Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Jeudi 23 septembre 2021

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Donderdag 23 september 2021

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14 h 25 et présidée par Mme Eliane Tillieux, présidente.

De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door mevrouw Eliane Tillieux, voorzitster.

 

La présidente: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:

Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Pierre-Yves Dermagne, Annelies Verlinden.

 

01 Hommage aux victimes des inondations en Belgique

01 Huldebetoon aan de slachtoffers van de overstromingen in België

 

De voorzitster (voor de staande vergadering):

La présidente (devant l'assemblée debout):

 

Chers collègues, les images des inondations qui ont frappé notre pays depuis le 14 juillet sont encore bien présentes dans nos esprits. Des torrents de boue qui envahissent les rues et les maisons, des vagues qui déferlent en emportant tout au passage. Des écoles dévastées.

 

Trente-huit morts, une personne encore portée disparue et 202 communes touchées. Des milliers de victimes, dont beaucoup se retrouvent sans domicile. Tel est le bilan d’une des pires catastrophes naturelles de l'histoire de la Belgique. Sans parler des immenses dégâts causés aux infrastructures et aux bâtiments publics, aux bâtiments industriels et commerciaux. Sans compter le traitement des déchets, la reconstruction et les ressources financières que tout cela nécessitera.

 

Les mots sont insuffisants pour décrire la détresse matérielle mais surtout humaine liée à cette catastrophe. Une catastrophe qui a également frappé de plein fouet les Pays-Bas et l'Allemagne: l'eau ne connaît pas de frontières et le changement climatique non plus.

 

Toch waren er ook bijzonder hoopgevende signalen.

 

Vooreerst was er de tomeloze inzet van de hulpdiensten en het leger: dagenlang leverden ze een titanisch werk om de ergste noden te lenigen. De klok rond, in alle bescheidenheid en nederigheid. Ze verdienen ons respect en onze dankbaarheid.

 

Er was ook de golf van solidariteit uit alle hoeken van het land. Gewone mannen en vrouwen boden spontaan onderdak aan medeburgers die alles kwijt waren, of gingen mee opruimen en opkuisen. Bij het Rode Kruis stroomden de giften binnen zowel van particulieren als van bedrijven. Hulp was er ook van verschillende Europese landen, via het Mechanisme voor Civiele Bescherming van de Europese Unie.

 

Il appartient aux responsables politiques de répondre aux urgences mais aussi d’évaluer les lacunes éventuelles et surtout d’y répondre par des actions concrètes et concertées.

 

Il revient évidemment de trouver des pistes vers une solution durable au réchauffement climatique et à la crise environnementale. Et cela n'est possible que par une coopération maximale au-delà des niveaux de pouvoir et des frontières. En tant que représentants de nos citoyens, nous avons le devoir de continuer à œuvrer pour cette coopération, afin que de telles catastrophes nous soient épargnées à l'avenir.

 

M. le ministre souhaite également s'exprimer.

 

01.01  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, dames en heren, je souhaite me joindre aux mots prononcés à l'instant. Comme vous l'avez dit, madame la présidente, nous venons de vivre une des catastrophes naturelles les plus terribles de l'histoire de notre pays qui s'ajoute au contexte de la pandémie du coronavirus.

 

Cette accumulation de malheurs est un coup extrêmement dur pour la société belge dans son ensemble et tout particulièrement pour les trop nombreux sinistrés en Wallonie en in Vlaanderen.

 

Nooit mogen we de 38 mensen vergeten die hun leven verloren bij die vreselijke ramp. Namens de regering wil ik vandaag ons diepste medeleven betuigen aan hun families en geliefden.

 

Certains survivants ont tout perdu et se retrouveraient totalement démunis aujourd'hui si nous ne pouvions compter sur la solidarité. La solidarité spontanée, d'abord, et j'ai pu m'en rendre compte de mes propres yeux dans ma commune de Rochefort comme dans d'autres, dans toute la Wallonie ou encore dans le Limbourg.

 

Dans chaque zone sinistrée, ce sont des bénévoles de toute la Belgique, de Wallonie, de Flandre, de Bruxelles et même de l'étranger qui sont venus prêter main-forte à celles et ceux qui en avaient besoin.

 

Uit de grond van mijn hart zeg ik aan al wie geholpen heeft, bedankt. Uw inzet is pakkend, dat meen ik echt.

 

Je ne peux évidemment que saluer également la solidarité organisée, qu'il s'agisse, en première ligne, des services de secours au sens large, ou derrière, de tous nos services publics, à tous les niveaux, qui permettent aujourd'hui d'envisager le relogement et la reconstruction pour toutes et tous.

 

De dramatische gebeurtenis toont opnieuw aan dat wij alleen sterk staan, als we verenigd en solidair zijn.

 

De voorzitster: Uit eerbetoon aan de slachtoffers van de overstromingen, wil ik u vragen een minuut stilte in acht te nemen.

 

De Kamer neemt een minuut stilte in acht.

La Chambre observe une minute de silence.

 

02 Ordre du jour

02 Agenda

 

Conformément à l’avis de la Conférence des présidents du 22 septembre 2021, vous avez reçu un ordre du jour pour la séance d'aujourd'hui.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 22 september 2021 heeft u een agenda ontvangen voor de vergadering van vandaag.

 

Y a-t-il une observation à ce sujet? (Non)

Zijn er dienaangaande opmerkingen? (Nee)

 

En conséquence, l'ordre du jour est adopté.

Bijgevolg is de agenda aangenomen.

 

03 Admission, vérification des pouvoirs et prestation de serment

03 Toelating, onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging

 

Nous devons procéder à l'admission et à la prestation de serment du suppléant appelé à siéger en remplacement de Mme Cécile Thibaut, démissionnaire par lettre du 2 septembre 2021.

Wij moeten overgaan tot de toelating en eedaflegging van de opvolger die in aanmerking komt om mevrouw Cécile Thibaut, die bij brief van 2 september 2021 ontslag nam, te vervangen.

 

Le suppléant appelé à la remplacer est M. Olivier Vajda, suppléant de la circonscription électorale du Luxembourg.

De opvolger die haar zal vervangen is de heer Olivier Vajda, opvolger voor de kieskring Luxemburg.

 

Les pouvoirs de M. Olivier Vajda ont été validés en notre séance du 20 juin 2019.

De geloofsbrieven van de heer Olivier Vajda werden tijdens onze vergadering van 20 juni 2019 geldig verklaard.

 

Comme la vérification complémentaire, prévue par l'article 235 du Code électoral, ne porte que sur la conservation des conditions d'éligibilité, il apparaît que cette vérification, n'a, au vu des pièces obtenues, qu'un caractère de pure formalité.

Daar het aanvullend onderzoek door artikel 235 van het Kieswetboek voorgeschreven, uitsluitend slaat op het behoud van de verkiesbaarheidsvereisten, gaat het, gelet op de verkregen stukken, in de huidige omstandigheden om een loutere formaliteit.

 

Je vous propose donc de passer à l'admission de ce membre.

Ik stel u dus voor tot de toelating over te gaan van dit lid.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Je rappelle les termes du serment: "Je jure d'observer la Constitution" "Ik zweer de Grondwet na te leven" "Ich schwöre die Verfassung zu befolgen".

Ik memoreer de bewoordingen van de eed: "Ik zweer de Grondwet na te leven" "Je jure d'observer la Constitution" "Ich schwöre die Verfassung zu befolgen".

 

Je prie M. Olivier Vajda de prêter le serment constitutionnel.

Ik verzoek de heer Olivier Vajda de grondwettelijke eed af te leggen.

 

M. Olivier Vajda prête le serment constitutionnel en français, en néerlandais et en allemand.

De heer Olivier Vajda legt de grondwettelijke eed af in het Frans, in het Nederlands en in het Duits.

 

M. Olivier Vajda fera partie du groupe linguistique français.

De heer Olivier Vajda zal deel uitmaken van de Franse taalgroep.

 

04 Présence physique lors des réunions parlementaires

04 Fysieke aanwezigheid tijdens de parlementaire vergaderingen

 

04.01  Peter De Roover (N-VA): Goedemiddag, goede collega's, ik ben blij u allen, hopelijk in goede gezondheid, terug te zien na het reces. De woordjes 'u allen' moeten wel genuanceerd worden, want we treden hier opnieuw op in een zeer beperkte opstelling. Ook de regering is trouwens maar zeer beperkt beschikbaar. Ik heb in de media vernomen dat sommige ministers de heer De Croo nog maar amper gezien hebben, dus zijn we nog redelijk geprivilegieerd.

 

Ik wil het even hebben over de opstelling in het Parlement. Ik vermoed dat ik de woordvoerder ben van alle collega's, wanneer ik zeg dat we hopen op een goed werkjaar van de wetgevende macht. Dat betekent dat we wetten maken en dat we de regering controleren.

 

Dat moet in de meest normale omstandigheden gebeuren. Corona heeft daar een probleem gecreëerd en daardoor kunnen we maar in een beperkte opstelling de parlementaire werkzaamheden bijwonen. Onze fractie, en ik denk niet dat wij als enige die bekommernis hebben, heeft erop aangedrongen dat we zo snel mogelijk in normale omstandigheden het parlementaire werk kunnen leveren. Elk parlementslid heeft het recht om minstens dit plenaire halfrond te kunnen betreden en deel te nemen aan de werkzaamheden. Daartoe moeten we een weg zoeken in een, laten we eerlijk zijn, bijzonder ingewikkelde regelgeving, wat overigens ook blijkt uit de rapporten van de juridische diensten van de Kamer. Vandaar ook mijn medeleven met de zogenoemde 'gewone burger': wij zijn goed omringd door juristen en ook wij stoten al op moeilijkheden om te weten wat kan en niet kan, met alle mogelijke betwistingen van dien.

 

Namens mijn fractie wil ik er dan ook uitdrukkelijk op aandringen dat wij de regels die worden opgelegd uiteraard volgen, maar dat we niet op zoek gaan naar de meest restrictieve invulling ervan en dat we zo snel mogelijk onze werkzaamheden in normale omstandigheden kunnen doen plaatsvinden.

 

Wij zullen ons deze week uiteraard voegen naar de voortzetting van de regels zoals wij ze tot hier toe hebben gekend. Wij dringen er echter op aan om vanaf volgende week de werkzaamheden in een ruimere samenstelling te laten plaatsvinden. De coronamaatregelen mogen op geen enkel ogenblik een normale democratische werking in de weg staan, zeker niet gezien de ontwikkeling van de omstandigheden, waarbij de druk op de ziekenhuizen gelukkig absoluut niet meer op het niveau zit dat wij hebben gekend.

 

Een tweede punt dat ik zou willen aansnijden, is de relatie van het Parlement met de regering. Het voorbije jaar zijn er een paar pijnpunten geweest.

 

Mevrouw de voorzitster, ik ben u erkentelijk voor het feit dat u zelf op onze vraag op 24 juni 2021 een schrijven hebt gericht aan de regering, waarin u er bij de regering op hebt aangedrongen dat zij bij alle behandelingen van wetsontwerpen de bevoegde minister zou afvaardigen naar de Kamer, zodat wij ook in de plenaire vergadering op het passende niveau het debat kunnen voeren.

 

U hebt die brief gestuurd op 24 juni 2021. Op de Conferentie van voorzitters van 30 juni 2021, wat nog niet zo lang geleden is, heeft een vertegenwoordiger van de regering – ik citeer nu – medegedeeld dat de regering er in de toekomst op zou toezien dat die aanwezigheid verzekerd is.

 

Echter, reeds vandaag staat een punt op de agenda, met name het wetsontwerp betreffende de deelneming van België aan de zevende algemene kapitaalverhoging van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, ingediend door minister Kitir, die door omstandigheden, waarvoor ik voor alle duidelijkheid respect opbreng, vandaag niet aanwezig kan zijn. Ik betreur ten zeerste dat die bespreking toch vandaag wordt aangevat. Zij moet immers worden vervangen door een andere minister. Hij of zij kan nog zo goed mogelijk zijn geïnformeerd, ik kan mij niet voorstellen dat hij of zij op dezelfde manier het debat kan voeren als de betrokken minister. Dat is meteen reeds een inbreuk op de afspraak die door dit Huis aan de regering is gevraagd.

 

Ik zal geen wijziging van de agenda vragen, omdat wij gisteren tijdens de Conferentie van voorzitters hebben vastgesteld dat de meerderheid het punt schijnbaar hoe dan ook op de agenda wil houden. Ik meen niet dat de urgentie nodig is, maar ik wil van deze eerste bijeenkomst gebruikmaken – ik richt mij tot de hier aanwezige vertegenwoordiger van de regering – om erop te wijzen dat de regering de belofte die pas in juni 2021 is gedaan tijdens de eerste plenaire vergadering reeds overtreedt.

 

Dit is een bijzonder slechte start van de samenwerking tussen het Parlement, dit Huis, en de regering. Ik hoop dat dit de uitzondering is die zal aantonen dat de regel vanaf nu wordt gevolgd.

 

04.02  Barbara Pas (VB): Mevrouw de voorzitster, bij de aanvang van het nieuwe parlementaire jaar wil ook ik graag twee punten bespreken.

 

Ten eerste, ik sluit mij aan bij wat collega De Roover heeft gezegd. Wij noemen het Parlement wel een halfrond, maar het is niet de bedoeling dat het maar half bezet is en dat het maar half gevuld is, vandaag zelfs maar voor amper een derde van de capaciteit van het halfrond. Elk parlementslid zou het recht moeten hebben om hier aanwezig te kunnen zijn. Wij hebben die discussie al meermaals in de Conferentie van voorzitters gevoerd. Ik hoop dat wij daar volgende week kunnen afspreken om vanaf 1 oktober opnieuw met een volle bezetting aanwezig te kunnen zijn, want niet alleen bij zeer belangrijke debatten zoals een beleidsverklaring, die er zeer binnenkort aankomt, is het het recht van de parlementsleden om de vergadering bij te wonen, maar dat zou ook voor alle andere vergaderingen moeten gelden.

 

Ten tweede verwijs ik naar het schrijven dat ik gisteren tot u heb gericht met de vraag om op de eerstvolgende vergadering van het Bestuurscomité te agenderen dat ook hier het ziekteverlof van Parlementsleden aan banden wordt gelegd, zoals dat eigenlijk in alle Parlementen zou moeten worden toegepast. Er is daaromtrent een ruime consensus in Vlaanderen. In het Vlaams Parlement is men bereid om de regeling die voor elke langdurig zieke werknemer na 30 dagen geldt, toe te passen. Wij willen die ook hier invoeren. Wij willen de consensus die er is in Vlaanderen, ook hier hardmaken.

 

Doch, tot mijn verbazing lees ik vandaag in de media het resultaat van informeel overleg daarover, nog voor het onderwerp officieel geagendeerd is. Kunt u bevestigen dat dat punt op de eerstvolgende vergadering van het Bestuurscomité – als ik mij niet vergis, is die gepland op 6 oktober – of op die van het Bureau van volgende week kan worden geagendeerd, zodat er werk van gemaakt kan worden?

 

De voorzitster: Wij hebben in iedere bijeenkomst van de Conferentie van voorzitters het probleem besproken dat de regels in het licht van de covidcrisis hier in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschillen van die in Wallonië en in Vlaanderen. Dat is zeker moeilijk te begrijpen. Vooralsnog moeten wij de anderhalve meter afstand respecteren en ook ons masker blijven dragen. Op 1 oktober komen er, zoals u al zei, mevrouw Pas, misschien andere maatregelen. Wij zullen die dan opnieuw analyseren in de Conferentie van voorzitters en nieuwe beslissingen nemen. Hoe vlugger wij kunnen terugkeren naar de normale werkwijze, hoe beter voor ons werk en voor ons allen.

 

Concernant les règles spécifiques au covid-19, il est évident que nous respectons non seulement la loi mais aussi les arrêtés pris dans la Région dans laquelle nous siégeons. Il nous revient de montrer l'exemple en tant que parlementaires et en tant qu'assemblée. Dès que nous pourrons assouplir le fonctionnement, nous espérons revenir en plénière le plus rapidement possible. Jusqu'à présent, la note des services qui nous était présentée était extrêmement prudente. Nous avons suivi cette note en Conférence des présidents. Je suis, bien entendu, toujours prête à rediscuter lors des prochaines séances et en fonction des nouvelles décisions qui tomberont.

 

Eu égard à la présence des ministres, plusieurs d'entre eux sont excusés pour cette séance en raison d'activités internationales principalement. Ces ministres ont veillé à se faire représenter, aujourd'hui, pour permettre la poursuite de la discussion des projets sur la table.

 

En ce qui concerne le congé de maladie, madame Pas, j'ai effectivement reçu votre lettre hier. Ce qui est informel le reste. Nous devrons, dès lors, aborder cette question là où la compétence est exercée, c'est-à-dire au Bureau de cette assemblée. Celui-ci sera d'ailleurs constitué tout à l'heure ou dans les prochaines semaines avec l'entièreté de ses membres, à la suite de la démission de Mme Thibaut. Ce point reviendra, mais je répondrai plus spécifiquement à votre courrier en direct.

 

04.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, wij zijn politici en wij moeten het goede voorbeeld geven. De regels zijn vrij streng in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is aan ons om ons daarnaar te schikken. Wij hopen ook op een zo snel mogelijke normalisering van ons parlementair werk. De juridische nota van de Kamer is zeer helder. De nota eist social distancing, anderhalve meter, en vraagt aan de leden van dit Parlement om te allen tijde een mondmasker te dragen. Ik stel vast dat dat vandaag blijkbaar niet voor alle leden geldt. Sommige leden schikken zich niet naar de regels die zijn opgelegd. Er zitten niet alleen collega's in de zaal, maar ook personeelsleden van de Kamer. De leden van het Parlement moeten te allen tijde het goede voorbeeld geven en zich schikken naar de regelgeving en dus, bijvoorbeeld, een mondmasker dragen wanneer dat nodig is.

 

La présidente: C'est effectivement le cas! Vous l'avez dit, monsieur De Vriendt. Je l'ai également dit tout à l'heure. J'invite donc tous les membres de cette assemblée à porter le masque – tous les membres présents. S'ils ne souhaitent pas le porter, qu'ils sortent alors de l'hémicycle par respect pour les collègues et pour le personnel qui nous accompagne!

 

Questions

Vragen

 

05 Samengevoegde vragen van

- Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het pakket met 25 voorstellen in navolging van de werkgelegenheidsconferentie" (55001881P)

- Florence Reuter aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het recht op een werkloosheidsuitkering bij vrijwillig ontslag" (55001882P)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De hervorming van het arbeidsmarktbeleid en de werkloosheidsuitkering bij vrijwillige werkloosheid" (55001889P)

- Jean-Marie Dedecker aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het 25 puntenplan en het recht op een werkloosheidsuitkering bij vrijwillig ontslag" (55001898P)

05 Questions jointes de

- Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le paquet de 25 propositions présenté dans le sillage de la conférence sur l'emploi" (55001881P)

- Florence Reuter à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'accès au chomage en cas de démission" (55001882P)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La réforme de la politique de l’emploi et l'allocation de chômage en cas de chômage volontaire" (55001889P)

- Jean-Marie Dedecker à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le plan en 25 points et l'accès aux allocations de chômage en cas de démission" (55001898P)

 

05.01  Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, gisteren raakte bekend dat u bij de deelstaatministers bevoegd voor werk, een aantal ideeën uit de werkgelegenheidsconferentie zou hebben afgetoetst.

 

Een daarvan zou zijn om werknemers die vrijwillig ontslag nemen, toch een werkloosheidsuitkering te geven. Aangezien de werkloosheidsuitkeringen in ons land niet beperkt worden in de tijd, zet dat natuurlijk de deur open naar inactiviteit, terwijl we net maatregelen moeten nemen om de activiteitsgraad en werkgelegenheidsgraad te verhogen.

 

Maar na de coronacrisis zal onze economie alleen maar kunnen heropleven en onze sociale zekerheid financieel duurzaam blijven, als we meer mensen aan het werk krijgen en aan het werk houden. De regering moet dus met maatregelen komen die jobs helpen creëren en werkzoekenden of wie langdurig arbeidsongeschikt is, op de arbeidsmarkt krijgen. U zou daartoe voorstellen bij de deelstaatcollega's op tafel hebben gelegd. Daarvan zijn er zeker en vast een aantal interessante ideeën. Ik denk aan het beter gebruik van de lange opzegtermijnen om een werknemer klaar te maken voor een job in een sector met meer en een betere toekomst. Het is ook positief dat u meer arbeidsmobiliteit tussen de regio's wilt. U stelt ook maatregelen voor om personen aan te moedigen een knelpuntberoep in te vullen.

 

Er zal echter veel meer nodig zijn en we willen dat ook met u bespreken. Wat is de status van de voorstellen die u aan de collega's in de deelstaten hebt voorgelegd? Wanneer buigt de regering zich daarover?

 

Op welke manier zullen de diverse maatregelen in het pakket leiden tot een hogere activiteits- en werkzaamheidsgraad? Welke maatregelen bereidt u daarnaast voor om onze arbeidsmarkt grondig te hervormen?

 

05.02  Florence Reuter (MR): Madame la présidente, monsieur le vice-premier ministre, le chômage n'est pas un choix. C'est une aide apportée à ceux qui perdent leur emploi. Accorder l'accès au chômage à des personnes qui choisissent de démissionner volontairement est, pour nous, un non-sens. Quant à dire que cela va aider à trouver de la main-d'œuvre pour les métiers en pénurie, il me semble, au contraire, que cela risque d'aggraver la situation. Pensez-vous vraiment que les éventuels candidats volontaires pour un des métiers en pénurie, dans le secteur de la construction ou dans l'horeca, par exemple, attendent d'avoir droit à une allocation de chômage pour se présenter dans ces métiers alors que les entrepreneurs, les employeurs les attendent à bras ouverts?

 

Bien sûr, nous pouvons travailler avec vous sur l'amélioration de la transition professionnelle. Vous pourrez toujours compter sur les libéraux pour travailler sur plus de mobilité au travail et de flexibilité mais pas n'importe comment. Nous sortons d'une longue période de crise, de plus d'un an de télétravail. Des salariés peinent à retrouver leur emploi, à poursuivre leur job d'avant-covid. On le constate sur le terrain. Aujourd'hui, les entreprises pleurent pour trouver du personnel.

 

Monsieur le ministre, je vous remercie de nous éclairer sur ces fameuses déclarations. À quelles conditions envisagez-vous d'octroyer cette allocation de chômage? Pour quelle durée? Avez-vous déjà une idée de l'impact budgétaire? Quid des effets pervers, des dérives éventuelles? Je pense, par exemple à un salarié proche de la pension, qui, fatigué, se dit qu'il va démissionner et toucher quelques années de chômage jusqu'à la pension. N'est-ce pas là une dérive à laquelle il faut penser? Cette mesure ferait partie du package de 25 mesures. Ont-elles déjà été concertées et présentées au gouvernement?

 

05.03  Björn Anseeuw (N-VA): Ik sta hier vandaag met een sterk déjà-vugevoel. Hoe vaak moet ik u er nog op wijzen dat de verhoging van de werkzaamheidsgraad in ons land tot 80% niet kan op basis van maatregelen die mensen vriendelijk begeleiden naar de werkloosheid en die niet werken financieel aantrekkelijker maken dan werken. Voor u moet iemand die zijn job beu is en zelf ontslag neemt, voortaan blijkbaar onbeperkt de werkloosheidsuitkering kunnen krijgen. Ik ben op dat vlak een stuk optimistischer en ben er rotsvast van overtuigd dat we die werknemers wel kunnen begeleiden naar een andere, betere, geschiktere job. Sterker nog, onze arbeidsmarkt smeekt erom.

 

Nog niet zo lang geleden was u lid van de Waalse regering. Ik heb stellig de indruk dat u er zich nog altijd lid van waant. Dit is echter het federale Parlement. De Franstalige partijen mogen dan wel applaudisseren voor de 325 voorstellen die u een aantal dagen geleden hebt ingediend in het kader van de hervorming van onze arbeidsmarkt, maar de Vlamingen, die moeten ze niet. Dat geldt zelfs voor de Vlamingen in uw regering, die ondertussen wel moeten hebben begrepen waar de paars-groene regering toe zal leiden, namelijk een sociaal-economisch debat zonder voorgaande. De regering is het levende bewijs dat we ons arbeidsmarktbeleid zo snel mogelijk moeten splitsen. Ik hou mijn hart vast voor wat nog komen zal, zeker met de hete adem van de PTB en morgen ook van het ABVV in uw nek.

 

Waarom denkt de regering De Croo dat ze meer mensen aan de slag kan krijgen door meer mensen een werkloosheidsuitkering te geven?

 

Hoe denkt u het tegengestelde Waalse en Vlaamse arbeidsmarktbeleid nog te kunnen verzoenen?

 

05.04  Jean-Marie Dedecker (ONAFH): Mijnheer de minister, de werkzaamheidsgraad opkrikken naar 80 % door aan werknemers geld te geven om zelf ontslag te nemen, hoeveel valse noten staan er nog meer op de partituur van de Vivaldiregering?

 

U zou toch zelf moeten weten dat dit land alleen al 1.372.000 inactieven tussen 25 en 65 jaar telt. U zult er nog meer naar het stempellokaal sturen.

 

U zou toch moeten weten dat de werkzaamheidsgraad in dit land nauwelijks 70 % bedraagt. Dat is een van de laagste van Europa. Vlaanderen steekt daar nog bovenuit met 75%. In Brussel bedraagt die 61 %. Bij de niet-EU-migranten, om ze toch maar eens te noemen, is de werkzaamheidsgraad nauwelijks 52 %.

 

In principe moet u nu, om 80 % te bereiken, 667.000 nieuwe jobs invullen, maar u stuurt ze liever naar het stempellokaal. U zou toch moeten weten dat amper de helft van de laaggeschoolden in dit land aan de slag is. Dat is het laagste cijfer van de Europese Unie.

 

Weet u dat er hier in dit land nu al 90 knelpuntberoepen zijn? Waar zitten onze socialisten? Lidl rijdt vandaag rond met een busje om 350 Deborah's te vinden om aan de kassa te werken. De horeca is op zoek naar 3.500 werknemers. In ons Vlaams onderwijs alleen al zijn er 2.373 vacatures. Maar u stuurt ze naar "de dop", mijnheer de minister.

 

U weet ondertussen ook dat wij nog het enige land zijn waar de werkloosheidsuitkeringen onbeperkt zijn in de tijd. Ik hoor de heer Bouchez van de MR bij ons op de televisie zeggen dat hij in een streek woont, waar overigens de heer Di Rupo de baas is, waar mensen al voor de derde generatie doppen.

 

Wat wilt u, mijnheer de minister? Wilt u dat er nog meer stempelen of dat er meer mensen gaan werken? Graag kreeg ik een antwoord.

 

05.05  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur Anseeuw, rassurez-vous: je sais bien où je me trouve ici aujourd'hui. Je suis bien entendu dans cette Chambre des représentants du Parlement fédéral. J'y représente le gouvernement fédéral. C'est aussi la raison pour laquelle, en tant que ministre fédéral du Travail et de l'Économie, j'ai, parallèlement aux travaux menés lors de cette première conférence annuelle sur l'emploi, eu une concertation avec mes homologues régionaux concernant les métiers en pénurie.

 

Ik heb dus ook overlegd over de knelpuntberoepen met mijn collega-ministers van de regio's, met name mevrouw Crevits, de heer Clerfayt, mevrouw Morreale en mevrouw Weykmans.

 

Nous avons échangé pas mal d'idées, de propositions venant des différents camps, tant du pouvoir fédéral que des entités fédérées. Ce furent des échanges constructifs, des échanges qui d'ailleurs se poursuivent aujourd'hui entre nos différents collaborateurs et collaboratrices pour essayer d'élaborer un plan d'action de lutte contre les métiers en pénurie.

 

Parallèlement à cela, le gouvernement travaille actuellement à la mise en place d'un plan de redémarrage et de transition.

 

Het herstart- en transitieplan omvat vijf thema's, waaronder logischerwijs een hoofdstuk Werk, met als titel "Een inclusieve en participatieve samenleving met een sterke sociale samenhang".

 

L'un des objectifs de cet axe, outre les mesures de lutte contre la pauvreté qui me tiennent particulièrement à cœur également, est de relever le taux d'emploi tel que prévu dans notre accord de gouvernement – objectif partagé avec les entités fédérées.

 

Pour y parvenir, j'ai déposé des propositions qui visent notamment l'intégration des groupes vulnérables sur le marché du travail.

 

Het gaat om oudere werknemers, kort opgeleide mensen, vrouwen en mensen met een migratieachtergrond.

 

Il y a également des propositions visant à renforcer la diversité et l'égalité des chances et à lutter contre toutes les formes de discrimination, à encourager l'allongement de la carrière – ce qui était un des objectifs centraux de la première Conférence annuelle sur l'emploi –, à miser davantage sur les compétences et les opportunités de formation continue, à faciliter la mobilité et les transferts sur le marché du travail, à favoriser une meilleure combinaison vie privée/vie professionnelle ou encore à réfléchir aux nouveaux secteurs en croissance.

 

Die voorstellen zijn een antwoord op de problemen op de arbeidsmarkt van vandaag. Onze ambitie is om meer mensen aan het werk te krijgen. We zullen dat echter niet bereiken met karikaturen en dogmatische standpunten. Moedig zijn, betekent nu alle denksporen verkennen zonder taboes om zo voor iedereen een kwalitatieve job te garanderen op een efficiënte arbeidsmarkt met sociale vrede.

 

La paix sociale et la compétitivité de notre économie méritent mieux que des raccourcis politiques.

 

La proposition concernant le droit à la perception des allocations de chômage en cas de démission doit s'inscrire dans cette optique: dépassons nos tabous vers plus d'efficacité!

 

Dans la presse, cette proposition a été présentée comme une mesure de lutte contre les métiers en pénurie.

 

Het werd voorgesteld als een maatregel in de strijd tegen knelpuntberoepen, maar dat is niet het geval. Daarom betreur ik de georganiseerde lekken van de voorbije dagen, niet omdat ik niet achter mijn voorstellen sta, integendeel, maar wel omdat georganiseerde lekken het werk van de regering bemoeilijken.

 

Bovendien wordt zo slechts een deel van de voorstellen belicht en gaat de samenhang van de hervormingen die ik voorstel, verloren.

 

Ma proposition, parmi beaucoup d'autres, vise à permettre aux travailleurs de se réorienter, de sortir d'un emploi qui a des conséquences parfois néfastes pour leur bien-être et leur santé. On connaît les impacts sur le marché du travail des maladies professionnelles et des maladies de longue durée. Je rappelle qu'il y a aujourd'hui plus de malades de longue durée que de demandeurs d'emploi dans notre pays. C'est bien entendu un des éléments auxquels on doit s'attaquer.

 

Nous connaissons tous autour de nous des jeunes qui ont accepté un boulot rapidement et qui ont décidé d'une orientation et qui, aujourd'hui, sont coincés et rapidement, hélas. Je peux citer Astrid, la fille d'une de mes collaboratrices, coincée deux ans dans un boulot où elle ne s'épanouissait pas et qui, maintenant, se trouve comme un poisson dans l'eau en exerçant le beau métier de professeur.

 

Nous connaissons aussi des travailleurs plus expérimentés qui ont fait le tour de leur emploi actuel et qui voudraient pouvoir se réorienter mais qui ne le font pas parce que, s'ils démissionnent, ils seront sanctionnés et perdront leurs revenus.

 

Je veux qu'on puisse envisager ces situations, non de manière caricaturale, non de manière simpliste, comme cela a pu être évoqué par certains dans la presse, et bien entendu avec des conditions. Je sais que certains autres partis ont déposé des propositions en ce sens qui se rejoignent peu ou prou avec, effectivement, des conditions. C'est un sujet que l'on doit pouvoir envisager aujourd'hui.

 

De maatregel is bedoeld om transitie te faciliteren en om onze arbeidsmarkt dynamischer te maken.

 

Ik zal in de komende dagen en weken de 25 maatregelen nader met mijn regeringscollega's bespreken. We hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen, namelijk een werkzaamheidsgraad van 80 %. Ik ben ervan overtuigd dat we die samen kunnen en zullen bereiken.

 

De voorzitster: De vraagstellers krijgen een minuut voor een eventuele repliek.

 

05.06  Tania De Jonge (Open Vld): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het voorstel om mensen die zelf ontslag nemen een werkloosheidsvergoeding te geven die onbeperkt is in de tijd, is voor ons absoluut geen goed idee.

 

Zoals ik al zei, zullen er andere maatregelen nodig zijn. Ik denk dan bijvoorbeeld aan maatregelen die de nachtarbeid in de e-commerce versoepelen, waar voor kortgeschoolden kansen liggen, maar waarvoor onze wetgeving nu te streng is. Ik denk ook aan het meer stimuleren van de vorming of opleiding van werknemers doorheen de loopbaan.

 

Als het van ons afhangt, moeten ook de drempels voor deeltijds werk verlaagd worden, precies om voor sommige kansengroepen de opstap naar werk te vergemakkelijken. De re-integratie van langdurig zieke werknemers moet nog meer worden gestimuleerd. Voor werknemers die in een gouden kooi zitten, die uitgeblust zijn maar die hun lange anciënniteit niet durven op te geven, stellen wij net als u transitietrajecten voor. Op die manier blijft het risico voor hen beperkt (…)

 

05.07  Florence Reuter (MR): Madame la présidente, je commencerai par adresser un petit mot à l'attention de certains collègues. Ce n'est pas parce que l'on est dans une majorité que le débat n'y existe pas. Il est important de partager des idées avant d'aller droit au but. Ah oui! Vous n'avez pas tout compris… Je m'en doutais!

 

Effectivement, nous avons un objectif commun: davantage de mobilité au travail et davantage de flexibilité dans une carrière. L'objectif est commun. Peut-être y a-t-il effectivement des nuances sur la façon d'y parvenir. Et la nuance doit aussi exister en politique. Il y a une différence entre accorder sans condition un chômage à quelqu'un qui démissionne et soutenir quelqu'un qui cherche une transition et une réorientation professionnelle. Tout est dans la nuance et c'est à cela qu'il faut travailler.

 

Il importe d'être attentif aux signaux. Monsieur le vice-premier ministre, je vous invite à y faire attention. Il ne faut pas enfermer dans le chômage, mais plutôt libérer les personnes dans le travail, c'est important. J'invite tous les ministres de l'Emploi à travailler sur un plan sérieux pour plus de travail et surtout pour trouver une réponse sérieuse aux métiers en pénurie.

 

05.08  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, de tegenstellingen in dit land, en vooral binnen uw regering, blijken deze dagen overduidelijk. U verwijst zelf naar de Werkgelegenheidsconferentie, maar u vergeet erbij te vertellen dat daar zeer weinig consensus te ontwaren was. U verwijst zelf naar de lekken over uw nota's, maar u begrijpt wellicht dat die niet vanuit de oppositie kunnen komen. Uw coalitiepartners noemen u en uw partij intussen 'onhandelbaar'. Dat zijn stevige bewoordingen en dat maakt ook dat deze regering de verpersoonlijking wordt van uw beleid: het werkt gewoonweg niet.

 

Vlaanderen staat het verst in de hervorming van het arbeidsmarktbeleid, en dat betekent ook dat men daar het meest te verliezen heeft door uw lethargie. Daarom is het bijzonder cynisch dat het opnieuw de Vlamingen zijn die dubbel en dik zullen betalen voor een land dat eigenlijk niet meer werkt. Aan de Vlaamse coalitiepartners wil ik duidelijk maken dat ook zij daar een grote verantwoordelijkheid in hebben.

 

Voor onze Waalse collega's heb ik de eenvoudige boodschap: ceci n'est pas un pays. Vrienden, laat ons scheiden.

 

05.09  Jean-Marie Dedecker (ONAFH): Mijnheer de minister, u maakt er eigenlijk zelf een karikatuur van. Ik hoor u zeggen: we gaan de mensen die een job hebben, bevrijden uit die job om hen naar de dop te sturen. Ik heb nog nooit zo een karikatuur gehoord.

 

Ik las een marketinganalyse van professor Aernoudt, die goed gekend is in MR-middens. Hij vroeg zich af hoe het komt dat we al die dwaze maatregelen zien, maar volgens hem is het heel eenvoudig: de politici regeren voor hun achterban. Volgens die marketinganalyse zijn twee op de drie van uw kiezers werkloos. Bij de MR is dat maar een op de drie. Daarom bent u een beetje toegeeflijker.

 

Het is echt onbegrijpelijk. Sinds 1999 heb ik het hier over de werkloosheidsval, het grote thema van de Open Vld, en 22 jaar later weten ze het nog niet. Er zijn remedies om het op te lossen: beperk de werkloosheid in de tijd, dan heeft men geen enkel probleem om te activeren, en verhoog de belastingvrije schijf op basis van het leefloon. Dan gaat iedereen aan de slag. Arbeid adelt. Beste vrienden, aan u de uitdaging.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Raoul Hedebouw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La norme salariale" (55001883P)

- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La marge salariale" (55001887P)

06 Samengevoegde vragen van

- Raoul Hedebouw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonnorm" (55001883P)

- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonmarge" (55001887P)

 

06.01  Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, de prijzen rijzen de pan uit. Voor elektriciteit is er een stijging met 100 %, voor gas met 30 % en de prijzen van bouwmaterialen zijn verdrievoudigd. Toch ondertekende u op 17 augustus een koninklijk besluit dat alle loonsverhogingen in België op 0,4 % blokkeert. Dat is onaanvaardbaar, in Vlaanderen, Brussel en Wallonië.

 

Gisteren staakten 5.000 werknemers van de Gentse vestiging van ArcelorMittal, maar niemand hier weet waarom. Ik zal het u vertellen. Op 30 september besliste ArcelorMittal om 100 miljoen euro – ik beklemtoon het: 100 miljoen euro – uit te geven aan dividenden en op dezelfde 30 september gaf de baas van ArcelorMittal Gent een cadeautje aan al zijn werknemers, omdat zij goed hadden gewerkt tijdens de coronacrisis. Weet u wat het cadeautje was? Dat cadeautje was een pakje frieten, een pakje frieten! De werknemers moesten kiezen tussen een pakje frieten en een hamburger. Dat is misprijzen voor het werkvolk in België. Daarom gaan de mensen niet akkoord met de wet op de loonnorm, die trouwens werd gesteund door de N-VA en het Vlaams Belang. Als het gaat over die loonnorm, daar zijn ze allemaal voor. Ik ga daar echter niet mee akkoord.

 

Ma question est très simple, monsieur le ministre. Je vous demande de confirmer un chiffre. Vous dites partout que c'est + 0,4 %. En fait, c'est faux, parce que l'index santé ne contient pas l'essence et le diesel. Donc la vraie augmentation des salaires est de - 0,7 %.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous confirmer à l'ensemble des travailleurs que les salaires ne vont pas augmenter de 0,4 %, mais qu'ils diminueront? Le pouvoir d'achat va diminuer au cours de l'année à venir, et ce n'est pas le PTB qui le dit, mais la Banque nationale de Belgique. Coût: + 4,3 %; index: 3,2 %; 0,4 % de marge; 0,7 % de perte de salaire. Pouvez-vous confirmer le chiffre?

 

06.02  Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, demain, à l'appel du syndicat socialiste, de nombreux travailleurs et travailleuses seront dans les rues de Bruxelles pour réclamer une hausse salariale. Ils marcheront pour dénoncer la loi de 1996 qui, disent-ils, écrase leurs salaires. Il est vrai que cette loi de 1996 telle qu'elle a été réformée par le gouvernement Michel a corseté le calcul de la marge salariale. Ce calcul n'est pas correct et l'équation n'est pas complète. On n'y tient compte ni de la meilleure productivité des travailleurs en Belgique par rapport aux pays voisins, ni des aides accordées aux entreprises, par exemple les réductions des cotisations sociales.

 

Moi aussi, je comprends la grogne des travailleurs, mais surtout le sentiment d'injustice. Comment accepter aujourd'hui que la croissance reprenne et que les salaires restent au plancher? Comment accepter aujourd'hui que certaines entreprises ou multinationales distribuent des dividendes de six milliards, alors qu'on maintient une marge salariale de 0,4 %?

 

On ne va pas ici réécrire l'histoire des négociations pour la centième fois. Nous savons toutes et tous qu'au sein de ce Parlement, il n'existe pas de majorité pour faire changer cette loi de 1996, mais on peut agir. Et je sais, monsieur le ministre, que vous souhaitez agir.

 

Dès lors, mes questions sont simples: avez-vous des pistes constructives pour une reprise de la concertation? De même, envisagez-vous d'exclure de la marge salariale l'augmentation du salaire minimum ou encore d'y intégrer les réductions de cotisations sociales comme le demandent les syndicats?

 

06.03  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, madame la députée, monsieur le député, monsieur Hedebouw, je suis bien entendu particulièrement attentif à l'évolution du pouvoir d'achat de l'ensemble des Belges et singulièrement des plus fragiles, de ceux qui travaillent comme de ceux qui n'ont pas ou plus la chance de pouvoir travailler.

 

Depuis l'entrée en fonction de ce gouvernement, l'une de ses premières décisions a été d'anticiper l'augmentation des coûts de l'énergie pour les ménages les plus faibles en étendant le tarif social à plus de 500 000 familles supplémentaires. À ce jour, près d'un million de ménages bénéficient du tarif social sur l'électricité et sur le gaz. Je ne pense pas que cela soit suffisant. Avec l'augmentation conjoncturelle des prix des matières premières en énergie que nous connaissons aujourd'hui, c'est encore insuffisant. Mais comme vous le savez, le combat sera mené dans le cadre du conclave budgétaire. Des demandes ont été déposées pour renforcer et prolonger le tarif social sur l'électricité et sur le gaz, étant donné qu'il s'agit de biens de toute première nécessité. Il est essentiel de pouvoir répondre à ce besoin de la société.

 

Ce gouvernement a aussi fait une série d'avancées pour augmenter les allocations et les pensions les plus basses. Au 1er janvier, une série d'allocations – le revenu d'intégration sociale, l'allocation de remplacement pour les personnes handicapées, la garantie de revenus aux personnes âgées (GRAPA) – augmenteront encore. C'est tout à fait normal que chacune et chacun dans ce pays, quelles que soient ses conditions de fortune, de chance, de richesse ou son état de santé, puisse mener une vie digne.

 

Concernant la loi de 1996, c'est bien ce Parlement qui l'a votée et qui l'a modifiée. Pour la modifier, il faut une majorité en son sein. À ce jour, je ne pense pas que celle-ci soit présente. Cela ne signifie pas qu'il faille arrêter la sensibilisation, l'information et le combat.

 

J'entends que les organisations syndicales – la FGTB, la CSC, la CGSLB – mèneront également des actions ce vendredi. Ce carcan ne leur permet plus de négocier correctement dans des secteurs qui permettent d'obtenir des augmentations de salaires. Ce n'est pas possible partout.

 

On le sait, peut-être encore plus aujourd'hui, après la crise du coronavirus, qu'avant. La situation est encore particulièrement difficile pour certains secteurs ou pour certaines entreprises, mais ce n'est pas le cas partout. La marge est possible à certains endroits. Il faut donc pouvoir mener cette discussion.

 

Dans le cadre de l'accord social, j'ai effectivement fait une série de propositions aux partenaires sociaux de sortir du calcul de la marge une série d'éléments de rémunération, que ce soit des éléments ponctuels ou des éléments structurels, notamment l'augmentation du salaire minimum qui fut, comme vous le savez aussi, l'un de nos combats. Je vous rappelle quand même, monsieur Hedebouw, que dans le cadre de cet accord social, pour la première fois depuis 2008, avec les partenaires sociaux, nous avons obtenu, en négociant, une augmentation de ce salaire minimum. Cette augmentation sera historique depuis 2008.

 

Bien entendu, le combat n'est pas fini. Il faut continuer à se battre pour des salaires justes, des salaires qui tiennent compte des conditions de travail, qui tiennent compte aussi des capacités contributives des entreprises et des patrons. Et également – je ne balayerai pas cet élément important d'un revers de la main – de la compétitivité de nos entreprises par rapport à d'autres pays.

 

En conclusion, madame la présidente, je pense que les élections qui se tiendront en Allemagne ce dimanche auront peut-être un effet important sur une série de dossiers qui se trouvent aujourd'hui sur la table des institutions européennes. Je pense notamment à la directive sur le salaire minimum, aux éléments relatifs à l'égalité de rémunération entre les hommes et les femmes. Je pense encore à toute une série d'autres thèmes en matière de sécurité au travail. Ces thèmes sont sur la table des institutions européennes, et il faudra faire bouger les lignes là aussi!

 

06.04  Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous avez répondu à tout sauf à la question que je vous ai posée. C'est la question de savoir si vous étiez d'accord avec moi sur le fait que la norme salariale n'est pas de 0,4 % mais de - 0,7 %. Il faut le dire aux gens.

 

C'est pourquoi le PTB soutient la manifestation de demain organisée par la FGTB pour faire sauter ce carcan salarial, à savoir que l'augmentation des prix de l'essence et du diesel n'est pas reprise dans l'indexation des salaires. Vous savez donc tous très bien que les salaires ne vont pas augmenter mais bien diminuer de 0,7 %. C'est la Banque nationale qui le dit. Il faut faire sauter ce carcan.

 

Monsieur le ministre, je vous rappelle que c'est vous qui avez signé l'arrêté royal. Arrêtez de dire que c'était en 1996! Je rappelle que le PS a voté cette loi en 1996. Mais c'est vous qui avez signé l'arrêté royal!

 

Het patronaat is heel agressief. Bij de onderhandelingen over de cao Grootdistributie wil het patronaat zelfs die 0,4% niet geven. Zelfs die 0,4% zal Deborah niet krijgen. Dat is de werkelijkheid op het terrein.

 

Je demande, aujourd'hui, chers collègues, que l'on permette aux salaires d'augmenter. La reprise est là et les travailleurs ont droit à des augmentations salariales. C'est le combat que nous devons mener!

 

06.05  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Vous savez, monsieur Hedebouw, moi aussi, demain, je serai dans les rues de Bruxelles avec mes collègues. Il n'y a pas que vous qui soutenez les travailleurs. Le Parti Socialiste a toujours été aux côtés des travailleurs.

 

Monsieur le ministre, au printemps dernier, grâce à vous, nous avons vu renaître cette concertation sociale qui était au tapis déjà depuis plusieurs années. Des avancées importantes ont été obtenues. Vous l'avez dit tout à l'heure, celles-ci comprennent l'augmentation des salaires minimum. Les travailleurs qui manifesteront demain ne demandent pas la lune mais ils demandent que le dialogue et la négociation soient possibles. Ils demandent d'avoir voix au chapitre, puisque ce sont eux qui relèvent leurs manches et font tourner la machine. Évidemment, aujourd'hui, nous les soutiendrons comme nous l'avons toujours fait. Nous soutiendrons également chacun de vos efforts pour garantir une paix sociale durable dans notre pays qui, je pense, en a bien besoin. 

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- François De Smet à Eva De Bleeker (Budget et Protection des consommateurs) sur "La fracture numérique dans le cadre du projet Batopin" (55001879P)

- Maxime Prévot à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les distributeurs de billets Batopin" (55001888P)

- Leen Dierick à Eva De Bleeker (Budget et Protection des consommateurs) sur "La disparition de distributeurs automatiques de billets" (55001891P)

- Kathleen Verhelst à Eva De Bleeker (Budget et Protection des consommateurs) sur "Le plan d'implantation de distributeurs automatiques de billets" (55001897P)

- Dieter Vanbesien à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La disparition de distributeurs automatiques de billets" (55001899P)

07 Samengevoegde vragen van

- François De Smet aan Eva De Bleeker (Begroting en Consumentenbescherming) over "De digitale kloof in het kader van het Batopinproject" (55001879P)

- Maxime Prévot aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De geldautomaten van Batopin" (55001888P)

- Leen Dierick aan Eva De Bleeker (Begroting en Consumentenbescherming) over "Het verdwijnen van bankautomaten" (55001891P)

- Kathleen Verhelst aan Eva De Bleeker (Begroting en Consumentenbescherming) over "Het lokalisatieplan voor de bankautomaten" (55001897P)

- Dieter Vanbesien aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het verdwijnen van bankautomaten" (55001899P)

 

07.01  François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, ce sont des images devenues quotidiennes, tant en Flandre, en Wallonie qu'à Bruxelles: des files de citoyens souhaitant retirer de l'argent à des guichets automatiques qui se font de plus en plus rares.

 

En janvier 2020, les quatre grandes banques du pays annonçaient leur volonté de s'unir pour optimiser leurs réseaux d'appareils en créant l'opérateur Batopin, qui prévoit la disparition, fin 2024, de plus de 50 % de leurs distributeurs. Le maintien d'un point de retrait dans un rayon de cinq kilomètres est théoriquement garanti pour 95 % de la population. Or, nous le savons, les personnes les plus vulnérables numériquement se sentent déjà abandonnées à la suite de la numérisation de l'économie et des moyens de paiement.

 

Les informations communiquées en commission indiquent que 70 % des personnes n'effectuent pas leurs paiements par voie électronique. Pour les personnes en situation de précarité, l'argent liquide est très important, notamment pour gérer leur budget. C'est surtout simplement un droit!

 

Dès lors, monsieur le ministre, confirmez-vous que, si les quatre grandes banques n'assument plus leur rôle sociétal en la matière, l'État fédéral interviendra pour assurer le droit d'accès à l'argent liquide pour tous? Qu'en est-il de l'annonce d'un accord avec bpost pour sous-traiter certains services?

 

Puisque chaque commune est supposée disposer d'un certain nombre d'appareils équivalent à au moins un appareil par tranche de 1 500 habitants dans un rayon de cinq kilomètres, comment comptez-vous mettre en place un dispositif de contrôle? Pensez-vous que ce rayon de cinq kilomètres soit une norme suffisante dans les campagnes mais aussi dans les villes?

 

Enfin, dans quelle mesure, les distributeurs garantissent-ils le droit aux services bancaires de base pour tous les consommateurs?

 

07.02  Maxime Prévot (cdH): Monsieur le ministre, le service de proximité tend à disparaître dramatiquement comme neige au soleil. L'initiative récente de ce consortium de banques via Batopin visant à se substituer à la fermeture accélérée de guichets par une mutualisation ne répond en rien à cet impératif de service de proximité. Il répond probablement très bien aux impératifs de rentabilité des banques, mais est-ce votre travail d'y veiller?

 

Le mécanisme se met en place avec l'appui du gouvernement dans lequel, je le rappelle, se trouvent PS, MR et Ecolo. Ce n'est d'ailleurs pas le fruit du hasard si aucun de ces trois partis ne vous interpelle, aujourd'hui, sur la question puisqu'ils sont complices de ce dispositif. Un dispositif qui réduira ce service de proximité, singulièrement dans les provinces les plus rurales: celle de Namur, de Luxembourg, mais partout ailleurs dans le Royaume.

