft beloofd om daar werk van te maken. U zult eerst een rondje studeren. U zult heel hard studeren. Ik vind dat goed want van studeren wordt u slim. Maar dit brengt natuurlijk geen geld in het laatje. De laatste decennia is er al heel wat studiewerk verricht rond de pensioenen. Vicepremier Vandenbroucke zal mij niet tegenspreken. Hij heeft daarover zelfs een heel grondige studie gemaakt. We hebben ook het federaal Planbureau dat jaarlijks een uitvoering rapport uitbrengt.

 

Het laatste rapport dateert van juli 2020. Dat is nog niet zo lang geleden. Ik veronderstel dat u daarvan kennis heeft genomen. Ik stel mij de vraag waarom u nu eigenlijk nog tijd moet verliezen om opnieuw te gaan studeren. We moeten toch niet opnieuw het warm water uitvinden. Ik heb u daarjuist een aantal cijfers aangereikt die heel duidelijk zijn. Er zou toch een serieuze bel moeten rinkelen. Ik zou dus in actie schieten moest ik u zijn. Ik zou beginnen met het zoeken naar geld.

 

Wat u doet is nu al geld uitgeven aan minimumpensioenen. Dat is niet het juiste moment. U spant de kar voor het paard. Als u wil dat de kar vooruitgaat is het beter dat u het paard voor de kar spant, anders gaat dat niet vooruit. Maar goed, u zal studeren. Dat mag. Er is nochtans voldoende materiaal ter beschikking.

 

Wat zal u nog doen. U gaat in sociaal overleg. De sociale partners moeten uiteraard betrokken worden bij de pensioenhervormingen. Dat lijkt mij evident. U vraagt dat zij u tegen september een uitvoerig advies bezorgen zodat u vanaf september kan starten met de uitvoering van uw beleid inzake een grondige pensioenhervorming.

 

Ik zou ook hier zeggen, bon chance. Het sociaal overleg is goed en dat loopt ook goed in momenten dar er geld beschikbaar is. Dan gaat dat vlot. Het geld werkt als olie in die machine van het sociaal overleg. U hebt wel een probleem met name dat het geld er niet is. U moet dus besparen. Ik wens u bon chance met het sociaal overleg tegen september. In september heeft u beloofd om met uw twee collega's naar de ministerraad te gaan om een volledig plan op tafel te leggen. Een plan om het volledige en aanzienlijke probleem van de vergrijzingskosten op te lossen. Bon chance. U mag altijd bij ons te rade komen. Wij gaan constructief meewerken en geen stokken in de wielen steken. Maar ik geef u goede raad.    

 

De voorzitter: Mijnheer Van der Donckt, om 14.15 uur moeten wij afronden om tijd te maken voor de mondelinge vragen.

 

01.21  Wim Van der Donckt (N-VA): Ik doe mijn best.

 

Wat stel ik ook vast, mevrouw de minister. U zwijgt over een aantal heikele punten in die pensioenhervorming. Ik vind daarover niets terug in uw beleidsverklaring of in het regeerakkoord. Ik heb het dan over de harmonisatie van de pensioenstelsels. U heeft daar een kans laten liggen met name de koppeling tussen de minimumpensioenen en de correctiecoëfficiënt voor de zelfstandigen. Dat was een eerste stap geweest in die harmonisatie. Maar u heeft dat ontkoppeld. Ik begrijp dat niet. U heeft dat laten schieten.

 

Ik lees ook niks over de zware beroepen. U heeft daar in de pers op gealludeerd. U zegt dat u dat zal bestuderen en daar wordt u slim van.

 

Andere voorbeelden zijn de ziektepensioenen, de problematiek van de gelijkgestelde periodes, de inactiviteitsval in het ziektepensioen en het overlevingspensioen, de eindeloopbaanproblematiek…ik lees daar allemaal niks over. Ik veronderstel dat u mijn daarover in september wijzer zult maken.

 

Ik zal hier afsluiten gelet op de beperkte tijd. Ik wilde nog wel een aantal zaken bespreken maar ik denk dat we de komende maanden en jaren nog wel heel vinnig met elkaar zullen discussiëren.

 

Ik sluit af, mevrouw de minister. U weet en indien u het niet weet zeg ik het u nog eens, de kosten van de vergrijzing zullen sterk oplopen door een aantal uitgaven die niet gedekt zijn langs de inkomstenzijde. Dat is heel belangrijk. Ik blijf op mijn honger zitten inzake de structurele hervormingen in het pensioenstelsel. Ik leid dat niet af uit uw nota en uit het regeerakkoord een klein beetje. We krijgen zelfs geen indicatie over welke richting u wilt uitgaan. U houdt ons een beetje dom door te verwijzen naar het sociaal overleg en de maand september. Dat mag.

Het enige dat we weten is dat de hervormingen er moeten voor zorgen dat de vergrijzingskosten op een structurele en duurzame manier moeten worden opgelost. Ik ben bijzonder benieuwd naar het werkstuk dat uit dat sociaal overleg zal komen en misschien zal ik dan helemaal anders praten. Ik hoop het, niet voor u of voor mij maar wel voor de gepensioneerden.

 

U heeft bij de toelichting van uw beleidsverklaring wel honderd keer het woord vertrouwen of 'confiance' gebruikt. Moeten wij daar op dit moment vertrouwen in hebben? Sta mij toe om daarover sceptisch te zijn want wat heeft u tot nog toe gedaan? Met zijn drieën zijn jullie een beetje Sinterklaas aan het spelen. U strooit nu geld uit dat er eigenlijk niet is. U bent de sint en uw twee collega's zijn de zwarte pieten.

 

Ik zal eindigen met u te waarschuwen met een citaat uit onverdachte bron. Het is een citaat van professor Stijn Baert die die problematiek heel goed kent en opvolgt. Op 30 september heeft hij het volgende getweet: 'De gemiste kans van de Vivaldiregering', ik gebruik liever paars-groene regering, 'is dat de verhoging van het minimumpensioen niet wordt gekoppeld aan een bredere pensioenhervorming die deze verhoging ook betaalbaar houdt. Gegeven ons repartitie­stelsel betekent dit: actieven zullen verder uitgeperst worden.'

 

Hiermee wil ik eindigen.

 

Voorzitter: Eliane Tillieux, voorzitster.

Président: Eliane Tillieux, présidente.

 

01.22  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, er is geen tijd meer om tussen te komen. Ik heb een toespraak die meer tijd neemt dan een tweetal minuten. Ik stel voor dat het debat verder wordt gevoerd na de mondelinge vragen.

 

De voorzitster: U heeft niet voldoende tijd voor uw tussenkomst. Wij zullen hier stoppen en overgaan tot de mondelinge vragen. Ik stel voor dat wij twee minuutjes pauzeren.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 17 december 2020 om 14.15 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 17 décembre 2020 à 14 h 15.

 

De vergadering wordt gesloten om 14.14 uur.

La séance est levée à 14 h 14.