Séance plénière |
Plenumvergadering |
du Jeudi 15 décembre 2022 Après-midi ______ |
van Donderdag 15 december 2022 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14 h 23 et présidée par Mme Eliane Tillieux, présidente.
De vergadering wordt geopend om 14.23 uur en voorgezeten door mevrouw Eliane Tillieux, voorzitster.
La présidente: La séance est ouverte.
De vergadering is
geopend.
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Pierres-Yves Dermagne,
David Clarinval.
Conformément à l’avis de la Conférence des présidents du 14 décembre 2022, vous avez reçu un ordre du jour modifié pour la séance d'aujourd'hui.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 14 december 2022 heeft u een gewijzigde agenda voor de vergadering van vandaag ontvangen.
Y a-t-il une observation à ce sujet?
Zijn er dienaangaande opmerkingen?
01.01 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de voorzitster, u sprak over de agenda. Daarom wil ik u even opmerkzaam maken op het feit dat er behalve de actuele vragen, die wij zo dadelijk zullen behandelen, ook een aantal interpellaties op de agenda staan, die eerder de week zijn ingediend.
Ik heb echter intussen van een aantal leden van de meerderheid en van de meerderheidspartijen een aantal uitspraken gelezen. Mevrouw Naji stelt in verband met de inhoud van de interpellaties die wij straks zullen houden: "Ons geduld is op, de grenzen van het fatsoen zijn overschreden!" Ondertussen zegt de voorzitter van Ecolo "j'ai honte!" en wil mevrouw Moureaux de staatssecretaris voor Asiel en Migratie afschaffen. Dat gaat allemaal behoorlijk ver. Het gaat precies over de thema's die wij straks behandelen.
Gezien de agenda zal de interpellatie bijzonder laat vanavond plaatsvinden. Misschien zou het daarom niet slecht zijn – dit is ook mijn voorstel – om ze naar voren te schuiven, namelijk na het vragenuurtje, en alle fracties de mogelijkheid te bieden zich daarbij aan te sluiten, des te meer gelet op de hoogdringendheid van het debat dat zich de voorbije uren heeft aangediend. Wij worden immers geconfronteerd met de situatie dat heel veel mensen, in het bijzonder minderjarigen, de nacht buiten moeten doorbrengen.
Wanneer ik zie hoe dat debat de voorbije uren is geëvolueerd, kan het misschien geen kwaad om het naar voren te schuiven door de interpellaties na het vragenuurtje te laten plaatsvinden. Het is daarbij fatsoenlijk om alle fracties de mogelijkheid te bieden zich bij het debat aan te sluiten.
01.02 Servais Verherstraeten (cd&v): Mevrouw de voorzitster, in dit Huis hebben wij de goede gewoonte om eerst de wetsontwerpen en andere wetgevende teksten en vervolgens de interpellaties te behandelen. Ik stel voor dat wij die goede gewoonte aanhouden. Het debat ter zake zullen wij te gepasten tijde grondig voeren en de staatssecretaris zal voluit aan dat debat participeren.
01.03 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Personnellement, je soutiens la demande de M. De Roover car je pense qu'il s'agit vraiment d'une question d'actualité brûlante. Vis-à-vis des personnes qui sont dans la rue sans hébergement, en parler non pas à minuit ou à une heure du matin mais plutôt cet après-midi est important. Par respect pour ces personnes, nous devons avoir les réponses de Mme de Moor avant que la nuit ne tombe.
01.04 Barbara Pas (VB): Mevrouw de voorzitster, ik wil me aansluiten bij het verzoek van collega De Roover.
Het klopt, collega Verherstraeten, dat men hier en cours de route een aantal – wat u noemt – goede gewoontes heeft ontwikkeld, maar dat is natuurlijk geen vaste, geschreven regel. In het verleden zijn er heel vaak interpellaties behandeld aansluitend op het vragenuurtje. Dat is dus eigenlijk geen uitzondering.
Gelet op het belang van het onderwerp en allicht ook gelet op de beschikbaarheid van staatssecretaris de Moor, zal het zeker geen kwaad kunnen als die interpellaties op een fatsoenlijk uur aan bod komen, onmiddellijk na de vragenronde, in plaats van ergens in de nacht.
01.05 Catherine Fonck (Les Engagés): Madame la présidente, la proposition du collègue De Roover me semble largement légitime compte tenu de la situation extrêmement difficile et pénible que vivent de nombreuses personnes et familles, des enfants aussi. Il me semble que ce débat doit intervenir ici rapidement. La proposition de le faire après les questions d'actualité va dans le bon sens et me semble incontournable.