 

Imaginez! On nous parle d'une phase test de six appareils dans certaines provinces, là où il faut, parfois, parcourir des dizaines de kilomètres pour trouver une agence bancaire, avec de surcroît, des frais qui seront exigés quand, pour certaines institutions bancaires, le retrait n'est pas effectué dans un distributeur de la chaîne, Batopin n'étant pas assimilé à un distributeur de la chaîne.

 

Mais où sont les engagements de proximité et de qualité de service que vos collègues (dont Mme Lalieux avec le gouvernement) ont aussi validé en juillet dernier à l'égard des personnes handicapées qui se retrouveront bien marris une fois encore.

 

Il est temps de vous ressaisir et de contrecarrer cette initiative qui ne va pas dans la bonne direction!

 

07.03  Leen Dierick (CD&V): De mensen zijn ongerust. Hun vertrouwde bankkantoor sluit de deuren en de laatste geldautomaat verdwijnt uit hun dorp. Ten opzichte van 2008 is het aantal bankkantoren al met meer dan de helft gedaald en dezelfde trend doet zich voor bij de bankautomaten. Het internetbankieren en digitale betalingen zijn in opmars. We juichen dat ook toe, maar niet iedereen zit al op die digitale snelweg. Cashgeld is en blijft nog altijd een wettelijk betaalmiddel en moet dus ook voor iedereen toegankelijk en betaalbaar blijven. Voor CD&V mag er niemand uit de boot vallen.

 

De aankondiging van de vier grootbanken gisteren om het aantal geldautomaten tegen 2025 met meer dan de helft te halveren, sloeg dan ook in als een bom. We weten allemaal dat de vier grootbanken bezig zijn aan een project om bankneutrale geldautomaten uit te rollen. Voor CD&V volstaat dat echter niet. Bovendien roept het heel wat vragen op. Aan die bankneutrale automaten zou men enkel geld kunnen afhalen, en dus bijvoorbeeld geen overschrijving doen. Het is dus sowieso een inperking van de dienstverlening. Bovendien stellen we ons ook serieuze vragen bij de naam Bancontact, die deze nieuwe automaten zouden krijgen. Het is bijgevolg voor de consument allesbehalve duidelijk dat die bankneutrale bankautomaten alleen van de vier grootbanken zijn. Een klant van een andere bank zal dus kosten moeten betalen om van die bankneutrale automaten geld af te halen. Het is dus misleidend.

 

Mijnheer de vicepremier, wij delen de bezorgdheid van de gewone mens. Daarom hebben we al begin dit jaar een resolutie ingediend met verschillende voorstellen om cashgeld betaalbaar, toegankelijk en nabij te houden voor iedereen. Hoe zal u ervoor zorgen dat alle consumenten toegang blijven hebben tot betaalbare, nabije bankdiensten?

 

07.04  Kathleen Verhelst (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de vier grootbanken komen met een nieuw plan voor de spreiding van de geldautomaten. Ik volg het dossier al een tijdje in de Kamercommissie en ik juich een samenwerking die leidt tot verbetering en efficiëntie altijd toe, maar ook ik wil hier mijn bezorgdheid uiten.

 

Banken hebben ook een maatschappelijke functie. Het kan niet dat lokale handelaars en kleine zelfstandigen dagelijks heel wat kilometers zouden moeten afleggen om hun cashgeld veilig bij hun bank te kunnen deponeren. Dat zou kunnen leiden tot een absurde en potentieel onveilige situatie voor velen van hen. Ze zijn immers noch koerier, noch bankier.

 

Wij moeten ook denken aan de particulieren en voornamelijk aan de kwetsbaren in de samenleving. Als overheid juichen wij de digitalisatie en het digitale bankieren toe, maar naast die efficiëntie moet ook de klantenservice bewaakt worden. Banken mogen er niet van uitgaan dat iedereen mee is met het digitale bankieren en het contactloos en cashloos betalen, zoals hier al werd gezegd. Dat geldt voor de oudere bevolking, maar ook voor mensen die geen permanente toegang hebben tot digitale betalingen of zelfs geen smartphone hebben. Die mensen zijn bezorgd en ik deel hun bezorgdheid.

 

Het afschaffen van kantoren mag dus niet te snel gebeuren. Voor de automaten moet er voldoende dekking gewaarborgd worden. Ik woon in West-Vlaanderen en ook daar voel ik nu al de problemen toenemen. Ook in Limburg en Wallonië krijgt men dezelfde problematiek te maken.

 

Naast voldoende dekking moeten de geldautomaten, zoals al gezegd, meer functionaliteiten bieden. Mensen moeten meer kunnen dan alleen maar geld afhalen. Ze moeten geld kunnen storten, overschrijvingen kunnen uitvoeren en zelfs een afspraak voor een fysiek gesprek kunnen vastleggen. Er moet dus een basisbankdienstverlening zijn.

 

Mijnheer de minister, hoe wordt dit plan door de regering onthaald? Zult u in gesprek gaan met de grootbanken en de andere stakeholders? Zult u het met hen hebben over de hierboven opgesomde bezorgdheden en aanpassingen voorstellen? Denkt u ook aan de ondernemers om mee samen te werken, bijvoorbeeld door automaten te plaatsen in winkels? Hoe ziet u de samenwerking met bpost?

 

07.05  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Monsieur Prévot, pour votre information, je parle au nom de Groen et d'Ecolo.

 

Beste collega's, als mijn moeder een factuur moet betalen, dan gaat ze naar de bank om de overschrijving te laten uitvoeren. Daarvoor moet ze anderhalve euro betalen, elke keer opnieuw en voor elke overschrijving apart. Als mijn bejaarde tante geld wil afhalen uit een automaat, is er geen automaat. Dan moet zij de bus nemen en rijdt ze 30 minuten om geld af te halen en 30 minuten om nadien naar huis terug te keren.

 

Mijnheer de minster, een belangrijk en kwetsbaar deel van onze bevolking voelt zich in de steek gelaten: ouderen, digitaal minder geletterden, mensen zonder toegang tot elektronica of internet. Bankautomaten verdwijnen, bankkantoren verdwijnen en wat er overblijft wordt meer en meer betalend.

 

Wat lees ik ondertussen in de krant? Ik citeer: “ING heeft zijn winst het afgelopen kwartaal bijna vervijfvoudigd.” De bank heeft ook aangekondigd na september miljarden te zullen uitkeren aan zijn aandeelhouders. ING is bovendien niet alleen, alle grootbanken hebben torenhoge winsten gemaakt tijdens de eerste jaarhelft, ondanks de lockdown.

 

Ondertussen zijn er plannen. Uzelf, mijnheer de minister, hebt een charter afgesloten met de bankensector voor een basisdienstverlening. De banken zelf hebben een plan gemaakt voor een verdeling en een verspreiding van de bankautomaten. Mijnheer de minister, beide plannen zijn voor ons onvoldoende. Het bankautomatenplan komt neer op een forse daling van het aantal automaten en de basisdiensten zijn te gering voor een te hoge prijs. Wij moeten meer durven te vragen van de banken.

 

Bent u bereid om opnieuw met de banken rond de tafel te zitten en meer te eisen voor die kwetsbare groep inwoners?

 

07.06 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, dames en heren parlementsleden, het Batopin-project is bijzonder verontrustend. Het kan niet garanderen dat elke Belg vlot toegang heeft tot een bankautomaat. Dat is problematisch. Dat gaat niet. U mag er zeker van zijn dat mijn collega's en ik deze kwestie op de voet volgen.

 

Monsieur Prévot, il n'y a donc pas de complicité de la part du gouvernement. Que du contraire! J'y reviens dans quelques instants.

 

Comme vous le savez, début de ce mois, Batopin a déposé un nouveau projet à la suite notamment de ma réaction négative concernant leur premier plan de dispersion des distributeurs bancaires. Nous avions eu l'occasion d'en débattre ici au sein de cette Assemblée. Malheureusement, je dois constater qu'il n'y a eu que de très légères améliorations entre ce projet et celui qui m'a été présenté en juin dernier. C'est un premier pas mais c'est un premier pas insuffisant. Ik ben het eens met u, mijnheer Vanbesien.

 

Il est, en effet, essentiel de garantir l'accessibilité aux services financiers à chaque citoyen où qu'il habite en Belgique et quelle que soit sa maîtrise des outils digitaux et informatiques. Cette question des distributeurs est en particulier importante pour celles et ceux qui n'ont pas ces compétences ou qui n'ont pas la possibilité de gérer leurs affaires bancaires en ligne et aussi pour celles et ceux qui ne peuvent pas se déplacer facilement. Malheureusement, ce sont régulièrement les mêmes personnes qui éprouvent ces deux types de difficultés.

 

Samen met mijn collega's Vincent Van Peteghem en Eva De Bleeker zal ik Batopin, Jofico en Febelfin interpelleren. Dergelijke gemeenschappelijke projecten kunnen de kosten van automaten voor banken verminderen, daarvan ben ik overtuigd, maar ze mogen de toegankelijkheid en de kwaliteit van de financiële dienstverlening niet in het gedrang brengen.

 

Je pense qu'il faut le répéter ici. Les banques ont effectivement un devoir vis-à-vis de la société, de leurs clients et donc de tous les citoyens.

 

Er ligt ook een brief klaar die gericht is aan de gouverneur van de Nationale Bank. Ik geef hem de opdracht om een eventuele verhoging van de interbancaire tarieven te analyseren. Zoals u weet, moeten banken vergoedingen betalen wanneer hun klanten geld opnemen uit een geldautomaat van een andere instelling. Hoe hoger die vergoedingen zijn, hoe meer de banken worden gestimuleerd om over een uitgebreid netwerk van geldautomaten te beschikken.

 

Je souhaite donc analyser l'opportunité de réguler et d'augmenter la commission interbancaire afin de freiner la réduction du nombre de distributeurs. Il s'agit bien entendu d'un système qui reste incitatif. Il récompensera les banques ayant un réseau de distributeurs important et pénalisera les autres banques, mais il ne faut évidemment pas que cette augmentation soit répercutée sur les clients, et croyez bien que j'y veillerai!

 

J'ai donc demandé à la Banque nationale d'analyser cette question afin de déterminer si cette solution est envisageable, et quelles peuvent en être les conséquences. J'ai également demandé à la Banque nationale de formuler des propositions de remplacement.

 

Comme vous, je viens, en outre, d'apprendre que certaines institutions bancaires – dont KBC, pour ne pas la citer – envisagent de faire payer les retraits d'argent aux distributeurs du réseau Batopin, alors même que KBC est membre de ce réseau. J'en suis extrêmement choqué, et j'ai immédiatement réagi auprès de la KBC et de Febelfin pour dénoncer ce fait et demander des explications. Cette décision est, en effet, contraire à la Charte sur le service bancaire universel et au gentlemen's agreement conclu par les banques, qui prévoit notamment 24 retraits gratuits par an dans la banque du client ou au sein de son réseau.

 

Madame Dierick, je suis d'accord avec vous: cela ne va pas! Il est temps que les banques respectent à la fois leurs engagements, les lois et surtout leurs clients. Croyez bien qu'avec mes collègues, Vincent Van Peteghem et Eva De Bleeker, nous allons faire en sorte que ce soit le cas.

 

07.07  François De Smet (DéFI): Merci, monsieur le ministre pour votre réponse. J'éprouve une frustration parce que je n'ai pas reçu de réponse au sujet de l'accord avec bpost. Si vous voulez m'interrompre, allez-y!

 

07.08  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, si vous me le permettez, j'ai effectivement omis de répondre à M. De Smet et je m'en excuse. J'ai omis de vous dire que, dans le contrat de gestion, nouvelle version, tel qu'il a été récemment négocié et approuvé par le gouvernement, à savoir début juillet si mes souvenirs sont bons, figure l'obligation pour la poste de garantir la présence d'un distributeur de billets dans les communes qui n'en disposent pas. Un point de retrait et de dépôt figurent dans ce contrat de gestion. Toutes mes excuses pour avoir omis de vous répondre.

 

07.09  François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Vous avez donc un plan B. Pour le reste, je prends note de votre indignation et de votre engagement. Nous comptons sur vous. Cette histoire peut sembler anecdotique mais elle ne l'est pas du tout. Ce n'est pas une question de génération comme certains semblent le croire. Ce n'est pas non plus nécessairement une question de villes et de campagnes. Cinq kilomètres à la ronde en pleine ville pour trouver un Bancontact, c'est aussi très loin. C'est in fine une question de droit et de sécurité. On a le droit d'utiliser de l'argent liquide et on a aussi le droit d'avoir peur d'être hacké en ligne lorsqu'on effectue certaines opérations. Il est donc vraiment temps que les banques, qui ont tout de même été sauvées en 2008 grâce à l'État, se souviennent un peu plus de la responsabilité sociétale qui est la leur dans l'octroi d'un service bancaire de base. Je vous remercie de continuer à y veiller.

 

07.10  Maxime Prévot (cdH): Monsieur le ministre, j'ai bien entendu vos réponses. Vous dites aujourd'hui que ça ne va pas mais vous confessez avoir déjà montré le gros doigt sans beaucoup de succès jusqu'à présent. Pourquoi croire que tout d'un coup cela ira mieux? J'ose espérer, de surcroît d'un ministre qui vient d'une région rurale et touristique et qui sera certainement la plus pénalisée en l'absence de distributeurs, que vous allez mettre les mains dans le cambouis, convoquer tout le monde et obtenir des résultats. Car il ne faudra pas aller ensuite pleurnicher sur les plateaux télévisés en constatant l'augmentation des votes pour l'extrême gauche ou l'extrême droite alors même que l'on contribue par ce genre de décision à la désertification accrue d'une série de zones rurales. Après les gares, les postes, les médecins qui se font rares, les transports publics également, on rajoute une couche avec les distributeurs de billets. Les zones rurales vont être délaissées et les zones urbaines vont connaître des files, des files, des files, ce qu'elles ne souhaitent pas. Il est temps d'avoir un sursaut et on compte sur vous pour cela.

 

07.11  Leen Dierick (CD&V): Dank voor uw uitgebreide antwoord. Ik ben tevreden dat u beklemtoont dat ook voor u en uw collega's het Batopin-project geen voldoening geeft, en dat er opnieuw wordt onderhandeld. De doelstelling van die onderhandelingen is heel helder: cashgeld moet toegankelijk blijven voor iedereen, ook voor minder mobiele mensen of mensen die in afgelegen gebieden wonen. Het is onaanvaardbaar dat er geen toegang meer is tot cashgeld.

 

Eén bankautomaat per vijf kilometer en per gemeente is voor CD&V het absolute minimum. Bovendien moeten die automaten ook aan een aantal voorwaarden voldoen: 24/24-beschikbaarheid, centraal gelegen zijn en goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. We moeten ook creatief zijn: cash in shop of cash back kunnen bijvoorbeeld met de ondernemers verder onderzocht worden. Iedereen moet hierin zijn verantwoordelijkheden nemen, maar in eerste instantie toch wel de banken.

 

Tot slot moet, naast de toegankelijkheid, uiteraard ook de betaalbaarheid gevrijwaard worden. De gewone man in de straat mag de dupe niet zijn van efficiëntieoefeningen van de banken. Betaalbare bankdiensten in ieders nabijheid (…)

 

07.12  Kathleen Verhelst (Open Vld): Dank u wel voor uw antwoorden. Ik ben tevreden dat dit herbekeken zal worden. Ik hoor veel over de consumenten, maar ik wil ook meegeven dat vele lokale ondernemers, kruideniers, kappers, elke dag hun geld naar de bank moeten brengen of het moeten meenemen naar huis.

 

Dat blijft een onveilige situatie. Als hun onderneming ver van de bank gelegen is, creëren wij misschien andere onveilige situaties die wij nu over het hoofd zien. Gelieve dit dus compleet te herbekijken.

 

07.13  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ook ik dank u voor uw antwoorden.

 

Wat het huidige plan van Batopin betreft, is dit onze input die wij u meegeven voor uw verdere gesprekken: bankautomaten moeten daar staan waar zij nodig zijn. Dat is tussen de mensen. De regel in één automaat te voorzien binnen een straal van 5 kilometer, is een regel die werd overgenomen uit Nederland. Die werkt misschien wel in Nederland, maar onze ruimtelijke ordening is helemaal anders. Wij moeten daar dus op een andere manier mee omgaan.

 

Vandaag staat er reeds op de meeste plaatsen een automaat binnen een straal van 5 kilometer, maar toch zijn er vele woonkernen die er geen hebben. Elke woonkern verdient een automaat. Dat is de echte manier om automaten te verdelen en te spreiden.

 

Het huidige plan is een plan om het grootste deel van de automaten weg te nemen. De verliezers zijn onze inwoners. Vaak gaat het om een kwetsbare en minder mobiele groep. Dat is zo in de kleinere gemeenten in Vlaanderen en Wallonië, maar ook in bepaalde wijken van onze grote steden, van Antwerpen over Brussel tot Luik. Et Namur, monsieur Prévot.

 

Kortom, beste collega's, wij moeten meer durven te vragen van onze banken. Zij hebben een belangrijke sociale verantwoordelijkheid en zij moeten die verantwoordelijkheid ook opnemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De aanpak van de verzekeraars na de overstromingen" (55001894P)

- Julie Chanson aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De aanpak van de overstromingen en het verzekeringenvraagstuk" (55001896P)

- Anneleen Van Bossuyt aan Eva De Bleeker (Begroting en Consumentenbescherming) over "De uitbetaling van de waterschade als gevolg van de overstromingen" (55001901P)

08 Questions jointes de

- Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'approche adoptée par les assureurs après les inondations" (55001894P)

- Julie Chanson à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La gestion des inondations et la question des assurances" (55001896P)

- Anneleen Van Bossuyt à Eva De Bleeker (Budget et Protection des consommateurs) sur "L'indemnisation des dégâts des eaux causés par les inondations" (55001901P)

 

08.01  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de minister, paddenstoelen op de muur, schimmels aan het plafond, dat gebeurt niet aan de andere kant van de wereld maar hier in ons land. Wat vandaag opmerkelijk is, is dat hier tientallen vragen aan de orde zijn, maar dat er slechts één debat gaat over de mensen in Wallonië. De betrokkenen zitten er nog altijd volop in de miserie. Het lijkt alsof de Wetstraat in een ander land ligt. Wij mogen het leed daar niet vergeten. Ik toon het u graag. (Het Kamerlid toont foto's.) Zo zien de huizen er op het moment uit, met schimmel op de muren. Wat is het plan om de slachtoffers concreet te helpen?

 

De huidige regering heeft de gezondheidscrisis goed aangepakt, maar het is nu tijd om op de ingeslagen weg voort te gaan en ook de klimaatcrisis aan te pakken en de slachtoffers ginder te helpen. Mocht u nu langsgaan in de huizen, dan zou u vaststellen dat de schimmel er nog steeds op de muren zit. In Duitsland is dat niet het geval en in Nederland ook niet. Hier hebben mensen een overstroming overleefd, waarna ze nu al maandenlang in levensgevaarlijke omstandigheden moeten leven.

 

Wij kunnen ons afvragen waarom zij de schimmels niet gewoon verwijderen. Dat is toch evident? Het antwoord is eenvoudig, simpel en pijnlijk. Zij durven dat niet doen uit vrees dat de verzekeraar niet tussen zal willen komen. Dat is ook de realiteit. Maanden later hebben heel veel gezinnen immers nog steeds geen verzekeraar gezien, wonen heel veel gezinnen nog steeds in ongezonde omstandigheden en hebben zij zelfs pas in november een afspraak, met de winter vlak voor de deur.

 

Die foto's zeggen toch genoeg en tonen toch ampel aan dat de woningen onbewoonbaar zijn? Wie die foto's ziet, kan toch niet concluderen dat verzekeraars niet tussen moeten komen? Die foto's zijn toch voldoende als bewijs? Dat lijkt mij vrij evident. De verzekeraars zouden op basis van die foto's in actie moeten kunnen schieten in plaats van de slachtoffers in de steek te laten.

 

Mijnheer de minister, zult u, ten eerste, de verzekeraars verplichten hun werk te doen en op basis van foto's te werken?

 

Ten tweede, waar is de urgentie? Ik heb al heel veel vragen ingediend over het thema. Ik voel de urgentie. Ik hoop dat u ze ook voelt. Wanneer krijgen de slachtoffers eindelijk een antwoord?

 

08.02  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, les terribles inondations que notre pays a connues en juillet dernier étaient inédites. Elles ont eu des conséquences dramatiques: quarante vies balayées, deux cents communes touchées et des milliers de sinistrés. Comme ma collègue vous l'a dit, de Knokke à Maaseik, d'Andenne à Trooz, en passant par ma commune, Theux, la vôtre, monsieur le ministre, Rochefort, ou encore Wetteren, à l'heure où je vous parle, certains Belges ont tout perdu et ne peuvent plus dormir chez eux.

 

Monsieur le ministre, le fédéral a sa part de responsabilité à jouer aujourd'hui dans la nouvelle phase qui arrive, la phase de reconstruction. Les attentes des citoyens sont grandes. Il en va tout simplement de notre responsabilité politique mais aussi morale. Face à cette catastrophe, nous devons mettre en place un mécanisme de solidarité exceptionnel, au-delà des frontières linguistiques, une solidarité à la hauteur de celle que nous avons pu observer sur le terrain les premiers jours et les premières semaines de la crise qui s'est ensuivie.

 

En première ligne, je voudrais attirer votre attention sur la question des assurances. Une loi fédérale limite actuellement l'enveloppe (et l'ampleur) selon laquelle les organismes d'assurance peuvent intervenir. Sur le terrain, un seul constat s'impose: celui de la catastrophe. On déplore encore trop peu d'experts, des évaluations bâclées, une sous-estimation des dégâts engendrés, une mauvaise communication avec les familles sinistrées mais aussi des procédures très longues et pesantes.

 

Quel sens cela a-t-il aujourd'hui, monsieur le ministre, de demander à une famille qui a tout perdu la facture de son frigo? Et encore, je ne vous parle ici que des sinistrés qui sont assurés. Il y a aussi ceux qui doivent choisir entre souscrire un contrat d'assurance ou aller avec leurs enfants chez le dentiste.

 

Monsieur le ministre, ne laissons pas ces citoyens au bord du chemin! Chaque sinistré a besoin d'une réponse forte du monde politique, à chaque niveau, à chaque étage de la maison Belgique, n'en déplaise à certains!

 

La Région wallonne a pris ses responsabilités. À notre tour de répondre présent à l'urgence.

 

Monsieur le ministre, que pouvez-vous dire aux sinistrés qui se tournent légitimement vers nous, vers le pouvoir fédéral? Que comptez-vous mettre en œuvre?

 

J'espère que vous pourrez m'apporter des réponses satisfaisantes.

 

08.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, de overstromingen van juli waren ongezien. Ze hebben heel veel leed berokkend, in de eerste plaats heel veel menselijk leed maar ook heel veel materieel en financieel leed. Veel slachtoffers zitten ook met heel veel vragen: hoe zit het met mijn verzekering; hoeveel vergoeding krijg ik; wanneer zal ik die vergoeding ontvangen? Zij hebben antwoorden nodig om hun leven opnieuw te kunnen opbouwen.

 

Veel slachtoffers hebben hun bezittingen letterlijk zien wegstromen. Anderen hebben nog bezittingen, maar die zijn er heel slecht aan toe. Sommige huizen zijn onbewoonbaar. Andere huizen worden nog bewoond, maar zijn er heel slecht aan toe. Daardoor leven veel slachtoffers in heel ongezonde en zelfs erbarmelijke omstandigheden.

 

Mevrouw Depraetere toonde foto's van een huis waar er paddenstoelen op de vochtige muren groeien, maar zo zullen er vele zijn.

 

Dan komen de verzekeringsexperts langs die de schade vaststellen. Als de mensen geluk hebben, is dat al gebeurd. Bij velen is dat nog niet het geval. Sommige slachtoffers hebben de middelen om een tegenexpertise te vragen. Uit getuigenissen blijkt dat men in de tegenexpertise soms schade vaststelt die driemaal zo veel bedraagt als de eerste expertise. Een tegenexpertise kost al snel 1.000 euro. Niet iedereen heeft daarvoor de middelen. Dat is nog maar één aspect van de werkwijze van verzekeraars dat de wenkbrauwen doet fronsen.

 

Mijnheer de minister, ik heb een eenvoudige maar duidelijke vraag voor u. Neemt u uw verantwoordelijkheid op en zult u ervoor zorgen dat de slachtoffers van de onderstromingen zo snel en zo correct mogelijk zullen worden vergoed?

 

08.04 Minister Pierre-Yves Dermagne: Ik ben niet verbaasd over de foto die werd getoond.

 

Ce sont des photos qui pourraient avoir été prises dans ma commune. Comme vous le savez, elle fut particulièrement frappée par ce terrible épisode des inondations. Et elle l'est encore aujourd'hui, vu la situation qui perdure et la difficulté à pouvoir répondre à tous les besoins – qui sont extrêmement nombreux.

 

Dans les premières heures qui ont suivi la crise, je dois vous dire que les compagnies d'assurance ont répondu présent, mais en étant confrontées à une situation jamais vue dans notre pays. Malgré leur bonne volonté et leur engagement, elles ont été dépassées et le sont encore aujourd'hui. Nous devons donc rester attentifs à ce fait, en particulier par égard pour les personnes sinistrées.

 

Comme vous l'avez évoqué, nous devons prendre nos responsabilités, quel que soit le niveau de pouvoir. Je parle ici devant notre ministre des Finances, qui peut attester que, dans les premières heures qui ont suivi les inondations, le gouvernement fédéral a pris ses responsabilités, en concluant des accords de principe relatifs à la réduction de la TVA pour les opérations de nettoyage, de déconstruction et de reconstruction, ainsi qu'à la déductibilité des dons envoyés aux Fonds régionaux des calamités et à d'autres organismes. Sur d'autres plans, le chômage temporaire pour ce qui me concerne, nous avons tout entrepris pour que les dispositifs en vigueur puissent bénéficier aux victimes des inondations. Je pourrais aussi parler du droit passerelle, porté par le ministre des Classes moyennes et des Indépendants. Il en va de même pour certaines allocations et la nécessité de neutraliser le statut de cohabitant pour les personnes qui sont accueillies dans un autre foyer. Bref, dans l'urgence, nous avons pris nos responsabilités.

 

Comme je l'ai fait tout à l'heure dans mon discours, je dois mentionner les services de secours, tant au niveau de la police fédérale et de la Protection civile que de la Défense. Ce soutien a-t-il été suffisant ou pas? Nous en discuterons dans les prochains jours et les prochaines semaines.

 

Mais, je vous le dis ici, la volonté du gouvernement fédéral, c'est de prendre sa part dans cet effort, que ce soit en Wallonie ou en Flandre. Il est bien entendu que, si cette catastrophe était intervenue plus durement en Flandre, la position aurait été la même et j'aurais été le premier à défendre cela.

 

Wat de vergoeding van de verzekerde personen betreft, voorziet de wet in een plafond van de individuele tussenkomst per verzekeraar. Die plafonds werden nu voor het eerst overschreden. Gezien de omvang van de ramp hebben de Gewesten en Assuralia besloten om de financiële inspanningen te delen.

 

In augustus 2021 werd er een akkoord bereikt tussen het Waalse Gewest en Assuralia. Daardoor kunnen de betrokken personen 100 % schadeloos worden gesteld, conform de voorwaarden van hun verzekeringsovereenkomst.

 

De verzekeraars verdubbelen de individuele wettelijke plafonds tot iets meer dan 590 miljoen euro. Om een volledige vergoeding mogelijk te maken, zal de tussenkomst van de verzekeraars worden aangevuld met die van het Waalse Gewest wanneer de schadekosten het verdubbelde plafond overschrijden.

 

En d'autres termes, la Région wallonne prendra en charge la différence entre l'intervention des assureurs et les montants nécessaires pour payer 100 % des dommages couverts par l'assurance incendie-risques simples, ce qui n'aurait pas été le cas de par le dépassement de ce plafond. Entre-temps, un accord a été conclu entre la Région flamande et Assuralia ainsi qu'entre la Région de Bruxelles-Capitale et Assuralia. Il était essentiel que les personnes touchées soient aidées correctement.

 

Sur le terrain, on rencontre encore énormément de difficultés dans les relations entre les personnes sinistrées et les assureurs ou les courtiers, notamment en raison du manque de disponibilité des experts ou des contre-experts. Il s'agit réellement d'un élément problématique aujourd'hui. Nous devons tout faire pour accélérer ce processus et simplifier les procédures. C'est un élément essentiel car, quand on voit les photos et les images, certaines situations ne nécessitent pas forcément la présence d'un expert ou d'un contre-expert. On doit pouvoir octroyer davantage de facilités afin que les personnes sinistrées soient plus rapidement et plus justement indemnisées. Je peux vous assurer que j'y veillerai en tant que ministre responsable de la partie assurances.

 

J'essaie également d'informer les personnes concernées de leurs droits et obligations par le biais du Service public fédéral (SPF) Économie et de l'Autorité des services et marchés financiers (FSMA), avec laquelle nous avons ouvert le chantier de la révision de cette loi, en partenariat avec la Banque nationale. Dans le cadre de ce partenariat, nous devons tenir compte de ce qui s'est passé et améliorer les choses. Nous devons également faire en sorte que les contrats d'assurances soient plus clairs, plus lisibles, et que les personnes assurées soient bien conscientes de l'étendue de leur couverture ainsi que de leurs droits et obligations.

 

08.05  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de minister, u bent nog behoorlijk vriendelijk geweest voor de verzekeraars. U zegt dat ze overspoeld werden en dat is uiteraard waar, maar iedereen werd overspoeld. Dat geldt ook voor de vrijwilligers, de gemeentebesturen, de overheden, de hulpverleners; ze werden allemaal overspoeld maar toch hebben ze een grote solidariteit getoond om zo snel als mogelijk op het terrein te doen wat nodig was.

 

Aan de verzekeraars vragen we zelfs geen solidariteit, we vragen gewoon dat ze hun werk doen en dat ze snel doen wat nodig is. Bij de vorige vergadering rond 15 juli waren de overstromingen net gebeurd. We hebben er toen over gedebatteerd en we doen dat nu, twee maanden later, opnieuw. Wij zitten in een warme, droge zaal maar de slachtoffers worden nog steeds geconfronteerd met schimmel op de muren.

 

Alle opgesomde maatregelen zijn uiteraard zeer goed, maar er moet vooral snel gehandeld worden. Daarom ben ik blij dat u de oproep onderschrijft om naar manieren te zoeken om sneller te kunnen handelen, bijvoorbeeld door foto's als bewijslast te gebruiken. Dat lijkt me zeer belangrijk, zodat de betrokkenen weer in een gezond gerenoveerd huis kunnen wonen.

 

08.06  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie. Vous avez donné la liste d'une série de mesures prises au cours des premières heures et des premiers jours, mais aussi plus récemment. Je constate maintenant que le fédéral est aux côtés des sinistrés, ce pour quoi je vous remercie.

 

Néanmoins, à une catastrophe d'ampleur, il convient d'apporter une réponse d'ampleur. Le fédéral a donc encore sa part de responsabilité à prendre dans les prochains jours et les prochaines semaines. C'est la raison pour laquelle nous devons réfléchir collectivement à convoquer les organismes d'assurances, en commission, à la Chambre, pour obtenir des réponses non développées à ce stade.

 

Par ailleurs, le fédéral est face à un autre enjeu. J'ai précisé que la Région avait pris sa part de responsabilité, mais nous avons encore besoin de réponses relatives à la gestion de la crise. En effet, la phase fédérale a engendré de nombreuses questions. La ministre Verlinden a transmis un certain nombre d'informations, mais le temps de l'analyse s'avèrera nécessaire dans les prochaines heures.

 

08.07  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, het gaat om een ongeziene ramp met ongeziene gevolgen en ik hoop dan ook oprecht op een ongeziene medewerking van de verzekeraars. Ik reken erop dat u uw verantwoordelijkheid opneemt om daar mee voor te zorgen. U kondigt heel veel maatregelen aan, zoals de verhoging van de plafonds, en dat is heel goed, maar die maatregelen moeten ook in de praktijk worden toegepast. Het is aan de verzekeraars om dat te doen en aan u om erop aan te dringen dat zij dat effectief doen.

 

De tijd speelt ook een heel belangrijke rol, want het gaat uiteindelijk over twee heel fundamentele zaken, namelijk gezondheid en een dak boven het hoofd. Veel slachtoffers leven vandaag in erbarmelijke omstandigheden, dus neem uw verantwoordelijkheid alstublieft op en zorg ervoor dat de slachtoffers van de overstromingen zo correct en zo snel mogelijk worden vergoed.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De subsidies voor fossiele brandstoffen" (55001880P)

09 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les subventions aux énergies fossiles" (55001880P)

 

09.01  Kris Verduyckt (Vooruit): De afgelopen maanden werden we met onze neus stevig op de feiten gedrukt. Het internationale klimaatrapport bevatte verwittigingen, er waren scheuren in huizen na de droogte, en dan moest die verschrikkelijke watersnood in Limburg en Wallonië nog komen. De klimaatopwarming is nooit zo tastbaar geweest in onze samenleving. Tijdens de gezondheidscrisis hebben we getoond dat deze regering twee zaken tegelijk kan. We moeten in de klimaatcrisis nu voor onze slachtoffers zorgen en we moeten in de klimaatcrisis beleid maken dat ervoor zorgt dat de impact van rampen in de toekomst minder groot is. Daarvoor is het wel belangrijk dat we elkaar in de ogen kijken. Dat is een van de redenen waarom Vooruit heeft opgeroepen tot een speciale ministerraad rond klimaat. We moeten vooral samen nadenken hoe we klimaatbeleid krachtdadig, rechtvaardig, maar ook eerlijk voor de mensen en logisch kunnen maken. In België worden miljarden euro's aan subsidies uitgegeven aan producenten van fossiele brandstoffen, op een moment dat de energiefacturen stijgen en dat huizen niet geïsoleerd raken in de deelstaten. Dat is niet logisch. Voor Vooruit zijn er geen taboes in dit debat. Voor Vooruit is het vooral belangrijk om goede resultaten te bereiken.

 

Zal u ons pleidooi steunen voor het beëindigen van de miljardensteun aan fossiele brandstoffen? Als we daar morgen mee willen stoppen, moeten we daar immers vandaag mee beginnen.

 

09.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Verduyckt, bedankt voor uw vraag. Collega's, als we iedereen willen meekrijgen in de energietransitie, die inderdaad erg belangrijk is, dan moeten we ervoor zorgen dat de duurzame alternatieven, de duurzame energiebronnen interessanter worden dan de vervuilende. Zo staat het in het regeerakkoord.

 

Als we spreken van groenere fiscaliteit, betekent dat ook het stelselmatig afbouwen van de subsidies aan fossiele brandstoffen. Dat is niet meer dan logisch. Het is trouwens ook een engagement dat opgenomen is in het Nationale Energie- en Klimaatplan.

 

Ik ga hier dan ook mee aan de slag. Ik ben een man van mijn woord. Natuurlijk moeten we dat doen binnen een Europees kader. Dat is een belangrijk element. Als we morgen in België zeggen dat we de kerosine zullen belasten, dan mogen we er zeker van zijn dat alle vliegtuigen waarschijnlijk in het buitenland zullen gaan tanken. Zo komt er geen enkele euro aan extra taksen binnen.

 

Ik ben er inderdaad wel een voorstander van om die subsidies af te bouwen. Zoals u zelf ook heeft aangehaald, wil ik niet dat we de factuur zomaar doorschuiven naar de gezinnen. Dat wil ook zeggen dat we, als we de fossiele brandstoffen duurder willen maken, de lasten ergens anders zullen moeten gaan verlagen.

 

Wat u aanhaalt, is immers juist. We hebben een inventaris gemaakt van alle subsidies die we geven aan fossiele brandstoffen. Dat is een bedrag van 11 miljard euro aan directe subsidies. Het gaat over grote bedragen. Dat moeten we dus op het Europese niveau aanpakken. Daar staat u ook achter, vermoed ik. We moeten daar natuurlijk wel op een eerlijke manier mee omgaan. Dat betekent voor mij twee zaken. Ten eerste moeten we niet denken dat we de 11 miljard die we geïdentificeerd hebben morgen meteen al in onze begroting zullen kunnen gebruiken. Ten tweede zitten er bij de subsidies ook heel wat sociale tarieven. Die moeten we natuurlijk niet zomaar gaan wegnemen. Dat is niet de weg die we moeten bewandelen. We moeten dat op een doordachte manier doen, met een sociale toets. We moeten kijken naar de koopkracht van onze gezinnen en naar het concurrentievermogen van onze bedrijven.

 

Als we een echt succes willen maken van de energietransitie, dan moeten we de tijd nemen om de aanpassing mogelijk te maken en moeten we er uiteraard voor zorgen dat iedereen meestapt in dat verhaal. Daarvoor moeten we kijken naar de koopkracht en het concurrentievermogen. Als we dat niet doen, is dat de beste manier om ervoor te zorgen dat we de energietransitie niet waar kunnen maken. Het is mijn overtuiging dat het zo moet gebeuren, en ook die van de regering.

 

09.03  Kris Verduyckt (Vooruit): Dank voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het is inderdaad een heel belangrijk debat. Ik begrijp ook dat er heel veel facetten aan verbonden zijn en dat het heel moeilijk is om dit hier vandaag op enkele minuten tijd te bespreken. Ik haal uit uw antwoord wel dat het keerpunt er absoluut moet komen, ook al moeten er misschien op het Europese niveau afspraken daarover gemaakt worden.

 

Op de internationale VN-top zei Boris Johnson gisteren dat we, wat het klimaatbeleid betreft, absoluut een keerpunt nodig hebben, en dat we, wat de opwarming van de aarde betreft, volwassen moeten worden. Welnu, volwassen beleid betekent voor mij dat een regering of een overheid haar investeringen, de manier waarop subsidies worden besteed en het land wordt georganiseerd moet afwegen om te zien of ze in lijn liggen met onze strijd tegen de opwarming van de aarde. Dat is wat er gedaan moet worden. Samen met alle andere regeringspartijen reken ik op u, als een partner, want voor Vooruit is dit bijzonder belangrijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Gaby Colebunders aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verlaging van de btw op energie van 21 naar 6 %" (55001892P)

10 Question de Gaby Colebunders à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'abaissement de la TVA sur l'énergie de 21 à 6 %" (55001892P)

 

10.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, de energieprijzen gaan door het dak. De prijs van elektriciteit is met 50 % gestegen, die van gas zelfs met 100 %. Weet u welke impact dat heeft op onze gezinnen? Ik zal het u zeggen. Voor een gemiddeld gezin is dat 1.000 euro per jaar extra voor elektriciteit. 1.000 euro! Voor gas zelfs 1.600 euro extra! Voor heel veel mensen is dat gewoon niet meer te betalen.

 

We moeten eerlijk zijn, het afgelopen jaar is het leven een pak duurder geworden. Voor veel mensen is het zelfs een heel pak duurder geworden, zeker met een regering die maximaal 0,4 % loonsverhoging in haar plan heeft ingeschreven.

 

Ik weet niet of u het zich nog herinnert, mijnheer de minister, maar ik stond hier voor de zomer al voor u met mijn betoog over de impact van de coronawerkloosheid. U kijkt me niet aan, dus het zal nog altijd op uw lever liggen. Ook nu worden dezelfde mensen getroffen en zullen ze een paar honderd euro extra voor hun energie moeten betalen. Die mensen zijn ongerust, want ze krijgen mails van hun energieleverancier met de melding dat de voorschotten worden verhoogd, want anders zullen ze er niet aan uit geraken. Zij begrijpen dat niet. Begrijpt u het?

 

Mijnheer de minister, hoeveel btw betaalt u op champagne? Dat is 21 %. Weet u hoeveel de btw op kaviaar bedraagt? 21 %. Weet u hoeveel op elektriciteit? Alweer een winnaar, dat is ook 21 %. De mensen begrijpen gewoon niet dat men evenveel btw moet betalen op een basisrecht zoals elektriciteit als op luxeproducten. Maak u echter niet ongerust, mijnheer de minister, wij hebben weer de oplossing: verlaag de btw naar 6%, dat scheelt al meteen 300 euro op de factuur.

 

Daarom een heel belangrijke vraag aan u, mijnheer de minister. Gaat u ermee akkoord om als minister van Financiën de btw te verlagen naar 6%?

 

10.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Colebunders, elektriciteit is inderdaad geen luxeproduct. Ik ben mij ervan bewust dat de pieken in de energieprijzen voor veel consumenten een stevige hap uit hun maandelijks budget betekenen.

 

Een btw-verlaging als reactie op de huidige prijzen is echter geen goed idee. Er zijn daarvoor een aantal redenen.

 

Een eerste reden is dat zo'n algemene btw-verlaging ook een korting geeft aan wie elektriciteit net gebruikt om luxueuzer te leven. Het is geen kleine korting, het is zelfs een heel grote korting. Bovendien zou hun dat ook geen enkele incentive geven om energiezuiniger te leven.

 

Een tweede reden is dat er geen enkele garantie is dat een btw-verlaging volledig op de energiefactuur van de klanten terechtkomt. Het kan namelijk niet worden uitgesloten dat een dergelijke btw-verlaging wordt gebruikt om de winstmarges te verhogen.

 

Een derde reden - en ik denk dat dit ook voor u geen onbelangrijk argument is -, er mag ook niet uit het oog worden verloren dat een btw-verlaging op elektriciteit zorgt voor een vertragende indexering van de lonen aan de levensduurte.

 

Met dat alles in het achterhoofd, samen met de vaststelling dat een btw-verlaging bovendien een belangrijke weerslag heeft op de begroting, onderstreep ik dat we daar niet lichtzinnig mee mogen omspringen. Dat neemt niet weg dat de regering niet aan die evolutie voorbij kan gaan en dus op korte termijn concrete maatregelen moet onderzoeken om de elektriciteitsfactuur betaalbaar te houden. We zijn daarmee bezig en we hopen snel met maatregelen naar u te kunnen komen.

 

10.03  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, morgen ga ik naar de betoging waarvan sprake, samen met enkele andere parlementsleden hier. Ik mag er op het podium de vakbonden toespreken en ik ben daar fier op. Maar moet ik hun nu echt zeggen dat ze enkel opslag kunnen krijgen als het leven eerst duurder wordt? Dat is immers volgens u de impact van een btw-verlaging. Weet u wel waarover u spreekt, mijnheer de minister? Weet u dat wel? U zegt dat zo'n verlaging geen eerlijke belasting is, omdat de impact ervan niet voor iedereen dezelfde is. Sorry, mijnheer de minister, de 1 % consumenten met een met elektriciteit verwarmd zwembad weegt niet op tegen de overige 99 %. Als u echt eerlijke belastingen wil, dan heb ik een goede oplossing in mijn lade liggen, namelijk de miljonairstaks van de PVDA.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Questions jointes de

- Philippe Pivin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les agressions et violences persistantes vis-à-vis des policiers" (55001886P)

- Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La procédure judiciaire accélérée en cas de violences contre la police" (55001890P)

- Franky Demon à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les violences contre la police" (55001893P)

- Eric Thiébaut à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La violence contre les forces de police" (55001895P)

- Question de Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les violences persistantes à l'égard d'agents de police" (55001878P)

11 Samengevoegde vragen van

- Philippe Pivin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanhoudende uitingen van agressie en geweld tegen politieagenten" (55001886P)

- Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het snelrecht voor geweld tegen de politie" (55001890P)

- Franky Demon aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het geweld tegen de politie" (55001893P)

- Eric Thiébaut aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het geweld tegen de politiediensten" (55001895P)

- Vraag van Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het aanhoudende geweld tegen politiemensen" (55001878P)

 

11.01  Philippe Pivin (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, encore une agression! Cette agression envers cinq policiers, dont trois sont aujourd'hui à l'hôpital, a eu lieu lors d'un banal contrôle routier. Chacun ici et ailleurs aura pu voir les images de cette policière qui convulse sur un trottoir d'une commune bruxelloise.

 

Monsieur le ministre, seule une décision judiciaire claire et rapide sera la juste réponse pour lutter contre l'impunité et, surtout, montrer un soutien à nos policiers.

 

Voici un an, je plaidais pour une réforme d'une circulaire des procureurs généraux de 2017 pour précisément garantir une réponse judiciaire systématique contre les faits d'agression des détenteurs de l'autorité. Vous y avez réagi. Vous y avez répondu par une directive, en vertu de laquelle on cesse de classer, de mettre sous le tapis les faits de violence qui généraient des incapacités de moins de quatre mois à l'encontre de nos policiers.

 

Monsieur le ministre, ce n'est pas une question rhétorique que je vais vous poser mais où en est cette directive un an plus tard? Est-ce vraiment la philosophie de cette circulaire de renvoyer au domicile de sa mère, même équipé d'un bracelet, l'auteur de cette agression? J'ai le plus profond respect pour nos magistrats, pour les décisions qu'ils prennent. Mais, mesdames et messieurs, chers collègues, mettons-nous un instant à la place de nos policiers!

 

Monsieur le ministre, certains parquets organisent des audiences thématiques "violences contre policiers". Tout est-il actuellement en place conformément aux termes de la circulaire rénovée? Avez-vous déjà procédé à une évaluation de la circulaire des procureurs généraux de 2017 rénovée? En l'espèce, avec le respect des principes de la séparation des pouvoirs, quel suivi judiciaire peut-on attendre à l'encontre de l'auteur de ces faits dans les prochains jours?

 

11.02  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik moet toegeven dat ik intussen de tel ben kwijtgeraakt. Voor de hoeveelste keer moeten wij hier staan om u vragen te stellen over geweld tegen de politie?

 

U predikt inderdaad nultolerantie en u gebruikt straffe praat. U verwijst naar de nieuwe rondzendbrief waardoor er geen seponering meer mogelijk is voor geweld tegen de politie wanneer de dader bekend is en het bewijs er is. Maar ik meen dat dit in de praktijk de daders niet zal afschrikken. Het enige dat hen kan afschrikken, is dat er effectief snel en kordaat gestraft wordt.

 

Laten wij het incident van de jongste dagen bekijken. Na amper één dag zit de dader thuis, met een enkelband en onder elektronisch toezicht weliswaar, maar de agenten zitten thuis, werkonbekwaam. Wat voor een signaal is dat eigenlijk?

 

U zegt dat de dader gestraft zal worden. Inderdaad, de effectieve straf zal nog volgen. Maar, mijnheer de minister, wanneer zal die effectieve straf volgen? Meestal gebeurt dat pas een jaar nadien. Zo gaat dat nu eenmaal in de praktijk. Dan moet de straf ook nog effectief worden uitgevoerd. De bevolking en de agenten moeten dat met lede ogen aanzien. Dat herstelt hun vertrouwen niet.

 

Voor een echt lik-op-stukbeleid is een echt snelrecht nodig. Ik heb het u al vaak gezegd, mijnheer de minister, wij hebben een voorstel ter zake klaarliggen. Ik nodig u uit dat voorstel eens te bekijken, ook al komt het van de oppositie. U moet dat niet doen voor de oppositie, maar u moet dat wel doen voor de politieagenten, voor wie wij respect hebben, en ook voor de bevolking.

 

Met het voorliggende voorstel inzake snelrecht zou het niet gebeurd zijn dat die man onder elektronisch toezicht naar huis werd gestuurd. Die man zou vastgehouden gebleven zijn en had ten laatste na 12 dagen berecht kunnen worden.

 

Mijnheer de minister, wanneer komt er eindelijk een echt snelrecht, zodat er snel een uitspraak komt en (…)

 

11.03  Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de voorzitster, daarnet is minister Van Peteghem ruim een halve minuut over zijn spreektijd gegaan, maar u hebt de microfoon niet uitgeschakeld. Ik heb de indruk dat collega Van Vaerenbergh daarnet na 11 seconden het woord ontnomen werd. Ik wens te protesteren tegen het gebruik van die twee maten en twee gewichten.

 

11.04  Franky Demon (CD&V): Mijnheer de minister, opnieuw werden we via de sociale media geconfronteerd met beelden van geweld tegen politiemensen. Wederom zijn degenen die dagelijks hun leven riskeren voor de veiligheid het mikpunt van ongefundeerde agressie. Dit moet stoppen. Als we werk willen maken van een samenleving waar veiligheid en geborgenheid centraal staan, dan moet het respect voor de politiediensten absoluut vooropstaan.

 

U hebt reeds stappen gezet om ervoor te zorgen dat de parketten dergelijke zaken van geweld niet meer seponeren. Dat is goed, maar mijns inziens moeten we een stap verder gaan. Als we een echt lik-op-stukbeleid willen voeren, moeten we ervoor zorgen dat de daders niet alleen worden gestraft, maar dat die straffen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.

 

Ik deel dan ook de verbazing van de politiemensen en de vakbonden dat de man die maandag in Molenbeek een patrouille aanviel en door de onderzoeksrechter werd aangehouden naar huis mocht gaan, weliswaar met een enkelband. Hij moet zeven dagen op zeven en vierentwintig uur op vierentwintig thuisblijven, maar dat is mijns inziens een verkeerd signaal ten aanzien van de politiemensen die werden aangevallen. De man verwondde maar liefst vijf agenten, maar mag vervolgens bij wijze van spreken thuis met een zak chips naar de televisie zitten te kijken. De politiemensen pikken dat niet meer. Wie zal hier in het halfrond die politiemensen ongelijk geven?

 

Het afgelopen anderhalf jaar moesten we allemaal veel thuisblijven, aangenaam was anders, maar u zult het met mij eens zijn dat dit niet aanvoelt als een zeer zware straf. Onze oproep is dan ook duidelijk. Zet de veiligheid van diegenen die waken over de veiligheid van onze burgers nu echt centraal. Maak daar een absolute topprioriteit van en zorg ervoor dat de mensen op het terrein voelen en (…)

 

11.05  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, ce lundi à Molenbeek, cinq policiers ont été sauvagement agressés par un individu qui a refusé de se soumettre à un contrôle routier de routine. Les images de cette agression, d'une violence extrême, ont fait le tour des réseaux sociaux et ont, à juste titre, suscité l'indignation des citoyens. Ces faits sont totalement inacceptables. Il n'y a pas de place, dans notre société, pour la violence, quelle qu'elle soit. Mais quand cette violence touche des policiers dans l'exercice de leurs fonctions, alors c'est notre État de droit qui est touché en plein cœur.

 

Monsieur le ministre, vous rappeliez l'année dernière que l'accord de gouvernement prévoyait la tolérance zéro pour les faits de violence à l'égard des policiers, avec un passage direct par la case prison; c'était vos termes. Effectivement, vous avez pris des initiatives en ce sens et elles ont été rappelées. Mais aujourd'hui, on apprend que l'agresseur en question est en détention préventive chez lui avec un bracelet électronique. C'est une décision de justice qu'il ne m'appartient évidemment pas de commenter, en vertu de la séparation des pouvoirs, mais je ne peux que constater l'indignation qu'elle a provoquée dans les rangs de nos policiers.

 

Monsieur le ministre, dans ce contexte, j'aimerais avoir votre éclairage sur cette affaire et savoir si vous comptez prendre de nouvelles initiatives pour garantir à l'avenir plus de sécurité pour nos policiers dans l'exercice de leurs fonctions.