Par ailleurs, nous avions nous-mêmes déposé une demande pour intervenir en questions d'actualité mais, compte tenu des interpellations déposées, notre question n'a pas été retenue. J'entends le collègue De Roover, que je remercie à ce propos, plaider aussi pour que chaque groupe qui le souhaite puisse participer, s'exprimer et interroger le gouvernement. En effet, chers collègues de la majorité, il ne suffit pas de s'émouvoir dans la presse, il s'agit aussi à un moment donné d'assumer ses responsabilités ici à la Chambre et de plaider pour des solutions qui existent y compris dans vos départements respectifs.
La présidente: Madame Fonck, nous ne parlons pas du fond du débat mais de l'ordre du jour.
01.06 Catherine Fonck (Les Engagés): Madame la présidente, je ne pourrais pas comprendre, et je vous ai d'ailleurs sollicitée en ce sens ce matin, que vous-même, ni que l'ensemble des partis ici présents, ne puissent accepter de soutenir cette demande. Je vous remercie.
La présidente: D'autres collègues souhaitent-ils s'exprimer? J'entends en tout cas qu'il y a une demande. Mais il y a aussi une demande de continuer à respecter l'ordre du jour fixé aujourd'hui. Il n'y a donc pas consensus. Je propose dès lors, chers collègues, de passer à l'ordre du jour. Nous aurons cette interpellation tout à l'heure.
01.07 Peter De Roover (N-VA): Inderdaad, mevrouw de voorzitster, er is geen consensus. Ik weet niet of de heer Verherstraeten zich nu zo expliciet verzet, maar een fractie in dit halfrond dringt aan op een inhoudelijk debat. Daar is de N-VA het volledig mee eens. Wij dringen daar voortdurend op aan. Een aantal niet onbelangrijke fracties van de meerderheid spreekt zich uit. Ik had graag dat Ecolo-Groen zich ook zou uitspreken over het belang van dit debat. Ik zie wat op de agenda staat, en het is niet aan mij om het belang van wetsontwerpen te depreciëren, maar vandaag zijn "de grenzen van het fatsoen overschreden". Voor alle duidelijkheid en voor het verslag, dit zijn niet mijn woorden, maar die van de medevoorzitter van Groen. De medevoorzitter van Ecolo zei "j'ai honte!", en dat begrijp ik. Ook binnen de meerderheid is dit een frustratie, niet enkel binnen de oppositie. Die is immers elke week gefrustreerd.
Mevrouw de voorzitster, ik vraag u een stemming over de wijziging van de agenda te organiseren. U mag niet op basis van één fractie zeggen dat er geen consensus is. Voor de wijziging van de agenda moet er geen consensus zijn, maar een meerderheid. Ik vraag de stemming over de wijziging van de agenda.
De voorzitster: Een stemming is natuurlijk altijd mogelijk.
01.08 Melissa Depraetere (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer De Roover, u vraagt een wijziging van de agenda. Ik vind dat een beetje opmerkelijk. Mijn fractie heeft uw fractie immers vanochtend om 10.00 uur gecontacteerd met de vraag om uw interpellatie om te zetten in een actuele vraag. Als u daarmee had ingestemd, hadden wij met dat onderwerp de plenaire vergadering kunnen starten. Wij hebben u dat uitdrukkelijk gevraagd.
01.09 Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Collègue De Roover, c'est évidemment un sujet extrêmement important. Mais le petit jeu de procédure auquel vous vous prêtez n'est justement pas à la hauteur de cet enjeu!
Ma collègue Eva Platteau avait déposé une question d'actualité mais elle a été bloquée parce que vous avez décidé de déposer une interpellation, ce qui est votre droit.
Cela a été validé hier en Conférence des présidents, à laquelle vous étiez présent comme moi. Le Règlement a été respecté. Il n'y a donc pas de raison de changer à ce stade.
Je réponds ici au fait que vous disiez que nous trouvions cela peu important. C'est totalement faux!
C'est un sujet fondamental. Vous avez lu les déclarations de nos présidentes Ecolo et Groen, qui représentent totalement le point de vue de nos partis et de notre groupe politique. Ne nous accusez pas ici de ne pas vouloir poser de questions alors que nous l'avions fait et que nous avons été barrés par l'interpellation que vous avez déposée. Cela est réglementaire mais assumez au moins cela!
01.10 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Madame la présidente, je tiens simplement à dire que, quand nous avons appris qu'une interpellation sur le sujet avait été déposée, nous avons immédiatement décidé de nous y joindre par le biais de notre collègue Nabil Boukili qui a également déposé une interpellation. En effet, le sujet est important. Mais à ce moment-là, nous ne savions pas combien de temps durerait la séance plénière.
Je rappelle qu'il avait été prévu qu'une séance plénière se tiendrait éventuellement hier. Si tel avait été le cas, le développement des interpellations aurait pu avoir lieu à une heure raisonnable. Mais comme il a finalement été décidé que tous les points seraient traités aujourd'hui, les interpellations ne pourront vraisemblablement pas être développées avant minuit. Or, les gens attendent une réponse politique avant que la nuit ne tombe.
La présidente: Je vous remercie pour votre intervention, madame Merckx.
01.11 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Des enfants vont-ils à nouveau devoir dormir dans la rue?
La présidente: Madame Merckx, je souhaite clôturer le débat sur l'ordre du jour et avancer.
01.12 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Pour terminer, je souhaite dire que cela a déjà été fait, madame la présidente.
La présidente: Vous faites traîner les travaux, madame Merckx. Vous savez très bien quels débats ont eu lieu hier en Conférence des présidents. Il me semble que vous allez trop loin.
01.13 François De Smet (DéFI): Madame la présidente, je ne suis pas intervenu au premier tour, avec le reste de l'opposition, parce que j'étais sûr que la proposition raisonnable de l'opposition allait être suivie par vous-même et par la majorité.
Il y a quand même un degré d'urgence. Nous allons passer, une fois de plus, une nuit à –6°C. Le fait de traiter ce sujet après les questions d'actualité, et pas à une heure ou deux heures du matin, est complètement légitime. Ici, je n'interviens même pas sur le fond.
Je ne vois pas ce que cela change. Faisons-le, parce que si nous laissons cette discussion en l'état, les citoyens vont comprendre que la majorité, mais aussi l'ensemble des députés, ont peur de cette discussion et ont envie de la relayer au milieu de la nuit. Je plaide, moi aussi, pour que nous l'ayons dès la fin des questions d'actualité et qu'en effet, tous les groupes puissent s'exprimer.
La présidente: Au vu des expressions
très divergentes, je vous propose de procéder à un vote sur la demande de
modification de l'agenda du jour. Nous votons par assis et levé. Que ceux qui
sont favorables à la poursuite de l'agenda tel qu'organisé aujourd'hui, sans
modification, se lèvent. (Tumulte)
La proposition est
adoptée par assis et levé.
Het voorstel wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
En conséquence, l'ordre du jour est adopté.
Bijgevolg is de agenda aangenomen.
Fait personnel
M. De Roover demande la parole pour un
fait personnel. Mijnheer
De Roover, als u zeker bent dat u persoonlijk genoemd werd, krijgt u één minuut
spreektijd.
01.14 Peter De Roover (N-VA): Ik ben twee keer expliciet genoemd, vandaar dat ik hier het woord vraag. Ik ga ook helemaal akkoord met collega Depraetere, alleen hebben we het over de spreektijd en de organisatie van het debat. Daarom ons voorstel, dat erg breed is. Ons voorstel omvat de breedte om alle fracties het woord te verlenen, in tegenstelling tot bij een interpellatie, waar alleen de indieners spreektijd krijgen.
Collega Vanden Burre, u hebt inderdaad
vragen ingediend. Ik betreur het bijzonder dat u die niet kunt stellen. (Rumoer)
Nee, nee, nee! Onze interpellatie is ingediend vóór uw vraag. U wist dat die niet rechtsgeldig zou zijn. Ik bied u de mogelijkheid om ze te stellen. Ik bied u de mogelijkheid om u erbij aan te sluiten, en nu is het toch wel bijzonder frappant dat Ecolo-Groen…
De voorzitster:
Mijnheer De Roover, dat hebt u al gezegd.
01.15 Peter De Roover (N-VA): Ik rond af. Het is bijzonder frappant dat Ecolo-Groen een vraag indient die volgens het Reglement niet kan worden gesteld, dat ik de fractie de mogelijkheid bied om die vraag wel te stellen, en dat u daar vervolgens tegen stemt. Dat is toch wel onwaarschijnlijk! We hebben hier de stemming georganiseerd, en eigenlijk vraag ik dat de vraag van Ecolo-Groen vandaag gesteld kan worden. Het is wel bijzonder frappant dat Ecolo-Groen vindt dat de eigen vraag niet gesteld kan worden.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Dank u wel. Wij gaan over tot de mondelinge vragen.