 

11.06  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de voorzitster, het lijkt mij inderdaad logisch dat mijn vraag, die veeleer gericht was aan minister Verlinden, aan de huidige vragenreeks werd toegevoegd.

 

Mevrouw de minister, het is een triest begin van het parlementair jaar dat ik u opnieuw moet ondervragen over verschillende gewelddaden tegen de politie. Er is niet alleen het gewelddelict in Molenbeek, de gemeente die Jan Jambon zou opkuisen. Daar noteren wij drie zwaargewonde en twee lichtgewonde agenten als gevolg van een gewelddelict. Allemaal waren ze werkonbekwaam. In Gent kreeg een politieman dan weer afgelopen maandag een kopstoot en vannacht werden de politie en de brandweer naar een in brand gestoken container in het Brusselse Neder-Over-Heembeek gelokt om ze te kunnen bekogelen. Ik wens alvast alle politieagenten en hulpverleners een spoedig herstel toe.

 

De problematiek is niet nieuw. Ik heb het even nagekeken. Ik heb op anderhalf jaar tijd u en uw voorganger reeds achtmaal vragen gesteld hier in de plenaire vergadering over gewelddelicten tegen de politie. De antwoorden blijven steeds dezelfde. Er moet een zerotolerantie komen. Dat hoorde ik al meermaals.

 

Mevrouw de minister, ik heb echter ook twee bijzondere antwoorden genoteerd, die mij zijn bijgebleven. U zou zich, ten eerste, als minister telkens burgerlijke partij stellen wanneer een politieagent gewond wordt door een gewelddelict en, ten tweede, riep u – ik citeer – "politie en justitie op de daders op te sporen, te vervolgen en streng te straffen." Wat dat laatste betreft, moet ik vaststellen dat de man met de krik uit Molenbeek, hoewel hij al bekend is wegens verschillende gewelddelicten, gewoon met een enkelband naar huis wordt gestuurd, terwijl hij eigenlijk opgesloten zou moeten zitten. Het is zoals een politieagent afgelopen week laconiek opmerkte. De dader is sneller thuis dan de gewonde politieagent, die het slachtoffer was.

 

Mevrouw de minister, mijn vragen zijn eenvoudig. Hebt u zich inderdaad burgerlijke partij gesteld bij alle aangehaalde agressiegevallen?

 

Wanneer zult u uw belofte om zerotolerantie toe te passen, in de praktijk omzetten?

 

11.07 Minister Vincent Van Quickenborne: De beelden van de aanval op de politieagenten in Molenbeek gaan door merg en been. Zien hoe iemand op een dergelijke, laffe manier tekeergaat, doet het bloed koken. Ik hoop dat de betrokken agenten en veiligheidsmensen snel zullen herstellen van hun verwondingen en de schok die ze hebben ervaren. Onze politiemensen gaan dag na dag de straat op om onze veiligheid te verzekeren en ons te beschermen en ze verdienen al ons respect, geen agressie.

 

Dat geweld altijd gratuit veroordelen is echter gemakkelijk; de mensen op het veld horen dat al jaren. Ze verwachten van ons geen woorden, maar daden. Vandaar dat de regering zes weken na haar aanstelling – u hoort het goed, zes weken – onmiddellijk actie heeft ondernomen met de verordening van nultolerantie voor elke vorm van geweld tegen politie. De politievakbonden vragen dat al jaren. Dergelijke feiten mogen bijgevolg nooit meer worden geseponeerd.

 

Cela signifie qu'il y a systématiquement deux poursuites. Auparavant, le classement sans suite se produisait dans 25 % des cas en raison d'autres priorités. Cela signifie également qu'il y a systématiquement une comparution. Le suspect doit, en effet, être interrogé en personne par le procureur ou le juge d'instruction dans les 48 heures. En d'autres termes, le procureur doit privilégier la procédure accélérée.

 

Monsieur Pivin, à l'occasion de ce premier anniversaire, nous allons évaluer cette circulaire. Nous constatons déjà qu'elle est appliquée sur le terrain.

 

Pour rappel, lors des émeutes de Schaerbeek qui ont eu lieu le 13 janvier dernier, trois personnes ont été condamnées à des peines de prison pour ces faits. Cela ne figurait pas dans la presse, mais ce fut bel et bien le cas.

 

Kijk naar de feiten in Gent. In Gent heeft een persoon aan een politieagent een kopstoot gegeven en ook in die zaak is de verdachte opgepakt en verhoord en hij komt op 14 oktober voor de rechter. Dat is over drie weken. Dat is snelrecht in de praktijk.

 

Wat uw voorstel betreft, dat ik ondertussen uiteraard al heb gelezen, moet u weten dat een gelijkaardige wet die destijds werd goedgekeurd door het Parlement, vernietigd werd door het Grondwettelijk Hof. Als men iets anders wil doen, moet men ervoor zorgen dat dat op de juiste manier gebeurt.

 

De nultolerantierichtlijn is er voor alle parketten van ons land en ik reken er als minister van Justitie op dat die consequent en altijd wordt nageleefd. Nultolerantie betekent echter niet dat een minister zomaar kan decreteren dat er van vandaag op morgen nooit meer geweld zal zijn in onze samenleving of tegen politieagenten. Wie dat beweert of belooft, draait de mensen een rad voor de ogen.

 

Nultolerantie betekent ook niet dat wij de principes van de rechtsstaat zomaar opzij kunnen schuiven. De verdachte van het geweld in Sint-Jans-Molenbeek is onmiddellijk opgepakt en verhoord. Het parket heeft zijn aanhouding gevraagd aan de onderzoeksrechter en de man is inderdaad aangehouden. Hij is, conform de wet, niet opgesloten in de gevangenis, maar bij hem thuis, waar hij de klok rond opgesloten blijft in afwachting van zijn proces. Zijn proces en straf moeten nog komen: hij riskeert een gevangenisstraf van vier tot tien jaar. Zo hoort het in een rechtsstaat. Hoe verwerpelijk de feiten ook zijn, iemand kan pas worden gestraft, indien hij door de rechter werd veroordeeld.

 

Mais le problème de violences vis-à-vis de la police ne pourra être résolu uniquement grâce à la tolérance zéro, ni avec des peines plus sévères. Le législateur a déjà porté à vingt ans la peine maximale pour ces faits. Vingt ans!

 

Ce phénomène est bien plus complexe, plus profond. C'est pourquoi j'ai eu de longues discussions avec les six chefs de corps de Bruxelles.

 

Je leur ai demandé ce que la Justice pouvait encore faire pour lutter contre ce phénomène. Prendre des mesures beaucoup plus rapides contre les primo-délinquants par exemple. Les punir afin qu'ils ne dégénèrent pas en criminels violents ou en gangs urbains qui s'imaginent pouvoir agir en toute impunité.

 

Dat zullen we ook doen, collega's. Vanaf 1 december van dit jaar zullen we alle straffen uitvoeren, alle straffen. Die wet is hier in het Parlement goedgekeurd. Dat is een belangrijke beslissing, want de invoering ervan is keer op keer uitgesteld. Het was uiteraard geen gemakkelijke keuze, want de gevangenissen in ons land zijn al jarenlang overbevolkt. Daarom werken we nu dag en nacht om in extra plaatsen te voorzien, in nieuwe gevangenissen, in detentiehuizen en in transitiehuizen.

 

De voorzitster: Mijnheer de minister, uw tijd zit erop.

 

11.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik rond af. Voor de regering is het duidelijk dat elk geval van geweld tegen de politie moet worden aangepakt, vervolgd en bestraft. We zien daar elke dag op toe en ik reken op de strikte toepassing van de richtlijn.

 

11.09 Minister Annelies Verlinden: Vooreerst wens ik een spoedig herstel en goede moed aan alle politiemensen en brandweerlieden die afgelopen week of vandaag in Molenbeek en Gent respectievelijk Neder-Over-Heembeek gewond raakten. Ik had contact met de burgemeester van Molenbeek en ik vernam dat de politiemensen die in haar gemeente gewond raakten intussen aan de beterhand zijn. Ik had ook contact met de burgemeester van Gent.

 

Het spreekt voor zich dat we geweld nooit kunnen tolereren, zeker geen geweld tegen leden van de politie of de hulpdiensten. Zij zetten zich in voor onze veiligheid, wij moeten zorgen voor hun veiligheid. Ik wil hen in elk geval ook bedanken voor de koelbloedigheid die ze aan de dag leggen. Dat blijkt ook uit de filmpjes en uit hun snelle interventie om de dader in Molenbeek onmiddellijk op te pakken.

 

Respect voor de politie en voor de veiligheidsdiensten zou vanzelfsprekend moeten zijn. We kunnen niet anders dan de feiten van de afgelopen week ten zeerst te betreuren. De feiten leren ons bovendien dat er nog steeds uitdagingen zijn, in het bijzonder in sommige grootsteden.

 

Ik heb hier al meermaals verklaard dat wij absoluut streven naar nultolerantie, dat ik mij daar volledig voor engageer en dat ik daartoe alles onderneem wat in mijn mogelijkheden ligt. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat er geen kant-en-klare oplossing bestaat om het fenomeen te allen tijde te voorkomen. Ik heb van u vandaag ook geen oplossingen gehoord om aan dat fenomeen paal en perk te stellen.

 

We hebben wel al initiatieven uitgevoerd van het scala aan maatregelen dat in de strijd daartegen ter beschikking is. Ten eerste is er de rekrutering van 1.600 politiemensen. Ten tweede is er de inzet van bodycams. De regering heeft net voor het zomerreces beslist om 6 miljoen te investeren in de aankoop van bijkomende bodycams. We zetten uiteraard ook in op de monitoring en de opvolging van de slachtoffers. We rekenen ook op Justitie om de omzendbrief ter zake strikt toe te passen. Dat is hier vandaag bevestigd.

 

Dergelijk asociaal, gewelddadig gedrag kunnen we niet aanvaarden. Bovendien moeten we het probleem samen aanpakken. Het is het werk van lokale besturen, straathoekwerkers, de Gemeenschappen, de scholen. Iedereen moet zich veilig kunnen voelen. De straat is van iedereen, in het bijzonder van de politiediensten. Er is geen plaats voor geweldplegers, amokmakers en stadsbendes. Wij moeten de politie beschermen, zodat zij ons kan blijven beschermen.

 

11.10  Philippe Pivin (MR): Merci monsieur le ministre de la Justice et madame la ministre de l'Intérieur, que j'ai eu le plaisir d'entendre sur ce sujet. Les événements survenus cette nuit à l'avenue de Versailles, à Bruxelles – des jets de pavés sur des pompiers – montrent que beaucoup de personnes en Belgique n'ont pas encore compris que les services d'intervention étaient intouchables. On ne touche pas aux policiers. Je compte vraiment sur le ministre de la Justice et le ministre de l'Intérieur pour déployer tous les moyens possibles en vue de permettre la réalisation de ce qui est décrit dans le préambule de la circulaire.

 

Chaque adjectif revêt une force propre. Il faut apporter une réponse judiciaire rapide, efficace, dissuasive et uniforme à ces faits inacceptables. On le doit aux victimes et à celles et ceux qui font front à cette violence dans notre pays.

 

11.11  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Wij verwachten van u inderdaad niet alleen woorden, maar ook daden. De dader en de feiten zijn gekend, dus zou zo'n zaak binnen de week voor de rechtbank moeten worden afgehandeld, ook in een rechtsstaat. Dat kan in Nederland en in Frankrijk en ik begrijp niet waarom dat hier niet kan.

 

U zegt dat de dader in Gent op 14 oktober voor de rechtbank zal verschijnen, maar dan spreken we nog altijd over 14 dagen en dan is hij nog altijd niet bestraft. De zaak zal misschien worden uitgesteld en de uitspraak zal misschien pas over een jaar volgen. Ik roep u dus nogmaals op om dat snelrecht te installeren, zodat geweld tegen politie en hulpverleners, die alle respect verdienen, snel wordt bestraft.

 

11.12  Franky Demon (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Geen woorden, maar daden, daar ga ik helemaal mee akkoord en ik hoop dat de mensen op het terrein die daden ook zullen zien. Geweld mag nooit worden getolereerd. De politieman of -vrouw in de straat moet voelen dat we achter hem of haar staan. Als u en uw collega-minister nog extra steun nodig hebben voor nultolerantie voor geweld tegen politiemensen en voor een lik-op-stukbeleid, dan kunt u op CD&V rekenen.

 

Ik ben absoluut voor de scheiding der machten, maar ik krijg een wrang gevoel als ik hoor dat de politieagent zelfs nog niet uit het ziekenhuis was toen de dader al thuis zat met een enkelband.

 

11.13  Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos éclaircissements. Ce n'est malheureusement pas la première fois que je me présente à cette tribune pour dénoncer des faits de violence envers nos policiers. J'aimerais ne plus devoir y revenir.

 

Nos policiers sont un symbole de l'autorité et de notre État de droit. Vous devez absolument tout mettre en œuvre pour qu'ils soient, à l'avenir, mieux protégés dans l'exercice de leur fonction.

 

11.14  Ortwin Depoortere (VB): Intussen vonden 12.000 geweldsdelicten tegen politieagenten plaats in 2020, dat zijn er 35 per dag. Intussen zegt de vertegenwoordiger van de politievakbond dat er in Brussel wel degelijk no-gozones bestaan, ingesteld door burgemeesters, waar men niet – of zeer weinig – mag patrouilleren. Er moet dus wel degelijk iets gebeuren.

 

In de eerste plaats, in plaats van no-gozones is het Vlaams Belang een grote voorstander van meer blauw op straat. Vervolgens is ook de politieke rugdekking van onze politie belangrijk: bewapen de politie en laat die hard optreden wanneer dat nodig is.

 

Het wetsontwerp over de bodycams dat u binnenkort voorstelt, zullen we uiteraard steunen. We hebben zelf al lang een wetsvoorstel ingediend. Ik zal het volgende week ter stemming voorleggen in de commissie voor Binnenlandse Zaken. Ik reken dan ook op een zeer ruime meerderheid om dat wetsvoorstel onmiddellijk goed te keuren en in werking te laten treden. Het is duidelijk dat de politiemensen op het Vlaams Belang kunnen rekenen om orde en recht te herstellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Reccino Van Lommel aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De maatregelen tegen de stijgende energiefactuur" (55001884P)

- Georges Dallemagne aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stijging van de energieprijzen" (55001885P)

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stijgende energieprijzen" (55001900P)

- Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stijgende energiekosten" (55001902P)

12 Questions jointes de

- Reccino Van Lommel à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les mesures de lutte contre la hausse de la facture énergétique" (55001884P)

- Georges Dallemagne à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'augmentation du prix de l'énergie" (55001885P)

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La hausse des prix de l'énergie" (55001900P)

- Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La hausse des coûts de l'énergie" (55001902P)

 

12.01  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de voorzitster, collega's, mijn telefoon stond de voorbije weken roodgloeiend. Niet door Joske Vermeulen uit de Trammezandlei in Schoten, maar door Jan met de pet, die bezorgd is om zijn energiefactuur en een gepeperde eindafrekening in zijn brievenbus kreeg met een grote groene strik van Vivaldi errond. Bedragen als 900 euro, 1.100 euro of meer zijn geen uitzondering voor een doorsnee gezin. Experten hebben het zelfs over 1.500 euro extra voor gas en 1.000 euro extra voor elektriciteit.

 

Dan vraag ik me af waar die mensen dat aan hebben verdiend? Waaraan hebben die mensen, die al bijna de hoogste belastingen van de hele wereld betalen, een zogezegd links en sociaal beleid verdiend dat alleen maar zorgt voor het leegschudden van de portemonnee van de man en de vrouw in de straat? Waar hebben die mensen het aan verdiend dat u de laatste strohalm van geloofwaardigheid uit het regeerakkoord overboord hebt gegooid?

 

Ondertussen leeft u verder op de groene wolk waar u droomt van de import van energie en het openen van gascentrales die de factuur alleen maar zullen opdrijven. Ik denk dat het voor de mensen ondertussen wel duidelijk is dat de meeste groene dromen bedrog zijn.

 

Mevrouw de minister, mijn vragen zijn dan ook heel duidelijk. Waarom voert u geen beleid dat de energiefactuur inperkt in plaats van doet stijgen? Hoe legt u aan Jan met de pet uit dat hij door uw beleid zomaar even 1.000 à 1.500 euro moet opleggen bij zijn eindafrekening?

 

12.02  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, je lis la déclaration de votre gouvernement: "Le gouvernement gardera sous contrôle la facture d'énergie." C'était il y a quelques mois mais cela semble une éternité. Entre-temps, le prix du gaz a été multiplié par douze, celui de l'électricité pourrait suivre la même voie. Cela a un impact considérable sur la facture des ménages. On parle de plusieurs centaines d'euros, voire de 1 000 euros par ménage pour l'année qui vient. C'est insoutenable pour les plus pauvres, très difficile aussi pour une partie de la classe moyenne. L'impact sera également considérable pour les industries.

 

La Grande-Bretagne annonce déjà la fermeture de certaines industries. D'aucuns annoncent aujourd'hui un crash gazier éventuel comme la crise pétrolière extrêmement grave que nous avons connue dans les années '70, à la fin du XXsiècle. Vous êtes face à une crise majeure qui touche les ménages, les industries et notre économie.

 

Cela ne tombe pas inopinément du ciel! Certains lanceurs d'alerte avaient indiqué, voilà des semaines, voire des mois, que cela se produirait. Pourtant, madame la ministre, vous n'avez rien dit. Cela a été le silence total! Ni les ménages ni les industries n'ont pu s'organiser. Vous êtes seulement en train de travailler sur les solutions. J'entends diverses idées du gouvernement. Comme d'habitude, chacun y va de sa propre petite musique! Madame la ministre, il est temps de prendre des décisions!

 

Depuis combien de temps saviez-vous? Pourquoi n'avez-vous rien dit?

 

12.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitster, collega's, mevrouw de minister, de energieprijzen zijn torenhoog. In heel Europa swingen ze de pan uit. Dat sijpelt natuurlijk door naar de elektriciteits- en gasfacturen van onze gezinnen en bedrijven. Kijk maar naar de sociale tarieven: er komt tot 11 % per kwartaal bij. Bij de andere tarieven komen er tientallen percenten in één keer bij.

 

Terwijl er in Europa maatregelen en beslissingen worden genomen om daar iets aan te doen, blijft het bij de federale regering heel erg vaag. Er is wel iets met flexibele accijnzen, maar dan zonder bedragen en cijfers. Eigenlijk is het nog straffer. U hebt immers de opdracht gekregen om de federale meerkosten op de factuur te doen dalen, maar u blijft al negen maanden lang in gebreke. Al negen maanden lang steekt u de handen in de lucht en zegt u: "Mijnheer Wollants, daar heb ik geen tijd voor."

 

Is dat waar de mensen op zitten te wachten? Het wordt alleen maar erger. We weten namelijk ook dat er mogelijk zelfs nog een stijging zal aankomen in het federale deel van de energiefactuur. Tot 200 miljoen euro zou er mogelijk extra moeten worden geïnd bij onze gezinnen en bedrijven. Krijgt u dat vandaag verkocht?

 

Daarom heb ik een aantal vragen voor u, mevrouw de minister.

 

Welke maatregelen wilt u nemen om ervoor te zorgen dat onze gezinnen en bedrijven beschermd worden tegen de enorme prijsstijging?

 

Waarom blijft u nu al negen maanden moedwillig niets doen voor de beperking van de federale meerkosten?

 

Zult u hier en nu garanderen dat er door het federale beleid volgend jaar geen eurocent bij de tarieven komt of wilt u dat niet doen?

 

12.04  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, l'Europe connaît la même envolée des prix du gaz et de l'électricité. En Belgique, la facture d'un ménage moyen augmente de 500 euros pour le gaz et de 100 euros pour l'électricité. En fait, nous le voyons bien, nous payons aujourd'hui en Belgique les frais de vingt ans de tergiversations, de blocages, de non-investissement dans la transition énergétique, ce qui nous rend dépendants à 95 % des énergies fissiles et fossiles, du gaz et de l'uranium. Évidemment, quand les prix de ces sources d'énergies augmentent, ce sont les Belges qui en paient la note.

 

La première urgence est sociale. Il faut venir en aide, protéger les personnes et les familles qui en ont le plus besoin: les familles monoparentales, les personnes ayant des petites retraites, les indépendants qui n'arrivent pas à joindre les deux bouts. Vous avez déjà réussi, grâce à votre action, grâce à ce gouvernement, à doubler le nombre de ménages qui, à ce jour, bénéficient d'un tarif social plancher. C'est important parce que cette mesure ciblée permet de protéger un ménage sur cinq en Belgique. Allez-vous pouvoir prolonger cette mesure sociale en 2022?

 

Par ailleurs, il ne faut pas l'oublier, la seule source d'énergie dont le prix aujourd'hui ne cesse de diminuer, c'est le renouvelable, c'est le vent, c'est le soleil. Investir dans l'énergie verte, dans l'énergie renouvelable, c'est aussi nous protéger et nous rendre moins vulnérables à l'augmentation des prix du marché mondial que nous ne contrôlons bien évidemment pas dans notre petit pays. Il y a là un principe cher aux écologistes, c'est le principe du pollueur payeur. Il faut que ceux qui consomment de l'électricité 100 % verte paient moins et puissent tirer profit de la transition énergétique. Comment allez-vous faire pour qu'ils profitent, à l'avenir, des bénéfices du renouvelable?

 

12.05 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw de voorzitster, collega's, ik dank jullie voor jullie vragen.

 

Ik sta hier voor u, nadat ik vanmorgen ben teruggekomen uit Ljubljana, waar naar gewoonte de bijeenkomst plaatsvond van de ministers van Energie van Europa, zijnde alle 27 ministers van Energie samen met de commissaris bevoegd voor Energie, mevrouw Kadri Simson.

 

Uiteraard waren de stijgende energieprijzen het gesprek van de dag, zowel op de officiële agenda als in de gesprekken in de wandelgangen. De prijsstijgingen voor gas en elektriciteit die wij vandaag zien, zijn immers een Europees fenomeen en zelfs meer dan een Europees fenomeen. Ze zijn een mondiaal fenomeen. Ze hebben te maken met het aantrekken van de economie post corona.

 

Of het nu Frankrijk, Italië, Denemarken of Spanje betreft, de prijsstijgingen zien wij vandaag overal. Alle ministers van alle lidstaten, inclusief de Europese Commissie, denken na over een manier waarop wij die stijgingen het best het hoofd kunnen bieden.

 

De oplossingen betreffen zowel de korte als de lange termijn.

 

Mijnheer Cogolati heeft ernaar verwezen, het klopt niet dat deze regering stil blijft of niets doet. Het is misschien gemakkelijk te verwijzen naar la petite musique du gouvernement Vivaldi. Sinds februari 2021 is de doelgroep van het sociaal tarief verdubbeld. Mijnheer Dallemagne, dat was een actie van deze regering in tempore non suspecto. Dat maakt dat de mensen die vandaag een laag inkomen hebben – het gaat over werkende mensen met een laag inkomen, over gepensioneerde en over weduwen – beschermd zijn tegen de prijsstijgingen, dankzij een daadkrachtige regering. De Koning Boudewijnstichting heeft gisteren nog een studie uitgebracht waaruit blijkt dat het om een doeltreffende en efficiënte maatregel gaat.

 

Er zijn uiteraard nog andere maatregelen van de regering die spelen op de lange termijn en structureel zijn, want de beste manier om ons te beschermen tegen de prijsstijgingen, is door zelf weerbaarder te worden door in te zetten op energiebronnen die alleen maar in prijs dalen – zonne- en windenergie – en door in te zetten op die zaken die het goedkoopst zijn en energie-efficiëntie. Het kilowattuur dat men niet verbruikt, is het goedkoopste. Het was ook een beslissing van de regering om het btw-tarief voor renovatie te verlagen.

 

De regering is niet doof voor de bezorgdheden die er zijn. Er worden inderdaad andere voorstellen gedaan, maar dat juich ik net toe, zoals ik in de commissie voor Energie ook altijd alle voorstellen verwelkom. Dat toont immers vooral aan dat er een breed draagvlak is, dat er veel bezorgdheid is en dat wij gealigneerd zijn om het energiebeleid frontaal aan te pakken en daarvoor structurele maatregelen te nemen.

 

Sommigen onder u maken de vergelijking met de kernuitstap, maar aan hen zou ik willen zeggen dat de prijsstijgingen vandaag niets te maken hebben met de kernuitstap in 2025. Door werk te maken van een structureel energiebeleid op lange termijn dat inzet op de switch naar 100 % hernieuwbare energie, kunnen wij ons echter weerbaarder maken, want wat goed is voor de natuur, is ook goed voor de factuur.

 

12.06  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, buiten de ondertussen bekende praatjes die wij van u gewend zijn, stelt u de Vlaming vandaag eigenlijk niet gerust. U krijgt niet uitgelegd dat een gemiddeld gezin 1.000 tot 1.500 euro moet opleggen voor zijn eindfactuur.

 

Waarom wordt energie nog steeds belast als een luxeproduct? Als Vivaldi al in iets geslaagd is, dan is het door in de zakken zitten van de gewone Vlaming, die groen uitslaat bij het lezen van zijn energiefactuur door uw groene wanbeleid. U bewijst daarmee dat u geen haar beter bent dan uw collega's van Agalev, destijds. Wat wij nodig hebben, mevrouw de minister, is een realistisch, betrouwbaar, onafhankelijk en vooral betaalbaar energiebeleid, wars van alle ideologische dogma's.

 

Stop het geknoei en gooi de Vlaming een reddingsboei toe.

 

12.07  Georges Dallemagne (cdH): Madame la ministre, devant la gravité de la situation – et je pèse mes mots –, je m'attendais tout de même à beaucoup plus fort et à beaucoup mieux. Vous me dites, en gros, "J'ai fait le job. Le tarif social, je l'ai étendu, le job est terminé." Non, il s'agit d'un premier pas, un pas intéressant. Néanmoins, la classe moyenne, je n'en ai pas entendu parler. Les industries, je n'en ai pas entendu parler.

 

M. Cogolati nous a vendu du vent. Selon lui, pour toute réponse, il faut faire davantage d'éoliennes. Bien sûr qu'il faut faire davantage d'éoliennes, mais ce n'est pas cela qui va changer la facture de gaz et d'électricité dans trois mois, dans six mois ou dans deux ans! Vous le savez très bien, M. Cogolati, c'est de la poudre aux yeux!

 

Ensuite, vous nous dites qu'il faut fermer le nucléaire! De nouveau, on nous dit qu'on dépend du fossile et qu'on va rouvrir des centrales à gaz! Franchement, je pense qu'il est temps de prendre l'importance de l'enjeu, de s'assurer que ce n'est effectivement pas l'ouverture de nouvelles centrales au gaz à la place du nucléaire qui nous permettra d'être moins dépendants des énergies fossiles, et de faire en sorte qu'il y ait un vrai plan d'urgence pour les classes moyennes et, bien entendu, pour les plus pauvres et pour les industries, pour éviter le crash que tout le monde nous annonce.

 

Je pense qu'on aurait dû réfléchir à tout cela depuis bien longtemps. En France, le chèque Énergie est déjà en vigueur alors que, chez nous, nous sommes toujours en train de parler de différentes solutions et nous n'avons pas encore de décision sur la table. Il est temps d'agir, madame la ministre, et fort!

 

12.08  Bert Wollants (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw aanwezigheid. Ik heb immers geen enkel antwoord gekregen op mijn drie vragen. Ik begrijp natuurlijk ook waarom. Vandaag wil u er zich immers niet voor engageren dat de federale meerkosten niet zullen stijgen. U wil niet zeggen wanneer u er wel iets aan zal doen, na negen maanden stilstand op dat vlak. U weet niet van welk hout pijlen te maken. U zegt alleen dat het ooit wel eens zal beter worden, maar dat het eerst een heel pak slechter zal worden. Daar wil ik onze burgers voor waarschuwen. Daar zitten we echt op het verkeerde spoor. Ik zal u die vraag in de commissie nog maar eens stellen, maar ik vrees dat ik daar opnieuw, net zoals vandaag, alleen op uw aanwezigheid mag rekenen.

 

12.09  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre action dans la transition énergétique, mais aussi dans la lutte contre la précarité énergétique. J'aimerais tordre le cou à un vilain cliché, cher collègue Dallemagne. L'actuelle hausse des coûts n'a absolument rien à voir avec la sortie du nucléaire. Vous nous parlez de cela alors que six des sept réacteurs nucléaires tournent aujourd'hui!

 

Vous nous parlez de hausse des coûts alors que les coûts de l'électricité en France, pays nucléarisé, sont plus élevés qu'au Danemark, bientôt proche du 100 % renouvelable. Il est donc absolument faux de faire croire aux gens que la prolongation de deux réacteurs tomberait du ciel et ne leur coûterait rien du tout! C'est faux! Absolument faux! Un milliard six cent mille euros rien que pour la mise aux normes. Quarante milliards d'euros encore à payer pour le démantèlement et la gestion sur trois cent mille ans de déchets hautement radioactifs.

 

Madame la ministre, aujourd'hui, il faut investir ces milliards dans la transition énergétique pour vraiment protéger l'ensemble des Belges.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Einde van de mondelinge vragen.

 

13 Bureau – Remplacement d'un membre

13 Bureau – vervanging van een lid

 

Le groupe Ecolo-Groen propose de remplacer Mme Cécile Thibaut, vice-présidente démissionnaire, par Mme Séverine de Laveleye.

De Ecolo-Groen-fractie stelt voor mevrouw Cécile Thibaut als ontslagnemend ondervoorzitter te vervangen door mevrouw Séverine de Laveleye.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

Scrutins

Geheime stemmingen

 

14 Cour constitutionnelle – Présentation d'une liste double de candidats à la fonction de juge d'expression française – Candidatures introduites

14 Grondwettelijk Hof – Voordracht van een lijst met twee kandidaten voor het ambt van Franstalige rechter – Ingediende kandidaturen

 

Conformément à la décision de la séance plénière du 1er juillet 2021, un appel aux candidats pour la fonction de juge francophone à la Cour constitutionnelle a été publié au Moniteur belge du 8 juillet 2021.

Overeenkomstig de beslissing van de plenaire vergadering van 1 juli 2021 werd een oproep tot kandidaten voor het ambt van Franstalige rechter bij het Grondwettelijk Hof in het Belgisch Staatsblad van 8 juli 2021 bekendgemaakt.

 

Il est pourvu à cette vacance sur la base de l’article 34, § 1er, 1°, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle (catégorie "juriste professionnel").

In de vacature wordt voorzien op grond van artikel 34, § 1, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof (categorie "beroepsjurist").

 

Les candidatures suivantes ont été introduites dans le délai prescrit:

- Mme Emmanuelle Bribosia, professeure ordinaire à l’ULB

- Mme Anne Weyembergh, professeure ordinaire à l’ULB.

De volgende kandidaturen werden binnen de voorgeschreven termijn ingediend:

- mevrouw Emmanuelle Bribosia, gewoon hoogleraar aan de ULB

- mevrouw Anne Weyembergh, gewoon hoogleraar aan de ULB.

 

Conformément à l’article 32, alinéa premier, de la loi spéciale précitée, la Chambre doit présenter une liste double. Cette liste doit être adoptée à la majorité des deux tiers des suffrages des membres présents. Le nouveau juge est nommé par le Roi.

Overeenkomstig artikel 32, eerste lid, van de voornoemde bijzondere wet, dient de Kamer een lijst met twee kandidaten voor te dragen. Deze lijst moet met een meerderheid van twee derde van de stemmen van de aanwezige leden worden aangenomen. De nieuwe rechter wordt door de Koning benoemd.

 

Conformément à l’avis de la Conférence des présidents du 15 septembre 2021, le curriculum vitae des deux candidates a été transmis aux groupes politiques.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 15 september 2021, werd het curriculum vitae van beiden kandidaten aan de politieke fracties bezorgd.

 

Conformément à l’avis de la Conférence des présidents du 22 septembre 2021, je vous propose de procéder à ces nominations au cours de la séance plénière du 7 octobre 2021.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 22 september 2021, stel ik u voor over te gaan tot deze benoemingen tijdens de plenaire vergadering van 7 oktober 2021.

 

Étant donné la difficulté d’organiser un scrutin secret dans l’hémicycle, je vous propose de suivre la procédure suivante:

Gelet op de moeilijkheid om een geheime stemming te organiseren in het halfrond, stel ik u voor de volgende procedure te hanteren:

 

- Les membres peuvent voter dès à présent jusqu’au jeudi 7 octobre 2021 à 16 h 00. Le bulletin de vote ainsi que le document parlementaire sont à leur disposition au Secrétariat général.

- De leden kunnen stemmen vanaf nu tot donderdag 7 oktober 2021 om 16.00 uur. Het stembiljet en het parlementair stuk liggen ter beschikking bij het Secretariaat-generaal.

 

Je rappelle que seuls les membres peuvent recevoir le bulletin de vote, celui-ci doit être rempli sur place et déposé dans l’urne.

Ik herinner eraan dat enkel de leden het stembiljet in ontvangst kunnen nemen, het ter plaatse dienen in te vullen en in de stembus deponeren.

 

- L’urne contenant les bulletins de vote sera ouverte au cours de la séance plénière du jeudi 7 octobre 2021.

- De urne met de stembiljetten wordt geopend tijdens de plenaire vergadering van donderdag 7 oktober 2021.

 

Pas d’observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

15 Conseil central de surveillance pénitentiaire – Nomination d’un membre effectif néerlandophone – membre du Bureau

15 Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen – Benoeming van een Nederlandstalig effectief lid – lid van het Bureau

 

L’ordre du jour appelle le dépouillement du scrutin en vue de la nomination d’un membre effectif néerlandophone-membre du Bureau du Conseil central de surveillance pénitentiaire.

Aan de orde is het opnemen van de stemmen met het oog op de benoeming van een Nederlandstalig effectief lid-lid van het Bureau van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen.

 

Les candidatures ont été annoncées au cours de la séance plénière du 10 juin 2021.

De kandidaturen werden tijdens de plenaire vergadering van 10 juni 2021 aangekondigd.

 

La commission de la Justice a entendu les candidats le 29 juin 2021. Mme Kristien Van Vaerenbergh a fait rapport de ces auditions à la Conférence des présidents du 7 juillet 2021.

Op 29 juni 2021 werden de kandidaten in de commissie voor Justitie gehoord. Mevrouw Kristien Van Vaerenbergh heeft verslag uitgebracht over deze hoorzittingen in de Conferentie van voorzitters van 7 juli 2021.

 

Le document reprenant les noms des candidats vous a été distribué. (2119/1)

Het stuk met de namen van de kandidaten werd u bezorgd. (2119/1)

 

Conformément aux décisions des séances plénières des 8 et 15 juillet 2021, les membres ont pu voter du vendredi 9 juillet 2021 à aujourd’hui 16 h 00.

Overeenkomstig de beslissingen van de plenaire vergaderingen van 8 en 15 juli 2021 hebben de leden vanaf vrijdag 9 juli 2021 tot vandaag 16.00 uur kunnen stemmen.

 

Les deux membres les plus jeunes présents, M. Ben Segers et Mme Nawal Farih, sont invités à assister au dépouillement des scrutins. Celui-ci aura lieu maintenant dans la salle 3.

De twee jongste aanwezige leden, de heer Ben Segers en mevrouw Nawal Farih, worden uitgenodigd om aanwezig te zijn bij het opnemen van de stemmen. Dit zal nu plaatsvinden in zaal 3.

 

16 Institut fédéral pour la protection et la promotion des droits humains – Nomination d’un membre effectif néerlandophone du Conseil d’administration

16 Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens – Benoeming van een Nederlandstalig effectief lid van de Raad van bestuur

 

L’ordre du jour appelle le dépouillement du scrutin en vue de la nomination d’un membre effectif néerlandophone du Conseil d’administration de l’Institut fédéral pour la protection et la promotion des droits humains.

Aan de orde is het opnemen van de stemmen met het oog op de benoeming van een Nederlandstalig effectief lid van de Raad van bestuur van het Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens.

 

Les candidatures ont été annoncées au cours de la séance plénière du 12 mai 2021.

De kandidaturen werden tijdens de plenaire vergadering van 12 mei 2021 aangekondigd.

 

La commission de la Justice a entendu les candidats les 29 juin et 6 juillet 2021. Mme Kristien Van Vaerenbergh a fait rapport de ces auditions à la Conférence des présidents du 7 juillet 2021.

Op 29 juni en 6 juli 2021 werden de kandidaten in de commissie voor Justitie gehoord. Mevrouw Kristien Van Vaerenbergh heeft verslag uitgebracht over deze hoorzittingen in de Conferentie van voorzitters van 7 juli 2021.

 

Le document reprenant les noms des candidats vous a été distribué. (2120/1)

Het stuk met de namen van de kandidaten werd u bezorgd. (2120/1)

 

Conformément aux décisions des séances plénières des 8 et 15 juillet 2021, les membres ont pu voter du vendredi 9 juillet 2021 à aujourd’hui 16 h 00.

Overeenkomstig de beslissingen van de plenaire vergaderingen van 8 en 15 juli 2021 hebben de leden vanaf vrijdag 9 juli 2021 tot vandaag 16.00 uur kunnen stemmen.

 

Les deux membres les plus jeunes présents, M. Ben Segers et Mme Nawal Farih, sont invités à assister au dépouillement des scrutins. Celui-ci aura également lieu maintenant dans la Salle 3.

De twee jongste aanwezige leden, de heer Ben Segers en mevrouw Nawal Farih, worden uitgenodigd om aanwezig te zijn bij het opnemen van de stemmen. Dit zal nu ook plaatsvinden in Zaal 3.

 

Projets de loi et rapport

Wetsontwerpen en verslag

 

17 Projet de loi modifiant l'article 72 du Code judiciaire (2185/1-4)

17 Wetsontwerp tot wijziging van artikel 72 van het Gerechtelijk Wetboek (2185/1-4)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Le rapporteur est notre collègue Aouasti, qui renvoie au rapport écrit.

 

17.01  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la présidente, mon intervention sera brève. Nous soutenons ce projet de loi parce que nous comprenons tout à fait l'importance de mettre en place un tel projet à la suite des événements dramatiques que notre pays a connus.

 

Je voulais juste exprimer une inquiétude par rapport à la justice de proximité, surtout quand on a connu, avec le gouvernement précédent, la rationalisation et la suppression de bâtiments de justice de proximité. Je voulais avoir la garantie que ce projet de loi ne sera pas utilisé dans cet objectif-là. J'avais exprimé cette inquiétude en commission. M. le ministre avait assuré que ce texte de loi ne serait jamais utilisé pour ces raisons.

 

Je prends acte de la réponse du ministre. Nous allons suivre ce dossier en espérant que soit maintenue la garantie de la justice de proximité, surtout quand on connaît son importance. Elle doit être accessible à tous nos concitoyens. Je voulais exprimer cette inquiétude, tout en soutenant le projet de loi. Je prends acte de la réponse du ministre en commission. Celle-ci tendait à rassurer à ce niveau.

 

17.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur Boukili, je ne peux que confirmer ce que j'ai dit en commission. Merci pour le soutien. Je vous remercie aussi, madame la présidente, d'avoir accepté l'urgence de ce projet de loi.

 

La présidente: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2185/4)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2185/4)

 

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

18 Projet de loi portant sur la participation de la Belgique à la septième augmentation générale du capital de la Banque africaine de Développement (2060/1-3)

18 Wetsontwerp betreffende de deelneming van België aan de zevende algemene kapitaalverhoging van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (2060/1-3)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Le rapporteur est M. Piedboeuf, qui renvoie à son rapport écrit.

 

18.01  Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, er is vandaag weinig volk, minder dan ik had verwacht. Dat is jammer, want het is een heel belangrijk onderwerp. Mevrouw de minister, u moet uw collega vervangen die op studiereis is. Mocht u niet mee? Of had u geen zin om mee te gaan? Er is namelijk een mooie delegatie van maar liefst negen personen van het kabinet van mevrouw Kitir een vluchtelingenkamp met 80.000 vluchtelingen, die zeker die aandacht verdienen, gaan bezoeken. Er is dus kennelijk een nieuw devies: ik ga naar een vluchtelingenkamp en ik neem mee: mijn medewerker sociale media. Ik ben er zeker van dat die mensen in Syrië daarmee heel erg gediend zullen zijn en ontzettend geholpen zijn met het feit dat onze minister van Ontwikkelingssamenwerking haar medewerker sociale media naar dat kamp meenam. Misschien is dat om heel mooie beelden te nemen en meteen op de sociale media te zetten? Aan die sociale media zou u toch iets doen, mevrouw de minister? De politici zaten toch te veel op de sociale media? Ik begrijp het niet goed, maar dat ligt misschien aan mij.

 

Over het bezoek van de minister en haar kabinetsmedewerkers aan Syrië, die daar ongetwijfeld goed werk verrichten, heb ik nog een opmerking. Parlementsleden die zitting hebben in de Conferentie van voorzitters, zullen zich wel de afspraak herinneren dat bevoegde ministers bij de bespreking van hun wetsontwerpen aanwezig zouden zijn. Hoe nobel het werk in Syrië ook is, de minister is hier niet. De regering is in de eerste plenaire vergadering dus al niet aanwezig.

 

Over voorliggend wetsontwerp moet voor 1 oktober de beslissing zijn gevallen, maar volgende week is het ook nog geen 1 oktober. We hadden het punt ook volgende week aan de orde stellen, te meer omdat al sinds december 2020 werd gestart met de opmaak van de tekst.

 

Onze fractievoorzitter had gevraagd of de vertegenwoordiger van de minister voldoende vragen zou kunnen beantwoorden. U bent volledig op de hoogte van het dossier, neem ik aan.

 

18.02  Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mevrouw Depoorter, u bespreekt hier de aan- of afwezigheid van ministers. Gisteren is er in de Conferentie van voorzitters unaniem beslist dat het wetsontwerp behandeld kon worden in afwezigheid van minister Kitir, die inderdaad op buitenlandse missie is en dat mevrouw Lalieux perfect gebrieft is. Ik begrijp niet waarom u daar kritiek op hebt, terwijl uw partij gisteren akkoord is gegaan met de werkwijze.

 

18.03  Kathleen Depoorter (N-VA): Collega, in mijn partij hebben we nog steeds freedom of speech en kunnen wij wel meegaan met de meerderheid. Uiteindelijk hebt u de meerderheid in de Conferentie van voorzitters. Ik vind het alleszins zeer jammer dat de minister hier niet is bij de bespreking van zo'n cruciaal punt, de zevende kapitaalsverhoging van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, zoals ze in de commissie zelf stelde. Nochtans is men al sinds december 2020 met het dossier bezig. Toen werden de middelen in de begroting ingeschreven, weliswaar zonder dat ze eerst aan het Parlement werden voorgelegd, om nu in oktober 2021 besteed te worden.

 

Wat nu de bank zelf betreft, daarover hebben wij in de commissie een grondig debat gevoerd. Uw collega heeft mij al uitgelegd dat ze betrouwbaar is en dat we 38 miljoen - 4,8 miljoen per jaar – zullen investeren en dat wij voor 1,18 miljard garant staan. Dat is wel bijzonder veel geld. Op mijn vraag in hoeverre we met die inspanning op het beleid en de beslissingen van de bank kunnen wegen, antwoordde de minister dat we, ook al vertegenwoordigen we maar 0,6 % van het kapitaal, veel meer kracht zullen hebben gelet op het feit dat we met Frankrijk en Spanje samen kunnen bogen op 5 % spreekrecht. We krijgen dus een spreekrecht van 5 %, voor 4,8 miljoen per jaar, terwijl we allemaal toch een duidelijk beeld hebben van de staat van het land.

 

Ik hoop dan ook dat de minister in de komende jaren in de commissie duidelijk zal kunnen aantonen wat de impact van België was en toelichten welke beslissingen, waar wij voor gepleit hebben en 100 % steunden, er uiteindelijk uitgevoerd werden, omdat wij het verschil hebben gemaakt.

 

Maar de toekomst zal het zeggen.

 

Wat de betrouwbaarheid van de bank betreft, ik heb mijn huiswerk gemaakt en er is inderdaad een verbetering in de achterstand van niet-terugbetaalde leningen. Dus we zijn op goede weg, maar een en ander moet nog wel gecontroleerd worden.

 

Tegelijk moet ik vaststellen dat de minister geen onafhankelijk onderzoek heeft bevolen naar de conclusie van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) in verband met de klachtenbehandeling, die toch zeer belangrijk is in ontwikkelingssamenwerking. Het gaat daarbij over het gebrek aan transparantie, de mogelijkheid dat actoren nadelen ondervinden wanneer ze een klacht indienen, het ontbreken van enige garantie dat een klacht effectief onderzocht wordt en het uitblijven van enige druk om een oplossing te zoeken bij een klacht van een organisatie of de vaststelling van een anomalie. Die garantie hebben de mensen die nood hebben aan de projecten, en die er ook afhankelijk van zijn, dus niet.

 

Mevrouw de minister, we zullen onderhavig ontwerp niet goedkeuren, omdat we die garantie niet hebben en omdat u en minister Kitir hier een kans missen. U en minister Kitir hebben hier een kans gemist op controle – ik hoef u niet te herinneren aan de talrijke schandalen in ontwikkelingssamenwerking – en transparantie in de zorg voor de zwaksten, die het meeste nood hebben aan bescherming en waarvoor we net middelen uittrekken en solidariteit betonen. Daarom zullen wij niet voorstemmen.

 

18.04  Karine Lalieux, ministre: Madame Depoorter, en effet, Mme Kitir est en Jordanie et au Liban. Après cette période de covid-19, durant laquelle les ministres des Affaires étrangères et de la Coopération au développement n'ont pas pu se déplacer, il était important de montrer l'action de la Belgique et d'aller voir les acteurs sur le terrain. Le gouvernement travaille de cette manière.

 

La ministre Kitir a pris la peine de me donner une série de réponses. J'imagine qu'elle s'attendait à votre argumentation. Concernant la présence de la Belgique au sein de cette Banque africaine de développement, nous nous sommes unis aux plus gros actionnaires, dont la France, pour peser dans les décisions. Cela illustre un intérêt de la ministre.

 

En ce qui concerne le système d'évaluation indépendant que vous réclamez, la ministre vous a expliqué que la Banque africaine de développement avait fait l'objet d'un traçage par le Réseau d'évaluation de la performance des organisations multilatérales (MOPAN). Celui-ci est indépendant. Lors de ce traçage, l'institution a été décrite comme une organisation robuste et résiliente. Elle a toujours bénéficié du meilleur classement – 3A – en raison de la solidité de son bilan, de la transparence de sa gestion financière et de sa position privilégiée en tant que créancier.

 

Je tenais à vous communiquer les réponses de la ministre; le gouvernement est uni et cela est donc aussi mon rôle.

 

18.05  Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw poging om een en ander nog eens te duiden. Het is een beetje wat er in het verslag stond, wat we al hebben kunnen lezen.

 

Over die 5 % zijn we het eens. Wij investeren 4,8 miljoen euro per jaar, een uitgave die niet in de begroting komt. Dat is een belangrijk detail, want het grote begrotingstekort zal er niet op wegen. Het bedrag komt niet in de begroting, maar het komt wel op het conto van minister Kitir, zodat het groeipad voor een betere ontwikkelingssamenwerking mooi wordt opgesmukt. Mevrouw de minister, 4,8 miljoen en 5 % gewicht, dat is niet echt in evenwicht. Ik denk dat we het daarover eens zijn.

 

U had het over het onafhankelijk onderzoek. Dat klopt en dat heeft de minister ook gezegd in de commissie. Maar ik had het daar niet over. Dat betrof – en u hebt het heel mooi aangehaald – een onderzoek naar de processen, de procedures en de degelijkheid van de bank, maar dat heeft niets te maken met de klachtenbehandeling voor de actoren die een anomalie vaststellen, die duiden en dan verwachten dat ze op een correcte manier worden behandeld, dat hun klacht wordt onderzocht, dat er iets aan gedaan wordt, dat er druk wordt gezet om er iets aan te doen en dat het project kan worden voortgezet. Dat is het probleem dat ik wou duiden en waarop u in uw briefing duidelijk geen antwoord hebt gekregen. Ik zal het alvast nog eens aan minister Kitir in de commissie vragen.

 

La présidente: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2060/3)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2060/3)

 

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article, ainsi que l'annexe.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen, alsmede de bijlage.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

19 Rapport de la commission spéciale chargée d'examiner la gestion de l'épidémie de COVID-19 par la Belgique (1394/1-3)

19 Verslag van de bijzondere commissie belast met het onderzoek naar de aanpak van de COVID-19-epidemie door België (1394/1-3)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Les rapporteurs sont Mmes Barbara Pas et Nawal Farih et MM. Patrick Prévot et Michel De Maegd.

 

19.01  Patrick Prévot, rapporteur: Madame la présidente, je ne sais pas comment nous allons procéder puisqu'une des membres rapporteurs a quitté les travaux.

 

Je me suis arrangé avec les membres qui sont restés et qui ont voulu travailler, en l'occurrence Mme Farih et M. De Maegd. Nous avons réparti le travail entre nous. Si les collègues sont d'accord, je pense qu'il serait plus judicieux de laisser d'abord parler Mme Pas. Ensuite, nous présenterons le rapport en trois parties.

 

19.02  Barbara Pas, rapporteur: Ik ben aangenaam verrast dat de collega-rapporteur mij deze keer wel wenst aan te spreken. In een of andere verzoeningsvergadering die we hebben gehad, was dat immers niet het geval. De volledige oppositie was toen boos wegens de gang van zaken. Ik ben niet het type dat mij in het gezicht laat spuwen, dus we hebben de werkzaamheden toen verlaten. Ik zal de overblijvende rapporteurs hun verslag van de commissie zeker laten doen. Ik zal het relaas van de commissie wel houden in mijn tussenkomst.

 

19.03  Patrick Prévot, rapporteur: Madame la présidente, en préambule, je serais tenté de vous dire que – et le rapport factuel, qui est beaucoup plus sérieux, viendra par la suite –, même si nous avons eu parfois des divergences d'opinion avec les autres partis, tous les autres partis – majorité comme opposition, à l'exception du Vlaams Belang – ont souhaité travailler et ont continué de travailler jusqu'au bout.

 

Le Vlaams Belang a effectivement quitté les travaux lorsqu'il a fallu commencer à travailler. Tant que les caméras et les journalistes étaient là et tant qu'on pouvait auditionner les gens, le Vlaams Belang était là mais, à partir de la première seconde où il a fallu travailler au sein de longues séances de travail avec les services et les experts, où il a fallu produire du travail, le Vlaams Belang s'est désisté. Il est vrai que travailler est beaucoup plus compliqué que de paraître devant les caméras.