02.01 Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, il fait froid. Le thermomètre ce matin affichait –6°C. Pourtant, les gens ont peur d'allumer leurs radiateurs, tant les prix de l'énergie ont explosé. Je connais des gens, monsieur le ministre, qui ont déplacé leur télévision pour la mettre dans leur cuisine, pour ne chauffer qu'une seule pièce parce qu'ils n'ont plus les moyens de chauffer les autres. Pourtant, nous sommes en Belgique, un des pays les plus riches au monde. Nous connaissons une vague de froid; je ne vous apprends rien. Mais demain, monsieur le ministre, il y aura une vague de chaud, tellement les gens seront mobilisés à Bruxelles. Que diront ces gens? "Monsieur le ministre, bloquez les prix, ne bloquez pas les salaires".
Monsieur le ministre, sur ce sujet, je n'ai que deux questions pour vous.
La première est une question que beaucoup de gens se posent: qu'attend le gouvernement pour bloquer les prix de l'énergie? D'autres pays le font, pourquoi ne le faites-vous pas en Belgique?
La deuxième concerne la liberté de négocier. On parle de crise, mais ce n'est pas la crise pour tout le monde. Les grandes entreprises de ce pays ont doublé leurs bénéfices. Où vont ces bénéfices? Je vais vous le dire: chez les CEO des plus grandes entreprises de Belgique. Leur salaire a augmenté de 23 %. Il n'y a pas de plafond chez eux, alors que chez les ouvriers, il y en a un. Chez les CEO des entreprises, il n'y a pas de plafond. Mais pour les travailleurs, ceux qui créent cette richesse, ceux qui l'apportent, ce sera 0 %. C'est inacceptable!
Monsieur le ministre, je vous interpelle ici en tant qu'élu du PTB mais surtout en tant qu'ancien délégué syndical; des bruits de couloir disent que vous allez profiter des congés de Noël pour aller signer cet arrêté royal, pendant que les gens seront chez eux et fêteront Noël. Vous en profiterez pour aller signer cet arrêté royal.
Aujourd'hui, monsieur le ministre, vous êtes face à un dilemme: soit vous signez l'arrêté royal et vous bloquez les salaires à 0 % comme demandé par le patronat, soit (…)
La présidente: Merci, monsieur D'Amico. Votre temps de parole est écoulé. Je regrette, le compteur est impitoyable!
02.02 Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, demain, nous assisterons à une nouvelle déferlante de travailleurs, jeunes et plus âgés, dans les rues de la capitale. Elles et ils seront nombreux à braver le froid pour rappeler au monde politique la situation qu'ils vivent actuellement.
Sous les décorations de Noël, l'heure n'est pas à la trêve, monsieur le ministre. L'hiver social est chaud, et je ne vous apprends rien. Demain, ces femmes et ces hommes marcheront pour demander qu'on les soutienne davantage, qu'on les aide à payer leurs factures de gaz et d'électricité, à remplir leur réservoir de carburant mais aussi à remplir leur caddie au supermarché.
Sous le sapin, ce qu'ils voudraient, c'est être rassurés. L'Europe va-t-elle oui ou non plafonner les prix de l'énergie? Pouvons-nous oui ou non nous attendre à une réforme fiscale qui soit juste et équitable? Pourrions-nous oui ou non avoir un marché du travail qui ne pénalise pas mais qui soutienne les travailleurs, plutôt que de stigmatiser les demandeurs d'emploi? Les jeunes pourront-ils oui ou non disposer d'une pension leur permettant de vivre dignement?
Monsieur le ministre, le gouvernement est aux côtés des travailleurs, et nous le savons, mais la situation que nous traversons aujourd'hui est exceptionnelle et nécessite des mesures qui soient fortes et – enfin – structurelles. Nous savons que vous vous êtes battu, monsieur le ministre, pour maintenir l'indexation automatique des salaires. Nous savons aussi que votre collègue Karine Lalieux a relevé le montant de la pension minimale. Nous savons que vous vous battez pour plafonner le prix de l'énergie, et nous savons que vous tentez de forcer ENGIE à trouver une solution durable pour notre sécurité d'approvisionnement. Enfin, nous savons que vous tentez de trouver une solution fiscale qui soit socialement juste.