 

19.04  Barbara Pas, rapporteur: Als dat een voorbode is voor de rest van uw verslag, kan ik al zeggen dat dat alleszins niet klopt, mijn beste collega. Ik ben het niet eens met uw omschrijving "niet werken", voor al die tientallen hoorzittingen en nog meer vergaderingen waar wij constructief aan hebben meegewerkt. Wij hebben ons daar, ondanks alles, zeer constructief opgesteld en altijd meegewerkt. We hebben honderden vragen op voorhand aan de verschillende sprekers overgemaakt. We hebben, kortom, alles gedaan wat van een parlementslid in die commissie verwacht wordt.

 

Op het moment dat elke fractie aanbevelingen mocht doen – wat wij ook gedaan hebben, wij waren zoals alle oppositiepartijen klaar om aan die bespreking te beginnen – stelden wij echter vast dat er op het lijstje geen aanbevelingen per fractie van de meerderheidspartijen terug te vinden waren, maar wel Vivaldi-aanbevelingen. Dat stond er letterlijk zo in. Toen in een vergadering door de meerderheidspartijen werd toegegeven dat zij achter de rug van de commissie al apart hadden samengezeten om een Vivaldifilter over de aanbevelingen aan te brengen, en dan al toegaven dat ze hun aanbevelingen namens de meerderheid al klaar hadden, hadden alle oppositiepartijen daar terecht heel veel vragen bij.

 

Het officiële argument dat werd gegeven was dat het anders niet werkbaar was. Ze hadden het gedaan om de werkdruk te verlichten en tijd te besparen. Welnu, daar heeft men een bureau voor in de commissie. Dan had men tijdens het voorbije jaar dat bureau en de rapporteurs eens kunnen samenroepen om werkafspraken te maken, maar dat was niet het geval.

 

Hoewel wij bereid waren aan de commissie mee te werken – we hadden onze aanbevelingen en suggesties allemaal overgemaakt –, is ze toen geschorst. Voor het eerst in een heel jaar kwam er toen een vergadering van het bureau, nietwaar mijnheer de voorzitter? Voor het eerst in heel dat jaar kwam er een vergadering met de voorzitter, de twee ondervoorzitters en de vier rapporteurs, waar collega Depoorter en ik onze kritiek opnieuw herhaalden dat we het geen manier van werken vonden dat de meerderheidspartijen al op voorhand hadden samengezeten om conclusies te maken.

 

Weet u nog welke uw reactie was, collega? Ik weet het nog zeer goed. Na de zalvende woorden van de voorzitter, die hoopte dat we met een door allen gedragen rapport naar buiten zouden kunnen komen, zei u dat "u niet zou reageren op wat mevrouw Pas heeft gezegd, omdat u niet met onze partij praat". Toen begon u een andere parler af te steken.

 

Als een collega-rapporteur nog niet spreekt met een andere collega-rapporteur, dan ben ik niet zo naïef om te geloven dat de aanbevelingen en ons constructieve werk ernstig worden genomen. Er wordt nog niet eens geluisterd naar wat wij zeggen. Dan is dat toch puur tijdverlies? Vanaf dan heb ik mijn tijd veel nuttiger gespendeerd en heb ik, samen met collega Dominiek Sneppe, een eigen rapport gemaakt, zonder taboes. Ik heb het rapport niet vertaald naar het Frans, maar ik beveel het u toch aan. Er staan veel zaken in die ook in het andere verslag hadden moeten staan.

 

19.05  Patrick Prévot, rapporteur: Madame la présidente, je n'épiloguerai pas plus longtemps. Il manque un certain nombre d'éléments à Mme Pas, mais ce n'est pas étonnant étant donné qu'elle n'a pas participé à l'ensemble des travaux. Elle réécrit l'histoire à sa manière et en citant Mme Depoorter, elle ne me semble pas correcte puisque Mme Depoorter ainsi que ses autres collègues de la N-VA n'ont jamais quitté la table, ont continué à travailler et ont largement contribué à ce rapport tout comme les autres membres de la commission et, singulièrement, les membres de l'opposition.

 

Cela dit, madame la présidente, chers collègues, comme vous le savez, la commission spéciale chargée d'examiner la gestion de l'épidémie de la covid-19 par la Belgique a été instituée en séance plénière du 25 juin 2020. La proposition de loi adoptée ce jour-là fixait les missions de notre commission.

 

Je ne reviendrai pas en détail sur l'ensemble de ces points, mais vous en rappellerai les grandes lignes pour un rapport correct.

 

Il était ainsi prévu l'examen des mesures prises depuis la grippe AH1N1 en matière d'anticipation et de gestion de crise sanitaire de grande ampleur; des informations provenant d'autorités internationales et d'autres pays dont la Belgique disposait entre l'apparition de la covid-19 en décembre 2019 en Chine et les premiers cas confirmés de contaminations dans notre pays début mars 2020 et des suites qui ont été données à ces informations; des décisions et des mesures prises au niveau fédéral entre l'annonce en décembre 2019 de l'apparition de la covid-19 à Wuhan en Chine et les premiers cas confirmés en Belgique depuis mars 2020, en ce compris au regard des mesures prises par d'autres pays européens; de la planification et de la gestion de crise concernant notamment la gestion des stocks stratégiques de matériel médical et de médicaments, de la coordination et de la mise en œuvre des mesures de lutte contre l'épidémie, des mesures prises pour les hôpitaux ainsi que de la concertation avec les acteurs dans ce cadre; des effets de la crise dans le domaine des soins non liés au virus, des effets de la crise dans le domaine des soins en santé mentale; l'examen de la chaîne de communication des autorités fédérales sur la crise du covid-19, la manière dont les aspects non médicaux liés à la crise ont été gérés (fermeture des frontières, rapatriements des nationaux, contrôles des déplacements, etc.); du rôle essentiel du Centre national de crise dans le cadre des missions qui lui sont attribuées; de la manière dont la Belgique a assuré le rapportage des données sanitaires vis-à-vis du Centre européen de prévention et de contrôle des maladies, notamment au regard des autres pays européens et a rendu ces données accessibles à la population;

 

Comme prévu dans ces missions, nous venons aujourd'hui vous présenter les principaux constats, les principales conclusions et recommandations que nous avons pu tirer, après plus d'un an de travail et cinquante réunions de commission. Nous avons entamé nos travaux le 2 juillet 2020 et M. Robby De Caluwé a été désigné comme président, aidé de deux vice-présidents, en l'occurrence Mmes Hennuy et Depoorter. Quatre rapporteurs ont également été désignés. Mme Pas, comme je l'ai dit, a décidé de ne plus poursuivre le travail en cours de route. C'est donc avec mes collègues Nawal Farih et Michel De Maegd que j'ai l'honneur de vous présenter ce rapport.

 

Sur la base des missions confiées, la commission spéciale a décidé de baser ses travaux sur cinq thématiques. La première a été la préparation à une possible crise sanitaire à grande échelle. Nous étions dans le pré-corona. La deuxième a été le fonctionnement, l'encadrement et le financement du secteur des soins et du personnel soignant. Ensuite, la thématique de l'harmonisation à l'international et l'aspect communication, l'achat, la production et la distribution du matériel de protection, de tests et de médicaments, ainsi que le traçage et enfin, la coordination intrabelge de l'approche de la communication et du confinement.

 

Les membres de la commission ont décidé d'être assistés par une équipe d'experts dans ses travaux, à savoir par Mme Leïla Belkhir, infectiologue à l'UCL, M. Yves Coppieters, épidémiologiste à l'ULB, M. Hugo Marynissen, expert en gestion de crise à l'université d'Anvers, en remplacement de Mme Floor Lams qui avait débuté les travaux avec nous mais qui a rejoint, par la suite, le commissariat corona quelques semaines après le début de la commission spéciale, et enfin, M. Marc Sabbe, médecin urgentiste à la KULeuven. Ces experts ont entamé leur travail en rédigeant un rapport préparatoire sur les missions de la commission.

 

Pour mener à bien leurs travaux et en vue de la préparation des auditions, les membres de la commission spéciale ont décidé de demander toute une série de documents aux responsables politiques du précédent gouvernement fédéral dirigé par la première ministre, Sophie Wilmès. Ces documents concernaient notamment les messages et informations reçues des instances internationales depuis l'automne 2019, contenant des informations et des mises en garde sur le covid-19, la liste et l'organigramme des différents organes impliqués ainsi que des instances qui ont participé à la gestion de crise ainsi que les informations et rapports de ces organes et institutions depuis l'apparition du coronavirus à Wuhan et différents autres documents utiles pour la planification des auditions. Vous en trouverez d'ailleurs une liste plus détaillée dans le rapport écrit et ses annexes.

 

Toutes les informations ont été transmises et mises à la disposition des membres et experts de la commission spéciale de la manière suivante: en fonction de leur degré de confidentialité, il y avait tout d'abord les documents ultraconfidentiels, les "eyes only", qui étaient accessibles numériquement sur des PC non connectés installés au secrétariat de la commission. Les documents confidentiels, eux, étaient mis à disposition des experts et des membres de la commission sur l'extranet dans un dossier intitulé "confidentiel". Il y avait enfin les autres documents qui, eux, étaient mis à la disposition des experts et des membres de la commission sur l'extranet de la commission spéciale.

 

En raison des mesures en vigueur contre le covid-19 à la Chambre des représentants, toutes les informations ont été mises à disposition des membres de la commission sous format numérique. Préalablement à la tenue des auditions, une note importante a également été demandée au service juridique de la Chambre concernant la répartition des compétences en matière de santé publique et de gestion d'une crise sanitaire entre les différents niveaux de pouvoir belges. Cette note figure également en annexe du rapport.

 

Après avoir pris connaissance des informations mises à sa disposition et des notes introductives présentées par Mmes Belkhir et Lams ainsi que par M. Coppieters en septembre 2020, la commission spéciale a établi la liste des personnes et instances à auditionner. Au fil de ces auditions, de nouvelles propositions d'instances et de personnes à auditionner ont été formulées tantôt par les experts tantôt par les membres de la commission spéciale.

 

Concrètement, la commission a organisé 46 auditions, dont vous pourrez consulter la liste dans le rapport écrit. Préalablement à ces auditions, les membres de la commission ont systématiquement été invités à transmettre leurs questions aux intervenants afin de cadrer au mieux les discussions ainsi que les points d'attention. Les réponses écrites à ces questions figurent également en annexe de ce même rapport. Les comptes rendus intégraux des auditions, les présentations et les informations écrites mises à disposition par les instances et les personnes auditionnées sont également annexés au présent rapport.

 

Enfin, différentes contributions écrites ont également permis d'étayer nos travaux, notamment celles de l'OMS, de l'ECDC ou encore de la Commission européenne qui n'ont pas pu répondre favorablement à notre demande d'audition. Au cours de ses travaux, la commission spéciale a pu obtenir presque toutes les informations qu'elle avait demandées.

 

J'évoquerai quand même brièvement les difficultés que nous avons rencontrées pour obtenir des informations concernant deux éléments. Le premier portait sur les contrats européens relatifs aux commandes de vaccins. À la suite des demandes adressées à l'AFMPS et à la ministre de la Santé publique, Mme De Block, en vue d'obtenir ces informations, l'AFMPS a indiqué en août 2020 que "ces informations étaient classées comme non communicables et que les documents étaient, dès lors, couverts par une obligation de confidentialité".

 

Par conséquent, ces documents n'ont pas été transmis. Certains membres de la commission ont, dès lors, estimé qu'il convenait d'instituer, du moins pour cette partie des travaux, une commission d'enquête parlementaire. Cette proposition n'a, toutefois, pas pu recueillir de majorité au sein de la commission spéciale.

 

Par contre, la commission spéciale a décidé, le 12 février 2021, de demander à la présidente de la Chambre de s'associer à l'initiative du Parlement du Grand-Duché de Luxembourg et du Parlement de la Slovaquie visant à appeler la Commission européenne à accorder aux membres des commissions spéciales covid-19 des Parlements nationaux l'accès à la salle d'information, la fameuse data room, concernant les contrats relatifs aux vaccins, créée par la Commission européenne et destinée aux membres du Parlement européen.

 

Forte de l'assentiment de la Conférence des présidents, la présidente de la Chambre – vous-même madame la présidente – a adressé un courrier en ce sens à la présidente de la Commission européenne, Mme Ursula von der Leyen.

 

Dans un courrier du 24 août 2021, Mme von der Leyen a répondu que, pour diverses raisons comme des clauses de confidentialité, la protection d'informations commerciales et financières sensibles et la garantie de la position de négociation de l'Union européenne, les contrats ne pouvaient pas être divulgués intégralement par la Commission européenne mais que les entreprises pharmaceutiques avaient marqué leur accord de publier une version expurgée de ces contrats sur le site web de la Commission européenne.

 

Le second élément qui a posé quelques difficultés pour obtenir ces informations concernait les chiffres relatifs aux hospitalisations et à la mortalité liée au covid-19 par hôpital. Là aussi, s'agissant de données sensibles qui nécessitaient une communication adéquate, une audition publique a été organisée à la demande de Sciensano avec des experts de cette institution.

 

Au cours de l'audition du 15 juin 2021, le Dr Koen Blot, indiquait, dans son exposé, les raisons pour lesquelles Sciensano ne pouvait pas communiquer aux membres de la commission des chiffres relatifs aux hospitalisations et à la mortalité liés au covid-19 de manière scientifiquement et socialement responsable. Le Dr Sophie Quoilin a déclaré que Sciensano était en revanche disposé, sur la base de questions de recherches spécifiques transmises par les membres, à apporter son concours à la commission spéciale en vue de formuler des recommandations visant à améliorer les soins de santé lors d'une pandémie.

 

Plusieurs membres de la commission ayant exprimé leur mécontentement quant au déroulement de l'audition, une audition supplémentaire sur le même thème a été organisée le 28 juin 2021 avec M. Marcel Van der Auwera, chef du service d'aide médicale et psychosociale urgente du SPF Santé publique. Les comptes rendus de ces auditions sont également présents dans les annexes du rapport.

 

Enfin, en vue de la rédaction de son rapport et de ses recommandations, et comme cela était prévu dans les missions de notre commission, nous avons également procédé, le 27 avril 2021, à un échange de vues interparlementaire entre les commissions covid-19.

 

Les recommandations formulées par les différentes assemblées y ont été présentées et ont été suivies par un échange de vues entre les différents membres.

 

Madame la présidente, je vais maintenant laisser mes collègues exposer la manière dont se sont déroulées les discussions sur le rapport final et les recommandations.

 

19.06  Nawal Farih, rapporteur: Mevrouw de voorzitster, collega's, ik zal u door de vaststellingen leiden die de leden van de bijzondere commissie en de experts opnamen in het rapport, en door de interpretatie ervan die richting gaf aan de aanbevelingen. Deze werden opgesteld na intensieve debatten, met bijdragen van de diverse fracties.

 

Het is op de eerste plaats passend dat dit Parlement, net als de leden van de bijzondere commissie, zijn sympathie, steun en erkenning uitspreekt ten aanzien van iedereen die door deze crisis getroffen werd. De vele slachtoffers en hun nabestaanden verdienen erkenning voor het leed en het verlies dat zij ervaren hebben.

 

Onze vele zorgverleners en ziekenhuizen moesten doorheen deze crisis boven zichzelf uitstijgen om de samenleving zo goed mogelijk te beschermen tegen het kwaad dat het virus aanrichtte. Dat gebeurde vaak in weinig evidente omstandigheden, die hen fysiek en mentaal tot het uiterste dreven, ver voorbij de grens van wat draagbaar is.

 

Gedurende de hoorzittingen werd vanzelfsprekend specifieke aandacht besteed aan de uitdagingen en de omstandigheden waarmee het zorgpersoneel, de zorgsector en de ziekenhuizen geconfronteerd werden. Het was de commissie duidelijk dat de omstandigheden waarin zij hun opdrachten moesten vervullen absoluut moeten verbeteren om bij een volgende pandemie of grootschalige gezondheidscrisis kwalitatieve gezondheidszorg te kunnen garanderen.

 

De bijzondere commissie besefte na de vele hoorzittingen ook dat de maatregelen om de schade van het virus te beperken indirect een impact hadden op de samenleving. Ik denk aan de levenskwaliteit en de psychische gezondheid van vele mensen.

 

Noch de socio-economische dimensie van de COVID-19-pandemie, noch de analyse van de vele beleidsinitiatieven en maatregelen die de diverse regio's in ons land namen om de bedrijven en de gezinnen te ondersteunen, behoorden tot de opdracht van de bijzondere commissie. Er wordt in de aanbevelingen dus ook niet op ingegaan.

 

Desalniettemin is een multidisciplinaire benadering van het crisisbeheer fundamenteel voor de bijzondere commissie. Tijdens de 46 hoorzittingen en in de vele documenten die de commissie ter beschikking werden gesteld, werd het chronologische verloop van de covidpandemie in België gedurende de gehele onderzochte periode vastgelegd. Dit uniek overzicht is in bijlage 5 bij het verslag gevoegd. Het beslaat meer dan 220 pagina's.

 

Op dezelfde basis hebben de vier experten hun rapport opgesteld dat de belangrijkste vaststellingen samenvat en analyseert in vijf clusters. De eindversie van dat rapport dateert van 25 juni 2021 en werd in bijlage 1 toegevoegd. Het beslaat 86 bladzijden. Deze vaststellingen en analyses hebben de bijzondere commissie sterk geïnspireerd bij de eindbespreking op 13 juli. Ik wil dus naar de bijlagen bij het voorliggende rapport en de verslagen van de hoorzittingen verwijzen als men in detail kennis wil nemen van de diverse vaststellingen. Sta mij echter toe om er enkele uit te lichten en ze in perspectief te zetten. Het zal de aanbevelingen die het commissieverslag voorstelt en enkele van de gemaakte keuzes verduidelijken.

 

Een eerste vaststelling is dat niemand de omvang noch de duur kon inschatten van de crisis die op ons is afgekomen. De wetenschappelijke kennis en inzichten over het virus en de mogelijke behandelingen werden proefondervindelijk opgebouwd, met vallen en opstaan. Het beleid en de aanpak evolueerden onder meer door de nieuwe wetenschappelijke inzichten en de evoluties van het virus. Dat uitte zich bijvoorbeeld in het feit dat bij het begin van de pandemie het dragen van een mondmasker niet werd aanbevolen voor de algemene bevolking. Ik beklemtoon dat het dragen van een mondmasker niet aanbevolen werd door de Wereldgezondheidsorganisatie, noch door de experten die de regering met raad en daad bijstonden. Na verloop van tijd werd het wel een verplichting, in omstandigheden waarin mensen onvoldoende afstand konden houden. Daar heeft dit ook zijn meerwaarde bewezen.

 

Daarbij werd beslist om een uitgebreide stock aan mondmaskers en andere medische hulpmiddelen aan te leggen en structureel te onderhouden. Ook werden bijvoorbeeld maatregelen uitgewerkt die een betere spreiding van de COVID-19-patiënten op het oog hadden. Het belang van ventilatie werd onderstreept in de preventie- en beheersingsmaatregelen en het overleg georganiseerd in het Overlegcomité werd voorbereid door de coronacommissaris. Het is voor de commissie nu van belang om de lessen te verankeren in een betere omkadering en organisatie van onze crisisbeheersing.

 

Een eerste aanbeveling die hieruit volgt, is dat het duidelijk was dat de bestaande instellingen en procedures niet geschikt waren voor langdurige crisissen als een pandemie.

 

De weerbaarheid en de sterkte van de volksgezondheid zijn daarbij van het uiterste belang als eerstelijnsverdediging. De crisis plaatste infectieziekten weer op de voorgrond. Ons land moet bijgevolg opteren voor een sterke preventieve gezondheidszorg, het verkleinen van de gezondheidskloof en een sterk gezondheidssysteem, zodat het beter gewapend is tegen dergelijke pandemieën. Een van de elementen daarvan is ongetwijfeld een grotere samenwerking op Europees niveau, om zowel wetenschappelijk als organisatorisch beter gewapend te zijn.

 

Een ander element is dat het crisisbeheer bij pandemieën van alle stakeholders goed voorbereid en georganiseerd moet worden, zodat er snel kan worden geschakeld indien nodig. Daartoe moet eveneens een pandemieplan opgesteld worden dat permanent geactualiseerd wordt. Het influenzaplan van 2006 was helaas niet geactualiseerd naar aanleiding van de nieuwe bevoegdheidsverdeling na de zesde staatshervorming. De structuren waren niet voorbereid op de langdurige en brede maatschappelijke impact die de covidpandemie zou hebben. Er is dus nood aan een multidisciplinaire voorbereiding van een permanent geactualiseerd en ingeoefend pandemieplan.

 

Vandaar het voorstel om de huidige coronacommissaris in samenspraak met het Nationaal Crisiscentrum en de Risk Management Group te belasten met de uitwerking van dit generieke plan op een zo kort mogelijke termijn. Dezelfde pragmatische aanpak inspireerde de bijzondere commissie COVID-19 voor haar voorstellen met betrekking tot crisisbeheersingsstructuren. In de plaats van nieuwe instellingen voor te stellen die in een institutioneel niemandsland tussen federale en deelstatelijke overheden zouden belanden, met een onduidelijk statuut, koos de commissie ervoor om bestaande structuren te versterken en open te breken, zodat de bevoegde deelstaten erin zouden kunnen worden geïntegreerd. Dit alles gebeurt onder leiding van een coronacommissaris.

 

De pooling van de kennis en ervaring die aanwezig is en behouden moet blijven, om de betrokken gespecialiseerde departementen actueel te houden, is de enige goede manier. De detectie en de eerste signalering van een potentiële dreiging zullen immers steeds gebeuren door instanties die permanent met de betrokken materie bezig zijn en de nodige expertise hebben om de dreiging correct in te schatten. De bevoegde vakdepartementen moeten daartoe evenwel hun crisiscellen versterken.

 

Een wederzijdse vertegenwoordiging in elkaars crisisorganen zal het Nationaal Crisiscentrum, dat beschikt over de crisisbeheersingstechnieken en –kanalen, in staat stellen om permanent de crisis- en risicobeheersingsinstrumenten en plannen van de vakdepartementen te bewaken en waar nodig te actualiseren. Het Nationaal Crisiscentrum moet de samenwerking met de deelstaten intensifiëren, zodat ze permanent op de hoogte zijn.

 

Het Nationaal Crisiscentrum zal bij de start van de federale fase moeten klaarstaan, om zijn ervaring op het vlak van crisismanagement ten dienste te stellen van het Overlegcomité en de aangestelde commissaris. Zij of hij is dan omringd door de instanties die tot op dat moment de crisis beheerden en expertise opbouwden inzake de dreiging. Het is de coronacommissaris of de commissaris bij pandemieën die de coherente beleidsvoorstellen moet uitwerken. Gezien de verschillende bevoegdheden en beleidsniveaus is een coherente aanpak daarbij noodzakelijk. Op die wijze hoopt de commissie op een democratische, correcte manier tegemoet te komen aan de vraag naar eenheid van commando, die in vele hoorzittingen en debatten naar voren kwam.

 

Ten tweede, de commissie deelt ook de analyse van Richard Horton, de hoofdredacteur van The Lancet, die in zijn getuigenis stelde dat bij de start van de pandemie binnen de Westerse samenleving een gevoel van onaantastbaarheid bestond ten aanzien van een gezondheidscrisis. Wij gingen er allen van uit dat onze goede gezondheidszorg en onze hoogontwikkelde ziekenhuizen een pandemie wel de baas zouden kunnen. Wij hadden helaas al vele jaren geen directe ervaring meer met infectieziekten, aangezien die niet meer op de voorgrond stonden bij onze gezondheidsuitdagingen.

 

De bijzondere commissie denkt dat ook dit misschien tot een te groot gevoel van zelfvertrouwen binnen onze samenleving heeft geleid en de reactie op het nieuws dat ons vanuit Azië bereikte heeft vertraagd. Uit deze basisvaststelling volgt de aanbeveling dat we onze voelhoorns op het wereldtoneel moeten versterken en een performant early warning system moeten uitwerken, zodat onze crisisbeheersingsmaatregelen tijdig kunnen opgestart en uitgerold worden.

 

Niet enkel een versterkte aanwezigheid in mondiale multilaterale private of universitaire overlegorganen is hier noodzakelijk, vooral ook een versterkte Europese samenwerking en een actief optreden van Europa op het vlak van het grensoverschrijdend gezondheidsbeleid en in het bijzonder van pandemiebestrijding zullen in de toekomst essentieel zijn.

 

Een derde vaststelling is het feit dat heel Europa en ook de VS worstelden met dit virus. Dit mag voor de bijzondere commissie niet als excuus aangevoerd worden, ons land is in staat om beter te doen. Uit deze derde vaststelling volgt dat de grote impact van deze gezondheidscrisis op de samenleving ons allen ertoe moet aanzetten om de nodige verbeteringen op de meest diverse terreinen en disciplines te realiseren.

 

De gerechtvaardigde vraag van de burger is dat de basisstructuren van overleg, coördinatie en besluitvorming klaarstaan en snel geactiveerd kunnen worden om een efficiënt gecoördineerd optreden van de overheid te kunnen verkrijgen.

 

Zoals u weet, heeft de commissie kennis genomen van de analyses en aanbevelingen van de parlementen van de deelstaten. Het is nu aan de diverse regeringen om in gezamenlijk overleg deze aanbevelingen zo snel mogelijk in beleid en juridisch bindende teksten om te zetten. Niet voor niets luidt de laatste aanbeveling van de commissie dat dit parlement tegen uiterlijk 15 maart 2022 de eerste minister, de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Volksgezondheid wil horen over de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de aanbevelingen.

 

Onze burgers verwachten dat we alle nodige inspanningen zullen leveren om een potentiële herhaling van deze zware gevolgen van een gezondheidscrisis te voorkomen. Laten we hen vooral niet teleurstellen.

 

19.07  Michel De Maegd, rapporteur: Madame la présidente, chers collègues, merci à mes collègues Mme Farih et M. Prévot pour cette présentation du rapport, que je vais poursuivre.

 

À l'issue des nombreuses auditions que nous avons menées et qui vous ont été présentées, nous en sommes arrivés à ce qui est le cœur de notre rapport, à savoir les recommandations.

 

Il était primordial d'être aussi exhaustif que possible, de ne pas éviter de sujets et de ne pas survoler le sujet. Les auditions nous ont permis de conclure que notre pays pouvait et devait mieux se préparer à affronter les crises de ce type. Comme nous le développons dans le texte, cette préparation devra évidemment être respectueuse du processus décisionnel et démocratique au sein de notre société et tenir compte de la structure institutionnelle complexe de notre pays.

 

Les recommandations formulées visent à trouver un juste équilibre entre, d'une part, l'objectif visant à garantir la clarté et à obtenir des résultats concrets et, d'autre part, la volonté d'élaborer des mesures suffisamment génériques pour qu'elles puissent être applicables aux crises et aux pandémies les plus diverses. Au final, ce sont au total 135 recommandations qui ont été adoptées par la commission spéciale, et dont nous nous apprêtons à débattre ici.

 

Pour plus d'efficacité et de clarté, nous avons divisé ces recommandations en cinq grands chapitres: un système de santé plus robuste comme base, une bonne préparation sur la base d'un plan de pandémie et de stocks actualisés en permanence, la gestion de la crise durant la phase fédérale de toute pandémie ou crise, le renforcement de la dimension européenne et, enfin, les moyens nécessaires à la mise en œuvre des propositions et à leur suivi.

 

Le premier chapitre concerne donc la robustesse du système de santé. Les nombreux experts professionnels, acteurs de ce domaine, que nous avons rencontrés à de nombreuses reprises, étaient unanimes à ce sujet. Un système plus robuste est une base impérative pour affronter ce type de crise. Plusieurs aspects de ce système sont abordés avec, pour chacun d'entre eux, de nombreuses recommandations. Je ne vais pas énumérer ces recommandations ici, vous les avez lues, mais revenons sur les grandes thématiques abordées.

 

Il convient d'accorder davantage d'attention à la promotion de la santé et à la prévention des maladies. Les hôpitaux doivent être réorganisés compte tenu de la nécessité de limiter la charge administrative pour nos prestataires de soins. Leurs liens avec les maisons de repos et de soins doivent être renforcés et pérennisés. Tout cela doit passer par la poursuite de la réforme du financement hospitalier.

 

Les soins de santé mentale doivent, pour leur part, trouver leur place en tant qu'élément inhérent aux soins de santé globaux. Le plan pandémie doit tenir compte des répercussions de la pandémie sur le bien-être mental et psychosocial de la population, tout particulièrement des enfants et des jeunes gens, ainsi que des aspects psychologiques liés à la pandémie.

 

Dans ce cadre, un plan interfédéral de santé mentale pourrait être mis en œuvre. Notre infrastructure de testing et de tracing doit également être performante. Des failles ont eu lieu à certains moments. Il est donc primordial d'y remédier. Il est évident qu'une attention croissante doit être accordée à nos professionnels de la santé. Notre soutien à ce secteur doit être total. Des efforts devront également être menés concernant la numérisation et le traitement des données médicales. Enfin, l'efficacité des autorités publiques doit être revue.

 

Le deuxième chapitre concerne la préparation nécessaire pour affronter ce type de crise sanitaire. Il n'y a aucun doute quant à la nécessité de mettre rapidement en place – avant la fin de 2022 – un nouveau plan pandémie. Cela a suffisamment été répété durant les auditions. Ce plan sera établi par le SPF Santé publique, soutenu par le Centre de Crise National (NCCN) et en concertation avec les entités fédérées, les divers acteurs de santé présents sur le terrain – y compris la première ligne – et après consultation des gouverneurs de province. Ce plan devra ensuite être actualisé tous les trois ans.

 

Cependant, un plan ne suffit pas. La planification importe également. Une analyse préliminaire approfondie, une coordination avec toutes les parties concernées, l'élaboration d'un planning, l'analyse et le renforcement éventuels de la résistance des Services publics fédéraux, un objectif clair, ainsi que quelques principes de base et leur mise à l'épreuve permettent que toutes les personnes impliquées soient sur la même longueur d'onde et sachent comment agir. Il convient donc de réfléchir à une approche fédérale de crise qui s'appuie sur quelques principes clairs plutôt que sur des structures fixes – sur la résilience plutôt que sur la réactivité.

 

Un système d'alerte précoce est recommandé. En dehors des périodes de crise, il faut veiller à ce que toutes les personnes en mesure de détecter des signaux d'alarme sachent à quelles instances elles peuvent faire appel pour anticiper adéquatement une situation d'urgence, voire prévenir une crise. La sortie de crise doit également être anticipée, notamment concernant la communication afin de susciter l'adhésion de la population.

 

Nous nous sommes aussi attelés aux réserves stratégiques. Cela est primordial. Elles doivent être suffisantes à tout moment. Il faut pérenniser la mise à disposition, la sécurité et la gestion dynamique de stocks tournants, d'équipements de protection, de matériel médical et de médicaments à un niveau national, en tenant compte de la diversité des risques sanitaires potentiels.

 

Le troisième chapitre est relatif à la phase fédérale de toute crise ou pandémie. Le rôle du Centre de Crise National est central et doit être revu. Ses missions et compétences doivent être élargies pour qu'il devienne un centre multidisciplinaire et interdépartemental. Sa collaboration avec les entités fédérées, notamment avec les centres régionaux, doit être renforcée.

 

Le rôle et le statut des experts doivent par ailleurs être précisés. Un cadre juridique doit être mis en place avec des droits et des obligations, dans lequel ces experts peuvent mener leurs missions de conseil dans le respect de leur intégrité et de leur indépendance, notamment dans leur communication dans les médias.

 

Globalement, les administrations publiques doivent tendre vers une culture de la prévention des risques et de la gestion de la crise. Le SPF Santé publique doit être suffisamment intégré à ce processus.

 

Il est également important d'évaluer chaque crise après le déclenchement de la phase fédérale via des équipes de chercheurs indépendants afin que des rapports puissent être publiés débriefant la mise en œuvre de cette phase.

 

L'Institut Supérieur de Planification d'Urgence devra lui aussi être réorganisé pour en faire un centre d'expertise au sein du Centre de Crise National.

 

Dès l'apparition d'une nouvelle crise, le Comité de concertation devra nommer un commissaire dans les vingt-quatre heures du début de la phase fédérale, voire plus rapidement si les circonstances l'exigent. Il sera responsable des avis finaux à soumettre à l'organe de décision politique interfédéral.

 

En ce qui concerne la complexité de nos structures étatiques, la répartition et l'organisation des compétences liées à la Santé au sein de l'État devront être évaluées sur la base d'un large débat démocratique impliquant notamment les citoyens, la société civile, les milieux académiques mais également les acteurs de la Santé.

 

Enfin, pour ce qui est de la communication durant la période de crise, il faut impérativement la rendre cohérente. Cela passe par des échanges d'informations adéquats, par une planification et une préparation conjointes en amont. La communication doit être uniforme, claire et transparente, aussi bien en interne que vers l'extérieur.

 

Le quatrième chapitre concerne la dimension européenne qui doit être, là aussi, renforcée. Notre pays doit plaider pour la création d'une boîte à outils numérique basée sur la collecte de données dans l'ensemble de l'Union européenne afin de permettre d'améliorer et d'accélérer la lutte contre la pandémie, mais aussi pour la création d'une structure pouvant rapidement devenir une union sanitaire.

 

Nous devons également insister auprès des pays partenaires européens et des pays de l'OCDE pour qu'ils évaluent et actualisent le fonctionnement et les compétences de l'Organisation mondiale de la Santé de manière à permettre à celle-ci de convoquer les États membres immédiatement face à de telles crises sanitaires.

 

La Belgique doit faire le maximum pour s'inscrire dans les initiatives de coopération européennes concernant la santé publique et la lutte contre les crises mais aussi pour se rapprocher des différents réseaux de santé européens. Il conviendra de repenser la politique de santé à l'échelle de l'Union européenne afin qu'elle soit plus intégrée, plus harmonisée entre l'Union européenne et ses différents États membres. De nombreuses recommandations détaillent concrètement comment la Belgique doit jouer ce rôle au sein de l'Union européenne. C'est très important lorsque l'on se remémore les ratés qui se sont produits à ce niveau au cœur de la crise.

 

Enfin, chers collègues, le dernier chapitre primordial est celui des moyens nécessaires à la mise en œuvre des propositions et du suivi qui doit être accordé. Le gouvernement se voit confier la mission d'examiner la question des moyens budgétaires humains et matériels nécessaires à cette mise en œuvre. Des leçons spécifiques devront être tirées une fois la crise actuelle derrière nous.

 

Il est demandé au premier ministre, au ministre de l'Intérieur et au ministre de la Santé publique de communiquer à la Chambre des représentants, pour le 15 mars 2022 au plus tard et ensuite chaque année jusqu'à l'approbation du plan pandémie, un état des lieux de la mise en œuvre de nos recommandations. Lorsque le plan pandémie aura été approuvé, les ministres de chaque nouveau gouvernement ayant les matières précitées dans leurs attributions transmettront à la Chambre, au plus tard un an et demi après l'entrée en fonction du nouveau gouvernement, un rapport spécial sur le niveau de préparation du pays, les actualisations du plan pandémie, le fonctionnement et l'organisation du NCCN, le fonctionnement et l'organisation du SPF Santé publique à cet égard et sur les dimensions européennes et internationales de la gestion de crise.

 

Á présent, je dirai un mot sur la fin de travaux de la commission, avec le résultat des votes. L'ensemble des considérations liminaires et des recommandations a été adopté en commission spéciale par onze voix, celles de la majorité Vivaldi, contre une voix, celle du PVDA-PTB. Les trois membres de la N-VA se sont, pour leur part, abstenus.

 

Madame la présidente, chers collègues, je vous ai présenté ici, de manière très succincte, les grands axes des recommandations que nous avons adoptées dans notre commission spéciale. Le travail a été long et intense. Nous le devions bien sûr à toutes celles et ceux, dans la population, qui ont eu à subir les impacts parfois violents de cette pandémie. Au travers de ces 135 recommandations, nous souhaitons que notre pays soit mieux armé demain, si une telle situation devait se reproduire. Nous ne cherchons pas à juger, à blâmer, à critiquer qui que ce soit. Nous constatons simplement la manière dont la crise a été gérée, avec les informations dont nous disposions à l'époque, et nous en tirons des conclusions.

 

Pour ce travail, je tiens à remercier, parmi mes collègues, celles et ceux qui y ont pris part activement et de manière constructive. Je tiens également à remercier les services du Parlement qui nous ont été d'une grande aide et d'un soutien précieux tout au long de cette année de travail.

 

Enfin, je ne voudrais pas terminer mon intervention sans exprimer notre sympathie, notre soutien et notre reconnaissance à tous les citoyens qui ont été affectés par cette crise. Nous le disons dans notre rapport. Il ne pouvait bien sûr en être autrement. Je vais donc conclure en lisant ce passage, l'un des plus importants à mes yeux: "Les nombreuses victimes et leurs proches méritent d'être reconnus pour leurs souffrances et les pertes qu'ils ont subies. De nombreux prestataires de soins et hôpitaux ont dû se surpasser tout au long de cette crise afin de protéger au mieux la société des ravages causés par ce virus. Ils ont souvent dû le faire dans des circonstances peu évidentes, qui les ont poussés physiquement et mentalement dans leurs derniers retranchements, bien au-delà de la limite du supportable."

 

19.08  Frieda Gijbels (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, vooreerst wil ik mij aansluiten bij de steunbetuigingen die ook al door andere collega's zijn gericht aan het adres van al wie geraakt is door de pandemie, al wie zich heeft ingezet om de pandemie te bestrijden en al wie geraakt is door de diepere crisis die de pandemie teweeg heeft gebracht.

 

Onze samenleving heeft heel zware klappen gekregen. Net dat is de reden waarom de bijzondere commissie haar taak bijzonder ernstig zou moeten nemen. Wij zijn als volksvertegenwoordigers aangesteld om te onderzoeken op welke manier de covidcrisis werd aangepakt. We hadden zitting in de commissie om op basis van vastgestelde tekortkomingen aanbevelingen te formuleren die moeten garanderen dat we de volgende keer niet meer dezelfde fouten maken.

 

We hebben heel veel hoorzittingen gehad, meer dan 40, en ongeveer 50 vergaderingen. Het zal dus niet liggen aan de tijd die we in de bijzondere commissie hebben gestoken, maar toch denk ik dat wij als bijzondere commissie eens goed in eigen boezem moeten kijken. Tijdens de laatste bespreking van de aanbevelingen heb ik het ook al gehad over gemiste kansen en over misplaatste voorzichtigheid. Het was niet onze taak om verzachtende omstandigheden te zoeken of om rond de pot te draaien wanneer er fouten moesten worden geduid.

 

Het gaat daarbij niet om individuen met de vinger te wijzen, waarvoor velen blijkbaar bevreesd waren, maar wel om het onderzoeken van het functioneren van een regering, regeringsleden, overheidsfunctionarissen en overheidsdiensten. Die instanties moesten instaan voor de veiligheid van onze burgers. Het is alleen maar democratisch, het is onze parlementaire taak en onze parlementaire plicht om te controleren hoe dat verlopen is. Daarbij mogen er geen taboes zijn.

 

Ik heb mij bijzonder gestoord aan de inleidende beschouwingen bij de aanbevelingen. Er worden zaken aangehaald die niet gepast zijn, bijvoorbeeld dat het gebruik van mondmaskers een zaak van voortschrijdend inzicht is en dat we in het begin niet wisten dat ze belangrijk waren. Ik vraag mij af wat zo'n passage in hemelsnaam in de inleidende tekst staat te doen, want zelfs al waren ze aanbevolen, ze waren niet voorhanden.

 

Of nog, dat de regering het uiteindelijk niet zo slecht heeft gedaan, lees ik letterlijk in de tekst die nu op tafel ligt: Men schrijft dat – ik citeer – "het land steken heeft laten vallen, dat het deze recht kon zetten en daaruit leerde tijdens de verschillende stadia van de pandemie". Met andere woorden, we hebben misschien wel fouten gemaakt, maar we hebben ze rechtgezet. Il faut le faire, je moet het maar durven, met zulke oversterftecijfers, met drama's in zoveel gezinnen, door COVID-19 zelf of door de gevolgen van de lockdown. Maar volgens de schrijvers van de tekst heeft het land, in de loop van de crisis, zijn fouten dus rechtgezet. Waar moest die bijzondere commissie dan nog voor dienen? Het lijkt dan misschien maar een zinnetje in een inleidende tekst, het draagt wel bij aan de sfeerschepping: zo slecht hebben we het er niet van afgebracht. Nochtans spreken alle feiten dat tegen.

 

Onze fractie heeft altijd constructief proberen mee te werken aan de aanbevelingen voor de bijzondere commissie en er zitten ook zeker heel wat goede aanbevelingen tussen. Tegelijk moeten we vaststellen dat verschillende pertinente voorstellen de Vivaldizeef niet hebben overleefd en dat is een kwalijke zaak, niet omdat het onze aanbevelingen waren, maar wel omdat ze volgens ons een echt verschil zouden hebben gemaakt. Ik geef een paar voorbeelden.

 

Een doorlichting van de overheidsdiensten die betrokken waren bij de crisis, lijkt toch het begin te zijn van alles. Maar nee, de meerderheid vindt dat niet nodig; we zullen de arme mensen die zo hard gewerkt hebben in de crisis, toch geen doorlichting door de maag splitsen, nietwaar? Maar misschien legden zij wel eens graag hun grieven of hun verbetervoorstellen op tafel? Dat is een essentieel punt. Ook al deelde het geneesmiddelenagentschap, waar de verslaggever daarstraks al naar verwees, provocerend mee dat we bepaalde documenten enkel konden krijgen als we de commissie tot een onderzoekscommissie omvormden, was er bij de collega's van de meerderheid geen animo om die omschakeling te maken.

 

De ziekenhuiscijfers, een van mijn stokpaardjes, zijn wel belangrijk, maar we hebben nog steeds geen precies beeld van de situatie in de verschillende ziekenhuizen. We weten niet hoe het komt dat er in het ene ziekenhuis veel meer overlijdens waren dan in het andere.

 

Enerzijds klopt de meerderheid zich op de borst en zegt ze dat men het nog niet zo slecht heeft gedaan. Anderzijds durft men blijkbaar niet tot in diepte te analyseren. Dat klopt niet.

 

Ik licht een tipje van de sluier met betrekking tot ons stemgedrag straks. Wij zijn niet tevreden met de aanbevelingen die hier op tafel liggen. Het zijn alleszins niet de aanbevelingen waarop de burger heeft gewacht. Daarom zullen we onze aanbevelingen die het niet hebben gehaald opnieuw indienen, in de vorm van een motie.

 

Ik denk dan bijvoorbeeld aan aanbevelingen die de transparantie bevorderen, want die wordt weleens vergeten. Bestuursdocumenten zijn openbaar. Een burger heeft daar recht op. Dat is een grondrecht. Daar wordt zo gemakkelijk aan voorbijgegaan.

 

Er zijn ook aanbevelingen over de toegang tot en de verwerking van gegevens, over het beter en systematisch betrekken van de bevolking en het Parlement in een crisis. Daar is nog heel veel ruimte voor verbetering.

 

Er zit ook een aantal taalkundige aanpassingen tussen. Zo staan er heel wat zoudens en moetens in de tekst. Ik denk dat de burger ook niet op een dergelijke voorwaardelijke wijs zit te wachten.

 

Ik citeer nog een passage: "Zo zou onder andere kunnen worden onderzocht wat de rol kan zijn van de Medische Component van Defensie en in welke mate deze kan worden versterkt." Het is, met andere woorden, dus een optie. We kunnen iets doen. Dat kan over Defensie gaan, maar het kan ook over iets anders gaan. Of we kunnen het net zo goed niet doen. De Medische Component van Defensie wordt verder in de tekst ook niet genoemd. Dat is bijzonder zwak, terwijl de burger net een tekst verwacht die barst van ferme aanbevelingen.

 

We hebben ook een aantal nieuwe aanbevelingen in de motie opgenomen, onder meer over de manier waarop veel ziekenhuizen zelf hun sterftecijfers en covidcijfers hebben geanalyseerd, over de organisatie van een breed academisch debat na de federale fase en de terugkoppeling daarvan in het Parlement. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we al onze expertise, die er wel degelijk is, samenbrengen en niet alleen de expertise van de experts die betrokken waren in de crisis. Het moet veel breder gaan dan dat.

 

Het gaat ook over de toevoeging van een echt organogram, waarin duidelijk wordt wie in een medische crisis bevoegd is, want geloof het of niet, dat is met de voorliggende aanbevelingen nog altijd niet glashelder, terwijl de wirwar van bevoegdheden en communicatie een grote vertragende factor doorheen de hele crisis was. Dat punt is dus nog altijd niet opgelost en dat is heel pijnlijk.

 

Wij bepleiten ook een grondig onderzoek naar de verspreiding van de infecties bij onze bevolking, aangezien er aanwijzingen zijn dat het virus langs vele wegen ons land heeft bereikt. Dat is ook een essentieel element van lessons learned, als we het de volgende keer beter willen aanpakken.

 

Ten slotte lijkt het mij niet meer dan logisch dat we samen besluiten dat de werkzaamheden van de bijzondere commissie op dit moment niet zijn afgerond en dat we die daarom, conform de statuten van de commissie, meteen omvormen tot een onderzoekscommissie. Ook dat voorstel is in onze motie terug te vinden. Voor ons mag de vergadering vandaag niet het eindpunt zijn en we rekenen daarbij op uw aller steun.

 

Om er zeker van te zijn dat onze aanbevelingen levend blijven, hebben we ze ook in een voorstel van resolutie gegoten dat we zeker opnieuw op de tafel zullen leggen. De grootste fout welke we nu kunnen maken, is immers dat we niet tot op het bot gaan en dat we lessen laten liggen. Het is onze verpletterende verantwoordelijkheid om zaken te veranderen en ik hoop dat iedereen dat heel goed beseft.

 

19.09  Laurence Hennuy (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, aujourd'hui, je prendrai la parole à la fois en mon nom mais aussi au nom de ma collègue Barbara Creemers qui n'est toujours pas complètement rétablie du covid et qui n'a pas pu nous rejoindre. Je lui passe aussi le message de prendre autant de temps que nécessaire à son bon rétablissement afin que nous la retrouvions en forme avec toute la vivacité que nous lui connaissons et dont nous avons tellement besoin.

 

Il y a un an, au cours des nombreuses auditions, nous avons été confrontés à des témoignages poignants, notamment sur les événements dramatiques vécus au début de la crise, lors du confinement qui s'en est suivi, lors des vagues qui se sont succédé. Nous souhaitons vraiment à nouveau exprimer toute notre gratitude et notre reconnaissance à toutes ces personnes qui étaient à pied d'œuvre et qui, pour beaucoup d'entre elles, sont encore sur le pont.

 

Nous tenons aussi à remercier les services de la Chambre et les experts qui ont permis de rendre ce travail possible. Je soulignerai pour ma part la collaboration précieuse avec Mme Offeciers. Il y a certains jours où je me suis demandé ce que nous aurions pu faire sans elle. Nous remercions également toutes celles et ceux qui ont amené leurs témoignages, leur expertise, qui ont pris de leur temps pour répondre aux très nombreuses questions. Puis, je remercierai les collègues de la commission qui ont pu mettre leurs compétences et leur expertise au service de ce rapport en dépassant leurs seuls intérêts politiques.

 

Les recommandations du rapport ne sont peut-être pas parfaites. Elles ne vont peut-être pas aussi loin que chacun l'aurait souhaité mais elles sont l'aboutissement d'un processus démocratique. Ce rapport reflète ce que nous pouvions de mieux des débats qui ont eu lieu et c'est un rapport qui propose des recommandations réalistes et réalisables parce qu'il y a urgence à les mettre en œuvre. Les deux années que nous venons de vivre ont été une succession de catastrophes climatiques, environnementales et sanitaires: les canicules, le covid, le PFOS, les inondations. La liste est déjà beaucoup trop longue.

 

La prévention et la gestion des risques ne doivent pas rester bloquées pour des questions de répartition de compétences. Il s'agit d'une question de culture et de coopération. Nous devons intégrer la culture de la prévention et de la gestion des risques par la coopération entre les niveaux de pouvoir et avec l'Europe par exemple. Lorsque nous entendons que les inscriptions dans les écoles d'infirmières en Communauté française ont diminué de 30 % cette année, ce n'est pas une simple statistique, c'est un potentiel problème de santé publique.

 

Le premier point que nous avons appris très vite dans cette commission, c'est que nous étions mal préparés à cette pandémie. Nous avons surestimé la capacité de nos soins de santé à faire face à la pandémie. Au fur et à mesure de la crise, nous nous sommes rendu compte qu'avoir une capacité théorique de 2 000 lits de soins intensifs ne signifiait rien en termes opérationnels si nous n'avons pas les équipes d'urgentistes et d'infirmières qualifiés autour de ces lits.

 

La première urgence est donc d'intervenir dans la valorisation du personnel infirmier, mais aussi dans la valorisation de la médecine de première ligne. Dans toute crise, ce sont toujours eux qui sont les premiers et les derniers sur le pont. Cette reconnaissance doit s'accompagner d'une valorisation, de sorte qu'il est vraiment nécessaire d'investir massivement aujourd'hui.

 

Nous voudrions également mettre en avant une recommandation du rapport qui concerne la notion dite de "One World, One Health", qui est au cœur du projet écologiste, mais qui est aussi prônée depuis plus de 50 ans par l'Organisation mondiale de la Santé (OMS). Hans Kluge, directeur régional de l'OMS pour l'Europe, l'a encore rappelé dernièrement: nous n'avons qu'une seule santé, nous n'avons qu'une seule planète. La santé humaine, celle des animaux et la qualité de l'environnement sont étroitement liées. Ainsi, M. Kluge demande aux gouvernements d'entamer des réformes profondes des programmes d'investissement, dans le cadre desquels la santé serait au cœur de toutes les politiques.

 

Investir dans la prévention revient tout d'abord à investir dans le personnel de santé, comme je l'ai dit plus haut. C'est investir dans des plans de prévention et de promotion de la santé pour prévenir les maladies telles que le diabète, les maladies cardiovasculaires et l'obésité, qui sont les principaux facteurs de comorbidité et qui touchent le plus souvent les personnes les plus vulnérables. C'est investir aussi dans des plans de biosurveillance et dans la réduction des inégalités sociales. En effet, dans toute crise, ce sont les premiers touchés et, bien souvent, ceux qui ne s'en relèvent pas.

 

En Belgique, les études existent. Le Service public fédéral (SPF) Santé publique vient de publier une étude intitulée "Impact des changements climatiques sur le système de santé en Belgique". Ce rapport s'inscrit totalement dans la vision "One Health", pour mieux comprendre et renforcer les liens entre la santé humaine, la santé animale, la santé végétale et l'environnement. Il contient une soixantaine de recommandations politiques très concrètes. Si nous ajoutons aujourd'hui les recommandations de la commission covid-19 que nous allons voter, nous disposerons d'un dashboard très complet des mesures à prendre.

 

Bref, il est temps de passer des rapports à l'action, et c'est en ce sens également que tous les membres de la commission ont demandé, en matière de suivi, que le premier ministre, la ministre de l'Intérieur et le ministre de la Santé publique communiquent à la Chambre pour le 15 mars 2022 au plus tard, et puis chaque année jusqu'à l'approbation du plan Pandémie, un état des lieux de la mise en œuvre des présentes recommandations.

 

Vous l'aurez sans doute remarqué, j'ai utilisé sept fois le mot "investir" dans mon intervention, ce qui n'est pas anodin: je voulais également envoyer un message clair pour les travaux budgétaires en cours.

 

Pour conclure, je voudrais lancer un appel: la crise du covid a profondément bouleversé la société. Les gens sont en colère. Les gens ont peur. Les gens sont divisés. Les gens ne comprennent plus. Nous devons entendre ces messages mais, surtout, nous devons écouter ces personnes sans préjugés et en évitant des réponses rationnelles trop rapides. Ne laissons pas les extrêmes exploiter cette colère! En tant que démocrates, nous devons rétablir la confiance. Sortons du Parlement, allons écouter les gens sur le terrain, dans la société civile, dans les fédérations, dans les mouvements d'éducation permanente, dans les écoles, qui sont autant de lieux de démocratie!

 

Je vous remercie de votre attention.

 

19.10  Patrick Prévot (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, cette crise du covid-19 est une crise sanitaire mondiale sans précédent, une crise qui nous a touchés dans nos cœurs, dans nos corps et dans nos esprits. Avant tout, je souhaiterais avoir une pensée sincère pour tous ceux qui ont perdu la vie à cause de ce virus, pour ceux qui en ont été victimes ou qui en subissent encore aujourd'hui les conséquences au quotidien, les personnes atteintes du covid longue durée, sujet sur lequel nous avons longuement travaillé en commission de la Santé. Ces personnes doivent évidemment rester au cœur de nos priorités en poursuivant ce travail mené en commission de la Santé.

 

Cette crise a plongé chacun d'entre nous dans l'inconnu. Sa gestion, même si elle a fait l'objet de failles qu'il faudra corriger à l'avenir, nous a également montré une capacité de résilience et de solidarité, notamment de la part des citoyens, des jeunes et de nombreux acteurs de terrain. Pour la personne positive que je suis, cette capacité de résilience et cette solidarité qui a pu naître sont des enseignements importants à retenir.

 

Une mission qui nous a été confiée lors de la mise en place de cette commission spéciale était de formuler des recommandations. Des recommandations évidemment pour l'avenir, alors que la crise n'était pas encore derrière nous. Des recommandations pour améliorer la prévention, la coordination et la gestion des pandémies dans notre pays mais également au niveau européen. Des recommandations dont certaines pourront d'ailleurs sans doute permettre une amélioration de la gestion et de la coordination de tout type de crise. Je pense évidemment aux terribles inondations que nous avons connues en juillet dernier. Je viens d'ailleurs d'en parler avec ma collègue Yngvild Ingels.

 

Depuis l'institution de cette commission spéciale en juin 2020, voici un peu plus d'un an aujourd'hui, nous avons eu l'occasion d'entendre des femmes et des hommes qui ont été en première ligne et aux prises avec la gestion de cette crise, des experts scientifiques, des acteurs de terrain. Je pense, par exemple, aux représentants des gouverneurs, de la police mais également au personnel soignant, aux médecins, aux représentants du secteur hospitalier, etc. Je ne voudrais pas en citer davantage de peur d'en oublier, tant ils ont évidemment été essentiels dans la gestion de cette crise et, en tout cas, pour maintenir la santé de notre population à bout de bras.

 

Dès l'entame de nos travaux, nous avions, chacune et chacun, certaines convictions sur ce qui avait ou non fonctionné pendant la crise. Toutes ces personnes entendues au fil des semaines et des mois, - je tiens d'ailleurs à les remercier pour le temps parfois très important qu'elles nous ont consacré - ont parfois ébranlé ces certitudes. Elles nous ont permis d'appréhender parfois avec plus de précision les éléments qui ont posé problème et qui devraient certainement être améliorés à l'avenir.

 

Ces personnes ont également pu mettre en avant ce qui devait être salué, ce qui devait être pérennisé, ce qui a fonctionné ou favorablement évolué au fil des mois et des connaissances. Là aussi, j'en profite pour saluer le travail incroyable et parfois surhumain qui a été effectué ces derniers mois par toutes les personnes impliquées dans la gestion de cette crise, parfois avec des moyens insuffisants, comme cela a d'ailleurs été mis en avant lors des auditions, et également par l'ensemble des secteurs et des services publics qui ont permis à notre société de continuer à fonctionner.

 

J'ai également une pensée particulière pour le personnel soignant et tous ceux qui gravitent autour de ses membres, pour le travail, l'engagement et le courage dont ils ont fait preuve durant ces nombreux mois, et dont ils continuent à faire preuve aujourd'hui encore.

 

Si certains collègues ont parfois cédé à la tentation du doigt accusateur, nombre d'entre eux ont essayé de mener un travail constructif pour répondre à une question somme toute très simple: que doit-on mettre en place à l'avenir pour faire face au mieux à une nouvelle pandémie? Je me dois d'ailleurs de saluer le travail réalisé par nos experts. Nous en avons déjà parlé lors de la présentation du rapport. Ces experts ont formulé des suggestions et des propositions qui nous ont d'ailleurs conduits à poser la plupart des recommandations de ce rapport. Je ne reviendrai évidemment pas de manière précise sur l'ensemble des 135 recommandations qui y figurent, mais je reviendrai sur quelques éléments qui me paraissent essentiels ainsi qu'à mes collègues et à l'ensemble de mon parti.

 

Le premier point primordial pour notre groupe est évidemment, encore et toujours, le renforcement et le financement de notre système de santé, avec une vision globale alliant santé physique et santé mentale. Cela a été très souvent souligné, à travers l'organisation de notre système de santé, la promotion de la santé et évidemment la prévention.

 

Dans ce cadre, il faudra bien sûr travailler bien au-delà de nos frontières, en plaidant, notamment au niveau européen, pour une Europe plus solidaire, plus unie, plus active. Je parlais tout à l'heure de solidarité et de résilience. Au niveau européen, ces valeurs doivent également se traduire, en particulier dans le cadre de la lutte contre les pandémies. Une série de recommandations y sont d'ailleurs consacrées.

 

Un autre élément fondamental pour nous a été constitué par le soutien et l'amélioration des conditions de travail de l'ensemble des prestataires de soins, en fonction de leurs besoins et de leurs réalités. Les efforts pour améliorer ces conditions devront en tout cas être poursuivis avec des effets concrets sur le terrain. Je pense ici au personnel hospitalier, aux infirmiers, aux aides-soignants, mais également à toute la première ligne de soins ou encore aux médecins assistants. C'est d'ailleurs à travers une coopération entre l'ensemble des acteurs de la santé, cette chaîne indispensable, que nous pourrons développer cette nécessaire approche intégrée, accessible et globale de la santé.

 

Les hôpitaux, dont nous avons énormément parlé, ont mené un combat incroyable face au virus. Nous devrons, dorénavant, leur garantir un financement pluriannuel pour garantir à chacune et à chacun des soins accessibles tant sur le plan géographique que sur le plan financier. La réforme de ce financement devra être poursuivie pour le rendre plus simple et plus transparent afin d'assurer la pérennité et la qualité des soins aux patients.

 

Il est indispensable que les réseaux hospitaliers locorégionaux mis en place intensifient leur collaboration avec les maisons de repos et de soins, mais également avec les institutions pour personnes handicapées et avec des acteurs de soins de santé de première ligne. La crise l'a montré et l'a démontré, il en va de la complémentarité, de la continuité et de la qualité des soins. De nombreuses augmentations concrètes ont été formulées sur papier. Vous les retrouverez dans les recommandations de ce rapport.

 

À l'avenir, une attention particulière devra également être portée au report des soins non urgents. On a vu que ces reports ont parfois eu des conséquences désastreuses pour les patients. La continuité des soins doit pouvoir être garantie, même en temps de pandémie et en temps de crise. Pourtant, les hôpitaux ont parfois été confrontés à des choix très difficiles. C'est pourquoi nous avons soutenu l'idée d'effectuer des analyses sur les reports de soins et leur évolution en fonction des différentes vagues et de transmettre des lignes directrices aux hôpitaux et aux prestataires de soins.

 

Dans le cadre de la gestion de crise, les auditions ont mis en avant trois problèmes majeurs. Premièrement, on a souvent parlé du manque de préparation de notre pays, notamment en raison de l'absence d'un plan pandémie mis à jour. Deuxièmement, très brièvement, nous avons fait face à l'absence de stocks stratégiques, notamment d'équipements de protection individuelle, pour ces mêmes prestataires de soins, avec cette fameuse destruction du stock quelques mois avant la pandémie. Celle-ci avait beaucoup fait parler d'elle et avait animé l'ensemble de nos auditions. Troisièmement, cette absence d'unité de communication et de commandement a également constitué un problème majeur.

 

Sur ces trois points, je pense sincèrement et honnêtement que notre rapport apporte des réponses concrètes et précises. Ainsi, nous prévoyons qu'avant la fin 2022, le SPF Santé publique soutenu par le Centre National de Crise (NCCN) devra établir un plan national d'urgence pour les pandémies en concertation avec les entités fédérées et les différents acteurs de la santé et du terrain. Ce plan devra faire l'objet d'exercices (élément essentiel) et être régulièrement actualisé et adapté à toute situation inattendue.

 

Il prendra à la fois en compte toutes les dimensions de la santé publique, celles de l'ordre public ainsi que les dimensions sociales et économiques, également l'impact sur la santé mentale et psychologique de la population. Nous avons vu à quel point c'est important.

 

Les grandes lignes directrices formulées aujourd'hui permettront d'établir la stratégie "tester-tracer-isoler", on l'a entendu à de très nombreuses reprises. La recordwoman doit en être Mme Fonck qui l'a répété tel un mantra. Elle avait raison et l'on sait, aujourd'hui, plus que jamais à quel point cette stratégie "tester-tracer-isoler" est essentielle dans la gestion d'une pandémie, stratégie que nous devrons pouvoir réactiver rapidement et à renforcer au besoin.

 

Ce plan pandémie devra s'atteler à susciter une adhésion et une implication importante de la population quant aux mesures prises pour favoriser leur acceptation, leur implication mais également maintenir la motivation et éviter l'exacerbation des problèmes de santé mentale. À côté de cela, un système d'alerte précoce devra permettre la détection des signaux d'alarme afin d'anticiper plus adéquatement les situations d'urgence et prévenir les potentielles crises à venir.

 

Ensuite, il est indispensable de pérenniser au niveau national la mise à disposition, la sécurité et la gestion dynamique des stocks stratégiques tournants, d'équipements de protection, mais également de matériel médical et de médicaments. Afin de ne pas répéter les erreurs du passé, mission de notre commission, des critères objectifs clairs de répartition devront être précisés dans l'éventualité d'une pénurie ou lorsqu'ils arrivent à péremption tout en assurant une communication efficiente à propos des distributions envisagées aux prestataires de soins.

 

Enfin, concernant cette fameuse unité de commandement et de communication, mon groupe et moi-même estimons indispensable qu'une réflexion approfondie, lors d'un large débat démocratique, puisse être menée, notamment sur la répartition des compétences de santé dans notre pays.

 

Il n'était, néanmoins, pas envisageable pour nous de décréter, dans le cadre strict de nos travaux en tout cas, qu'une seule personne prépare, prenne et mette en œuvre les décisions nécessaires à la gestion d'une crise sanitaire comme nous la connaissons. Il faudra évoluer dans cette structure avec celles et ceux qui l'aiment ou qui ne l'aiment pas. Mais compte tenu de la structure institutionnelle de notre pays, le Comité de concertation nous est apparu être l'organe adéquat pour prendre les décisions en temps de crise. Un commissaire l'épaulera en lui soumettant des propositions cohérentes, qui tiennent compte de l'impact des mesures sur la société. Il aura également pour mission d'assurer la cohérence, l'efficacité et la centralisation des prises de décisions et de la communication.

 

C'est bien là l'objectif souhaité par les orateurs que nous avons pu entendre et qui ont, pour beaucoup, souligné à de très nombreuses reprises le rôle important joué par l'actuel commissaire corona. Les personnes que nous avons auditionnées nous ont rappelé à quel point il y avait eu un avant et un après commissaire corona.

 

Lorsqu'une phase fédérale de crise sera enclenchée ou déclenchée, le commissaire pourra être soutenu par le Centre de crise qui devra d'ailleurs être lui-même réformé en vue d'élargir ses compétences et ses missions pour qu'il devienne un centre multidisciplinaire et interdépartemental. Sa collaboration avec les entités fédérées devra être renforcée.

 

De manière générale, les recommandations formulées n'entendent pas créer de nouveaux instruments ou institutions. C'est très important pour nous. Les recommandations s'emploient à faire connaître et renforcer les structures et l'expertise existantes.

 

Intensifier notre approche "prévention de risques et gestion de crise" s'avère indispensable dans cette fameuse culture organisationnelle des administrations publiques, via notamment une concertation régulière, l'organisation de formations et ce, pour pouvoir disposer de profils expérimentés à la gestion de crise au sein des différents départements.

 

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, la crise que nous avons traversée et que nous traversons encore – puisque nous ne pouvons malheureusement pas dire qu'elle se trouve derrière nous – a bouleversé nos existences. Nous savons que ces conséquences se feront encore sentir pendant de très nombreuses années.

 

La précarité s'est, hélas, considérablement aggravée, tout comme les problèmes de santé mentale. Tous ceux qui se trouvaient déjà en grande difficulté avant la crise l'éprouvent davantage encore aujourd'hui. Il conviendra de continuer à leur réserver une attention particulière et à leur apporter tout notre soutien. C'est pour cette raison que certaines recommandations se concentrent tout spécialement sur les personnes vulnérables et sur l'attention essentielle qui doit leur être consacrée.

 

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, j'en terminerai en remerciant à nouveau notre président Robby De Caluwé pour le travail accompli et pour avoir essayé de rapprocher et concilier les points de vue, en prenant systématiquement de la hauteur. Il a aussi essayé de tenir compte des différentes approches, demandes et recommandations, qu'elles émanent des bancs de la majorité comme de ceux de l'opposition. On ne pourra, en tout cas, pas vous reprocher d'avoir été un président partisan. Vous avez été un président à l'écoute. Pour cette raison, je tenais, au nom de mon groupe, à vous remercier. Je tiens également à saluer le travail titanesque et admirable accompli par le secrétaire de commission. Il convient évidemment de l'en remercier. De même, je remercie, au nom de mon groupe, le service de traduction et tous les membres du personnel, qui nous ont permis de travailler dans les meilleures conditions.

 

Aujourd'hui, chacun d'entre nous a le devoir de faire partie de la solution, en se montrant constructif. Beaucoup de membres l'ont été pendant les travaux de cette commission. Je ne reviendrai pas sur un parti dont j'ai déjà beaucoup trop parlé ce soir. Néanmoins, je tiens à saluer l'ensemble des formations qui ont travaillé au sein de cette commission, majorité comme opposition, et tous mes collègues qui ont contribué à la rédaction de ce rapport. Chacun y a travaillé avec sa sensibilité, en étant plus ou moins convaincu que ce texte allait dans le bon sens. En tout cas, chacun d'entre eux est resté à table afin de poursuivre le travail. Pour cette raison, je les en remercie.

 

 Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, je conclurai simplement en indiquant que la santé - celle de nos proches, la nôtre – est, ne l'oublions jamais, notre bien le plus précieux. Je vous remercie de votre attention.

 

(Applaudissements)

 

19.11  Barbara Pas (VB): Voorzitster, collega's, sta me toe dat ik voor de grootste gezondheidscrisis waarmee dit land ooit geconfronteerd werd niet van mijn bank spreek.

 

Eerst en vooral mag gezegd worden dat ik in het voorbije jaar, in de vele uren samen met de collega's in de bijzonder commissie, heel veel waardevolle getuigenissen heb gehoord, vaak aangrijpende en soms echt wel ontstellende. Ondanks alles hebben we gelukkig veel interessante zaken naar boven kunnen halen. In uw verslag heb ik zelfs enkele nuttige aanbevelingen kunnen lezen. Net als collega Gijbels heb ik het gevoel dat het algemene resultaat een gemiste kans is. Er zijn heel veel vragen onbeantwoord gebleven. Laat dat nu allerminst een verrassing zijn…

 

Enkele bedenkingen wil ik toch vooraf met u delen. Ik heb al verscheidene bijzondere parlementaire commissies meegemaakt, maar deze was wel een unicum. Het was een bijzondere commissie, die in heel wat opzichten bijzonder was, uitzonderlijk zelfs. Ik doel dan niet op de ongeziene gezondheidscrisis die de aanleiding was, wel op de zeer bijzondere werking van deze bijzondere commissie.

 

Ik geef u even een idee van de werkbaarheid. Er waren ongeveer 28.000 documenten, die als vertrouwelijk werden bestempeld en die we niet mochten printen of opslaan. Het gebeurde dus niet zoals ik dat in andere onderzoekscommissies al heb meegemaakt, waar ze met een watermerk bezorgd konden worden. In het Brussels Parlement, waar het gefoefel rond Samusocial onderzocht werd, kon men de documenten online beveiligd raadplegen. Dat was hier echter allemaal niet mogelijk, de commissieleden konden ze alleen ter plaatse op enkele computertjes raadplegen. Dat geeft wel een idee van de werkbaarheid in coronatijden.

 

Ik heb nog een tweede bedenking. U was er allemaal al meermaals getuige van dat wij in het Parlement ervaringsdeskundigen zijn in niet-beknopte proceduredebatten. Dat is geen unicum, maar de tijd die de bijzondere commissie heeft besteed aan discussies over de werkmethode en de regeling van de werkzaamheden benadert bijna de tijd die aan de inhoudelijke discussies zelf werd besteed. Een van de redenen daarvoor – ook bijzonder – is dat men helemaal geen gebruik heeft gemaakt van het bureau van de commissie. Door mijn slecht karakter en wantrouwen vermoed ik dat dit niet toevallig zo was, maar omdat ik een van de rapporteurs was. Ik geef u even een idee van de efficiëntie van de commissie: alleen al de samenstelling van het bureau van de commissie, dat achteraf dus niet werd gebruikt, duurde ongeveer een halve dag.

 

Het was ook zeer frappant dat de experten, die met heel veel ijver en naar godsvrucht en vermogen heel veel werk hebben verzet, een veel meer dan ondersteunende rol toebedeeld kregen. In andere parlementaire onderzoekscommissies en bijzondere commissies is het volledige rapport dat wordt opgesteld een politiek rapport. Daar wordt dat volledige rapport bediscussieerd door de verkozen parlementsleden. Van het verslag dat vandaag voorligt, leverden de experten echter de hoofdmoot. Zij leverden de vaststellingen en de analyses en de fracties konden enkel vrijblijvende suggesties doen. De hoofdmoot van het rapport is volledig de verdienste van de experten. Enkel het luik van de aanbevelingen is een volledig politiek rapport, terwijl dat normaal geldt voor het volledige verslag van zulke commissies. Dat de aanbevelingen dan weer een spel waren van meerderheid versus oppositie is minder uitzonderlijk, dat zijn wij wel gewend want dat is altijd zo. Daar kom ik straks nog op terug.

 

Ik meen dat het nodig is het geheugen van sommigen op te frissen over de manier waarop wij aan die bijzondere commissie gekomen zijn. Al van bij aanvang, toen de coronacrisis uitbrak, was het duidelijk dat er bij de aanpak van de crisis wel heel veel blunders gemaakt werden. Dat was al duidelijk in maart 2020. Mijn partij heeft hier toen een voorstel ingediend tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie, eind maart 2020. Andere oppositiepartijen, de PVDA en de N-VA, volgden snel met dezelfde vraag. Toen was er blijkbaar wel animo om er een echte parlementaire onderzoekscommissie van te maken.

 

Ik heb voor u een artikel meegebracht uit De Tijd van 1 april 2020, met de duidelijke titel: "Roep om corona-onderzoekscommissie. Almaar meer stemmen ijveren voor de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie die lessen trekt uit de coronacrisis." In Vlaanderen klonk het unisono. De eerste die geciteerd werd, pleitte voor een parlementaire onderzoekscommissie, bijvoorbeeld over het dossier van de mondmaskers. Dat waren woorden van Kristof Calvo. Toen zat hij nog niet zo vaak in Nederland en zagen wij hem nog wat meer in het halfrond. Zijn animo voor de commissie is echter vrij snel afgenomen. Ik meen dat ik hem alleen tijdens de installatievergadering gezien heb en dat hij zich nadien in de bijzondere commissie heeft laten vervangen.

 

De oppositiepartijen vroegen in datzelfde artikel allemaal een onderzoekscommissie, net als de socialisten. Ik citeer: "Ook de socialisten willen dat er een evaluatie, een parlementaire onderzoekscommissie komt. Het zit de socialisten niet alleen hoog dat er met de mondmaskers geblunderd is, ook de beleidskeuzes van de Zweedse regering worden gehekeld. Je ziet waartoe domme besparingen in de gezondheidszorg kunnen leiden, is te horen."

 

Men gaat verder met de andere partijen, om tot slot ook CD&V te noemen, die volgens dit artikel ook vinden dat de zaak grondig moet worden geëvalueerd. Ik zal u straks nog enkele citaten bezorgen, collega's van CD&V, om u ervan te overtuigen dat de roep om een parlementaire onderzoekscommissie ook vanuit uw partij wel zeer luid klonk.

 

Dat is een artikel van 1 april, maar het is achteraf een heel wrange aprilgrap gebleken. In dat artikel ging het nochtans niet om een eenmalige oproep. Zoals dat vaak gebeurt in de politiek, werd die in de pers herhaald. Ik heb een bloemlezing van citaten meegebracht. Op 6 april 2020 zei men mevrouw De Block dat de roep om een onderzoekscommissie steeds luider klonk bij haar collega's. Zij antwoordde: "Ik heb daar geen enkel probleem mee." Aan  de toenmalige minister De Backer werd op 11 april 2020 gevraagd of er voor hem een parlementaire onderzoekscommissie mocht komen na de crisis. Hij antwoordde: "Geen probleem."

 

De heer Coens zei in het tv-programma De Afspraak de dag voordien, op 10 april: "Ik denk dat het belangrijk is dat er gekeken wordt naar wie waarvoor verantwoordelijk is." Dat is niet gebeurd. "De crisis is van die aard en is zo erg op verschillende vlakken dat we achteraf onderzoek zullen moeten doen naar wat er allemaal fout gelopen is, met een onderzoekscommissie. Absoluut."

 

De heer Lachaert zei op 10 mei 2020 in De Zondag, als antwoord op de vraag wat hij vond van de vraag naar een parlementaire onderzoekscommissie over de mondmaskers: "Dat kan voor mij. Elk aspect van deze crisis verdient een evaluatie."

 

Mevrouw Almaci zei op 28 mei in Villa Politica: "We zijn a priori nog altijd voorstander van een onderzoek tot op het bot."

 

De Tijd van zaterdag 30 mei 2021 schrijft: "De coronacrisis heeft volgens Coens tot een trauma geleid" en citeert hem: "Veel mensen zijn gestorven; velen hebben niet eens deftig afscheid kunnen nemen. Er moet een catharsismoment komen. Ik denk aan een onderzoekscommissie, die zich over de aanpak van de crisis buigt. Het Vlaams Parlement heeft gekozen voor een ad-hoccommissie, maar die moet binnen enkele weken evolueren naar een echte onderzoekscommissie, die zowel de Vlaamse als de federale aanpak van de crisis moet onderzoeken." Kortom, collega's, als men er zelf al niet herhaaldelijk om riep, had men er minstens in de pers niets op tegen dat er een parlementaire onderzoekscommissie kwam.

 

Niettemin is er helemaal geen parlementaire onderzoekscommissie gekomen. Er kwam geen onderzoek tot op het bot. Er werden al zeker geen politieke verantwoordelijkheden aangeduid.

 

Dat had de evidentie zelve moeten zijn. Na schokkende gebeurtenissen met een sterke maatschappelijke impact is het immers niet meer dan normaal dat een parlementaire onderzoekscommissie met de bevoegdheden van een onderzoeksrechter wordt opgericht. Om herhaling te vermijden, wat immers het opzet van de bijzondere commissie en de aanbeveling was, moeten de problemen grondig worden onderzocht en moeten ook de verantwoordelijkheden worden nagegaan. Het ene sluit het andere niet uit. Het tegendeel is waar.

 

Er zijn hier in het huis al veel onderzoekscommissies opgericht voor veel minder. Er zijn onderzoekscommissies opgericht na de faillissementen van Sabena en de Optimabank, na het Fortisdebacle, de Panama Papers, fiscale fraude in het algemeen en noem maar op. Echter, op een ogenblik waarop al tienduizenden mensen aan corona waren overleden, durfde het Parlement geen volwaardige onderzoekscommissie aan. Ten tijde van de dioxinecrisis waren duizenden dode kippen een onderzoekscommissie waard. Tegenwoordig zijn duizenden dode mensen dat niet meer.

 

Wij kregen een bijzondere commissie, die een flauw afkooksel werd met beperkte bevoegdheden. Schuldigen aanduiden, dat wou men absoluut vermijden.

 

We kregen een bijzondere covidcommissie onder het motto "Praten mag, aanwijzen niet". De potjes moeten bedekt blijven. Zo komt er geen doorlichting van de FOD Volksgezondheid, noch van de FAGG, noch van Sciensano; althans dat vond ik niet terug in uw aanbevelingen.

 

Ik lees u nog één citaat voor van de hoofdredacteur van Het Nieuwsblad van afgelopen week. Hij stelt terecht de vraag: "Hoe goed kan je lessen voor de toekomst trekken, als je niet bijzonder scherp naar het verleden durft te kijken uit vrees ergens op een politiek gevoelige teen te trappen?" Collega's, de vraag stellen, is ze beantwoorden.

 

Een werkgroep van de WHO heeft een rapport geschreven ter nabeschouwing van de coronacrisis en evaluatie van de reacties van de overheden van over de hele wereld. Elk land kon een auteur afvaardigen. Voor ons land was dat voormalig minister van Volksgezondheid Maggie De Block. Ik vind haar afwezigheid vandaag veelbetekenend. Maar haar windscherm, met name de commissievoorzitter is hier uiteraard wel aanwezig om alle wind op te vangen. Is het niet frappant dat Maggie De Block het eigen blunderbeleid mag evalueren? Dat is net als een kelner die een keuken heeft laten afbranden en vervolgens zijn eigen evaluatierapport mag schrijven. Alleen gaat het hier niet om een keuken, maar om miljoenen mondmaskers, niet om een kelner, maar om een minister. Terwijl in landen zoals Frankrijk betrokken ministers aan huiszoekingen worden onderworpen en worden vervolgd, worden ze in dit land tot rechters gemaakt om over zichzelf te oordelen.

 

Hier zit het aanduiden van de politieke verantwoordelijkheden zelfs niet in het takenpakket van de bijzondere commissie. Echt onderzoek met aanduiding van de verantwoordelijkheden is nochtans nodig, al is het maar uit respect voor de vele slachtoffers.

 

Collega's, een commissie die in het leven geroepen wordt om vooral de schuldige van de nefaste corona-aanpak uit de wind te zetten, kan men moeilijk ernstig nemen.

 

Ik denk dat alleen al de summiere aanwezigheid van collega's – uiteraard de leden van de covidcommissie –, waarbij men nog niet eens het beperkt toegelaten quorum van 39 aanwezige parlementsleden haalt, aantoont hoe ernstig u de evaluatie zelf neemt. Het belang dat de meerderheidspartijen aan de commissie hechten, werd gisteren ook duidelijk in de Conferentie van voorzitters met hun voorstel om de bespreking van het lijvige verslag vandaag met een kwartiertje of twintig minuten spreektijd per fractie af te haspelen.

 

Ondanks het werk dat in de commissie wel werd verzet, werd ze niet ernstig genomen. Van buitenaf werd ook duidelijk op die manier naar de bijzondere commissie gekeken. Denk maar aan het feit dat de Europese WHO-directeur een uur voor aanvang van de hoorzitting liet weten dat hij niet kwam, terwijl hij dezelfde dag wel tijd had voor de tv-studio's. Of denk aan oud-premier Sophie Wilmès, die een zoommeeting verkoos boven een debat ter plaatse. Denk maar aan de weigering van Sciensano om zijn gedetailleerde coronacijfers per ziekenhuis aan de commissieleden te bezorgen. Ik zou zo nog een tijdje kunnen doorgaan, maar ik denk dat mijn punt wel duidelijk is.

 

Ondanks de talrijke aanleidingen en de terechte pogingen van de oppositie heeft men van de mogelijkheid om op te schalen naar een onderzoekscommissie, een omvorming die als zoethoudertje in het intern reglement van de bijzondere commissie was ingeschreven, nooit gebruikgemaakt. Dat hadden we helaas toen ook al zo voorspeld.

 

Dat alles nam niet weg dat mijn goede collega Dominiek Sneppe en ik ons gedurende meer dan een jaar steeds constructief in de commissie opstelden tijdens de tientallen hoorzittingen, al dan niet achter gesloten deuren, en nog veel meer vergaderingen. We wilden eruit halen wat eruit te halen viel. De druppel – of zeg maar de kraan – die de emmer uiteindelijk deed overlopen, viel op 11 juni.

 

Die dag bleek dat de meerderheidspartijen, tegen alle afspraken in en achter de rug van de commissie om, een eigen werkgroep hadden opgericht om alvast onderling de inhoud van de aanbevelingen te bepalen. Als men daarbovenop van een collega-rapporteur nog eens de boodschap krijgt dat naar mijn partij toch niet wordt geluisterd, dan hoef ik mij geen illusies te maken dat men onze aanbevelingen wel ernstig zou nemen.

 

Op die manier zijn verdere debatten zinloos tijdverlies. Dominiek Sneppe en ik hebben sindsdien onze tijd dan ook veel nuttiger gebruikt en hebben onze energie besteed aan een alternatief rapport. Voor wie het nog niet heeft doorgenomen, daar staan duidelijke aanbevelingen in.

 

De reactie van de voorzitter van de commissie op ons vertrek, was de volgende. Ik citeer een Belgabericht: "We hebben een jaar lang, meerderheid en oppositie, samengewerkt in deze commissie. Ik zou het bijzonder betreuren als men er nu aan de eindmeet een spel meerderheid-oppositie van maakt. Deze crisis en vooral de slachtoffers verdienen beter."

 

Het is inderdaad een zeer betreurenswaardige gang van zaken. Daarover ben ik het volledig met u eens. We hebben inderdaad, zoals u aan Belga hebt verklaard, een jaar lang, meerderheid en oppositie, goed samengewerkt. Daar ben ik het ook volledig mee eens. Niemand kan ontkennen dat wij in alle vergaderingen met de vele vragen die wij aan de vele sprekers stelden, ondanks alles hebben geprobeerd om daar het beste van te maken, maar vanaf het moment dat meerderheidspartijen apart samenzitten om al gezamenlijke Vivaldi-aanbevelingen te produceren, werd er aan de eindmeet openlijk een spel meerderheid versus oppositie van gemaakt. In dat spel wensten wij niet mee te spelen. Ik lees in uw verslag dat elke oppositiepartij zich ergerde aan dat meerderheid-oppositiespel. Dat degoutante spel werd gecreëerd door de Vivaldimeerderheid en niet door de oppositie en al zeker niet door het Vlaams Belang, dat net daarom gedegouteerd afstapte.

 

U doet exact wat u ons in dat Belgabericht verwijt. In de psychologie heet dat het fenomeen van de projectie: men tracht eigenschappen van zichzelf te ontkennen, te verbergen of te verdringen door die toe te schrijven aan iemand anders. En ja, de crisis en vooral de slachtoffers verdienen inderdaad beter. Het is voor hen dat we dat eigen alternatief rapport hebben gemaakt, met 84 duidelijke aanbevelingen. Want, laat het nooit meer voor herhaling vatbaar zijn.

 

Wij doen bijvoorbeeld aanbevelingen voor een betere communicatie en de noodzakelijke transparantie, evenals aanbevelingen om voortaan tekorten te vermijden van ziekenhuisbeden, zorgpersoneel, maar uiteraard ook van mondmaskers en testen. Als enige werkbare oplossing voor de onwerkbare staatsstructuur, wat ook zoveel terugkwam in de hoorzittingen, stelt ons rapport voor om de bevoegdheden inzake gezondheidszorg volledig over te hevelen naar de deelstaten. Ons rapport bevat ook aanbevelingen om een einde te maken aan het gebrek aan wetenschappelijk en politiek debat. Mijn goede collega Dominiek Sneppe gaat daar dadelijk dieper op in. Ze zal de verschillen met uw toch wel veelal vrijblijvende en hypothetische aanbevelingen duidelijk maken.

 

Ik ben ervan overtuigd dat u vandaag heel gelukkig en fier bent met het voorliggende verslag. U bent in uw opzet geslaagd: er zijn geen verantwoordelijken aangeduid. Maar of u het bij het rechte eind hebt, laat de geschiedenis daar maar over oordelen.

 

19.12  Nathalie Gilson (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, la crise sans précédent traversée par notre pays depuis dix-huit mois et les circonstances exceptionnelles qui en découlent ont mis à l'épreuve l'ensemble de notre société. Des mesures rapides étaient nécessaires dans le but de pouvoir répondre sans tarder à l'urgence sanitaire et à ses conséquences.

 

Rappelons-le, les mesures prises ont permis d'atténuer la crise et son impact dramatique dans notre pays, le choc violent sur notre économie, nos entreprises et nos indépendants, et sur nos citoyens en général. Je voudrais d'ailleurs ici exprimer toute ma solidarité et celle de mon groupe, ainsi que notre compassion et notre reconnaissance, à tous nos concitoyens et nos concitoyennes qui ont été affectés par cette terrible crise et qui en subissent encore les conséquences. Je pense aussi aux victimes et à leurs proches, aux médecins, aux prestataires de soins, aux hôpitaux et au travail inlassable qu'ils ont accompli et continuent d'accomplir pour soigner au mieux les malades.

 

Aujourd'hui, nous sommes appelés à examiner et à voter les 135 recommandations issues de la commission spéciale. Cette commission, créée le 2 juillet 2020, avait pour tâche d'analyser la gestion de la crise sanitaire. Cependant, et je cite, "la commission spéciale n'avait pas pour mission d'analyser les nombreuses initiatives politiques et les mesures prises par les différentes autorités de notre pays pour soutenir les entreprises et les ménages et pour permettre aux entreprises essentielles qui devaient assurer l'approvisionnement du pays de continuer de fonctionner. Notre commission n'a pas non plus estimé qu'il était de sa mission de formuler des recommandations sur la dimension socio-économique de la pandémie du covid-19, ni sur la question de savoir comment le risque de maladies infectieuses transmissibles à l'être humain (zoonoses) pourrait être réduit en favorisant un renforcement de la biodiversité au niveau mondial".

 

Notre commission a travaillé pendant un an dans une optique de transparence et de clarté et, surtout, dans un esprit constructif. L'objectif était clair: examiner la gestion de la crise et en tirer les leçons nécessaires afin de formuler et de proposer des recommandations pour que notre pays soit encore plus efficace à l'avenir en matière de gestion de crise.

 

Cette commission spéciale a été mise en place alors que nous étions encore en pleine crise, ce qui a impliqué une adaptation nécessaire et constante à l'évolution de cette pandémie. En effet, et je crois que c'est unique pour une commission spéciale, nous étions en train d'analyser et de tenter de comprendre un phénomène qui continuait pourtant à se dérouler dans notre pays et à affecter très lourdement le quotidien de nos concitoyens. Nous vivions, pendant notre travail, la deuxième et ensuite la troisième vague de la pandémie.

 

Un travail intense a été entrepris au cours des douze derniers mois, notamment dans le cadre des auditions. Nous avons souhaité dialoguer avec les témoins et les parties prenantes de tous les horizons, impliqués directement ou indirectement dans cette pandémie. Pas moins de quarante-six auditions ont été réalisées. Parmi les personnes auditionnées, nous avons entendu des représentants de la société civile, des personnalités impliquées au sein des multiples organismes engagés dans la gestion de la pandémie, des experts, des représentants du personnel médical et des responsables politiques.

 

Ces auditions ont bien évidemment enrichi notre travail, conjugué à l'analyse d'un très grand nombre de notes, d'études et de rapports, afin d'identifier les éléments retenus pour pouvoir ultérieurement formuler nos recommandations. Le travail des quatre experts accompagnant notre commission a également enrichi notre analyse, et je les en remercie.

 

La crise à laquelle nous avons fait face était d'une ampleur et d'une nature inédites. Nous devions systématiquement composer avec ce caractère et avec l'évolution progressive de la connaissance du virus. Tous les pays qui y ont été confrontés ont élaboré leurs propres réponses, essayant d'identifier et d'échanger les bonnes pratiques.

 

Mais, à chacun, cette crise a demandé un immense effort d'adaptation et de résilience.

 

Mes collègues rapporteurs ont présenté la manière dont notre commission a structuré ses recommandations et en ont fait l'inventaire. Je ne vais donc pas exposer chacune d'entre elles – toutes sont importantes – mais je mettrai l'accent sur certaines.

 

Tout au long de la crise, les recommandations internationales, en particulier celles de l'Organisation mondiale de la Santé, ont été successivement suivies. Les mesures prises et l'approche de la pandémie ont dû être régulièrement adaptées, notamment en raison de connaissances scientifiques évolutives. Encore aujourd'hui, ces connaissances s'approfondissent.

 

Dans nos recommandations, il est dit que la Belgique devra insister auprès des partenaires européens et des autres pays de l'OCDE pour qu'ils évaluent et actualisent le fonctionnement et les compétences de l'Organisation mondiale de la Santé, afin de permettre à celle-ci de convoquer immédiatement les États membres pour mieux coordonner leurs réponses à des crises sanitaires d'une ampleur telle que celle causée par le covid-19.

 

Des auditions, nous voulons aussi retenir les défis organisationnels de notre structure de prise de décision. Il y a en Belgique la nécessité de créer des consensus, ce qui rend le processus décisionnel long et complexe. Force est de constater que la répartition actuelle des compétences, notamment dans le domaine de la santé, n'est pas de nature à faciliter la gestion d'une telle crise qui dépasse les frontières linguistiques et les frontières nationales. C'est un fait. Il nous faut moderniser notre appareil d'État et travailler à une répartition plus homogène des compétences en matière de soins de santé. De nombreux acteurs et parties prenantes sont impliqués. Cela ralentit les réponses qui doivent souvent être rapides, si on veut qu'elles soient efficaces. Ce point est abordé dans nos recommandations et devra faire l'objet d'une étude approfondie dans le cadre des travaux sur la future réforme de l'État.

 

Pour le MR, l'efficacité doit être le moteur des réformes à venir, au-delà des clivages idéologiques. C'est ce que les citoyens attendent de nous. Les mécanismes de réponse sanitaire et d'ordre public existaient au début de la crise, et ils ont été utilisés. Cependant, certains organes ne sont pas adaptés à une crise qui se prolonge dans le temps. À cet égard, notre commission a aussi formulé des recommandations qui vont assez loin. Je veux pointer trois aspects. Le premier est le renforcement et la réforme du Centre de Crise National. Le deuxième est la création, la structuration et le rôle du commissariat corona. Le troisième est l'attention spécifique qui doit être portée à la communication de crise en interne et en externe.

 

Le MR l'a souvent répété: la pandémie du covid-19 n'a pas été uniquement une crise sanitaire. Outre la dimension épidémiologique, cette crise a eu et a malheureusement encore des impacts sociaux et économiques. Ainsi, certaines mesures ont porté atteinte au bien-être mental et psychologique de la population. Il faut en tenir compte.

 

Sur le plan socio-économique, il a semblé important de rappeler que les moyens budgétaires ont été débloqués à la hauteur de la crise. Pour le MR, l'approche multidisciplinaire pour la gestion d'une telle crise est fondamentale. C'est cette juste préoccupation qui a, par exemple, amené la première ministre de l'époque, Sophie Wilmès, à mettre sur pied le Groupe d'experts en charge de l'Exit Strategy (GEES) dont la composition reflétait bien cette multidisciplinarité. Je me réjouis que cet aspect figure parmi les recommandations de notre commission spéciale.

 

La mise en place d'une politique de prévention ambitieuse pour renforcer l'état de santé de nos concitoyens et leur résistance aux maladies figure parmi nos recommandations, et c'est important. Comme je l'ai dit, cette crise a un impact psychologique sur tous, et également sur les jeunes. La santé ne se subdivise pas. La santé est un tout indissociable. Il faut une approche holistique. La santé mentale et psychologique fait partie intégrante de la santé. Nos recommandations mettent en exergue cet aspect.

 

La mise en œuvre de nos recommandations est un point capital. Elle permettra de consolider la capacité de résilience de notre système de soins de santé. Les efforts devront être poursuivis et intégrer cette vision globale de la santé mentale et de la santé psychologique dans la santé au sens large.

 

Nos recommandations visent à garantir la présence de réserves stratégiques suffisantes. De toute évidence, un problème d'approvisionnement européen et mondial s'est posé. La Belgique, comme d'autres pays, s'est retrouvée seule dans le commerce international au début de la crise. À l'avenir, il nous faudra pouvoir compter sur la force du marché européen, même au pic d'une crise. Cela a été le cas après plusieurs mois grâce à la décision des gouvernements européens, dont celui de la Belgique, de confier l'achat des vaccins à la Commission européenne. Quoi que l'on en dise, je n'ose penser au nombre de doses de vaccin dont notre petit pays disposerait ou n'aurait pas du tout si nous n'avions pas pu nous intégrer dans ce marché global.

 

Il est fondamental que la Belgique ait pu plaider pour cela au sein des instances européennes. Il faudra continuer dans cette voie. Ceci étant, il est évident qu'à l'avenir, il faudra pérenniser une gestion dynamique des stocks stratégiques tournants de matériels de protection et de soins et de médicaments, en tenant compte de l'aspect adéquation aux crises futures. Je me réjouis que cet aspect figure dans nos recommandations. Il a souvent été soulevé durant les auditions.

 

En outre, les hôpitaux et les institutions devront disposer de stocks stratégiques d'équipements de protection individuelle. En effet, nous devons nous assurer qu'ils disposent d'équipements adéquats en temps de crise et que des stocks seront décentralisés.

 

Chers collègues, nous arrivons aujourd'hui au bout d'un travail considérable. Ce fut un travail très important qui consista d'abord en écoute, en analyse ensuite, et en propositions. Je veux remercier notre président, les collègues qui se sont investis en temps et en énergie dans ce travail collectif, les services de la Chambre, et nos collaborateurs qui nous ont fourni une aide considérable.

 

Nous sommes parvenus à établir un document qui, nous l'espérons, pourra être un outil de travail et de conduite pour le futur. Il est prévu d'en organiser un suivi régulier. Le gouvernement reviendra vers nous régulièrement pour faire le point sur la mise en oeuvre de nos recommandations. Cette clause de rendez-vous avec le premier ministre, la ministre de l'Intérieur et le ministre de la Santé, est capitale. Le premier rendez-vous est d'ores et déjà fixé et aura lieu au plus tard le 15 mars 2022. Notre travail n'est donc pas terminé. La Chambre reste ainsi un lieu essentiel d'observation, d'analyse et de contrôle démocratique. C'est sa mission, au service du bien-être de nos citoyens et de notre société.

 

19.13  Nawal Farih (CD&V): Namens de CD&V-fractie wil ik, aan het einde van de werkzaamheden van de bijzondere commissie, mijn dank uitspreken aan iedereen die hieraan heeft meegewerkt, voor en achter de schermen. We hebben in meer dan veertig hoorzittingen interessante getuigenissen gehoord van gediversifieerde groepen, ook stakeholders die hun verhaal zijn komen vertellen of die groepen vertegenwoordigden. Iedereen heeft zijn eerlijke visie op de crisis gegeven en suggesties geformuleerd die door onze vier experts werden getoetst en verwerkt in dit rapport. Ik dank hen voor de voorbereiding en inspanningen die ze geleverd hebben. Mijn dank gaat ook zeer specifiek uit naar het commissiesecretariaat, niet alleen voor de organisatie van de talrijke hoorzittingen, maar ook voor het in goede banen leiden van onze werkzaamheden.

 

De hoorzittingen hebben voor een groot deel bevestigd wat we zelf konden vaststellen, maar ons verdiepen in onze sterktes en zwaktes is nooit overbodig. Ik ga verder met een woord van dank. Dankzij de enorme kracht en de fantastische inzet van alle zichtbare en onzichtbare artsen en verplegers op het terrein hebben we op het terrein een antwoord kunnen bieden op het virus. Alle regeringen hebben uiteraard hun best gedaan om de zorgverleners, de ziekenhuizen en de volledige samenleving te omkaderen in een ongeziene mondiale gezondheidscrisis, zoals we die nooit eerder gekend hebben.

 

Gezien de impact, de globalisering en de onbekendheid met het virus, terwijl er op dat moment geen geneesmiddel of vaccin beschikbaar was, was dit uiteraard geen evidente opdracht. Elke crisis is een stresstest. In tijden van crisis wil iedereen perfectie nastreven, ondanks de vele obstakels en vraagtekens. Het woord crisis bestaat in het Chinese schrift uit twee tekens, het ene staat voor oplossingen en kansen en het andere staat voor gevaren. In onze bijzondere commissie hebben we daar juist rekening mee gehouden. We hebben de gevaren proberen op te sporen met de collega's en we hebben geprobeerd om nieuwe kansen te creëren om verbeteringen te voorzien in de toekomst.

 

De aanbevelingen tonen aan dat wij enkel met een robuuster en versterkt gezondheidszorgsysteem een toekomstige pandemie performanter en efficiënter zullen kunnen bestrijden. Wij moeten met alle regeringen in dit land een shift realiseren naar een betere gezondheidspromotie. Onze gezondheidszorg is vandaag gericht op het genezen van zieke mensen, terwijl wij echt wel een shift zouden moeten maken naar het zo lang mogelijk gezond houden van mensen.

 

Het gebeurt maar al te vaak dat er pas geblust wordt wanneer het brandt, en als er één ding is wat niet mag gebeuren wat de volksgezondheid betreft, is het juist dat. Het is daarom heel erg belangrijk voor ons dat al onze regeringen gezondheidsdoelstellingen opstellen. Die zullen misschien niet identiek zijn in alle regio's, maar ze moeten wel zeer specifiek gebonden zijn aan de kenmerken van de betrokken regio.

 

Er is daarnaast ook dringend nood aan herwaardering en opwaardering van ons zorgpersoneel. In het voorbije anderhalve jaar hebben deze bekwame maar helaas ook zwaar overwerkte mensen het beste van zichzelf gegeven in de frontlinie. Wij hebben natuurlijk meer van die mensen nodig, om ervoor te zorgen dat onze kwaliteitsvolle zorgverlening ook in de toekomst gegarandeerd kan worden. Er zijn in het voorbije jaar via sociale akkoorden reeds zeer belangrijke stappen in die richting gezet, maar er zijn nog belangrijke stappen te nemen.

 

Ik ga verder over ons algemeen crisisbeheer. Het is duidelijk dat ons land net als vele andere landen niet goed voorbereid was. Dat moet dus beter. Vandaar de aanbeveling om nu werk te maken van een gedegen pandemieplan dat wanneer nodig uitgetest, ingeoefend en geactualiseerd kan worden. Wij moeten streven naar een performant earlywarningsysteem op federaal en Europees niveau, door een betere afstemming en monitoring van de gezondheidsindicatoren. Uiteraard is ook een versterking van de diensten van de FOD Volksgezondheid daarbij essentieel.

 

Voorbereiding zal ons behoeden van een volgende mondmaskersaga. Nu waren het de mondmaskers die niet in orde waren of waarvan wij niet genoeg stocks hadden, morgen zullen het misschien handschoenen of schorten zijn. De essentie is vooral dat er bijzondere aandacht gegeven moet worden aan een strategie waarbij alle mogelijke vormen van persoonlijke beschermingsmiddelen extra aandacht moeten krijgen, om ervoor te zorgen dat iedereen die in een essentiële sector werkt zijn job op een veilige manier kan uitoefenen.

 

Er moet bijgevolg geïnvesteerd worden in een cultuur en knowhow met betrekking tot risicopreventie en crisisbeheer. Vandaar de versterkte rol van het Nationaal Crisiscentrum, zoals beschreven in het rapport. De nood aan de omvorming van dat Centrum tot een interfederaal orgaan, waar de deelstaten als volwaardige partners deel van uitmaken, spreekt na deze crisis voor zich. De roep om eenheid van commando klonk in veel hoorzittingen door, maar wat men daaronder precies moest verstaan varieerde enorm. Het is juist dat door een gebrek aan voorbereiding dat de bevoegde autoriteiten aan het begin van de pandemie de onderlinge samenwerking nog vorm dienden te geven.

 

Daarom kiezen de aanbevelingen resoluut voor het Overlegcomité als besluitvormingsorgaan. In een crisis die in een federale fase komt en dus samenwerking van alle politieke overheden van het land vereist, is het aangewezen dat de leiding wordt genomen door een commissaris, aangesteld door alle bevoegde regeringen. Het is evident dat deze commissaris en zijn secretariaat moeten kunnen beschikken over de middelen en de knowhow om deze noodzakelijke opdracht waar te maken. De aanbevelingen bieden de regeringen een structurele aanzet om dit concreet vorm te geven.

 

Collega's, ik wil graag even uw aandacht vestigen op de beschikbaarheid van en de toegang tot zorg. We zagen helaas dat niet-dringende zorg werd uitgesteld vanwege COVID-19. We kennen de cijfers met betrekking tot kankeropsporing en we weten dat er immense wachtlijsten zijn gegroeid voor allerhande medische ingrepen en consultaties. Onze fractie benadrukt dat dit echt beter moet. Zelfs in tijden van crisis is het belangrijk dat iedereen kan rekenen op nabije en toegankelijke zorg. Een solidair gezondheidssysteem is pas sterk indien het er voor iedereen is, ook in tijden van crisis.

 

Op het vlak van geestelijke gezondheid hebben verschillende gezondheidsenquêtes aangetoond hoezeer mensen mentaal geleden hebben onder de crisis en de genomen maatregelen.

 

Psychologen en psychiaters maar ook kinderpsychiatriediensten van de ziekenhuizen hebben aan de alarmbel getrokken vanwege de enorme toename en de wachtlijsten. Onze fractie vindt het dan ook uitzonderlijk belangrijk dat men in het pandemieplan voldoende oog heeft voor de gevolgen voor het mentale en psychosociale welzijn van de bevolking, in het bijzonder bij kinderen en jongeren.

 

Een element dat een grote impact op het welbevinden van de mensen heeft gehad, was de communicatie. Via de communicatie kan men rechtstreeks contact met de burgers leggen, maar die werd door velen helaas als verwarrend, beangstigend of overweldigend ervaren. In dit rapport pleiten we er dan ook voor dat er, zodra we in een interfederale fase komen, een informatiebron door het Nationaal Crisiscentrum tot stand wordt gebracht. We vragen daarbij ook specifieke aandacht voor doelgroepen en gedragscommunicatie, waarbij de burger voldoende perspectief wordt geboden. Een efficiënt en coherent crisisbeleid moet in alle facetten solidair zijn en rekening houden met elke burger, dus ook in de communicatie.

 

Tot slot wil ik terugkomen op de bevoegdheidsverdeling en de homogenisering van het volksgezondheidsbeleid waarvan de pandemie de dringende noodzaak heeft aangetoond. De gezondheid van de burger dient altijd voorop te staan. De burger heeft daar immers recht op. Staatshervormingsdiscussies in de geijkte organen zijn broodnodig.

 

Wie onze welvaart, het welzijn van de bevolking en een efficiënt bestuur wil veiligstellen in de 21e eeuw moet daarom eerst onze staatsstructuur verbeteren. Daarbij kan men niet om de vaststelling heen dat de huidige organisatie van ons land al te vaak leidt tot wederzijdse afhankelijkheid van de federale overheid en de deelstaten. Ondanks de goede wil van de betrokken niveaus bleek dat de wederzijdse afhankelijkheid een snelle en doeltreffende aanpak van de crisis niet steeds ten goede is gekomen. Dat is ook exact de uitdaging die in het regeerakkoord staat beschreven. Ik citeer: "De regering wenst in ieder geval tijdens deze legislatuur wetteksten te integreren betreffende een meer homogene bevoegdheidsverdeling op het vlak van gezondheidszorg".

 

De bedoeling is een zorg zo dicht mogelijk bij de patiënten, zonder dat aan de solidaire financiering wordt geraakt. Wij zijn ervan overtuigd dat ons land dan beter gewapend zal zijn om de volgende pandemie, die er vroeg of laat zal komen, beter te bestrijden.

 

Daartoe zullen niet enkel de aanbevelingen uit dit rapport bijdragen want de pandemiewet die deze zomer reeds werd goedgekeurd zal een goede juridische basis vormen. Terwijl sommige partijen langs de zijlijn stonden te roepen, stroopte CD&V mee de mouwen op en ging aan de slag, met als resultaat dat ons land nu stevig voorbereid is op een toekomstige pandemie.

 

Bij de aanvang van mijn betoog heb ik gezegd dat wij met de bespreking van het verslag en de aanbevelingen aan het einde zijn gekomen van de werkzaamheden van de bijzondere commissie, maar elk einde is natuurlijk een nieuw begin. Ik heb van collega's al meermaals gehoord dat wij werk moeten maken van de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie en daarom stel ik namens mijn fractie voor dat wij op geregelde tijdstippen samenkomen om een evaluatie te maken van de uitvoering van de aanbevelingen.

 

Ik dank nogmaals alle collega's voor de samenwerking en kijk uit naar wetgevende initiatieven die de aanbevelingen vorm kunnen geven.

 

19.14  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, collega's, vandaag moeten wij een tekst goedkeuren over de lessen die we trekken uit anderhalf jaar coronabeleid, althans het federale deel. Zoals dat immers gaat in ons land, heeft elk parlement een eigen evaluatie gemaakt. Dat is Kafka op zijn best. De evaluaties zijn nog niet eens samengebracht.

 

Er waren 46 hoorzittingen, meer dan 80 sprekers en uren getuigenissen over alles wat anderhalf jaar lang is misgelopen. Er zijn heel harde woorden gevallen en veel terechte kritieken geformuleerd. Er is urenlang vergaderd. Wat komt er op het einde van de rit uit? Dat is een document van veertig pagina's vol platitudes. Platitudes, dat zijn niet mijn woorden. Dat zijn de woorden van politicoloog Dave Sinardet enkele dagen geleden in De Afspraak. Banaliteiten, dat is uw evaluatie.

 

Wanneer u het rapport leest en de toespraken hier vandaag beluistert, dan vindt u dat u het allemaal nog niet zo slecht hebt gedaan. Toen Maggie De Block een aantal maanden geleden verklaarde dat zij zichzelf niets te verwijten had, was het kot te klein. Iedereen zou tot op het bot gaan. Wanneer wij nu het rapport lezen, dan lezen wij dat het allemaal best ok is geweest. De heer Calvo tweette het gisteren of vandaag nog: "Corona hebben wij goed beheerd."

 

Wat de meerderheid in het rapport ook doet, is de geschiedenis herschrijven. Ik heb het onder andere over de vernietiging van de mondmaskers. Alle fouten worden toegedekt.

 

Het zal u dus niet verbazen dat wij de tekst niet zullen goedkeuren. Wij hebben ons werk gedaan en goed geluisterd. Wij dienen dan ook alternatieve aanbevelingen in. Immers, uit de epidemie die ons land heeft geteisterd en die vandaag nog steeds bezig is, kunnen en moeten wij lessen trekken. Ik denk bijvoorbeeld aan de besparingen op het zorgpersoneel door de Zweedse regering, die ervoor zorgden dat het zorgpersoneel uitgeput was nog voor de crisis begon. Er was ook de hele soep van staatshervorming of -misvormingen, die ervoor zorgde dat bijvoorbeeld het pandemieplan voor de rusthuizen ergens in een schuif stof lag te vergaren. Het beleid van twee maten en twee gewichten en het uitrollen van het rode tapijt voor de big pharma zorgen ervoor dat vandaag in de hele wereld heel veel mensen nog steeds niet zijn gevaccineerd.

 

Die lessen trekt men vandaag niet in het rapport.

 

Het gaat eigenlijk zelfs zo ver – mevrouw Farih heeft het daarnet nog bewezen – dat in de eerste aanbevelingen over de institutionele warboel stond geschreven: "zoals in het regeerakkoord staat". U hoorde dus gedurende een jaar 80 mensen in het Parlement om dan te schrijven wat u een jaar tevoren in het regeerakkoord hebt gezet. Echt waar. Er zijn 25.000 mensen overleden. Het betreft hier de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. Het was een debacle en de mensen verdienen beter.

 

De eerste reden waarom wij het rapport niet kunnen goedkeuren, is natuurlijk dat er in alle talen gezwegen wordt over politieke verantwoordelijkheid. De PVDA zegt dat niet alleen. In juli schreef Bart Eeckhout van De Morgen een scherp opiniestuk en ik wil hem even citeren: "Over politieke verantwoordelijkheid wordt met geen woord gerept. In plaats van de waarheid te zoeken, heeft deze bijzondere commissie de focus verlegd naar het toedekken van politieke verantwoordelijkheid en het smoren van alle vervelende vragen daarover." Zo gaat dat in ons land: het smoren van alle vervelende vragen en het toedekken van politieke verantwoordelijkheid.

 

Van in het begin van de crisis was het altijd wel de schuld van iemand, van de gewone mensen, maar nooit keken de verschillende regeringen in eigen boezem. Nooit keken ze naar de eigen politieke beslissingen en verantwoordelijkheden, altijd moest er een zondebok gezocht worden: oudere mensen die op een bankje zaten, jongeren die samen een broodje aten, mensen die niet op tijd waren voor de avondklok en nu de niet-gevaccineerden.

 

Nooit werd er op de verantwoordelijkheid gewezen van grote bedrijven die honderden mensen samen laten werken zonder de coronaregels te respecteren, of van de ministers die het zorgpersoneel onbeschermd naar het front stuurden. Sommigen moesten zelfs ziek gaan werken. Nooit werd er gewezen op de absurde politieke beslissingen die ervoor zorgden dat we in de trein onderweg naar zee enkel aan het raam mochten zitten, maar wel met honderden in de tram naar het werk moesten gaan. De negen ministers van Volksgezondheid wisten niet eens waarvoor ze bevoegd waren. Ze liepen elkaar voor de voeten en maakten urenlang ruzie in alle overlegorganen. Altijd vond en vindt de regering een nieuwe schuldige voor de crisis.

 

Nee, het is vandaag niet de epidemie van de niet-gevaccineerden. Het is de pandemie van uw gefaald beleid. Als we vandaag nog steeds het einde van de tunnel niet zien, is het misschien wel omdat mensen geen vertrouwen meer hebben in uw beleid, omdat mensen nog steeds zonder inkomen vallen, als ze, ook al zijn ze gevaccineerd, toch in quarantaine moeten.

 

Als we het einde van de tunnel nog steeds niet zien, is het misschien wel omdat er nog steeds geen ondersteuningsbeleid is voor wie positief test op COVID-19. Men vaardigt enkel boetes en coronapassen uit en stuurt de politie erop af. Misschien is het ook wel omdat de contactopsporing vandaag nog steeds bureaucratisch en inefficiënt is. We zijn er vandaag nog niet uit, omdat het Parlement plat op de buik gaat voor big pharma en medeplichtig is aan het feit dat er een enorme vaccinatieongelijkheid is in de wereld, wat zal zorgen voor nieuwe varianten. Immers, zolang niet iedereen gevaccineerd is, komt er geen einde aan de crisis.

 

In Frankrijk werd enkele dagen geleden de oud-minister van Volksgezondheid voor de rechtbank gedaagd voor het in gevaar brengen van het leven van andere mensen. Hier in ons land wordt de vorige minister van Volksgezondheid, die mondmaskers vernietigde, omdat het goedkoper was ze te vernietigen dan ze te verplaatsen – dat kan worden gefactcheckt – en die dat aan het begin van de crisis voor het Parlement en de experten verzweeg, uiteindelijk als expert benoemd in een panel voor de WHO om de aanpak van de coronacrisis te evalueren. Kan het nog cynischer? De eerste werknemer die zoiets op de werkvloer probeert, vliegt buiten. Maar hier, als men tot de dames en heren excellenties behoort, wordt men expert genoemd en is er geen sprake van ontslag nemen. Men behoudt zijn goed betaalde zitje hier in het Parlement.

 

Président: Daniel Bacquelaine, doyen d'âge.

Voorzitter: Daniel Bacquelaine, oudste lid in jaren.

 

Daarom hebben wij vorig jaar in mei opgeroepen om een echte onderzoekscommissie op te richten. Dat is niet gebeurd en toen er over ons voorstel moest worden gestemd, was iedereen weg uit de zaal, ook het Vlaams Belang. Het werd dus een bijzondere commissie, voorgezeten door - kers op de taart - een liberaal parlementslid, dus van dezelfde partij als de bevoegde minister, een bijzondere commissie die nu een bijzonder zwak rapport aflevert, waarin rond de pot wordt gedraaid.

 

Non seulement, dans le rapport qui nous est présenté, on ne tire pas de conclusions précises et on ne pointe pas de responsabilités politiques mais, dans les 518 pages, il n'y a pas, selon nous, de leçons fondamentales.

 

Le PTB voit cinq choses à faire résolument et différemment.

 

La première chose a évidemment trait aux réformes de l'État et au morcellement des compétences. Nous voulons un seul ministre de la Santé, pas neuf! C'est moins cher, plus efficace et plus humain!

 

Deuxièmement, notre système de soins de santé doit être radicalement différent en s'axant sur la prévention. Mais la prévention, cela ne s'achète pas et cela ne se vend pas comme des médicaments. Cela demande donc un vrai changement.

 

Troisièmement, il faut faire des choix. Priorité aux gens ou au profit? Comment se fait-il que les petits indépendants, le secteur de la culture et l'horeca aient dû se battre comme des malades pendant qu'on ouvrait grand la porte aux grandes firmes?

 

Quatrièmement, il faut écouter les acteurs de terrain: les infirmières, les syndicats, les travailleurs sociaux, … Tous nous ont expliqué qu'ils ne se sont pas du tout sentis écoutés.

Enfin, le marché libre, capitaliste n'a jusqu'ici pas résolu nos problèmes. Nous avons besoin d'un État actif et qui protège la population.

 

Het eerste punt zijn de negen ministers van Volksgezondheid waar we ondertussen wereldwijd om bekend geworden zijn. Ze lopen elkaar voor de voeten, iedereen is bevoegd maar niemand is verantwoordelijk. Dat heeft ons levens gekost. Erika Vlieghe zei dat dit een killing factor is geweest en ook Marc Noppen, die onlangs een interessant boek schreef, zei dat de politieke traagheid levens gekost heeft.

 

We hebben op het terrein enorm veel absurditeiten gezien. Thuisverpleegkundigen, die onder de federale bevoegdheid vallen, wilden bijspringen in een regionaal woonzorgcentra, maar niemand wist wie de factuur zou betalen. Toen die thuisverpleegsters bij de Vlaamse regering aanklopten voor mondmaskers, duurde het 24 uur voor men daar wist dat het eigenlijk de federale overheid is die daarvoor zorgt. Op 24 april viel minister Beke van zijn stoel toen hij hoorde dat hij eigenlijk verantwoordelijk was voor contactonderzoek. Het heeft toen nog weken geduurd voor dat op poten werd gezet.

 

Over al die staatshervormingen, over dat institutionele, wordt er in dit rapport enkel rond de pot gedraaid. Het rapport is in hetzelfde bedje ziek als ons land. Enkele citaten uit het rapport: "in overleg met de deelstaten", "samen met de deelstaten", "binnen ieders bevoegdheden", "in samenspraak met de deelstaten", "in samenwerking met de deelstaten", "overeenkomstig de bevoegdheidsverdeling". Wat stellen jullie dan voor? Dat is toch echt niet duidelijk! Wat zal er na deze aanbevelingen veranderen? Zullen er minder taskforces zijn, minder werkgroepen? Zal er nu minder volk aan tafel zitten, of komt er steeds meer volk bij? Dat is echt niet duidelijk. Ik heb het zoent al gezegd, jullie willen niet verder gaan dan het regeerakkoord.

 

Wat we met die negen ministers gaan doen is volgens mij een fundamentele vraag, die ook de man in de straat stelt. De N-VA wil duidelijk de gezondheidszorg splitsen en doen wat het Voka doet: "Wat we zelf doen, doen we beter". Dat hebben we wel gezien in de manier waarop jullie de rusthuizencrisis in Vlaanderen hebben aangepakt. De N-VA wil tevens met een privatiseringsdecreet de rusthuizen in Vlaanderen privatiseren. Privatiseren na de covidcrisis?

 

De strategie van de N-VA is duidelijk: de zieken verder opjagen en blijven besparen in de gezondheidszorg. Denk maar aan de 5 miljard euro die u wou besparen. De N-VA wil de gezondheidszorg natuurlijk splitsen omdat zij de agenda van Voka wil uitvoeren. De N-VA-voorzitter steekt dat ook niet onder stoelen of banken.

 

Mes collègues du PS ne sont pas là, mais j'aimerais leur demander ce qu'ils entendent faire. Quelle leçon tirent-ils de la crise du covid? Plaident-ils pour le statu quo ou également pour la scission des soins de santé? Cela n'apparaît pas clairement dans le rapport.

 

19.15  Kathleen Depoorter (N-VA): We hebben al een discussie gehad over de besparingen in de gezondheidszorg. Van 27 miljard naar 30 miljard is plus 3 miljard. Is dat voor u een besparing? In realiteit werd 3 miljard extra onder de Zweedse regering uitgegeven voor de zorg.

 

19.16  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Ik raadde u de vorige keer al aan om het zorgpersoneel toch eens te vragen wat zij ervan denken en of zij vinden of de Zweedse regering bespaard heeft of niet. De heer De Wever heeft voor de verkiezingen nog gezegd dat hij 5 miljard extra wilde besparen in de gezondheidszorg. Dat heeft hij niet onder stoelen of banken gestoken.

 

19.17  Kathleen Depoorter (N-VA): We zullen niet blijven discussiëren, maar toch herhaal ik nog dit: wij willen efficiëntiewinsten om te herinvesteren in de zorg. U als arts weet heel goed dat er heel wat dubbele onderzoeken gebeuren en dat die dubbele onderzoeken perfect kunnen gebeuren om de patiënten beter te begeleiden. U hebt het heel vaak over uw kiwimodel. Met uw kiwimodel wordt toch ook geïnvesteerd in de patiënten? Over een ander systeem denken we hetzelfde of zeggen we hetzelfde. We zetten in op meer efficiëntie. De efficiëntie ligt bij ons Vlaams. U predikt een federale minister, maar herinnert u zich nog de redenen voor de splitsing? Weet u nog waarom er net nood was aan een zorg op maat, waarom het net noodzakelijk was om dicht bij de patiënt te werken? Dat was omdat het systeem niet werkte. Bij de besteding van de middelen is er een mooi budgettair verschil Vlaamse patiënt versus Waalse patiënt. De efficiëntiewinst op dat vlak zouden we heel graag opnieuw investeren in de zorg van de Vlaamse patiënt.

 

19.18  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Soms denk ik dat we niet in hetzelfde land leven, mevrouw Depoorter. Denkt u niet dat negen ministers inefficiënt is?

 

19.19  Kathleen Depoorter (N-VA): Absoluut, want zeven daarvan bevinden zich niet in het Vlaamse landsgedeelte, collega. Daar pleit u voor. Dat kan toch niet.

 

19.20  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Wanneer heb ik gepleit voor zeven ministers? Waar hebt u dat gehoord? Ik heb het over één minister van Volksgezondheid.

 

19.21  Kathleen Depoorter (N-VA): Ja, dat klopt, maar u hebt het telkens opnieuw over negen ministers van Volksgezondheid, ook in het Vlaamse landsgedeelte. Ik zeg het u voor eens en altijd: er is een Vlaamse minister van Volksgezondheid en dat willen wij zo houden. Als Wallonië en Brussel een minister willen hebben voor de teen, eentje voor de neus en eentje voor de duim, mij goed, maar die rekening willen wij niet betalen.

 

19.22  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Ik denk nochtans dat we niet aan efficiënte gewonnen hebben door de bevoegdheden van de Wetstraat naar het Martelarenplein te verhuizen; dat hebben we gezien tijdens de coronacrisis. Dat heeft de zorg niet dichter bij de mensen gebracht. Kijk maar de zorgverleners op het terrein: er zijn zoveel verschillende aanspreekpunten bij de overheid. Dat heeft het alleen maar inefficiënter gemaakt, minder beslissingskracht gegeven, door al die interministeriële conferenties, elke week weer.

 

Corona moet toch niet anders behandeld worden in Wallonië dan in Vlaanderen? Het is dezelfde ziekte, het is dezelfde manier van behandelen. Als we moeten onderhandelen met de farmaceutische industrie, mevrouw Depoorter, zullen we dan een andere prijs afspreken in Vlaanderen, Wallonië en in Brussel? Ik denk het niet, maar ik denk ook niet dat we hier nu akkoord over zullen geraken.

 

U hebt het er ook niet over gehad dat u de gezondheidszorg wil spitsen, omdat u in de eerste plaats verdere besparingen wil doorvoeren, zoals gezegd is door VOKA in het Parlement, en omdat u de zieke mensen hun tegemoetkoming via het ziekenfonds wil ontzeggen, omdat u de mensen nog langer dan 67 jaar wil laten werken. U wil een splitsing om uw asociaal beleid door te voeren.

 

19.23  Kathleen Depoorter (N-VA): Collega, u hebt gelijk: wij leven niet in hetzelfde land, wij leven in een land waar gewerkt wordt, waar werk geen vies woord is, waar de mensen voor eigen welvaart kunnen instaan en waar er net dankzij die welvaart goede gezondheidszorg wordt verleend.

 

19.24  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Uw land is een land van elk voor zich, waar mensen tot 70 jaar moeten werken. Daar moet ik inderdaad niet van weten.

 

Je questionnais en fait le parti socialiste. Nous connaissons les plans de la N-VA; nous savons qu'ils veulent obtenir la scission du pays par la scission des soins de santé. Les collègues du PS, eux, ne sont pas très clairs. Nous avons appris entre-temps que durant l'été 2020, le PS et la N-VA avaient conclu un accord pour aller vers la scission des soins de santé.

 

Nous voulons aller dans l'autre sens! Nous voulons aller dans le sens de plus d'unité et davantage d'efficacité surtout.

 

Il faut savoir que nous ne sommes pas les seuls à penser ainsi. Si ici dans l'hémicycle, on a parfois l'impression que tout le monde veut la scission, sachez que deux-tiers des néerlandophones ne veulent pas de votre séparatisme. Six sur dix personnes interrogées veulent un seul ministre de la Santé, y compris parmi les électeurs de la N-VA et du Vlaams Belang. Une grande majorité des directeurs d'hôpitaux veut également un seul ministre de la Santé.

 

In juni 2020 trok een twintigtal hooggeplaatste academici en vakbondsmensen conclusies uit de eerste coronagolf. Zij ondertekenden een gezamenlijke tekst voor één Belgisch gezondheidsbeleid. Daarmee sloten zij zich zoals gezegd aan bij wat een heel groot deel van de bevolking denkt, ook een heel groot deel van de kiezers van het Vlaams Belang en de N-VA.

 

Wij willen herfederaliseren. Dat is logisch, goedkoop, en menselijk. Dat is niet emotioneel. Wij hebben geen nood aan verschillende entiteiten die tegen elkaar vechten, wij verzetten ons tegen al dat absurde separatisme. Wij pleiten ervoor dat de federale Staat het kader aangeeft, de grote lijnen voor grote uitdagingen in de gezondheidszorg. Zij bepaalt de behoeften. De zorg dichterbij de mensen brengen doet men niet door ze van de Wetstraat naar het Martelarenplein over te hevelen, maar door structureel te investeren in publieke en preventieve gezondheidszorg, dichtbij de mensen, op lokaal niveau.

 

Dat kan de beste gezondheid opleveren. Wij hebben eenheid nodig om de uitdagingen in de gezondheidszorg aan te gaan. Wij hebben geen verdeeldheid nodig.

 

Het tweede punt waarop ik wil ingaan, is dat wij nood hebben aan een publieke en preventieve gezondheidszorg. Wij hebben heel veel experts gehoord. Ook bij het begin van de coronacrisis hoorden wij zeggen dat wij klaar waren. Wij voelden ons onaantastbaar, maar uiteindelijk kwamen wij met de billen bloot te staan, zoals Erika Vlieghe zei.

 

Het testen, het tracen, de bronopsporing, de vaccinatiecampagne, alle grote preventieve campagnes, die hebben wij allemaal moeten improviseren. De structuren bestonden nauwelijks. Het investeren in lokale basisgezondheidszorg moet dus centraal komen te staan. Richard Horton zei dat ook in de hoorzitting. Ik wil hem graag even aanhalen. Huisartsen, apothekers en lokale gezondheidscentra moeten lokale brandhaarden opsporen. Als wij daar lokaal in slagen, dan hebben wij geen lockdowns meer nodig.

 

Tot vandaag blijft de echte versterking echter uit. Men wil de vaccinatiecentra zo snel mogelijk sluiten. De contactopsporing gebeurt nog steeds als een soort urgente noodmaatregel en op een callcenterachtige en bureaucratische manier. Wij stellen voor om te investeren, bijvoorbeeld in forfaitaire groepspraktijken in elke wijk, waar patiënten op een laagdrempelige manier met vragen en klachten terechtkunnen, ook voor preventie, samen met bijvoorbeeld de eerstelijnsgezondheidszorg waarin eveneens moet worden geïnvesteerd.

 

Wij moeten ook komaf maken met de rendementslogica in de ziekenhuizen. Zorgverleners zijn geen commerçanten. Zij moeten kunnen focussen op patiënten en niet op kosten of winstcijfers. Gezondheid is een recht en geen koopwaar. Rusthuizen en ziekenhuizen zijn geen shoppingcentra, maar publieke diensten voor de bevolking. Laten wij van de coronacrisis gebruikmaken voor deze omschakeling.

 

Wij moeten het ook hebben over de financiering van de ziekenhuizen via de prestatiegeneeskunde. Die zorgt er immers voor dat zorgverleners alleen maar geld krijgen als zij patiënten zien die ziek zijn en niet als zij investeren in preventie of als zij tijd maken voor hun patiënten. Wij stellen een andere financiering van de ziekenhuizen voor, een gebundelde financiering gebaseerd op een patiëntenpopulatie, waarbij concurrentie echt plaatsmaakt voor samenwerking met de eerste en tweede lijn en de ouderenzorg.

 

Een paar maanden voor de coronacrisis uitbrak, hebben wij, op initiatief van de PVDA, het noodfonds voor de zorg goedgekeurd. De helden van de zorg hebben ons land rechtgehouden. Het Zorgpersoneelfonds betekende uiteindelijk een kleine ademruimte, maar op het terrein zijn de noden vandaag ongelofelijk urgent. Wij moeten dus afstappen van het huidige model. Wij stellen voor om het zorgpersoneel nog uit te breiden en een betere financiering te voorzien gedurende verschillende jaren, omdat wij zo ook nieuw verplegend personeel kunnen opleiden.

 

Ten derde moeten wij een keuze maken, eerst de mensen of eerst de winst. We hebben gezien hoe de lobby van het grootbedrijf groter is dan de lobby van het hart. Het VBO en de werkgeversorganisatie hebben hun agenda doorgedrukt. Terwijl men naar de werkvloer werd gestuurd, nam de regering bitter weinig maatregelen om jonge gezinnen, families of grootouders te ondersteunen.

 

Ik wil het opnieuw hebben over het inkomensverlies in geval van quarantaine bij bijvoorbeeld zelfstandigen, die soms op helemaal niets terugvallen, maar ook bij patiënten met heel lage lonen die telkens wekenlang op 70 % van hun mager loontje terugvielen.

 

De experts in de coronacommissie hebben daarop gewezen en er is daarover recent ook heel veel wetenschappelijk advies gepubliceerd. Men moet mensen in staat stellen om in quarantaine te gaan en dat doet men niet met boetes en repressie. Men moet de mensen helpen en ondersteunen en dat kan men alleen maar als men kan terugvallen op een preventief gezondheidszorgsysteem van mensen die de wijken intrekken, die met mensen praten en zorgen voor concrete ondersteuning.

 

Als iemand vandaag in quarantaine moet, wordt hij door het callcenter gebeld en wordt er gezegd dat hij geen boodschappen mag doen en moet oppassen voor de politie omdat hij een boete kan krijgen. Welke concrete hulp wordt er echter geboden aan een alleenstaande moeder met drie kinderen?

 

Een vierde fundamentele les voor ons, die niet losstaat van heel het probleem van de sociale ondersteuning, is het gebrek aan overleg met het terrein.

 

"Il n'y a eu aucune consultation avec le gouvernement lors de la première vague", a dit Yves Hellendorff. Il y a eu l'exemple des arrêtés royaux de réquisition du personnel de la santé. Au lieu de consulter le secteur et les travailleurs sur la manière de préparer ou de faire face à la deuxième vague, on a imposé des mesures qui ont suscité effectivement beaucoup de colère. Céline Nieuwenhuys qui n'a malheureusement pas pu venir en commission, bien que je l'aie proposé, a témoigné de son expérience au sein du GEES, le groupe d'experts en charge de la stratégie de sortie lors de la première vague. Elle a expliqué que les ministres étaient souvent plus préoccupés par Francorchamps et les courses de chevaux que par les vrais problèmes de santé publique. Les consultants de McKinsey étaient plus préoccupés par les PowerPoint sur l'économie que par les questions qui ne peuvent être exprimées en chiffres, comme la santé mentale, la violence domestique ou les burn-out.

 

Il y a une déconnexion totale entre ceux qui décident et ceux qui vivent les choses sur le terrain. Pour les ministres, pour les députés, une quarantaine de deux semaines ne fait aucune différence à la fin du mois. Il n'y a pas un euro de perte de salaire. Mais pour les simples gens, la réalité est tout autre. C'est pourquoi nous proposons – et c'est une occasion manquée – de faire en sorte que les gens puissent conserver leur salaire en cas de quarantaine.

 

De laatste en vijfde les die wij trekken, gaat over hoe de overheid de sleutels van het gezondheidsbeleid in handen liet van een grote groep bedrijven, wat de gevolgen daarvan waren en hoe de overheid ook blindelings bleef vertrouwen op de vrije markt.

 

Na de uitbraak van het SARS-virus waren er minstens 84 vaccins bijna in ontwikkeling. Die werden echter nooit verder ontwikkeld, omdat de farma-industrie er geen winst in zag. Pas toen duidelijk werd dat er groot geld mee te verdienen viel, schoot big pharma in actie om vaccins te produceren. Wat er over dat punt uiteindelijk in de tekst is geslopen – we komen er straks op terug bij de bespreking van het voorstel van resolutie over de patenten –, is een amendement van de N-VA-fractie om de opheffing van de patenten op de coronavaccins expliciet te verbieden. Dat kan ik werkelijk niet begrijpen, collega's.

 

We hebben volgens ons een echt publiek project nodig, dat toont de crisis aan. Wij hebben een publieke gezondheidsstrategie nodig, waarbij de sleutels in handen komen van de overheid, die de prioriteiten vastlegt gebaseerd op de behoeften in de samenleving. Het geneesmiddelen- en gezondheidsbeleid moet in publieke handen komen met investeringen in onderzoek en ontwikkeling. De vruchten van onderzoek en ontwikkeling, waar we vandaag ongelofelijk veel geld aan uitgeven, mogen nadien niet alleen toekomen aan enkelen maar aan iedereen, niet alleen hier, maar overal. We moeten dus voorwaarden stellen bij openbare financiering en ondersteuning.

 

Ten slotte, nergens in het rapport worden de vrije markt en de passieve rol van de overheid ter discussie gesteld. Integendeel, in de aanbevelingen lezen we dat de interne markt moet kunnen blijven functioneren. Ik denk echter dat de COVID-19-pandemie het heilige huisje van de vrije markt aan diggelen heeft geslagen. De vrije markt heeft onze problemen niet opgelost. Dat hebben we gezien met de mondmaskers en de vaccins. De Belgische textielsector behoort wereldwijd tot de top, maar bleek niet in staat om elke burger van een mondmasker te voorzien. We hebben gezien hoe de overheid de sleutels van het gezondheidsbeleid in handen liet van een groep grootbedrijven en wat daar de gevolgen van waren. De overheid stelde zich passief op en vertrouwde blindelings op de vrije markt.

 

Chers collègues, vous l'avez compris, avec le PTB, nous avons tiré cinq grandes leçons, et nous les déposons une nouvelle fois ce soir. Il s'agit de recommandations alternatives. Nos recommandations sont basées sur ce que nous avons entendu non seulement au sein de la commission, mais aussi sur le terrain, à savoir les témoignages d'ouvriers, de soignants et de syndicats, qui nous disent qu'il est vraiment temps de changer de politique.

 

Une vision dont l'élément central est l'être humain et qui accorde la priorité à la santé et non au profit. Une vision en vertu de laquelle c'est la solidarité entre les gens qui est stimulée et non l'individualisme. Une vision en faveur de laquelle nous nous battons avec le PTB.

 

19.25  Patrick Prévot (PS): Monsieur le président, je souhaite intervenir car la vérité a ses droits.

 

Madame Merckx, je parlais tout à l'heure de respect des uns et des autres et je saluais le travail qui avait été fourni par les différents membres et notamment ceux de l'opposition.

 

Je trouve très peu élégant de votre part, madame Merckx, d'attendre que j'aille chercher un sandwich pour dire que le PS n'est pas sur les bancs. Mon excellente collègue Laurence Zanchetta représentait le PS et n'a pas bougé une seule seconde pendant toute votre intervention.

 

Deuxièmement, concernant vos approximations, notamment le fait que le PS aurait pu négocier une scission des soins de santé, je vous laisserai à vos élucubrations. Je rappellerai simplement que, si aujourd'hui un gouvernement avance et prend des mesures, notamment de soutien au personnel soignant, c'est notamment avec le PS. Il sera très compliqué de prendre des mesures avec le PTB puisque celui-ci refuse systématiquement de prendre ses responsabilités.

 

Continuez à crier au balcon et à regarder les autres travailler! C'est quelque chose que vous savez bien faire, c'est une chose dans laquelle vous excellez. Continuez à faire vos vidéos et à les sponsoriser largement sur les réseaux sociaux, mais pendant que vous jouez de cette manière malhonnête, nous, au niveau du gouvernement, au niveau des membres du gouvernement et même au niveau des membres de l'opposition, nous continuerons à travailler demain au sein de ce Parlement! Je vous avais inclus tout à l'heure, mais je regrette presque mes propos.

 

19.26  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur Prévot, vous n'étiez pas présent lors de mon intervention.

 

Vous faisiez partie des membres de la commission. J'aurais voulu connaître les conclusions du PS. Le rapport est en effet fort vague. Il affirme qu'il faut respecter les compétences mais nous avons aujourd'hui neuf ministres de la Santé! Pouvez-vous me dire ce que le PS propose?

 

L'accord de gouvernement montre que l'on se dirige éventuellement vers une scission. Le rapport ne prend pas position à ce sujet. Or, nous avons pu lire dans une certaine presse – à vous d'infirmer si ces informations sont inexactes – qu'à l'été 2020, un accord avait été conclu entre le PS et la N-VA sur la scission des soins de santé tout en gardant le financement au niveau fédéral. Ceci serait, selon nous une très mauvaise chose.

 

On sait ce qui s'est passé avec l'enseignement. Tout d'abord, la gestion a été scindée et, ensuite, le financement. On connaît aujourd'hui l'état de sous-financement de l'enseignement! Si nous scindons l'organisation des soins de santé, c'est un cheval de Troie pour parvenir à la scission complète des soins de santé, à un sous-financement, voire même à la scission de l'État. C'est une mise à mal de notre sécurité sociale qui garantit la solidarité dans notre pays. C'est à ce sujet que j'aurais voulu vous entendre et connaître l'avis du PS.

 

À la suite de la crise du covid-19, je pense que tout est lié. Beaucoup de gens se demandent ce que les neuf ministres ont fait. Ils se sont marché sur les pieds. Ils se sont disputés pendant les réunions. Cela a retardé la prise en main de la gestion.

 

Avec le PTB, nous pensons qu'il faut aller vers davantage d'unité, qu'il faut effectuer un mouvement inverse et que c'est ensemble et de manière solidaire que nous pourrons être plus forts. Si nous devons négocier avec Big Pharma, nous serons plus forts tous ensemble que séparément, Bruxelles, la Flandre ou la Wallonie.

 

Le président: Nous comprenons bien que vous n'êtes pas d'accord.

 

19.27  Karin Jiroflée (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, collega's, op 12 december 2019 of bijna twintig maanden geleden werd in China de eerste besmetting met het coronavirus vastgesteld. Vanaf dat moment begon het virus aan een nietsontziende opmars en hield het de wereld in zijn greep. De beelden van overvolle ziekenhuizen in Bergamo, van wanhopige mensen op de ziekenhuisparkings in India en van de stoet lijkwagens in Spanje zullen wij niet snel vergeten. Ook in ons land sloeg het virus hard toe: al meer dan 25.000 doden, bijna 80.000 ziekenhuisopnames en meer dan 1,2 miljoen besmettingen.

 

Ik wil dan ook graag beginnen met mijn steun uit te spreken aan iedereen die door de crisis werd getroffen. Achter die kille cijfers gaat vaak onnoemelijk veel leed schuil. In eenzaamheid sterven, een geliefde verliezen zonder afscheid te kunnen nemen, na maanden nog altijd afzien van die ene besmetting, het psychologische leed van de strenge lockdown, dat betekende corona helaas voor heel veel mensen. Ik wilde daar toch eerst even bij stilstaan.

 

Collega's, onze samenleving heeft zich in die moeilijke periode ook sterk, veerkrachtig en solidair getoond. Wij hebben terecht geapplaudisseerd voor de helden van de zorg en voor alle anderen die in de frontlinie het beste van zichzelf bleven geven in ziekenhuizen, scholen, zorgcentra, vuilnisophaling, supermarkten en politie. De lijst is lang. Zij werkten door.

 

Zij werkten door, omdat de samenleving hen nodig had. Zij hebben gestalte gegeven aan de solidariteit die we nodig hadden. Zonder hen was het land stilgevallen.

 

Ook de manier waarop in een recordtempo vaccins werden ontwikkeld, verdeeld en toegediend, is een illustratie van de grootse dingen waartoe onze samenleving in staat is. Dankzij de inzet van wetenschap en industrie, lokale besturen en duizenden vrijwilligers kunnen we uitkijken naar het rijk der vrijheid.

 

Collega's, onze commissie was niet alleen bijzonder in naam; zij was ook bijzonder omdat ze de aanpak van de covidpandemie evalueerde terwijl die nog volop bezig was. Na 33 hoorzittingen met 96 sprekers en na intense debatten besluiten we dat werk vandaag met 134 aanbevelingen.

 

Toen we Richard Horton, hoofdredacteur van The Lancet in de commissie hoorden, viel bij velen van ons de mond open. Messcherp analyseerde hij de start van de crisis. Hij gaf gedetailleerd aan hoe het virus een crisis werd, niet alleen bij ons. Er leefde in westerse samenlevingen een gevoel van onaantastbaarheid. Wetenschappers van over de hele wereld hebben volgens hem nooit zo goed samengewerkt. Vijf papers leverde The Lancet af, maar regeringen namen de waarschuwingen niet ernstig, ook niet bij ons. Iedereen meende dat onze gezondheidszorg ondanks de besparingen onaantastbaar was.

 

We herinneren ons allemaal de eerste Belgen die terugkwamen uit China en de manier waarop ze hier in isolatie gingen, maar toen was het eigenlijk al te laat. Vanuit onze ambassade in China waren er al eerder signalen gekomen dat het fout liep in Wuhan, maar die werden door ons land niet opgepikt. Ze werden veronachtzaamd. Er heerste geen cultuur van preventie en risicovermijding.

 

Laten we eerlijk zijn, collega's, ons land was onvoldoende voorbereid. Er was een tekort aan zorgpersoneel. Miljoenen mondmaskers waren vernietigd en niet vervangen. Het pandemieplan was achterhaald en niet ingeoefend. Bij het begin van de crisis moest er dan helaas ook worden geïmproviseerd, door beleidsmakers en door zorgpersoneel, dat onbeschermd in de frontlinie stond.

 

De voorbije twintig maanden veranderde er dan wel heel wat. Ondertussen is er een stock aan mondmaskers en ander beschermingsmateriaal. Het beleid werd gecoördineerd door het Overlegcomité en gestroomlijnd door het coronacommissariaat. Een doorgedreven testbeleid werd uitgerold en een massale vaccinatiecampagne werd opgezet. Het zorgpersoneel kreeg niet enkel applaus, maar ook zicht op extra verloning, extra collega's en extra opleiding. Boven op die noodzakelijke verbeteringen liggen hier vandaag nog eens 134 aanbevelingen om ons beter te wapenen tegen een gezondheidscrisis, om beter voorbereid te zijn als het nodig is.

 

Voor mijn fractie Vooruit staan daarbij drie begrippen centraal: preparedness, eenheid van commando en communicatie. Preparedness gaat over de absolute noodzaak om veel beter voorbereid te zijn. De roterende stock van mondmaskers en ander beschermingsmateriaal is op dat vlak een eerste stap. De opmaak, opvolging en oefening van een nieuwe pandemieplan is de volgende cruciale stap. Uiterlijk eind volgend jaar moet het er liggen.

 

Dat plan zal niet enkel een alomvattende strategie moeten behelzen, maar ook de organisatie van de advies- en besluitvormingsorganen uittekenen. Daar zal het begrip eenheid van commando echt centraal moeten staan. Dat betekent niet dat één iemand alles zal beslissen, uiteraard. Het betekent wel de versterking van een aantal diensten zoals het crisiscentrum, de dienst Public Health Emergencies en de RMG.

 

Die RMG heeft een groot gedeelte van de crisis gedraaid op één persoon. We hebben geluk gehad dat die persoon loyaal en hardwerkend was. De rol van de RMG dient dan ook uitgebreid te worden tijdens een gezondheidscrisis. Die diensten moeten worden versterkt, beter samenwerken en snel hun werking kunnen opschalen, als er een crisis uitbreekt.

 

Eenheid van commando betekent voor ons ook dat Europa een actievere rol opneemt in het gezondheidsbeleid. De slagkracht van Europa inzake gezondheid moet beter, veel beter. Dat hebben we kunnen vaststellen. Het stroomlijnen van de maatregelen in de EU gebeurde niet en gebeurt ook nu niet. Een veel striktere handhaving aan de grenzen bijvoorbeeld is essentieel. Dat kan echter alleen in Europees verband. Ook voor de samenwerking bij aankoop en verdeling van vaccins kan Europa veel beter, op voorwaarde dat er nu werk wordt gemaakt van een kader en een model daarvoor. De uitwerking van een solidariteitssysteem voor medische hulp en ondersteuning aan elkaar is een must, hebben we helaas geleerd.

 

Ook de communicatie is essentieel in een gezondheidscrisis. Via de communicatie naar de brede bevolking moet iedereen duidelijk, open en transparant geïnformeerd worden over de gezondheidssituatie, om iedereen mee te hebben in de soms moeilijke maatregelen die moeten worden genomen. Goede communicatie betekent ook dat de doorstroming van de informatie tussen de verschillende diensten verbetert. We hebben in ons land een sterk ambtenarenkorps en vele zeer deskundige experten. We moeten ervoor zorgen dat zij de tools in handen krijgen om een degelijk beleid te kunnen baseren op de meest actuele gegevens.

 

Persoonlijk vind ik de aandacht in het eindrapport voor de gezondheidskloof in onze samenleving heel belangrijk. Een gezondheidscrisis treft niet iedereen in gelijke mate. Een gezondheidscrisis vergroot de ongelijkheid in onze samenleving. De covidcrisis maakte pijnlijk duidelijk dat de gezondheid niet voor iedereen gelijk is. Kwetsbare mensen werden veel harder getroffen.

 

De crisis zal dan ook ons gezondheidsbeleid wijzigen. De organisatie van ons gezondheidssysteem moet worden aangepast, met meer aandacht voor gezondheidspromotie en -preventie. De gezondheidskloof moet worden gedicht. Alleen dan zullen we de volgende keer beter door een dergelijke ramp raken.

 

Voorzitter, ik sluit mij aan bij de woorden van dank die een aantal collega's geuit hebben voor de constructieve samenwerking en de inzet van het commissiesecretariaat, de experts en onze medewerkers om tot het voorliggende resultaat te komen. Er zijn 144 aanbevelingen, waarmee de regering, het coronacommissariaat en de andere bevoegde diensten aan de slag kunnen. Het werk is immers nog niet af.

 

De coronacrisis is helaas nog niet achter de rug. Er wordt gewaarschuwd voor een vierde golf in het najaar. Vooral steden en regio's met een te lage vaccinatiegraad zouden weleens opnieuw hard getroffen kunnen worden. Als het zo ver komt, is het voor onze Vooruitfractie duidelijk: bij een nieuwe corona-uitbraak mogen alleen niet-gevaccineerden strengere regels krijgen. Solidariteit betekent z'n deel doen, maar ook z'n deel krijgen. Solidariteit is zich laten vaccineren en daar vrijheid voor terugkrijgen. Het is verantwoordelijkheid nemen en niet opnieuw gestraft worden. Als eerste pleitten wij ervoor om de coronapas ruimer in te zetten dan initieel bedoeld. Het is goed dat we daar nu mee doorgaan. Alleen zo stimuleren we de bescherming van ons allen. Alleen zo kunnen we de crisis echt achter ons laten.

 

19.28  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, comme vous, je commencerai par adresser des remerciements d'abord aux soignants, à tous ceux qui ont été au front pour tenir la Belgique debout durant cette longue crise et qui sont toujours aujourd'hui au front. Je remercie aussi toutes les personnes qui ont enrichi notre réflexion pendant le travail de cette commission. J'adresse un merci particulier aux différents experts de cette commission spéciale.

 

Chers collègues, permettez-moi peut-être de faire un petit feedback et de vous rappeler un instant les propos qui avaient été tenus ici à la Chambre en plénière mais aussi en commission par la ministre de la Santé publique en février 2020: "Nous sommes prêts. La Belgique est prête, archi-prête. Vous savez qu'en Belgique, on a bien assez de lits et une capacité de traitement suffisante. C'est un avantage." Des propos qui dix-huit mois plus tard interpellent particulièrement, puisque le bilan de la pandémie est terriblement lourd. À ce jour, 25 533 décès, 79 205 personnes hospitalisées, 1 229 236 personnes confirmées covid. Ce bilan n'est que partiel parce que la crise, l'épidémie est toujours là. Des millions de personnes ont été touchées de plein fouet et leur santé mentale a été largement impactée. Elles ont aussi été touchées de plein fouet sur le plan socio-économique. Ce bilan est extrêmement lourd.

 

Face à cela, les constats ont été posés et encore posés par les experts pendant nos travaux en commission, mais déjà auparavant. Dans le fond, la réaction belge à cette crise est souvent "trop" dans le mauvais sens du terme. Trop tardive: le virus galopait, pas assez le sens de l'urgence. Trop molle: trop molle pour commander des masques, trop molle pour protéger, trop molle dans ses réactions, trop molle pour dépister, tester et isoler, trop molle dans sa sous-estimation de la gravité.

 

Une réaction belge trop confuse: trop confuse parce que, dans le fond, une perte de temps et d'efficacité dans les décisions politiques, les atermoiements et le ping-pong entre les neuf ministres de la Santé, un puzzle décisionnel, et ce, pas uniquement au niveau des différents niveaux de pouvoir mais aussi des task forces. On rajoute, on rajoute de la consultance… C'est confus, trop confus.

 

Trop contesté aussi, avec une forme d'incapacité de créer la confiance et l'adhésion de la population. Trop contesté encore dans la cacophonie parfois politique, à de très nombreuses reprises au lendemain des comités de concertation.

 

Face à ces constats, qui sont très clairs, plusieurs recommandations parmi celles de cette commission spéciale sont importantes et positives. Importantes et positives mais, reconnaissons-le, beaucoup sont évidentes. Évidentes simplement pour répondre aux importantes défaillances ou aux manquements de la part des autorités dans la gestion de la crise.

 

S'il y a des recommandations importantes et positives, il y a aussi beaucoup de "trop" dans le mauvais sens du terme, à l'image peut-être de la réaction de la Belgique, mais aussi dans les conclusions et dans nos recommandations.

 

Trop peu, pour moi, d'autocritiques et de vraies remises en question, trop de flou, de vague et de faiblesses, trop de particratie aussi.

 

Trop peu, pour moi, d'autocritiques et de vraies remises en question! Si je le dis c'est parce cela m'a frappé: des failles ont été clairement mises en évidence par les experts. Elles sont peu présentes in fine dans ce rapport! Il y a même ce fameux paragraphe ajouté dans l'introduction adoucissant les constats et qui véritablement dédouane les autorités publiques de leurs responsabilités. Je me permets de le dire: l'humilité est importante dans la manière et dans notre capacité de nous remettre en question, mais cela a quelque chose de choquant pour les victimes tout comme pour les soignants. Omettre des constats ou les édulcorer à ce point, comme dans cette introduction, n'est plus acceptable dans le chef des politiques quels qu'ils soient.

 

Trop de flou, trop de vague, trop de faiblesses et pourtant dans des enjeux qui, pour nous, sont majeurs. Je ne les reprendrai pas tous. Ce sont des points qui sont sensibles, des points qui, lorsqu'on met le doigt dessus, c'est vrai, font mal, mais des points où justement, les citoyens, les soignants et les patients nous attendaient et nous attendront toujours. Je ne peux m'empêcher de vous dire, chers collègues, que par rapport aux recommandations émises sur le renforcement des soignants, cela reste beaucoup trop léger.

 

Certes, le gouvernement a déjà pris des mesures, celles prises en fin de législature par le gouvernement précédent (et peu importe, pourvu qu'elles soient prises). Certes, elles sont positives. Mais le chemin est encore largement insuffisant: que ce soit par rapport à la revalorisation du personnel soignant (les infirmiers et les aides-soignants) l'amélioration de l'attractivité de la profession sur l'ensemble de la carrière, la reconnaissance des spécialisations, le renforcement des normes d'encadrement et pour les hôpitaux et pour les maisons de repos, la réserve de personnel et le statut de crise, les salaires, la reconnaissance de la pénibilité de cette profession pour la pension, la défiscalisation des heures supplémentaires, autant de thèmes que j'ai essayé et ré-essayé d'amener, et dont vous n'avez pas voulu. Cela doit être, je pense, dû au fait que vous étiez coincés dans votre accord de majorité.

 

Je fais le même constat sur le nombre suffisant de médecins, en étant attentive à la pyramide des âges et aux spécialisations en pénurie. On peut aussi évoquer les MACS. Pour nous, sur tout le chapitre de renfort aux soignants, les recommandations sont beaucoup trop faibles.

 

Le deuxième chantier que nous trouvons trop flou, trop vague voire problématique concerne la répartition des compétences. Des partenaires de la majorité Vivaldi, on entend beaucoup de choses; on entend beaucoup et son contraire sur le volet de la répartition des compétences de la santé. Vous êtes tous coincés par un accord de gouvernement qui dit clairement les choses, n'en déplaise à Mme Gilson qui disait l'inverse. Dans les mots que votre président a signés et que vous avez votés dans l'accord de gouvernement, il s'agit clairement d'une régionalisation pour la santé.

 

Avec ce qu'il s'est passé pendant cette crise, avec le ping-pong incessant, avec la perte de temps, avec la perte d'efficacité, j'imaginais que les partis de la Vivaldi auraient pu conclure autre chose qu'un laconique "on verra plus tard". Cette commission spéciale n'est pas en mesure d'oser donner un cap, d'oser dire qu'on a besoin d'une gouvernance simplifiée et cohérente en matière de santé. Vous faites la leçon à l'Europe – à raison –, en disant que l'Europe n'est pas assez coordonnée et cohérente. Il est facile de faire la leçon à l'Europe mais il est plus compliqué de faire la leçon chez nous, en Belgique, au sujet de la répartition des politiques de santé. C'est facile de faire la leçon aux soignants: il faut qu'ils fassent ceci, il faut qu'ils fassent cela, mieux ci et mieux ça.

 

Cela m'a l'air terriblement difficile, du côté des politiques, d'oser faire leur autocritique et de reconnaître tout simplement que cette répartition entre les neuf ministres de la Santé est un non-sens par rapport à la gestion efficace d'une pandémie telle celle que nous vivons aujourd'hui.

 

Vous le savez, je suis largement en faveur d'une gouvernance qui soit simplifiée et refédéralisée; j'entends que c'est compliqué pour les partis de la Vivaldi d'avoir écrit cela. Dire que l'on fait un copier-coller de l'accord de gouvernement et se contenter d'un laconique "on verra plus tard", permettez-moi de vous dire que j'ai trouvé cela très insuffisant. Ce point-là, vous ne pouvez pas l'expliquer aux patients, ni aux soignants, ni le faire après les épisodes de pagaille répétée entre les différents niveaux de pouvoir et entre les différents ministres de la Santé, que je ne vais pas rappeler ici car cela prendrait trop de temps. Cela vous énerverait un peu et je le comprends.

 

Le troisième grand chantier qui, pour nous, est beaucoup trop flou et faible, ce sont les leviers majeurs, qui demeurent pourtant importants. On parlait tout à l'heure du "tester-tracer-isoler", et j'y ajoute systématiquement le séquençage. On n'y est toujours pas aujourd'hui et vous n'avez pas voulu l'intégrer dans le volet de la recherche des super-contaminateurs, peu nombreux certes, mais qui sont à l'origine de la majorité des contaminations.

 

J'ajouterai la ventilation. Monsieur le ministre, celle-ci est à peine évoquée dans ce rapport et dans ces recommandations. On va encore me dire que je radote à ce sujet. Oui, la ventilation reste un élément crucial et on n'a pas osé le mettre en avant. Pourtant c'est simple, basique, cela ne coûte pas cher et c'est remarquablement efficace dans notre arsenal de prévention, même si cela ne l'est pas tout seul bien sûr. Cette ventilation, pour des raisons qui m'échappent, a été à peine évoquée. Ce sujet n'avait pas l'air d'interpeller grand monde dans la commission.

 

Le quatrième grand chantier qui, pour nous, est également trop flou et trop faible, voire manquant, c'est la manière avec laquelle on veut se donner la capacité en Belgique de gérer des grandes crises. Je parle ici des crises systémiques et pas des crises qui peuvent survenir au quotidien.

 

Les quatre experts ont plaidé de manière très forte et coordonnée pour la création d'une agence fédérale de gestion de crise qui soit évidemment tout autre que le Centre de Crise actuel, que simplement la coordination des services d'urgence avec cette intégration de toutes les structures de crise, tous niveaux de pouvoir et tous départements confondus. Ils ont clairement dit que coordonner simplement via un centre de crise réformé – qui a par contre été votre choix – ne suffisait pas pour des crises de cette ampleur, de cette gravité et de cette durée. Je leur donne totalement raison. L'objectif n'est évidemment pas de faire un truc en plus.

 

D'ailleurs, depuis lors, un nouveau dossier donne particulièrement raison aux experts, c'est celui des inondations. Le 30 juillet dernier, le Pr Hugo Marynissen s'exprimait sur une chaîne télévisée flamande. On connaissait à ce moment-là la situation catastrophique liée aux inondations. Je le cite: "We gaan meer crisissituaties tegenkomen en daar zijn we niet klaar voor." Ce sont des propos très clairs. Et là encore, le Pr Hugo Marynissen plaidait pour avancer, organiser et mettre en place une structure beaucoup plus forte en matière de gestion de crise, face à des crises particulièrement sévères et importantes.

 

À cet égard, selon nous, le rapport ne va pas suffisamment loin et n'est pas non plus suffisamment ambitieux.

 

Pour ne citer que quelques enjeux emblématiques majeurs, le cinquième et dernier enjeu important de ce rapport qui, pour nous, est aussi beaucoup trop flou et trop faible, est la question du financement. Vous allez me dire "Oui mais, pour finir, dans la gestion de cette crise, on est parvenu à rassembler et mobiliser des budgets". C'est tout à fait vrai. Cependant, combien de fois – je ne les ai pas comptées, j'aurais dû le faire – la Conférence interministérielle Santé publique, pour ne citer que cet exemple-là, a dû décider de reporter certains dossiers parce qu'elle était dans l'incapacité de trancher, et notamment parce que les discussions tournaient en rond sur la question de savoir qui allait les financer?

 

En cas de pandémie, il faut agir en urgence. Prenons l'exemple des masques. Comment se fait-il qu'on ait commandé des masques au mois de mars alors qu'on savait très clairement que le stock avait été détruit? Tous les signaux des grossistes, des pharmaciens, des hôpitaux et des soignants allaient dans le même sens pour dire que nous étions confrontés à une pénurie et que le marché allait très vite être saturé. Nous disposions de tous les signaux pour pouvoir nous réveiller plus tôt mais, en pratique, cela n'a pas été fait.

 

Un des éléments qui expliquent cette situation est le fait que chacun se renvoyait la balle, personne ne voulait payer et chacun disait que c'était à l'autre de le faire. La proposition des experts de mettre en place un fonds pandémie qui puisse, de manière interfédérale, alimenté par chaque niveau de pouvoir, mobiliser et décider extrêmement rapidement, injecter sur le terrain ou dans des achats dans l'exemple que je viens de donner, est un élément majeur pour pouvoir affronter une crise dans les meilleures conditions possibles lorsque cette crise survient. Là encore, s'agissant du volet du financement, il faut évidemment pouvoir s'en donner les moyens, et les recommandations de cette commission sont, selon moi, bien trop faibles en la matière.

 

Trop peu d'autocritique, disais-je, et de remise en question. Trop de flou et de faiblesse, je viens de l'évoquer. Et puis, trop de particratie. Ce mot est sans doute dur, j'en conviens.

 

Les débats en commission se sont déroulés de manière cordiale, monsieur le président, même s'il y a eu des moments difficiles. Je dois reconnaître – nombre d'entre vous sont en politique depuis plus longtemps que moi – que je n'avais jamais connu une telle situation. Á titre personnel, je n'aurais jamais imaginé que dans une commission spéciale où on doit discuter et tenter d'avancer sur un sujet aussi gravissime que celui qu'on a connu, avec autant de victimes, on se retrouve avec une commission bis qui se réunit avec les partis de la majorité, une situation où l'on fait des copier-coller de l'accord de gouvernement. Jamais je n'aurais pu imaginer me retrouver dans pareille situation! C'est ce qui s'est passé. C'est regrettable.

 

Vous avez voulu rester dans la logique du gouvernement précédent et dans celle de ce gouvernement-ci. Vous avez ainsi voulu cadenasser les travaux de cette commission et les perspectives qui pouvaient être tracées. On peut se dire ce genre de choses; on se l'est dit en commission. Toutefois, à titre personnel, cela m'a particulièrement marquée, raison pour laquelle je voulais en parler aujourd'hui avec vous.

 

J'ose toujours espérer que peut-être pour la suite, dans d'autres commissions ou lors d'autres étapes en commission de la Santé – reconnaissons que cela se passe aussi en commission tout le temps –, les lignes puissent bouger et que l'on pourra travailler dans une démocratie autrement qu'avec une posture aussi particratique que celle-là.

 

Avant de conclure, je voudrais passer un message tourné vers l'avenir. En effet, toutes ces recommandations n'ont aucun intérêt si elles ne sont pas concrétisées. J'entendais un collègue, qui se reconnaîtra, dire qu'il y a une urgence à les mettre en œuvre. Monsieur le ministre, puisque vous êtes là, les travaux de la commission sont terminés depuis un certain temps. Tout cela a été orchestré en lien avec le gouvernement et donc vous-même sur tous les volets santé. J'ai essayé à travers quelques exemples d'examiner si les choses avaient quelque peu changé. Cette urgence à les mettre en œuvre que j'entends dans les partis de la majorité est-elle appliquée?

 

Je vous donne quelques exemples. Un collègue disait qu'il fallait reconnaître les victimes et que c'était fondamental. Moi, je constate que du côté des patients qui souffrent d'un covid long, la situation reste très difficile, monsieur le ministre, malgré mes appels de longue date, malgré les études internationales qui sont pléthore, malgré des mesures simples qui sont demandées comme la kinésithérapie, la possibilité d'un remboursement correct d'un nombre plus important de séances de kinésithérapie. Ce n'est quand même pas la mer à boire et c'est au bénéfice et des patients et de la santé publique! Il y a aussi tout l'enjeu de la remise à l'emploi et de la sécurité sociale. "Une communication plus cohérente", nous avons tous insisté sur ce point, c'est une recommandation importante et positive. J'observe que sur le covid safe ticket, on n'a pas mal de cacophonie. Je constate aussi que, pour une série de décisions, de nouveau, on crée la tension avec les citoyens plutôt que l'adhésion. Quand on a un premier ministre qui vient ici - c'est sexy pour les vaccinés - dire que "c'est une épidémie des non-vaccinés", cela ne crée pas la confiance.

 

Cela ne crée pas la confiance alors que pourtant, monsieur le ministre, nous avons 500 000 personnes de plus de 45 ans qui n'ont toujours reçu aucune dose de vaccin. Ce qui m'intéresse, dans votre chef et il me semblait aussi, dans notre job à nous, c'est de créer cette adhésion et cette confiance. Ce qui devrait nous intéresser et primer, c'est de convaincre chacune de ces 500 000 personnes de plus de 45 ans de se faire vacciner. Les chiffres n'ont pas évolué depuis juillet. Monsieur le président, voulez-vous que je fasse un petit arrêt ici?

 

Le président: Mme Gilson souhaite intervenir.

 

19.29  Nathalie Gilson (MR): Monsieur le président, puisque Mme Fonck m'a interpellée personnellement, je me permets de reprendre les termes de l'accord du gouvernement Vivaldi. Au cours de la prochaine législature, celle que nous vivons actuellement, le gouvernement entend apporter une contribution importante à la modernisation, à l'augmentation de l'efficacité, et à l'approfondissement des structures de l'État. Le gouvernement lancera un large débat démocratique sur ce sujet impliquant notamment les citoyens, la société civile et les milieux académiques ainsi qu'un dialogue entre les représentants politiques. L'objectif est une nouvelle structure de l'État à partir de 2024 avec une répartition plus homogène et plus efficace des compétences dans le respect des principes de subsidiarité et de solidarité interpersonnelle. Cela devrait conduire à un renforcement des entités fédérées dans leur autonomie et du niveau fédéral dans son pouvoir. La coopération et le respect devront occuper une place centrale. Je ne crois pas avoir dit autre chose, ni tenu de propos contraires à l'esprit de cet accord de gouvernement. Nous viserons l'efficacité, comme je l'ai dit, et c'est ce que les citoyens attendent de nous.

 

19.30  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, je vais donc vous donner lecture de tout l'accord de gouvernement, chère madame Gilson. Sur l'efficacité, on est d'accord. Nous le disons depuis longtemps. Allons-y! Je n'ai parlé que de cela tout à l'heure.

 

Je cite: "Le gouvernement souhaite, en tout cas pendant cette législature,"– chaque mot compte – "intégrer des textes législatifs concernant une répartition plus homogène des compétences dans le domaine des soins de santé." Jusqu'ici, c'est sympa; la suite l'est moins! "L'objectif est de fournir des soins au plus près du patient (entités fédérées), sans affecter le financement solidaire." Les entités fédérées, chère madame Gilson, c'est évidemment une régionalisation des compétences sanitaires. Il ne suffit pas de porter un masque aux couleurs de la Belgique pour parler de refédéralisation; il faut aussi un accord de gouvernement ne prévoyant pas de régionalisation.

 

Le président: Madame Fonck, Mme Gilson voudrait vous interrompre.

 

19.31  Catherine Fonck (cdH): C'est reparti pour un tour!

 

19.32  Nathalie Gilson (MR): Madame Fonck, je parle d'efficacité. L'homogénéité ne lui est pas opposée. Vous interprétez ce passage comme une régionalisation totale, alors que le financement et la solidarité interpersonnels sont également bien mentionnés.

 

19.33  Catherine Fonck (cdH): Écoutez, je vous ai donné lecture de l'accord de gouvernement mot pour mot. Quand on parle de transfert de compétences vers les entités fédérées, je pense que chacun l'interprétera clairement. C'est une manière sympathique de tenter, dans un deuxième temps, de faire lire l'accord autrement.

 

Toutefois, rien n'est jamais perdu! Ce n'est jamais qu'un accord de gouvernement! Dès lors, en toute humilité, je me tiendrai aux côtés de ceux qui voudront une gouvernance simplifiée et plus efficace – sans qu'elle aille dans le sens d'une régionalisation de la santé ni dans celui du maintien de la présente situation – avec les neuf ministres de la Santé. C'est bien une refédéralisation qui témoignera d'une plus grande efficacité en la matière.

 

Le président: Une dernière intervention de Mme Gilson.

 

19.34  Nathalie Gilson (MR): Je ne répondrai plus, mais je n'ai ni parlé de refédéralisation ni de régionalisation. J'ai parlé de moderniser notre appareil d'État et de travailler à une répartition plus homogène des compétences en matière de soins de santé et de lancer, comme prévu dans l'accord de gouvernement, une étude approfondie dans le cadre des travaux sur la future réforme de l'État dans un objectif d'efficacité.

 

Le président: Dont acte!

 

19.35  Catherine Fonck (cdH): Dont acte, monsieur le président! Mais je renvoie à votre accord de gouvernement que vous avez voté avec la mention claire de l'envoi des compétences de la santé vers les entités fédérées!

 

Écoutez, je vous laisse gérer en interne les soucis de l'interprétation de l'accord. Il est dommage que vous ne l'ayez pas mieux lu au moment où vous l'avez voté.

 

Même si le ministre est parti, monsieur le président, si cela ne vous dérange pas, je lance, peut-être encore dans cette perspective entre nos recommandations, cette urgence à les mettre en œuvre et la réalité de ce qui est en voie de concrétisation ou pas, je lance un appel au gouvernement afin d'œuvrer en la matière. Les quelques exemples donnés ici sont des exemples frappants de ce qui ne va pas dans le bon sens, mais qui peut encore être corrigé. J'ose espérer que les ministres de la Santé prendront le taureau par les cornes pour avancer y compris sur le volet des soignants.

 

Vous comme moi recevons ces courriers importants. Vous comme moi voyons par écrit combien les soignants demandent bien plus – légitimement – que ce que le gouvernement ne leur donne et vous comme moi, vous entendez le gouvernement répondre qu'il est satisfait de son travail actuel. Je pense, au contraire, qu'il reste encore beaucoup, beaucoup à faire.

 

Nous n'allons pas voter les conclusions de ce rapport. Il y a des choses que j'aurais pu largement voter, des choses auxquelles nous avons tous contribué, moi de même avec vous.

 

Président: Eliane Tillieux, présidente.

Voorzitter: Eliane Tillieux, voorzitster.

 

J'avais déposé plusieurs textes alternatifs en commission. J'ai fait le choix ici de ne plus les déposer et de ne pas déposer non plus de motion reprenant ces amendements. Pour être sincère avec vous, je pense qu'en un petit clic, la majorité va évacuer toutes ces motions alternatives sans même les rouvrir ni envisager les choses de manière plus constructive. Redéposer ici les textes que j'avais déjà déposés en commission ne m'a, dès lors, pas paru utile. Je pense que les conclusions de la majorité sont qu'elle n'y trouve pas beaucoup d'intérêt. C'est peut-être dommage pour les patients et les soignants. C'est peut-être dommage aussi pour la santé publique.

 

La raison principale pour laquelle mes collègues du cdH et moi-même ne voterons pas ce rapport, c'est parce que nous avons une impression de clair-obscur – il y a des points positifs mais surtout beaucoup de points obscurs sur les flous et les faiblesses, vous l'aurez compris – mais c'est aussi parce qu'il n'y a pas assez: pas assez pour les patients, pas assez pour la santé publique, pas assez non plus pour les soignants. L'avenir nous dira si nous pourrons corriger, réamorcer et avancer à nouveau sur des chantiers importants. Je vous remercie pour votre attention.

 

19.36  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, chers collègues, aujourd'hui, nous connaissons enfin l'aboutissement d'un très long travail de plus d'un an. Avant toute chose, à l'instar de mes collègues, je tiens à remercier toutes les personnes sans lesquelles ce rapport n'aurait pas été possible. Il y a d'abord les orateurs qui nous ont apporté leur expertise en commission mais aussi nos quatre experts qui ont suivi avec nous ces 46 séances d'auditions pour jeter les bases de ce rapport, avec une analyse à chaque fois fine et circonstanciée des enjeux posés par la crise sanitaire et sa gestion et qui l'ont fait en jonglant - il faut le rappeler - avec leurs propres obligations professionnelles et en faisant face aussi aux différentes vagues de cette pandémie.

 

Je tiens également à remercier notre président de commission, le collègue De Caluwé, qui a veillé à ce que l'on ramène, lorsque cela s'avérait nécessaire, de la sérénité dans nos débats, mais aussi Mme Offeciers, la secrétaire de la commission, le personnel de la Chambre, les collaborateurs et les interprètes. Pour eux aussi, la finalisation de ce rapport doit être un soulagement mais aussi une fierté avec certaines nuances que j'apporterai par la suite.

 

En outre, je tiens à remercier les collègues qui ont pris le temps d'analyser nos amendements, d'expliquer pourquoi ils les refusaient – c'était souvent le cas, il faut bien le dire –, mais aussi parfois pourquoi ils les soutenaient. Je me dois de le souligner car cela prouve que, malgré nos divergences sur certains points, il y avait une volonté partagée par tous les partis démocratiques de travailler de manière constructive. Ce n'est d'ailleurs pas un hasard si le seul parti qui a déserté nos travaux au moment où il fallait mettre les mains dans le cambouis et rédiger le rapport à huis clos en l'absence des caméras et des journalistes, c'est le Vlaams Belang. Cela prouve bien qu'un parti d'extrême droite n'est bon qu'à crier au scandale, à faire peur aux gens, à surfer sur leur colère, à faire la leçon aux autres mais à être incapable de travailler dans l'intérêt de tous et de toutes.

 

Je me dois toutefois de regretter que la majorité, en tout cas au début, rédigeait ses propres amendements en groupe de travail en dehors de la commission, en écartant les partis de l'opposition. Cela aurait pu être évité puisque, par exemple, au Parlement bruxellois, les partis de la majorité ont inclus les partis de l'opposition dans leur travail de rédaction. Ce n'était donc pas une bonne manière de commencer ce travail de rédaction. Cependant, une fois les frustrations qui en ont résulté partagées, majorité et opposition ont pu débattre des amendements de chacune et de chacun. Il est donc regrettable que le Vlaams Belang n'ait jamais dépassé ce cap de la frustration, du dégoût – appelez-le comme vous voulez! – pour bouder dans son coin la suite des travaux.

 

Je regrette également que les clivages partisans n'aient pas toujours pu être dépassés, en tout cas, à deux moments au moins. Tout d'abord, lorsqu'il fallait aller plus loin que ce que prévoit l'accord de gouvernement, ce qui confère finalement à ce rapport une certaine connotation politique, mais pas dans le sens où on tranche les questions, où on écoute les secteurs, mais plutôt dans le sens où on reste dans les limites de notre accord de gouvernement, indépendamment des besoins du terrain.

 

Les clivages partisans n'ont pas non plus été dépassés lorsqu'il convenait d'établir des responsabilités. Mme De Block qui, malheureusement, pour des raisons que j'ignore, n'est pas présente aujourd'hui, a eu l'honnêteté, lors de son audition, de reconnaître certaines de ses erreurs, ce que j'ai d'ailleurs largement salué à l'époque. Je continue de penser que son honnêteté l'honore, si ce n'est que la majorité l'a protégée, comme elle a protégé tous les ministres qui ont pris des décisions qui ont, que vous le vouliez ou non, eu une incidence sur la gravité du bilan de cette gestion de crise en Belgique, et ce qu'il s'agisse des ministres du gouvernement Michel, du gouvernement Wilmès et, bien sûr, du gouvernement De Croo.

 

Ces ministres ont été protégés alors qu'ils ont sous-estimé la gravité de la situation, qu'ils n'ont pas anticipé les choses ou encore qu'ils ont coupé dans le budget de nos soins de santé. En juillet 2020, lorsque nous avons procédé à la mise en place de cette commission, nous savions à quel point notre travail était attendu, mais nous ignorions totalement qu'il nous faudrait également tenir compte de deux autres vagues de l'épidémie, qui allaient ainsi rendre nos travaux encore plus difficiles et encore plus ardus.

 

Nous avons dû tenir compte de nouveaux problèmes, mais aussi de nouvelles solutions telles que les tests rapides, les vaccins, la ventilation – il est d'ailleurs regrettable que celle-ci ne soit mentionnée nulle part dans le rapport, comme vient de le souligner la collègue Fonck –, ou encore de nouvelles études, et ce tout en gardant le cap de cet été 2021.

 

En juillet 2020 également, nous savions à quel point nous devions être les plus complets possibles pour aider les prochains gouvernements à avoir une véritable feuille de route, pour anticiper et affronter d'autres crises sanitaires, compte tenu des contraintes liées au processus décisionnel démocratique, mais aussi à la structure institutionnelle complexe de notre beau pays.

 

Après tout ce travail et à la lecture de ce long rapport, je dois reconnaître que mon parti adhère aux constats de ce rapport, qui soulève les points qui ont posé problème et auxquels on se devait de répondre. En revanche, les recommandations qui doivent en découler manquent tantôt de précision, tantôt d'ambition.

 

Premièrement, la répartition des compétences a beaucoup animé nos débats et je tiens à revenir sur ce point. Les experts ont été unanimes quant aux conséquences délétères qu'a eu notre système de soins de santé partagé entre neuf ministres en charge de la Santé. Comme mes collègues de la N-VA l'ont dit, les francophones ont sans doute un travail à réaliser pour rationaliser leurs compétences à leur niveau. Mais ce qui a surtout été pointé du doigt par les experts, c'est la régionalisation des compétences en matière de santé, régionalisation que vous voulez poursuivre envers et contre tout, alors que tous les experts ont souligné à quel point cela n'avait aucun sens d'avoir un niveau de pouvoir compétent pour la prévention, à savoir les Régions, et un autre pour le curatif, à savoir le fédéral. Erika Vlieghe a d'ailleurs parlé de killing factor. C'est une expression très forte qui méritait une réponse qui le soit tout autant.

 

C'est ainsi que lorsque le rapport commence en disant que la pandémie de covid-19 a changé l'orientation de la politique de santé, on se dit qu'il s'ensuivra une réelle remise en question de la répartition actuelle des compétences, qu'on tirera les leçons. Le rapport insiste d'ailleurs très justement sur la nécessité d'analyser les réformes de l'État et ce, conformément à l'accord de gouvernement. En effet, celui-ci, en sa page 7, prône un renforcement des entités fédérées dans leur autonomie. Pour le reste, pour le volet institutionnel, cela s'arrête là!

 

Il en découle que chacun pourra en déduire ce qu'il veut, en fonction de la position institutionnelle de son parti. Certes, le rapport recommande de réfléchir à une approche fédérale de crise qui pourra s'appuyer sur quelques principes clairs plutôt que sur des structures fixes, sur la résilience plutôt que sur la réactivité, mais vous conviendrez que c'est beaucoup trop insuffisant et beaucoup trop imprécis que pour avoir la garantie que nous nous dirigerons bien vers une gestion de crise mais aussi vers une prochaine réforme de l'État qui soient uniquement, et bien uniquement, guidées par l'efficacité!

 

Or, on ne peut pas plaider pour une réforme de l'État qui soit plus efficace, en concertation avec les acteurs de terrain, pour ensuite finalement avaliser un morcellement accru des compétences, comme on pourrait le déduire du rapport puisqu'il ne déconseille absolument pas d'aller plus loin dans la régionalisation des soins de santé alors que c'était un constat très clair qui ressortait de nos auditions.

 

C'est à notre sens une erreur, raison pour laquelle nous redéposons nos amendements en tout cas par la voie d'une motion qui viserait à mentionner clairement la nécessité d'une unité de commandement au niveau fédéral. Parce que, si le rapport insiste sur la nécessité de renforcer la collaboration et la concertation entre niveaux de pouvoir, il ne parle jamais de centralisation du pouvoir décisionnel, du moins lorsque des divergences importantes émergent et qu'elles nécessitent un niveau de pouvoir, en l'occurrence, le fédéral.

 

Le rapport relève, certes, que le Comité de concertation sera l'unité de commandement tant sollicité. Sauf qu'à plusieurs reprises, ce Comité de concertation, on l'a bien vu, n'a pas empêché des décisions imposées ou critiquées par d'autres niveaux de pouvoir. Je pense au couvre-feu qui a été différent d'une Région à l'autre pendant des mois ou encore, plus récemment, à l'utilisation du covid safe ticket.

 

Par contre, le rapport précise, comme demandé par la voie d'un amendement en commission, qu'il convient d'éviter la surabondance d'organes gravitant autour du Codeco et d'un Centre de Crise National, le NCCN, organes qui entraient parfois en compétition. La question institutionnelle se pose aussi à travers la recommandation visant à renforcer la collaboration structurelle entre les hôpitaux et les maisons de repos pour lesquelles les entités fédérées sont compétentes depuis la dernière réforme de l'Etat.

 

C'est indispensable d'autant plus lorsqu'on sait que la moitié du total des décès liés à la Covid enregistrés étaient des résidents de ces MR et de ces MRS. Le rapport insiste aussi sur la nécessité d'obtenir du Comité consultatif de bioéthique des directives quant aux soins pouvant être pris en charge ou non dans les hôpitaux lorsque les services frôlent, comme nous avons connu, la saturation.

 

Là aussi, c'est indispensable quand on sait que trois personnes sur quatre ont dû renoncer à des soins dont le rendez-vous avait été pris avant le confinement. C'est un vrai problème parce que ce report de soins entraîne une dégradation de l'état de santé des patients concernés en particulier dans les groupes de populations les plus défavorisées et les plus vulnérables.

 

Oui, il faut des directives pour trier des soins qui peuvent être pris en charge dans de telles circonstances, mais il faut surtout un plan de santé de grande envergure pour rattraper ce retard dans les soins et les consultations. Le rapport aurait pu avoir l'ambition de le mentionner.

 

Je me dois également de revenir sur la question de notre système de soins de santé. Là aussi, il s'agit bien évidemment d'un aspect essentiel car, aujourd'hui encore, les soignants ressentent – malgré les applaudissements, les remerciements et le Fonds blouses blanches – un manque total de reconnaissance, et ce alors que, durant la crise mais aussi bien avant, ils portaient déjà notre système de soins de santé à bout de bras.

 

C'est en cela que j'ai, au départ, été vraiment choquée face à la maigreur de la recommandation initiale relative au personnel soignant, à savoir qu'il fallait simplement "poursuivre la revalorisation et le renforcement, en collaboration avec les entités fédérées, des soins de première ligne, à savoir les médecins généralistes, le personnel infirmier mais également les pharmaciens".

 

J'ai été ensuite soulagée de voir qu'au fil de différents amendements, ce volet a pu être quelque peu étoffé, notamment par la nomination des infirmiers à domicile, les kinés ou encore les psychologues. Il n'en demeure pas moins que ces recommandations restent beaucoup trop générales au regard de l'enjeu. Je pense aux initiatives visant à favoriser autant que possible le maintien des patients à domicile.

 

Je pense aussi, bien évidemment, aux infirmiers. Le rapport évoque, certes, une revalorisation de leur profession, et je m'en réjouis, si ce n'est qu'il convenait d'insister également sur le fait que cette revalorisation ne peut se faire qu'en concertation avec le secteur – c'est tout de même la base – mais aussi en reconnaissant la profession infirmière comme métier pénible dans le cadre de l'accès à la pension. Pourquoi? Parce qu'on ne peut pas dire qu'on revalorise une profession si, à côté de cela, dans le même temps, on nie les recommandations les plus pressantes et les plus légitimes, raison pour laquelle, là aussi, nous souhaitons que la majorité se ravise et accepte nos modifications à ce sujet.

 

Je pense aussi aux médecins, puisque le rapport insiste sur la nécessité de revaloriser les professions de première ligne, mais sans jamais oser évoquer un problème structurel qui touche, on l'a bien dit, toutes les Régions du pays, à savoir la pénurie de médecins. C'est pour cette raison aussi que nous aimerions vraiment que ce rapport ose nommer ce problème et ose y apporter une des solutions demandées depuis trop longtemps par le secteur, en particulier les étudiants en médecine, à savoir la fin du numerus clausus.

 

Je pense aussi aux données, qui objectivent l'impact de la crise sanitaire sur les prestataires de soins.

 

On sait aujourd'hui que ces soignants ont été au front sans matériel de protection durant la première vague et à quel point cela a eu des conséquences délétères sur leur santé mentale, avec la peur de ramener le virus à leurs proches, mais aussi en termes de décès.

 

Nous ne pouvons donc qu'être d'accord avec ce qui est inclus dans le rapport, à savoir la nécessité d'avoir un enregistrement minutieux des contaminations affectant les prestataires de soins et le personnel soignant. Mais à notre sens, il fallait aller plus loin et faire en sorte que cet enregistrement vise également les décès, ce qui a finalement été intégré au rapport par l'adoption de notre amendement en commission, preuve que l'opposition a travaillé de manière constructive.

 

Pour ce qui concerne le plan pandémie qui n'a jamais été actualisé, c'est une excellente chose que le rapport précise tout d'abord les lignes directrices qu'il doit au minimum prévoir et le fait qu'il doive être continuellement actualisé et faire l'objet d'exercices réguliers, qu'il tienne compte de la santé publique mais aussi de toutes les dimensions de l'ordre public (dimensions sociales et économiques) et de l'impact sur la santé mentale et psychologique puisque ces dimensions - on le sait et on l'a trop dit, mais on ne le dira jamais assez - ont été beaucoup trop mises de côté pendant la crise.

 

Par contre, comme durant la crise, les pouvoirs locaux sont complètement mis de côté dans ce rapport et en particulier, dans le cadre de l'élaboration du plan pandémie et ce, alors même que dans ce rapport on insiste sur la dimension de l'ordre public pour lequel les bourgmestres sont en première ligne. Le rapport prévoit d'ailleurs une coordination de la communication relative aux mesures sanitaires en aval avec les différentes entités fédérales et fédérées mais aussi avec les communes.

 

Mais quand il s'agit plutôt de se concerter avec les communes en amont, la majorité Vivaldi refuse finalement de le prévoir en tentant de le justifier d'ailleurs - et nous l'avons entendu en commission - par le fait qu'il ne serait pas possible de se concerter avec tous les bourgmestres! Pardonnez-moi, mais c'est une justification qui ne tient simplement pas du tout la route. Vous le savez très bien puisque l'Union des Villes et Communes existe précisément dans ce but: permettre cette concertation que vous prévoyez dans un autre volet du rapport à savoir, le volet communication.

 

C'est la raison pour laquelle nous aimerions que ce rapport évolue pour prévoir une vraie concertation avec les gouverneurs de province et les bourgmestres et non, comme c'est le cas aujourd'hui dans le rapport, une simple consultation.

 

Un autre volet important concerne le dépistage et la quarantaine. On l'a vu cet été encore, ce volet est essentiel, notamment pour faire face à ces variants qui précisément se nourrissent de nos déplacements à l'étranger. On le voit aussi durant cette rentrée. Le dépistage reste indispensable pour casser les chaînes de transmission du virus mais aussi pour retrouver nos libertés en toute sécurité via le covid safe ticket puisqu'il donne la possibilité aux personnes qui ne sont pas vaccinées ou qui ne veulent pas se faire vacciner de se faire tester.

 

Le rapport insiste justement sur la nécessité de prendre, en concertation avec les différents niveaux de pouvoir et dans le respect de la répartition des compétences, des mesures qui doivent être utiles pour suivre le respect de cette quarantaine et soutenir l'isolement, notamment pour les publics vulnérables. C'est indispensable quand on sait qu'au mois de janvier, seuls 40 % des Belges qui revenaient de zones rouges se sont fait tester.

 

Les recommandations du rapport auraient pu souligner l'efficacité de certaines de ces mesures. Sans doute, le manque de temps ou de recul nous a-t-il empêché d'intégrer certaines de ces mesures. C'est vraiment dommage, sans compter que cela aurait aussi été l'occasion d'insister par exemple sur l'application Coronalert qui, il faut bien le dire, a été trop peu promue par les autorités. Je pense d'ailleurs que nous avons tous une responsabilité par rapport à cela.

 

Concernant le dépistage en tant que tel, je suis très satisfaite de voir que l'on entend associer l'ensemble des laboratoires disponibles dans notre pays, à savoir les laboratoires universitaires, hospitaliers et privés. C'est fondamental lorsqu'on se souvient qu'en avril 2020, soit au plus fort de la première vague, près de 45 laboratoires agréés ont tout simplement été écartés de notre stratégie de dépistage.

 

La question des tests et de la quarantaine soulève aussi la question du traitement des données personnelles. On sait à quel point nos citoyens sont extrêmement préoccupés par cette question. Là aussi, je suis satisfaite de voir que cette question sera par conséquent traitée dans le cadre d'une loi qui définira quelles données sont récoltées, qui y a accès et pour quelles finalités, à défaut d'avoir pu le faire dans le cadre de la loi Pandémie, puisque cette question est à ce point essentielle et complexe qu'elle nécessitait une loi à part entière.

 

Il y a bien évidemment aussi le volet communication sur lequel je ne peux faire l'impasse. Ce rapport insiste très justement sur la nécessité d'une communication adaptée, accessible à tous les publics, visant les groupes cibles mais aussi les acteurs de terrain impliqués.

 

Mon groupe est donc satisfait qu'on ait finalement tenu compte de notre demande insistante de prévoir une communication prioritaire envers les acteurs de terrain qui doivent s'organiser au plus vite pour pouvoir répondre à une situation urgente et aux mesures sanitaires qui leur sont spécifiquement destinées. Je pense au personnel dans les hôpitaux et maisons de repos, à la police locale, aux ambulanciers ou encore aux bourgmestres.

 

Mais, dans le même temps, je me dois de regretter deux choses. Premièrement, en ce qui concerne la nécessité d'obtenir et de garder la confiance de l'opinion publique dans les mesures prises, le rapport ne va pas jusqu'au bout de la logique en prévoyant qu'un maximum d'informations objectives seront accessibles sur la source d'informations unique qui devra être créée, et ce, alors que l'on sait pertinemment que nos concitoyens et concitoyennes avaient besoin et ont encore besoin aujourd'hui de transparence quant aux études qui fondaient ou non les mesures sanitaires. C'est cette transparence qui nous a tant manqué pour garder l'adhésion de la population aux mesures.

 

Deuxièmement, le rapport demande également que l'on porte une grande attention aux groupes vulnérables. Cela a d'ailleurs été rappelé à l'instant par un de mes collègues. C'était bien évidemment indispensable, sauf qu'en ne les nommant pas, ne fût-ce qu'à titre exemplatif et donc de manière non exhaustive, le rapport rate ici l'occasion de visibiliser tous ceux et toutes celles qui ont particulièrement souffert de cette crise et qui méritaient des mécanismes de protection supplémentaires et des informations qui leur étaient spécialement dédiées.

 

Je pense aux personnes âgées, aux personnes qui présentent des comorbidités, aux SDF, aux détenus.

 

Enfin, je me dois de souligner que si aujourd'hui, un gros travail aboutit, ce rapport doit surtout marquer le début d'un autre travail: le suivi de toutes ces recommandations, et la mise en place de mesures concrètes et correctement financées. Je me réjouis d'ailleurs d'entendre que la majorité lance un appel en ce sens au gouvernement, dans le cadre de l'élaboration des prochains budgets de l'État. C'est finalement une question de respect envers tous ceux qui ont rendu ce rapport possible et que j'ai cités tout à l'heure, mais aussi envers toutes les victimes de cette terrible crise sanitaire, économique et sociale.

 

19.37  Yngvild Ingels (N-VA): Collega's, ik ga uit een ander vaatje tappen. Het zal jullie misschien niet verbazen, maar ik wil het vooral over het crisisbeheer hebben. Een klassieke valkuil na elke crisis is dat we ons voorbereiden op de crisis die voorbij is. Moeten we het pandemieplan herzien? Zeker weten. Is dat voldoende? Absoluut niet.

 

Alles begint bij een grote planning en onszelf samen met alle diensten de vraag te stellen: wat als? Die vraag is even belangrijk als een plan dat vervolgens in de kast terechtkomt. Een plan moet er zijn. Er moeten afspraken worden gemaakt, maar de weg ernaartoe is minstens even belangrijk.

 

Alles begint bij een goede kennis en goed gebruik van de bestaande structuren. In ons land hebben we eigenlijk een goede structuur qua noodplanning en crisisbeheer: de burgemeester, de gouverneur, de minister. Bij een federale fase zijn er verschillende cellen die worden opgericht, een informatiecel, een evaluatiecel en een beleidscel. Al deze cellen hebben een functie. Daar zit een logica achter.

 

We moeten echter vaststellen dat deze logica veel te weinig bekend is bij beleidsmakers en voorzitters van belangrijke FOD's. Het had voor ons nog wat straffer geformuleerd mogen worden in het rapport, maar ik reken erop dat men het belang daarvan begrepen heeft. Een burgemeester krijgt bij zijn aantreden een spoedcursus, die misschien niet zo uitgebreid is, maar hij of zij krijgt in elk geval de basisprincipes mee. Deze worden uitgelegd door de provincie. De provinciegouverneur nodigt de burgemeesters uit en zij krijgen een opleiding.

 

Welnu, ik denk dat de we deze opleiding ook moeten organiseren voor iedereen die voorzitter wordt van een FOD en voor alle ministers die aantreden. Elke minister moet ten minste iemand op zijn kabinet hebben die enig verstand heeft van crisisbeheer. Dat zou heel wat miserie helpen vermijden.

 

Hoe hebben we dat gezien in deze crisis? Bij een crisis evalueren de experts normaal gezien en komt men tot een beleidscel waarin verschillende disciplines gaan kijken naar de gevolgen van de toepassing van een bepaalde maatregel en de haalbaarheid ervan. Als men bijvoorbeeld bepaalt dat men niet op een bankje mag gaan zitten of als men maskers verplicht, dan moet dat aan een multidisciplinaire groep voorgelegd worden, een beleidscel, waar de politie dan kan zeggen of dat haalbaar en controleerbaar is. Zij kunnen ook zeggen met welke gevolgen we rekening moeten houden bij een bepaalde beslissing of maatregel, en wat we moeten organiseren.

 

De informatiecel gaat vervolgens kijken naar de manier waarop een maatregel die is getoetst op haalbaarheid, gecommuniceerd kan worden aan een bepaalde doelgroep.

 

Dat is de normale manier van werken. Ministers nemen dan beslissingen op basis van wat de experts vragen en van wat haalbaar is en bepalen hoe we dat zullen communiceren. Ik denk dat het verslag van de experts in handen van de minister kwam zonder dat al die tussenstappen op een grondige manier werden gezet.

 

De collega's weten dat ik bijna aan elke minister in de commissie tevergeefs heb gevraagd waarom een structuur zoals de Nationale Veiligheidsraad, gekend als een securitygegeven uit de wereld van inlichtingen en veiligheid dat niets te maken heeft met gezondheidscrisissen, als beslissingsorgaan werd gebruikt. We hebben geen antwoord gekregen. Ik ben heel blij dat de oproep tot een betere kennis van het crisisbeheer in dit land erin staat en ik hoop dat dit heel snel wordt uitgevoerd.

 

Een andere zaak is dat we niet alleen veel te weinig hebben gebruikgemaakt van de bestaande structuren, maar ook van de bestaande expertengroepen, zoals het Team D5. Dat kan overal te lande bijstand leveren bij communicatie en heeft de nodige expertise. We hebben dat in ons land, net zoals we een Crisis Support Team hebben dat gouverneurs, voorzitters van FOD's en zelfs sectoren kan helpen. Ook dat werd niet gebruikt.

 

We hebben in dit land bepaalde tools, zoals het ICMS, een platform dat wordt gebruikt door burgemeesters, gouverneurs en ministers om beslissingen mee te delen en na te gaan in hoeverre zaken uitgevoerd zijn. Ook dat hebben we niet gebruikt, net als BE-Alert, dat we eveneens veel te weinig hebben gebruikt. Als we al eens zouden beginnen met het gebruiken van de bestaande structuren en tools, dan zou dat al voor heel wat vooruitgang zorgen.

 

Ik ben blij dat de aanbevelingen in het deel Noodplanning redelijk breed geformuleerd zijn en niet specifiek voor de pandemie. Dat zorgt er namelijk voor dat we een algemene voorbereiding hebben, niet alleen specifiek voor deze pandemie, die hopelijk snel achter de rug zal zijn, maar ook bruikbaar voor toekomstige crisissen.

 

Alle problemen die met dat besluitvormingsproces gepaard gingen, kwamen ook tot uiting in de miserie van de MB's en de FAQ's. Iedereen begrijpt dat die in het begin nodig waren, maar bij het aantreden van de nieuwe regering in oktober had ik goede hoop - en ik niet alleen - dat er daar een einde aan zou worden gesteld. De eerste minister heeft hier heel vaak gezegd dat hij zich ook zorgen maakte over de grondwettelijkheid van die MB's. We dachten dus dat daar snel werk van zou worden gemaakt. Het is intussen echter september 2021 en die MB's zijn er nog steeds.

 

Er zijn hier al heel veel mensen bedankt en er is veel sympathie uitgesproken voor heel veel sectoren. Ik sluit mij daar volledig bij aan. Ik wil hierbij echter ook een lans breken voor het werk dat de lokale besturen van bij het begin van deze crisis hebben geleverd. De MB's die werden aangekondigd kwamen er veel te laat, bevatten veel onduidelijkheden en moesten ook nog eens vertaald worden in FAQ's, wat nog eens nieuwe vragen deed rijzen. De lokale besturen hebben op een jaar ongelooflijk werk verzet, en daar mogen ze ook zeker voor in de bloemetjes gezet worden. Ze werden geconfronteerd met alle onduidelijkheden, ze kregen vragen van de burgers en ze wisten niet wat ze mochten laten doorgaan op hun terrein en wat niet. Ik breek hier dus graag een lans voor de lokale besturen en zeg dat ze het eigenlijk heel goed hebben gedaan. Dan zwijg ik nog over de organisatie van de vaccinatie, want ook die was fantastisch.

 

We hebben ondertussen een pandemiewet, maar om een of andere reden – het is een mysterie, nobody knows – zijn we nog steeds niet van af van de MB's. Ik hoor dat men wacht op de afschakeling van de federale fase om daarna iets te gaan doen. Waar wachten we eigenlijk op om die federale fase af te schakelen? Nobody knows.

 

Ik kom tot een ander punt. We horen vaak dat we de eerste golf niet hadden zien aankomen en dat die veel groter was dan verwacht. Dat klopt ook, er moest in het begin geïmproviseerd worden. Als we de bestaande structuren hadden gebruikt, hadden we misschien wat minder moeten improviseren, maar het was inderdaad een onbekende. We hebben echter ook een tweede en een derde golf meegemaakt en iedereen op het terrein zegt dat we veel te weinig lessen hebben getrokken uit de eerste golf. Volgens mij is dat ook waar.

 

Wat we nu hebben gedaan, is een start. Er moet een evaluatie komen binnen elke dienst en al die diensten moeten ook samen een evaluatie maken. Daarom ben ik ook heel blij dat er sprake is van een globaal debriefingsrapport, waar ik al heel lang voor pleitte. Er ligt hierover ook een wetsvoorstel voor in de commissie voor Binnenlandse Zaken.

 

Het woord globaal is belangrijk. Ik ben er zeker van dat alle diensten – de FOD Volksgezondheid, de FOD Binnenlandse Zaken, de brandweer en de politie – een evaluatie zullen maken, maar men komt nooit samen tot een geheel. Daarom ben ik zeer tevreden dat het woord globaal er eindelijk in staat.

 

Aangezien wij te weinig lessen hebben getrokken uit de eerste golf en wij dezelfde fouten telkens opnieuw hebben gemaakt bij de tweede en de derde golf, zou ik willen vragen om eindelijk ook werk te maken van quick wins. Het zal immers nog een tijdje duren voor alle aanbevelingen er zijn, maar het zou toch zeer goed zijn dat alle diensten en disciplines eens bekijken wat zij heel snel moeten veranderen.

 

Ik wil eindigen met een oproep tot samenwerking. Sloop alstublieft alle silo's. Volksgezondheid wou het probleem eerst bij zich houden, in het begin was het een monodisciplinaire crisis. Het werd echter al snel duidelijk dat de aanpak multidisciplinair moest worden, maar er was pleinvrees om dat te doen. Sloop die silo's en werk samen. Een crisiscentrum is pas efficiënt als het interdepartementaal, interfederaal en multidisciplinair is. Wij hebben dat letterlijk geschreven, laten we er nu alstublieft werk van maken. Laten we ook bekijken wat wij doen met de regionale crisiscellen want ook zij hebben een rol te spelen. Ik vraag dus om de silo's te slopen en samen te werken en om het Crisiscentrum te versterken. Als het informatie vraagt, geef die dan ook. Het moet veel te veel moeite doen om de juiste info te krijgen. Heb vertrouwen in de deskundigheid en de structuren die altijd al goed hebben gewerkt en stop met het uitvinden van nieuwe dingen.

 

19.38  Dominiek Sneppe (VB): Collega's, ik zou, zoals u dit allen deed, mijn betoog kunnen beginnen met mensen, in het bijzonder elkaar, te bejubelen: wij hebben het toch goed gedaan, wat een schitterende samenwerking over de partijgrenzen heen, voorbij de tegenstelling meerderheid en oppositie, kortom met ware romantiek.

 

Collega's, u hebt inderdaad alle reden om elkaar te bejubelen: u hebt namelijk de kans schoon gezien om elkaar uit de wind te zetten en niemand verantwoordelijk te stellen. Ik hoor het collega Jiroflée nog zeggen: wij gaan tot op het bot; elke steen moet boven. Maar, collega's, in het beste geval zijn slechts enkele kiezeltjes verlegd. Wij van het Vlaams Belang doen aan een dergelijke schijnheilige vertoning niet mee. Wij zien geen enkele reden om de beleidsmakers te bejubelen.

 

Na ons eerste blunderboek, vooral gewijd aan de mondmaskersaga en de chaos in het begin, hadden wij gerust nog een tweede blunderboek kunnen schrijven, met name over het testen en de contacttracing, en zelfs een derde boek, gewijd aan de bestellingen van spuitjes en vaccins. Alsof dat nog niet genoeg geweest was, zouden wij nog een vierde boek kunnen schrijven, gewijd aan de zogenaamde wetenschappelijke basis van de genomen maatregelen. Er was dus stof genoeg om kritisch te zijn.

 

Maar laat nu net dit het probleem zijn van de bijzondere commissie: kritisch zijn werd niet in dank afgenomen. Onder impuls van de voorzitter werd alles in het werk gesteld om zeker geen verantwoordelijken aan te duiden en alles mooi toe te dekken met de mantel der liefde.

 

De vraag naar verantwoordelijken bent u uit de weg gegaan. De vraag wie verantwoordelijk is en hoe de problemen vermeden kunnen worden, blijft onbeantwoord. De leiders, die zich niet als leiders hebben opgesteld tijdens de verschillende golven van de pandemie, die hun bevolking niet hebben beschermd en die het leiderschap en de tv-studio's liever overlieten aan de experts, tenzij het natuurlijk was om versoepelingen aan te kondigen, worden in het rapport niet op hun verantwoordelijkheid gewezen.

 

De impact van de pandemie is gigantisch. De maatschappelijke littekens zijn bijzonder groot. Daarom juist moet de overheid bereid zijn tot een nederig mea culpa tegenover alle zorgverstrekkers, tegenover alle patiënten en hun families die nog lijden en rouwen, tegenover de vele longcovidpatiënten, die vandaag nog steeds lijden en aan hun lot worden overgelaten, tegenover de tienduizenden en misschien wel honderdduizenden werknemers en zelfstandigen, die, terwijl u elkaar lustig schouderklopjes uitdeelde, zwarte sneeuw zagen en nog steeds zien. Dat zou uit voorliggend rapport moeten blijken, maar dat is naar ons gevoelen niet gebeurd.

 

Antonio Vivaldi, die ooit fantastische muziek schreef, draait zich ongetwijfeld om in zijn graf, want de Vivaldiregering beperkt zich tot een vals klinkend en macaber requiem voor de slachtoffers.

 

Van bij de aanvang van de crisis waarschuwde het Vlaams Belang voor het virus. Wij stelden vragen over beschikbare beschermingsmiddelen, over de transparantie en de betrouwbaarheid van de communistische dictatuur China, over de te nemen en de genomen maatregelen, over de lamentabele communicatie en over de bevoegdheidsverdeling. Kortom, wij waren als kritische oppositiepartij van bij het begin aanwezig in het debat, nu ja, debat.

 

Ik lees in het rapport dat het land niet kon voorbereid zijn op wat komen zou. Andere landen waren dat ook niet, wordt tersluiks gezegd. Dat laatste is natuurlijk juist, maar het is een erg magere troost voor de slachtoffers en hun families.

 

Voor het eerste wil ik nog mild zijn, ook na urenlang te hebben geluisterd naar heel wat rotzooi. Ook het tweede is deels waar. Een dergelijk iets kon niemand zien aankomen. Echter, wij mochten wel verwachten dat men enigszins voorbereid zou zijn. Reeds ettelijke jaren riepen verschillende instanties op om een stock van beschermingsmateriaal aan te leggen, zijnde de beruchte mondmaskervoorraad. Die voorraad werd ook ooit aangelegd. Helaas werd hij niet goed bewaard en uiteindelijk vernietigd, zonder dat die door een nieuwe voorraad werd vervangen.

 

Hier zou een eerste mea culpa al zeker op zijn plaats zijn.

 

Door het ontbreken van het persoonlijke beschermingsmateriaal liet de regering de mensen die in de eerste linie stonden in de steek. Zorgverstrekkers werden onbeschermd het veld ingestuurd, als soldaten naar de oorlog, maar dan zonder wapens. Zo luidde ook de retoriek: we zijn in oorlog met het virus.

 

Generaals die hun manschappen zonder wapens naar het front sturen, worden na de oorlog voor een tribunaal berecht als oorlogsmisdadigers. Hier wordt dat met schamele uitvluchten en de mantel der liefde toegedekt.

 

Zou de pandemie anders zijn verlopen als die strategische stock er wel was? Dat weten we niet en dat zullen we ook nooit met zekerheid weten. Wat we wel weten, is dat het gebrek aan persoonlijk beschermingsmateriaal de verspreiding van het virus in de hand heeft gewerkt. De 10.000 doden van de eerste golf zijn daar zeker deels het gevolg van. Dan mogen we nog van geluk spreken dat we niet als een van de eerste landen werden getroffen, zoals Italië.

 

Het mondmaskerdebacle ligt ook ten grondslag aan de chaotische communicatie. Er werd eerst gezegd dat mondmaskers niet nuttig waren. Ze werden zelfs door onze grootviroloog belachelijk gemaakt, zolang er natuurlijk niet voldoende waren. Enkele weken later werden ze dan verplicht en dat zijn ze op veel plaatsen nog steeds.

 

Wat in de hoorzittingen duidelijk werd, is dat over het gebrek aan mondmaskers niet eens werd gecommuniceerd. De mensen rond de tafel, de mensen die de crisis zouden moeten beheren en beheersen, werden niet of te laat op de hoogte gebracht van de vernietiging van de strategische stock, ondanks dat de experts en virologen er herhaaldelijk naar vroegen. Dat is ongelooflijk, maar ook hier komt er geen mea culpa.

 

Ons advies is dan ook dat het te allen tijde noodzakelijk is om te beschikken over een stock van persoonlijke beschermingsmiddelen, medicatie en medische hulpmiddelen.

 

Nog een enorm probleem in de crisis was het ontbreken van enig plan. Hoe vaak stond het Vlaams Belang hier niet met de vraag aan de minister om ons het plan van de regering te tonen, en of men überhaupt een plan had. Maar ja, men kan niet laten zien wat er niet is. Er was geen plan. Er was geen pandemieplan en zeker geen plan van aanpak.

 

Nochtans vernamen wij in de hoorzittingen dat er, naar aanleiding van de vogelgriep in 2005 een heus grieppandemieplan uitgewerkt was. Er werd in 2011-2012 naar aanleiding van de uitbraak met het MERS-virus zelfs raar maar waar een coronavirusprocedure uitgewerkt. Beide plannen waren conform de richtlijnen van de WHO en bevatten de aanbeveling om in 32 miljoen chirurgische mondmaskers en 6 miljoen FFP2-maskers te voorzien. De overheid moest en zou dus zorgen voor een stock van minstens 38 miljoen mondmaskers. We weten hoe dat afgelopen is.

 

We hebben intussen geleerd dat er bij het uitbreken van de COVID-19-crisis geen enkel up-to-date pandemieplan voorhanden was om zich te wapenen tegen dergelijke gezondheidscrisissen. De noodzakelijke updates, ondanks de herhaalde vraag van het kabinet van Volksgezondheid, werden niet uitgevoerd. Het plan werd zelfs nooit aangepast aan de herverdeling van de bevoegdheden na de zesde staatshervorming. Men had nochtans de strategische en operationele aspecten in tempore non suspecto kunnen opstellen of verfijnen, vertrekkende van het griepplan uit 2005.

 

In september 2019 had de administratie van de FOD Volksgezondheid aan de RMG wel bepaalde modules van een generiek pandemieplan voorgesteld, maar de verdere afwerking stond nog op de to-dolijst. De experten van de bijzondere commissie vroegen zich terecht af of het ontbreken van een geactualiseerd pandemieplan te wijten was aan de institutionele traagheid die met dergelijke grootschalige beleidsprocessen gepaard gaat, dan wel of dat te maken had met de prioriteit die al dan niet werd toegekend aan het plan en het beheer van infectieziekten in ons gezondheidszorgsysteem.

 

Dat is voor het Vlaams Belang een zeer terechte vraag. Een antwoord werd helaas niet gegeven. Voor ons is het nochtans duidelijk dat de politiek in beide gevallen boter op het hoofd heeft. De institutionele traagheid wordt door het Vlaams Belang al jaren aangekaart, het is zelfs een van de bestaansredenen van onze partij. Pak dus de institutionele traagheid of zelfs stilstand aan met een verregaande staatshervorming – voor ons mag het zelfs een staatsvorming zijn – en geef daarbij ook de nodige aandacht aan infectieziekten.

 

Collega's, ik kom dan bij de staatsstructuur als verzachtende omstandigheid. De pastaliefhebbers noemden het de institutionele lasagne en de meer carnavalesken noemden het institutionele confetti, maar één ding is zeker, door de verschillende staatshervormingen is de bevoegdheidsverdeling een onoverzichtelijk kluwen geworden.

 

Mevrouw Merckx, er werd inderdaad tot vervelens toe maar wel terecht gewezen op de negen ministers van Volksgezondheid. Daarbij werd jammer genoeg maar al te vaak vergeten dat zeven van die negen ministers Franstalige excellenties zijn. Nochtans doorliepen beide landsdelen dezelfde staatshervormingen, waarbij Vlaanderen het blijkbaar wel met één minister kan doen, terwijl Franstalig België niet minder dan zeven excellenties nodig heeft. Il faut le faire. Zolang we niet gaan voor de ordelijke opdeling van dit land, moeten we de gezondheidszorg homogeen splitsen. Zo kunnen we alle bevoegdheden overhevelen naar de Gemeenschappen, zoals dat trouwens al voorzien was bij de staatshervorming van 1970. Daardoor zouden er drie ministers zijn in plaats van negen, wat al een verbetering is, maar bij een ordelijke opdeling heeft elk landsdeel natuurlijk maar één minister nodig.

 

Dat de staatsstructuur van dit land het moeilijk maakt om eenheid van commando te hebben is een open deur intrappen. Wanneer er echter voorstellen worden gedaan om daar iets aan te doen, dan worden die niet weerhouden in dit rapport.

 

Het Vlaams Belang stelt dan ook voor dat Brussel en Wallonië hervormingen doorvoeren en snoeien in de ministerposten. De huidige situatie kost immers niet alleen handenvol geld, ze werkt gewoon niet. Niemand zal nog ontkennen dat de versnippering van de bevoegdheden voor gezondheidszorg tot inefficiëntie leidt. Een efficiënt beleid dat de gezondheid van onze mensen beschermt, kan enkel worden georganiseerd op Vlaams of op regionaal niveau. Wij geven de aanbevelingen in ons rapport daaromtrent dan ook graag mee aan de twee ministers bevoegd voor de voorbereiding van de volgende staatshervorming.

 

Er is niet alleen een versnippering van de bevoegdheden door de verschillende staatshervormingen, er zijn ook 36 advies- en overlegorganen, taskforces en werkgroepen, comités en teams. Die zorgden eerder voor chaos dan voor helderheid. Daarover hebben wij enkele adviezen geformuleerd. Er moet verder worden onderzocht waarom er geen beroep werd gedaan op de bestaande expertise, zoals Team D5 of het Nationaal Crisiscentrum. Het heeft geen nut om strategieën uit te werken en er vervolgens geen gebruik van te maken. Doe een beroep op de bestaande crisisstructuren, zorg ervoor dat zij hun bevoegdheden kennen, definieer hun rol en zorg dat ze wendbaar zijn en snel beslissingen kunnen nemen.

 

Vermijd de oprichting van inderhaast samengestelde werkgroepjes waarvan het onduidelijk is wat hun rol is en welke selectiecriteria er zijn voor diegenen die erin worden opgenomen. Door een wildgroei van taskforces en andere groepen vertroebelt het zicht op de strategie. Stem de bestaande structuren op elkaar af, zodat elk facet om een crisis aan te pakken vertegenwoordigd is.

 

Collega's, in het Vivaldirapport wordt nogal sterk de nadruk gelegd op de rol van de EU. De experts stellen in hun rapport dat de Europese instanties de kans hebben gemist om het voortouw te nemen tijdens deze crisis. Het Vlaams Belang heeft dat echter anders ervaren. Europa heeft net zaken waarvoor het niet bevoegd was naar zich toe getrokken.

 

Omdat er geen eensgezindheid was, werd er uiteindelijk niets bereikt. Er ging vooral heel veel kostbare tijd verloren en in een crisis is dat nefast want snel handelen is levensnoodzakelijk. De Europese Commissie heeft getracht om de pandemie aan te grijpen om meer bevoegdheden naar zich toe te trekken. De leden van de Europese Commissie hebben bovendien geen enkele Europese legitimiteit, waardoor het Vlaams Belang sowieso weigerachtig staat tegenover het overhevelen van meer bevoegdheden naar Europa.

 

Wij verzetten ons dan ook tegen de directe impact van de Europese Unie op ons zorgbeleid, wat zou kunnen leiden tot een Europese zorgunie. Wij zien in eigen land al hoe Vlaanderen en Wallonië een verschillend beleid willen voeren, maar dat niet kunnen. Denk maar recent nog aan de artsenquota. Hierdoor komen halfslachtige compromissen tot stand, is niemand echt verantwoordelijk, is niemand echt tevreden en draait de ene financieel op voor de andere. Wij hebben in de afgelopen crisis ook gezien dat de Europese Unie een bureaucratische mastodont is die niet snel kan schakelen.

 

Voor het Vlaams Belang is het nog altijd elke lidstaat die moet instaan voor het gezondheidsbeleid. De lidstaten moeten een gezondheidsbeleid voeren waar zij zelf nood aan hebben en dat zij zelf willen. Wij pleiten dus niet voor meer Europese invloed in de zorg of een eengemaakt zorgstelsel binnen de EU, maar juist voor meer subsidiariteit, om het gezondheidsbeleid te voeren op maat van elke regio.

 

Ook wat het aankoopbeleid betreft, faalde de Europese Unie. Door de traagheid van Europa mislukte de groepsaankoop van mondmaskers. Hetzelfde verhaal werd herhaald bij de bestelling van vaccins. Alsof dat nog niet genoeg was, liep het ook bij de spuitjes en de naalden mis. Meer Europese Unie? Nee, bedankt.

 

Ik heb het nog niet over de WHO gehad maar daar zal ik het zeer kort over houden. Zolang de WHO een verlengstuk van het dictatoriale Chinese regime is, zal het niet helpen dat wij de WHO een sterker mandaat geven. Zij zal enkel nog meer worden misbruikt door China. Dat moet eerst worden erkend door de huidige politieke elite. Een pandemie is uiteraard een internationaal probleem en een globale instelling kan nuttig zijn om te zorgen voor mondiaal overleg en informatieverstrekking. Jammer genoeg is de WHO een politiek instrument dat niet onafhankelijk kan werken en daardoor ook zijn noodzakelijke rol niet vervult.

 

Zolang niet wordt erkend dat de WHO de speelbal van China is, is het nefast om nog langer op die organisatie te vertrouwen.

 

Een ander pijnpunt is het gebrek aan transparantie. Er werd en er wordt nog steeds veel gevraagd van de bevolking. Voor de maatregelen moet steeds weer een draagvlak gezocht worden. Hiervoor moeten dan ook de wetenschappelijke inzichten en de data waarop die gestoeld zijn of minstens gestoeld zouden moeten zijn, transparant aan de bevolking worden gecommuniceerd. Internationale studies werden snel gepubliceerd en waren openbaar. Maar in België was er daarentegen een groot gebrek aan transparantie over de data die aan de basis van de maatregelen lagen. Daar hadden de media een cruciale rol kunnen spelen.

 

Over de rol van die media in de crisis is inderdaad heel wat te zeggen. Terwijl journalisten kritisch zouden moeten zijn voor de regering, zijn ze verworden tot slaafse schoothondjes. In plaats van de bevolking te informeren en een debat te creëren tussen wetenschappers met verschillende ideeën, volgen de media de lijn van de regering en huisvirologen. De toon van de media is er vooral een van angst zaaien en van mensen tegen elkaar opzetten.

 

Er was ook een gebrek aan transparantie over wie de beslissingen nam en over de richting van de plannen en de doelstellingen. Nochtans is transparantie fundamenteel als men de burger bij het beleid wil betrekken en aldus vertrouwen wekken. Als de mensen begrijpen waarom bepaalde maatregelen worden genomen en waar ze naartoe leiden, vergroot het draagvlak automatisch.

 

Goede communicatie draagt bij tot transparantie. Het Vlaams Belang dient zich helaas aan te sluiten bij de vaststelling van de experts. Ik citeer: "Ook door onvoldoende opgeëist politiek leiderschap werd de vertaling van politieke beslissingen overgelaten aan de externe experts." Het is dus geen goed idee om experts de politieke beslissingen te laten toelichten in de tv-studio's.

 

Transparantie ontbrak ook over de cijfers. Sciensano weigerde bijvoorbeeld categoriek de ziekenhuiscijfers te geven toen de commissie erom vroeg.

 

Tot slot was er niet enkel een gebrek aan transparantie over de data of over de beslissingen en adviezen van de taskforces, maar ook over de vele overhaast toegekende aanbestedingen, contracten en samenzweringen rezen veel onbeantwoorde vragen. Zo stelden de experts het volgende in hun rapport over bijvoorbeeld Coronalert: "Tevens is er sprake van een gebrek aan transparantie over en participatieve analyse van de informaticatoepassingen zoals de Coronalertapp. Het eigengereide optreden van Smals inzake de ontwikkeling van de digitale applicatie heeft de uitbouw van de strategie geen goed gedaan. De vraag rijst dus waarom Sciensano en Smals als enige bij die toepassingen betrokken werden, hoewel academici de beperkingen van het systeem hebben blootgelegd, de bevolking bitter weinig vertrouwen had in die contactopvolging en ook andere toepassingen tot de mogelijkheden behoren."

 

De amendementen inzake transparantie werden niet aangehouden in het Vivaldirapport. Daarom wil ik hier nog eens ons advies beklemtonen. Zorg voor transparantie in data, adviezen, beleid, doelstellingen, aanbestedingen zowel naar de bevolking als naar het Parlement. Ook het Parlement werd in de crisis maar al te vaak buitenspel gezet.

 

Door of dankzij de coronacrisis kwamen er heel wat pijnpunten aan het licht of beter gezegd werden ze scherper gesteld, onder andere het tekort aan handen aan het bed, het tekort aan bedden, en in het bijzonder IC-bedden, het mensonwaardig statuut van de artsen-specialisten in opleiding, de perverse ziekenhuisfinanciering en de al te weinige aandacht voor de geestelijke gezondheidszorg, dus een hele waslijst met pijnpunten en aandachtspunten. Heel wat van die pijnpunten kunnen worden opgelost door ze als homogene pakketten over te dragen aan de deelstaten. Andere nopen tot een zeer grondige hervorming.

 

Ondanks alle pijnpunten en tekorten stonden de zorgverstrekkers wel paraat om soms in onmogelijke omstandigheden het beste van zichzelf te geven en te doen wat ze altijd doen en goed doen, namelijk zieken verzorgen. Voor hen en voor alle andere mensen die ondanks alle geblunder van beide regeringen zich blijven inzetten, blijven we applaudisseren. Voor de excellenties van de regering-Wilmès en de Vivaldiregering applaudisseren we niet. We hebben daar hoegenaamd ook geen reden toe. We applaudisseren niet voor regeringsleiders die na anderhalf jaar crisis blijkbaar nog steeds niet beseffen dat hun pad bezaaid ligt met blunders door nalatigheid, onverantwoordelijkheid en onbekwaamheid. We applaudisseren zeker niet voor regeringsleiders die dat maar al te goed beseffen en daarover na zoveel doden zelfs geen greintje schuldbesef hebben.

 

Neen, voor zo veel lafheid applaudisseren we niet.

 

We geven u wel graag ons rapport mee. We raden u ook aan het te lezen. Het is meer dan de moeite waard.

 

Mijnheer Prévot, als u denkt dat het Vlaams Belang na het vertrek uit de commissie niet meer heeft gewerkt, dan moet u onze bundel zeker lezen. U zult zien dat we nog heel hard hebben gewerkt.

 

19.39  Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, het is dapper dat u de hele discussie meevolgt. Dat siert u. Het is al een lange discussie geweest, maar ik ben eigenlijk wel tevreden dat we behoorlijk grondig de aanbevelingen bespreken. Ik hoop dat ook de collega's die geen lid waren van de covidcommissie en de beleidsmakers voor morgen en vandaag zijn, hebben meegeluisterd.

 

Wat ik in de crisis heel bizar heb gevonden, was het gebrek aan aandacht dat de commissie heeft gekregen. Een collega heeft al verwezen naar een uitzending op de Vlaamse televisie waar een beetje lacherig werd gevraagd wie de naam van de voorzitter kende en welke aanbevelingen de commissie nu precies deed. Dat was onverdiend. Eigenlijk hebt u dat niet verdiend. Ook de leden van de commissie hebben dat niet verdiend. Onze patiënten en onze zorgverstrekkers, voor wie we dat werk toch hebben gedaan, verdienen dat wat hier wordt geformuleerd, of we het er nu mee eens zijn of niet, aandacht krijgt en dat ook de fouten die er zijn gebeurd aandacht krijgen.

 

Wij hebben in de commissie namelijk wel de juiste mensen gehoord. Wij hebben ook de juiste kritische vragen gesteld. We zijn het echter niet eens over wat wij daarmee gedaan hebben en over de vraag of wij voor de aanbevelingen effectief tot op het bot zijn gegaan. Daar zijn wij het niet helemaal over eens. Wij hebben ons werk echter wel grondig verricht.

 

Ik treed de betogen van mijn collega's Yngvild en Frieda absoluut bij. Ik zal u niet nog eens bezighouden door de volledige resem aanbevelingen door te nemen. Ik wil echter wel vier punten toelichten die wat ons betreft echt wel tekortkomingen zijn, echte werkpunten die deze commissie had kunnen en moeten meenemen.

 

Ten eerste is er de democratische check. Die is nog altijd niet verwerkt in dit rapport. Ten tweede is er het institutionele, want wij gaan niet ver genoeg. Ik kom daar straks op terug. Ten derde is er de weigering van paars-groen om de federale organisaties waar de gezondheidszorg op gebaseerd is ten gronde te analyseren.

 

En ten vierde zijn er de verantwoordelijkheden. Daar is hier vandaag al heel veel over gezegd. Er is verteld over ministers in Frankrijk die huiszoekingen krijgen en ontslag moeten nemen. Er is ook gezegd dat we hier eigenlijk de omgekeerde beweging hebben gezien. Ministers die echt nagelaten hebben hun werk grondig te doen zijn gepromoveerd tot fractieleider, minister van Buitenlandse Zaken of expert. Name it, wij hebben het allemaal. Dat is iets wat wij absoluut nog moeten uitwerken.

 

Wanneer wij terugkeren naar het begin van de commissiewerkzaamheden, zal ik nooit vergeten dat één van de experts opmerkte: "C'était la débrouille." Dat was ook het gevoel dat wij allen hadden, de artsen en de zorgverstrekkers moesten hun plan trekken. Zij hebben hun verantwoordelijkheid genomen en zij hebben hun plan getrokken.

 

Over het nemen van verantwoordelijkheden had ik het daarnet al met betrekking tot de ministers maar ik wil het toch ook eens hebben over onze fractie. De discussie ging in het begin, nu ongeveer vijf uur geleden, over het feit dat bepaalde partijen verder gingen en dat andere partijen stopten. De N-VA-fractie heeft echt wel haar verantwoordelijkheid genomen. Wij hebben dat gedaan met een heel bewuste keuze.

 

De voorzitter zal mij ongetwijfeld gelijk geven. Op een bepaald moment is immers de fout gemaakt dat Vivaldi-aanbevelingen naar de commissie werden gebracht en dat het spel van oppositie en meerderheid openlijk zou worden gespeeld. Toen hebben wij de commissie stilgelegd en heeft de N-VA-fractie opgeworpen dat zoiets niet kon. Wij hadden alle hoorzittingen meegemaakt en hadden ons kritisch opgesteld. Plots zou er echter een spelletje worden gespeeld met in het achterkamertje van het Parlement genomen beslissingen tegenover onze bevindingen. Wij zouden dus tegenover elkaar komen te staan, wat niet vooruit zou gaan.

 

Wij hebben de commissie toen stilgelegd en onze verantwoordelijkheid genomen. Wij zijn verder gaan samenwerken. Samenwerken is wat de N-VA als bestuurder wil en moet doen en wat wij aan onze kiezers en burgers beloven.

 

We hebben vandaag aanbevelingen en die willen we omzetten in acties. We willen dat graag nu doen, niet binnen vier jaar. Ik heb het dan over het institutionele luik. We gaan niet nog eens vier jaar ronddraaien en praten. Neen, in onze motie staan heel implementeerbare voorbeelden van acties. Wij willen deze motie, waarmee we morgen al onze zorgverstrekkers willen helpen, hier indienen. Dat is die democratische check.

 

Er werd hier gezegd dat de communicatie een probleem was. U herinnert zich wellicht wel de uitspraak dat men zich niet bewegend mag verplaatsen. Ik weet nog altijd niet hoe dat precies in elkaar zit. Ik ben ooit een keer opgebeld omdat mijn auto zich niet bewegend verplaatste. Ik kreeg toen namelijk een boete en men was hem aan het wegslepen. Dat zijn zaken waarmee we eigenlijk niet geconfronteerd mogen worden.

 

Nog veel belangrijker is dat we in onze communicatie zoeken naar draagvlak. Wanneer we een draagvlak willen creëren door communicatie, dan moeten we eerst en vooral een parlementair debat hebben. Dat hebben we hier te weinig gehad. U herinnert zich allemaal de debatten in Nederland over de avondklok. Er waren uren debat en dan resulteerde dat in een verschil van een halfuur. Daar moeten we naartoe. Als we onze burgers vrijheidsbeperkende maatregelen opleggen, dan moeten we op zijn minst kunnen duiden dat daarover is nagedacht en gedebatteerd. Elke verkozen politicus moet daarover mee kunnen nadenken.

 

Nog een democratische check die niet is weerhouden maar die wel in onze motie zit, is het feit dat hoewel men ziet dat de dreiging stagneert en de pandemie in een bepaalde fase komt, de overheid niet naar het Parlement moet komen om te zeggen dat de dreiging minder groot is en dat we bepaalde ingrepen zouden kunnen doen. Men zou dan immers kunnen gaan bepalen welk vooruitzicht en perspectief wij de burgers willen geven. Ik vind het heel bijzonder dat dit niet is weerhouden door de meerderheid.

 

Als we allemaal terugkeren naar het begin van de tweede golf, moeten we vaststellen dat het is fout gelopen door communicatie. Onze burgers waren niet meer mee. Zij wilden naar buiten, zij wilden vieren en werden niet betrokken in het democratische debat. Die check hebben we vandaag in de aanbevelingen die ter stemming liggen, nog altijd niet.

 

Voorts wil ik heel graag het institutionele debat aangaan. Als mijn partij voor een Vlaamse gezondheidszorg pleit, wat wij vaak doen en in onze ogen zeer terecht, dan is dat uiteraard niet ingegeven door een soort nostalgisch separatisme, zoals hier beweerd wordt. Nee, dan is dat gefundeerd en weten wij goed waarom wij daarvoor pleiten. Ik zal een aantal voorbeelden geven. Ten eerste, de meeste van de collega's die de mond vol hebben van homogene bevoegdheidspakketten, keurden ooit het Vlinderakkoord goed. Ik daag u uit om één N-VA'er te vinden die er ooit voor gepleit heeft dat een spuit federaal terugbetaald wordt, maar Vlaams toegediend wordt, en dat de patiënt, als dat niet lukt, teug naar een federaal ziekenhuis moet. U zult die niet vinden, die is er niet. De N-VA pleit al van in het begin voor consistente, homogene bevoegdheden op één niveau, het Vlaamse. Als u opnieuw homogene bevoegdheidspakketten wilt, zult u beslissingen die u zelf hebt gedragen en genomen, moeten terugschroeven.

 

De twee democratieën, landen en culturen waar ik het daarnet over had, zijn in de volksgezondheid duidelijk zichtbaar. De Waalse patiënt gaat naar de spoed, de Vlaamse patiënt gaat naar de huisarts. In het voorstel van mevrouw Merckx over de gratis consultatie bij de huisarts is er geen sprake van de koppeling van de maatregel aan het globaal medisch dossier.

 

Het is haar recht om dat niet te eisen, maar net dat is een communautair feit: de Vlaming kiest voor een globaal medisch dossier bij de huisarts, terwijl de Waal kiest voor de spoed.

 

Onze collega van DéFI gaf zopas het mooie voorbeeld dat preventie een regionale bevoegdheid is, terwijl de behandeling een federale bevoegdheid is. Welnu, in preventie moeten wij absoluut regionale gezondheidsdoelstellingen nastreven, zo bewijst het jongste gezondheidsrapport. Immers, de aandoeningen die het grootste gevaar vormen, zijn verschillend naar gelang van de bevolkingsgroep. Men moet dus kiezen voor een gezondheidszorg op maat en in de ene regio bijvoorbeeld meer screenen op dikkedarmkanker en in de andere op cardiovasculaire aandoeningen. Die verschillen zijn bewezen en beschreven in het rapport. Natuurlijk kan zowel een Waal als een Vlaming de ene en de andere ziekte krijgen, maar er is een verschil in incidentie. Willen we een doelmatig gezondheidsbeleid, dan moeten we ook doelmatig aan preventie doen. We moeten doelmatig investeren en onze middelen optimaal besteden.

 

Het mooiste voorbeeld is de vaccinatie. Ik vermoed trouwens dat we straks nog een mooie discussie zullen voeren over de patenten en over onze visie daarrond. Er wordt gepleit voor een federale bevoegdheid. Ja, de aankoop van de vaccins is federaal gebeurd en we hebben allemaal gezien wat daar het gevolg van was: vertragingen en contracten die uitmondden in juridische geschillen. Zodra de vaccins ter beschikking waren, werden ze uitgerold en ook daar zagen we significante verschillen tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië, elk met een eigen cultuur. Sinds maart, april pleiten wij ervoor dat Brussel, net zoals Wallonië meer zou inzetten op doelgroepcommunicatie, om hun inwoners ervan te overtuigen zich te laten vaccineren. Vandaag opnieuw constateren we dat we op een verschillend tempo naar de vrijheid terugkeren.

 

De Vlamingen zijn overtuigd van het nut van de vaccinatie. Wij zijn ervan overtuigd dat vaccinatie de poort naar de vrijheid is. Als een andere gemeenschap daar minder van overtuigd is, kan dat, maar vandaag dragen we de gevolgen daarvan. Regionale gezondheidszorg is dus gefundeerd. Ik kan nog heel wat voorbeelden geven. De discussies tussen de collega's in de regering zijn bijzonder boeiend. Het najaar zal ook zeer interessant worden. Het is immers duidelijk dat iedereen een andere mening heeft. Het komt erop neer, zoals ik reeds op 1 oktober vorig jaar zei, dat het regeerakkoord niet doorgesproken werd en dat het zo vaag is omdat het geen akkoord is. Zij die een gezondheidszorg op maat willen, hebben zeker een partner aan ons. Alleen vragen we om in de commissie voor Grondwet en Institutionele Vernieuwing wat vooruit te gaan en niet te blijven praten om over vier jaar nog eens te concluderen dat we nog eens moeten praten. Daar willen we voor waarschuwen.

 

Wat de grondige analyse en de externe audits betreft, we werden echt wereldberoemd met het feit dat er plots geen mondmaskers meer waren en dat niet aan de experten werd meegedeeld. Collega's haalden aan dat er in het begin geen consensus was over het dragen van de mondmaskers. U vergat wel te vermelden dat er in de expertengroep heel wat discussie rond was en dat een van hen zelf FFP2-mondmaskers had gekocht voor haar diensten, omdat het wetenschappelijk advies niet werd gevolgd.

 

Ik vond ook de passage over het centraal aankoopsysteem bijzonder; ik heb dat al een paar keer gezegd. Hier wordt dus met goedkeuring van de liberale partijen een centraal aankoopsysteem voor persoonlijke beschermingsmiddelen aanbevolen. Daarbij vergeet men wel dat de discussie tussen twee federale diensten, namelijk de FOD Volksgezondheid en de FOD Financiën, ervoor gezorgd heeft dat het veel langer duurde voor de kmo's, de industrie- en textielbedrijven, die zo hebben moeten zwoegen om te overleven, die wilden bijdragen aan de strategische autonomie op het terrein, waaraan we echt nood hebben, en bezig waren met conversie om mondmaskers voor de lokale bevolking te maken, met de productie van start konden gaan. Vandaag werd beslist dat de coronasteun wordt verlengd, maar veel belangrijker dan het aan het overheidsinfuus houden van bedrijven was geweest ervoor te zogen dat zij zich konden heroriënteren, dat zij mondmaskers konden produceren. Het is dan ook jammer dat het amendement inzake de fiscale egalisatie niet werd aangehouden.

 

Dan kom ik tot de analyse van de FOD Volksgezondheid, het FAGG en Sciensano. De directeur van de FOD is nog altijd in ziekteverlof is en functioneerde blijkbaar ook niet goed. Mijnheer de minister, ik begrijp niet waarom u niet meeging in de grondige analyse daarvan, want vooraleer u iets nieuws opricht, is het toch belangrijk dat we een en ander onderzoeken.

 

Mevrouw Jiroflée had het over sterke organisaties. Men kan een organisatie pas sterk maken, als men weet wat de problemen zijn.

 

Wat het FAGG betreft, is er al verwezen naar de spuiten. Een vergeten handtekening, waardoor er geen vaccins naar ons land kwamen, is niet niets. Dat is nu net het nemen van verantwoordelijkheid, zorgen voor duurzame oplossingen.

 

Er staat een klein fragmentje in over de zorg en meer handen aan het bed, maar dat gaat niet ver genoeg omdat er niet voldoende doorgroeimogelijkheden zijn. Een nieuw gegeven van deze week waar geen rekening mee wordt gehouden in de aanbevelingen, is het feit dat het Zorgpersoneelfonds waar zo vaak naar wordt verwezen, met de extra middelen voor de zorg, eigenlijk niet geëvalueerd wordt. In de commissie zei de minister heel duidelijk dat men niet kan controleren of die extra middelen, in totaal ongeveer 1 miljard euro, echt wel netto banen hebben opgeleverd. Hoe kunnen wij dan spreken over extra handen aan het bed, als er niet wordt bijgehouden hoeveel extra netto jobs 400 miljoen euro van het Zorgpersoneelfonds en nog eens 600 miljoen euro via het IFIC hebben opgeleverd?

 

Er wordt ook niet gecontroleerd of de mensen die eventueel worden aangetrokken niet worden ingezet voor administratieve taken. Wij horen van de mensen in de sector dat er een veel te dik middenkader van verpleegkundigen is en dat er veel te weinig verpleegkundigen zijn die de zorg voor de patiënt op zich kunnen nemen. Dat is ook een van de grote oorzaken van de uitval en dat had moeten worden meegenomen.

 

Een externe audit is iets waar de N-VA absoluut achter staat.

 

Vervolgens zijn er de verantwoordelijkheden. Het is natuurlijk gemakkelijk voor de parlementsleden van de meerderheid om te verklaren dat de galg niet bovengehaald mag worden, dat er geen heksenjacht gevoerd mag worden op ministers die hun taak niet opgenomen hebben en die het leiderschap dat van hen verwacht wordt niet getoond hebben. Het is ook wel heel gemakkelijk om enigszins mea culpa te slaan.

 

Minister De Block heeft inderdaad enigszins mea culpa geslagen. Ze zei dat die strategische stock inderdaad hernieuwd had moeten worden. Verder zijn we echter niet geraakt. Wat met de nonchalance van het begin van de crisis, het lachen met de zorgverstrekkers, het niet onderzoeken van hoe je een openbare aanbesteding in tijden van crisis kunt uitvoeren?

 

Mijn collega heeft daarnet verwezen naar de lokale besturen, die puik werk geleverd hebben. Die lokale besturen wisten eerder dat een bestelling van mondmaskers in tijden van crisis vooraf betaald kon worden, voor de FOD Volksgezondheid en het kabinet van minister De Block. Een heel leger medewerkers van een bepaalde dienst was er niet in geslaagd uit te zoeken hoe men mondmaskers effectief kan bestellen.

 

We hebben veel gehoord over efficiëntie, over communicatie en over de psychologische gevolgen. Het was bijna aandoenlijk hoe bepaalde collega's hun best deden om zich ervan af te maken door te zeggen dat het allemaal niet zo slecht was en dat we het helemaal niet zo slecht gedaan hadden. Ook minister De Block heeft dat gezegd toen ze het WHO-rapport besprak. Ook prominente leden van Groen heb ik dat horen zeggen.

 

Ik heb deze zomer heel wat mensen geïnterviewd uit de brede maatschappij, van de man in de straat tot de zorgverstrekker en de bedrijfsleider.

 

In die interviews hoorde ik hoe een oudere dame zei dat zij en haar man op straat liepen en zij zijn arm vasthield omdat zij bang was te vallen. Toen zij de politie tegenkwamen, zei die dat ze de arm van haar man niet mocht vasthouden. Toen vroeg ik mij wel af waar de overheid stond.

 

Toen ik verpleegkundigen op de IZ interviewde die zegden dat ze gestopt waren en hun overplaatsing hadden gevraagd, net als de helft van hun dienst, wist ik dat het niet goed was. Ik interviewde ook een huisarts die zei dat hij had geleerd dat je alles beter zelf kan doen omdat er overheid er toch niet was voor hen. Hij grapte dat hij zichzelf tot covidpaus had gekroond omdat hij zelf had uitgezocht hoe het in elkaar zat.

 

Als ik al die interviews en getuigenissen na elkaar zet, dan weet ik dat de veerkracht van de maatschappij veel groter was dan die van de politiek. Wij kunnen hier wel aanbevelingen schrijven en we hebben ook allemaal ons best gedaan, zowel jullie als wij. Zonder veerkracht en zonder wil zullen wij er echter niet komen en zullen wij geen antwoord vinden.

 

Dit rapport is niet het antwoord. Vandaar dat wij het niet zullen goedkeuren.

 

19.40  Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, collega's, ik zal ook beginnen met iedereen te bedanken die heeft meegewerkt aan het rapport, in de eerste plaats ook de mensen die vertrouwen hebben geschonken in mij als voorzitter van de bijzondere commissie. Ik besef immers dat ik wel wat te bewijzen had, toen ik die rol op mij nam.

 

Een van de voorwaarden die ik had gesteld, was dat ik mijn rol op een onafhankelijke manier zou kunnen spelen. Ik wil dan ook mijn voormalige collega, de heer Delvaux en later de heer Pillen, bedanken, die in de commissie mijn partij hebben vertegenwoordigd, waardoor ik mijn onafhankelijke rol heb kunnen vervullen. Mevrouw Pas, het is dan ook niet correct dat u mij vergelijkt met een windscherm. U doet met die woorden de waarheid enorm geweld aan.

 

Een aantal leden heeft verwezen naar onze werkwijze in de commissie. Vooral het feit dat de meerderheidspartijen de aanbevelingen samen hebben geschreven, zorgde voor ophef bij de oppositie. De volgende keer zou ik het ongetwijfeld op een andere manier aanpakken. Wij hebben die fout echter ook rechtgezet. Ik heb op basis van de voorstellen van alle fracties, meerderheid en oppositie, zelf tekstvoorstellen gedaan waar zich naar mijn aanvoelen een meerderheid achter zou kunnen scharen. Collega's, dat was dus inderdaad naar mijn aanvoelen. Wij hebben later in de commissie echter een open debat over de teksten gevoerd. Er werden voorstellen aangehouden, er werden er geschrapt en er werden voorstellen van de oppositie toegevoegd. Ik zal nog meer zeggen. Vanuit de oppositie is heel waardevolle input gegeven. De afwezigen hadden dus ongelijk.

 

De partijen die zijn gebleven en hun verantwoordelijkheid hebben genomen, hebben hier ook een aantal keer beaamd dat er wel degelijk goed is samengewerkt.

 

Mevrouw Pas, u hebt geprobeerd er een spel van meerderheid tegen oppositie van te maken. Dat is echter niet gelukt. U hebt gegokt en u hebt verloren.

 

Ik begrijp dat niet iedereen tevreden is met het eindrapport. Dat is ook logisch in een democratie, waar men over zo'n rapport zal stemmen. Ik had gehoopt op een consensus. Vermoedelijk mag ik daar nog steeds niet op rekenen.

 

Ongetwijfeld moest er een ander beeld over de werking van de commissie worden opgehangen. Maar ook de waarheid heeft haar rechten.

 

Heeft een commissie in het Parlement een maatschappelijk nut als een panel de naam van de voorzitter niet kent? Die vraag werd inderdaad twee weken geleden voorgelegd in De Afspraak. Mevrouw Fonck en mevrouw Depoorter hebben daar ook al naar verwezen. Als lid van de bijzondere commissie verbaasde die vraag mij toch, aangezien ik dezelfde dag naar buiten wandelde met een rapport dat 135 relevante aanbevelingen telt. Wie de commissie leidt, heeft inderdaad niet zoveel relevantie, zolang het resultaat er maar is en in de plenaire vergadering kan worden voorgelegd.

 

Die 135 aanbevelingen moeten de federale regering op het spoor zetten naar een beter beleid en een grotere voorbereidheid voor komende crisissen, al is dat in alle mediastilte waarschijnlijk aan de aandacht van heel veel mensen ontsnapt. Toch verdienen het eindrapport, de aanbevelingen en de grondige discussiepunten aandacht en opvolging. Stellen dat er niets gebeurde in de covidcommissie, is onjuist. De covidcommissie werkte hard en leverde resultaten af. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van een collega, lid van de oppositie, van mevrouw Depoorter, maar ze konden ook van mij komen en dat geeft aan dat meerderheid en oppositie inderdaad op een constructieve manier hebben samengewerkt.

 

Mevrouw Pas, u had het daarnet over het rapport dat het Vlaams Belang heeft opgesteld. Uw collega Sneppe heeft het ook aan de minister en aan de heer Prévot gegeven. Ik heb het al gelezen. Het staat op uw website en ik vond het mijn taak als voorzitter van de bijzondere commissie om het te lezen. Ik denk dat dat rapport ons vooral wil voorbereiden op een volgende coronacrisis en dat heel veel aanbevelingen in heel veel situaties onbruikbaar zijn.

 

Meer nog, ik geloof uw rapport niet, omdat er heel wat zaken in staan die eigenlijk het tegenovergestelde zeggen van wat u doet. Ik neem er een als voorbeeld. Een van uw aanbevelingen is dat een regering ook in een niet-pandemietijd oor moet hebben naar de waarschuwingen van de wetenschap. Sta mij toe dat toch ongeloofwaardig te vinden als ik zie dat de wetenschappers op Twitter voortdurend worden aangevallen en u het onder andere over opperviroloog heeft.

 

De commissie heeft gedaan wat ze moest doen. We mogen niet ontkennen dat de coronacrisis voor veel leed heeft gezorgd. De crisis heeft heel wat mensen niet alleen in de zorg, maar ook in andere sectoren onder enorme druk gezet. De commissie heeft een grondige analyse gemaakt van wat bij een volgende crisis beter kan. Dat was een bijzonder moeilijke opdracht. Al snel loerde immers de valkuil om de hoek dat we ons zouden voorbereiden op een volgende coronacrisis. Ik ben dan ook blij met onze meer generieke evaluatie, die ons zo goed mogelijk moet voorbereiden op een crisis die er zo goed als zeker ooit komt en die ons wellicht voor andere uitdagingen zal stellen dan de huidige crisis. Een andere valkuil was dat we zouden evalueren op basis van de kennis van vandaag en ten tijde van de beslissingen van destijds.

 

Er is al meermaals verwezen naar de vernietiging van de strategische stock aan mondmaskers. Die is vernietigd omdat de stock vervallen was. Meer nog, het grootste deel was totaal onbruikbaar. Wie de duizenden documenten heeft bekeken, heeft dat daarin ook zelf kunnen vaststellen. Het is op basis van die gegevens dat de stock werd vernietigd. Het was echter ook fout om die te vernietigen, voordat er een nieuwe stock was afgelegd. Dat heeft de voormalige minister van Volksgezondheid ook zelf gezegd tijdens haar hoorzitting. De aanbevelingen bevatten alle elementen opdat een volgende crisis beter kan worden voorbereid dan de coronacrisis en beter zal worden aangepakt en opdat er ook meer uit kan worden geleerd. Wie enkel geïnteresseerd is in het vermijden van de volgende covidcrisis zal wellicht teleurgesteld zijn. De aanbevelingen gaan immers inderdaad veel breder dan wat we ondertussen allemaal weten.

 

Mevrouw Gijbels en een aantal andere collega's herinnerden eraan dat zij de voorbije maanden meermaals vroegen om de commissie om te vormen tot een onderzoekscommissie. Die vraag werd vandaag herhaald. Bij de start van de commissie is er een heel duidelijke afspraak gemaakt.

 

Als bleek dat we niet de nodige informatie kregen of als betrokkenen weigerden om informatie mee te delen waarover ze beschikken, dan kon de commissie omgevormd worden naar een onderzoekscommissie. De waarheid gebiedt ons te zeggen dat we van de administraties en oud-ministers heel veel documenten hebben gekregen. Het waren er bijna 30.000, allemaal documenten die wij ook hebben opgevraagd. Heel wat ambtenaren hebben hun zomervakantie 2020 hieraan besteed. Tijdens de hoorzittingen kreeg men wel de indruk dat heel wat collega's die documenten niet of nauwelijks hadden bekeken. Af en toe laaiden er discussies op over transparantie. Zo vonden sommige mensen het beleid inzake de vaccincontracten een zootje en zagen ze liever een eigen aanbesteding in plaats van een deelname aan de Europese aanbesteding. Vandaag weten we wel beter.

 

Overigens was de N-VA – ik beklemtoon dit even - in het Vlaams Parlement zelf geen vragende partij voor een onderzoekscommissie. Ik zou de argumenten van de heer Vandaele kunnen citeren, maar zal dat niet doen want het is al laat op de avond. U kunt de tekst zeker en vast ook navragen. Ik vond dat hij goede argumenten had en deel zijn analyse, ook vandaag nog. We hebben wel degelijk diepgaand werk kunnen verrichten en ik betwijfel vandaag nog altijd of we het met een onderzoekscommissie zoveel beter hadden kunnen doen.

 

Ik sta ook stil bij alle slachtoffers van de crisis en hun naasten. Veel collega's hebben het al gedaan en ik vind dat ook niet meer dan terecht. Vaak hebben ze op niet op een waardige manier afscheid kunnen nemen. Voorts zijn er degenen die besmet raakten en vandaag, maanden later, nog steeds lijden onder de gevolgen van de besmetting, zoals een lid van onze commissie.

 

Ik wil vooral de mensen in de zorg bedanken. Zij hebben ongelofelijke prestaties geleverd, elke dag opnieuw, in moeilijke omstandigheden, zonder veel kennis en ervaring. Laten we dat nooit vergeten. Uiteraard is het lijstje verre van volledig, want veel mensen in allerlei sectoren en allerlei rollen moesten zichzelf heruitvinden en hebben dat ook met veel veerkracht gedaan.

 

De tol is echter zwaar en de impact is groot.

 

Mijn bijzondere dank gaat ook uit naar de medewerkers van de Kamer, naar de collega's en de medewerkers van de fracties, de experts die ons hebben bijgestaan en iedereen die in onze commissie is komen getuigen, soms urenlang. Zij hebben het toch maar gedaan.

 

Mevrouw de voorzitster, ik rond af. Ik vind dat we wel degelijk heel goede aanbevelingen hebben opgesteld, meerderheid en oppositie samen, heel concrete aanbevelingen die ook haalbaar zijn. Daarom heb ik een motie ingediend, samen met de collega's van de meerderheid, waarover ik vandaag graag de stemming wil vragen.

 

19.41  Frieda Gijbels (N-VA): U verwees daarstraks naar wat ik heb gezegd over de onderzoekscommissie. Ik heb er even het statuut bijgenomen omdat ik mij toch iets anders herinnerde dan wat u aanhaalde. Er staat: "Indien de bijzondere commissie moeilijkheden zou ondervinden bij de uitvoering van haar opdrachten, zullen haar werkzaamheden te allen tijde voortgezet worden door een parlementaire onderzoekscommissie". Die moeilijkheden zijn er wel degelijk geweest.

 

Verder staat er: "Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, zullen de werking en het statuut van de commissie bij de bespreking van het commissieverslag geëvalueerd worden. In dat verband zal er worden nagegaan in welke mate de werkzaamheden eventueel voortgezet kunnen worden door een parlementaire onderzoekscommissie." In dat verband hebben wij samen met jullie vastgesteld dat er een heleboel werven onvoldoende onderzocht zijn, waardoor wij onvoldoende conclusies kunnen trekken en ook onvoldoende juiste aanbevelingen kunnen formuleren. Het is in die context dat we opnieuw ons verzoek tot jullie richtten om daar toch in mee te gaan.

 

19.42  Barbara Pas (VB): Ik zou nog heel kort willen repliceren. De enige aanbeveling die onze commissievoorzitter haalt uit ons rapport – het siert hem dat hij het heeft gelezen – is dat de regering ook in niet-crisistijden moet luisteren naar waarschuwingen van de wetenschap. U verwart dat met luisteren naar wat één wetenschapper zegt, als u daar een tegenstrijdigheid in ziet. Wat wij in ons rapport aanklagen, is de eenzijdigheid waarmee naar één stem wordt geluisterd, terwijl er naar andere wetenschappers – de Sam Brokkens van deze wereld – niet mag worden geluisterd. Dat was een essentieel punt in ons rapport, maar dat hebt u duidelijk verkeerd begrepen.

 

Een tweede element is dat niemand hier een verklaring heeft gegeven voor het feit dat er plots van mening is veranderd en men niet met een parlementaire onderzoekscommissie is gestart. Ik heb de citaten tijdens mijn tussenkomsten gegeven. In het voorjaar was iedereen nog overtuigd dat dit het enige goede middel was. Toch heeft men dat niet durven te doen en zegt u nu dat u er niet zeker van bent dat we het werk dan grondiger hadden kunnen doen.

 

Ik kan u zeggen dat ik al twee parlementaire onderzoekscommissies heb meegemaakt. Ik ben er honderd procent zeker van dat wij het werk veel grondiger hadden kunnen doen met de bevoegdheden van een onderzoeksrechter en met de taak om ook politieke verantwoordelijkheden aan te duiden.

 

Daar ik vandaag van niemand een verklaring gekregen heb, zal ik u zelf de verklaring geven die daar naar mijn mening achter zit. In het voorjaar, toen er nog geen definitieve regering in het zadel zat, was iedereen een groot voorstander van onderzoeken tot op het bot. Het was in de media een van de redenen om deze regering in het zadel te krijgen. Eens die regering in het zadel zat, mocht er echter absoluut geen parlementaire onderzoekscommissie met onderzoek naar de verantwoordelijkheden komen, precies om die regering in het zadel te houden.

 

19.43  Frank Vandenbroucke, ministre: Madame la présidente, chers collègues, au terme de ce long débat de fond que j'ai suivi avec grand intérêt, je tiens à m'exprimer brièvement au nom du premier ministre et du gouvernement.

 

Le fait que nous nous réunissions aujourd'hui encore en comité plus restreint illustre bien comment, depuis un an et demi, cette crise a bouleversé nos vies. Nous sommes toujours confrontés à une crise sanitaire d'une ampleur sans précédent. Les chiffres stables du coronavirus et le succès de la vaccination sont bien sûr des éléments très encourageants sur lesquels nous pouvons désormais nous appuyer. Bon nombre de restrictions sont maintenant levées. C'est inespéré.

 

Cependant, revenons quelque peu en arrière et remémorons-nous le lourd tribut en vies humaines payé dans notre pays. Derrière ces statistiques se trouvent des personnes qui ont perdu un membre de leur famille ou un ami, des vies auxquelles ce terrible virus a mis fin brusquement. La liste des personnes directement et indirectement touchées par le covid-19 est encore bien plus longue. Il y a ceux qui ont contracté la maladie et qui en ressentent encore les conséquences aujourd'hui. Il y a aussi les nombreuses personnes qui ont dû changer fondamentalement leur mode de vie en raison des mesures nécessaires. Songeons également aux conséquences économiques que cela a entraînées et à l'impact psychologique que votre rapport épingle à juste titre.

 

Het is gezien die gebeurtenissen logisch dat de Kamer beslist heeft om vrij snel over te gaan tot de oprichting van een bijzondere commissie met een brede opdracht, die evenwel in haar aanbevelingen ook inzoomt op de noodzakelijke aspecten richting toekomst.

 

Uw aanbevelingen onderstrepen het belang van een robuust gezondheidssysteem en een goede voorbereiding met een permanent bijgestuurd pandemieplan. Er wordt gevraagd om lessen te trekken op het vlak van het crisismanagement in de federale fase van een pandemie, met specifieke aandacht voor de Europese en internationale dimensie. Dat het Parlement grondig te werk is gegaan met talloze hoorzittingen en andere initiatieven om informatie te vergaren, doet ook recht aan de inspanningen en opofferingen die zovelen in onze maatschappij in de strijd tegen het virus hebben geleverd. De vrouwen en mannen in het wit zijn de veelal anonieme helden in de crisis. Zij verdienen onze eeuwige dank en waardering. Dat geldt evenzeer voor alle zorgverleners, ordehandhavers, leerkrachten, opvoeders, vrijwilligers en alle anderen die ik nu wellicht vergeet te vermelden.

 

À la lecture du rapport, qui a été adopté à une assez large majorité en commission, on peut conclure que le Parlement a rempli sa mission de contrôle. Le rapport détaillé et ses nombreuses annexes contiennent une mine d'informations et de pistes d'amélioration.

 

Votre rapport ne passe pas non plus sous silence les lacunes détectées. L'ampleur et la complexité du défi posé par cette crise ont mis à rude épreuve notre système de gouvernance. Le fait que d'autres assemblées parlementaires ont également examiné les actions de leur gouvernement respectif démontre le caractère multidisciplinaire de cette crise.

 

Le premier ministre et le gouvernement considèrent ce rapport comme un jalon essentiel. Il constitue pour nous une invitation à l'action ainsi qu'un encouragement. Il appartiendra aux membres du gouvernement fonctionnellement compétents de s'atteler à l'exécution des recommandations concrètes. Au nom du premier ministre et des ministres concernés, je puis donc d'ores et déjà vous promettre qu'au plus tard le 15 mars 2022, et chaque année par la suite, nous rendrons compte de l'état de mise en œuvre de ces recommandations. Pour cette raison, nous ne commentons ni n'anticipons les recommandations individuelles dans ce débat.

 

De regering heeft zelf reeds beslist om een aantal instanties, zoals het Nationaal Crisiscentrum en het coronacommissariaat, te vragen om met bijkomende voorstellen te komen om het crisisbeheer in ons land te verbeteren. De evaluatie beperkt zich niet enkel tot de coronacrisis, er zullen ook lessen getrokken moeten worden uit de ervaring met de ongeziene overstromingen van afgelopen zomer.

 

Pour terminer, je tiens à remercier vivement tous les membres de la commission présidée par Robby De Caluwé pour le travail fourni. Ce remerciement s'adresse bien sûr aussi à tous les experts et à tous les orateurs, ainsi qu'aux collaborateurs politiques et aux fonctionnaires qui, en coulisses, ont soutenu la commission.

 

Mevrouw de voorzitster, wij hebben nu allemaal de verantwoordelijkheid om met voorliggend verslag aan het werk te gaan in het belang van de gezondheid van ons allen en met als doel het land bij toekomstige crisissen nog weerbaarder te maken.

 

La présidente: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Motions

Moties

 

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées:

- une première motion a été déposée par Mmes Kathleen Depoorter, Frieda Gijbels et Yngvild Ingels;

- une deuxième motion a été déposée par Mme Sofie Merckx;

- une troisième motion a été déposée par Mme Sophie Rohonyi;

- une quatrième motion a été déposée par MM. Robby De Caluwé et Patrick Prévot et Mmes Nathalie Gilson, Laurence Hennuy, Nawal Farih et Karin Jiroflée et M. Wouter De Vriendt.

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend:

- een eerste motie werd ingediend door de dames Kathleen Depoorter, Frieda Gijbels en Yngvild Ingels;

- een tweede motie werd ingediend door mevrouw Sofie Merckx;

- een derde motie werd ingediend door mevrouw Sophie Rohonyi;

- een vierde motie werd ingediend door de heren Robby De Caluwé en Patrick Prévot en de dames Nathalie Gilson, Laurence Hennuy, Nawal Farih en Karin Jiroflée en de heer Wouter De Vriendt.

 

Ces motions ont été intégrées dans le document n° 1394/3. Le vote sur ces motions aura lieu ultérieurement.

Deze moties werden in stuk nr. 1394/3 ingevoegd. De stemming over deze moties zal later plaatsvinden.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 23 september 2021 om 22.37 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 23 septembre 2021 à 22 h 37.

 

De vergadering wordt gesloten om 22.27 uur.

La séance est levée à 22 h 27.

 

 

Ce compte rendu n'a pas d'annexe.

 

Dit verslag heeft geen bijlage.