Dès lors, mes questions sont simples: que pouvons-nous attendre du sommet européen de ce jour en matière d'énergie et de ce gouvernement en matière sociale?
02.03 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, madame et monsieur les députés, je vous remercie de vos questions importantes, qui seront en partie relayées demain dans les rues de Bruxelles par le front commun syndical et les travailleurs – avec ou sans emploi – qui manifesteront. Comme vous le savez tous, cette manifestation aurait dû avoir lieu aujourd'hui, puisque la première revendication visait à faire bouger les lignes européennes pour obtenir un véritable contrôle et un blocage des prix de l'énergie.
Vous savez également que ce combat a été mené par la Belgique – par l'entremise de son gouvernement et, plus particulièrement, de son premier ministre et de sa ministre de l'Énergie – depuis le mois de février au sein des institutions européennes. À force d'entêtement et de détermination, nous sommes parvenus à faire évoluer ce débat. Bien entendu, rien n'est encore acquis. Je ne vous ferai pas de promesses, madame Thémont, quant à l'issue de ce sommet européen. Des positions restent encore relativement éloignées entre États membres devant cette question du plafonnement et du blocage des prix de l'énergie. En tout cas, c'est là – au plan européen – que doit se tenir ce débat. C'est là, pas très loin d'ici, que les décisions doivent être prises pour que nous puissions obtenir ce blocage et ce contrôle des prix de l'énergie.
Je ne reviendrai pas sur le fait que nous sommes un pays de petite taille, à l'économie ouverte, sans ressources énergétiques naturelles importantes et que, par conséquent, nous dépendons des biocarburants que nous importons encore aujourd'hui en grande quantité. Demain, il faudra évidemment continuer à construire et développer des infrastructures énergétiques renouvelables et à garantir l'approvisionnement énergétique de notre pays, à la fois pour les citoyens et pour nos entreprises. Voilà le nœud du combat des prochaines heures et semaines.
Bien entendu, les questions relatives au pouvoir d'achat ou, devrait-on dire, au pouvoir de vivre, sont aussi particulièrement importantes. Elles sont liées à celle de l'explosion du coût de l'énergie dans un contexte particulier, qui rend difficiles les négociations entre partenaires sociaux. En effet, le climat socio-économique est incertain et fort asymétrique sur le plan de la santé et du résultat des entreprises, puisque de nombreux indépendants et PME éprouvent de grandes difficultés, tandis que d'autres – et nous devons nous en réjouir – continuent d'enregistrer des bénéfices.
Je n'ai jamais caché non plus à cette tribune ou à l'extérieur qu'il s'agissait d'un cadre de négociation difficile de par la loi de 1996, telle qu'elle a été modifiée, puisqu'elle ne tient pas compte aujourd'hui des différences et de l'asymétrie entre les secteurs et les entreprises, celles qui vont bien et celles qui vont mal et qui rencontrent des difficultés. C'est la raison pour laquelle nous avons fait une proposition de compromis aux partenaires sociaux avec la volonté de maintenir l'indexation automatique des salaires.
La première chose à communiquer aux travailleuses et aux travailleurs de ce pays, c'est que, sous le sapin de Noël, il y aura le maintien de l'indexation automatique des salaires et des allocations avec, au 1er janvier 2023, l'indexation de plus de 800 000 travailleurs. Enfin! C'était important. L'essentiel était de garantir cette indexation automatique des salaires et des allocations, ce pour quoi se battent les représentants des travailleurs dans d'autres pays. Le débat a lieu quotidiennement en France, en Italie, aux Pays-Bas pour ne citer que ceux-là.
La deuxième chose à faire, c'est veiller à ce que les enveloppes bien-être permettent l'augmentation des plus basses allocations, (pensions, allocations de remplacement pour les personnes porteuses de handicap, allocations de chômage, etc.). Ces allocations vont également augmenter, puisque, à côté d'un arrêté qui serait signé, il y en aura bien entendu d'autres car la politique, monsieur D'Amico, n'est pas un choix. C'est trop facile de dire: "Ne signez pas celui-ci mais signez celui-là!" La politique, c'est faire des compromis. C'est prendre ses responsabilités. Dans un contexte compliqué, garantir le maintien de l'indexation, garantir l'utilisation et le versement à 100 % des enveloppes bien-être, cela me semble être un compromis acceptable et défendable.
02.04 Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Madame la présidente, j'avais demandé deux secondes. Vous ne me les avez pas données. Vous avez donné vingt secondes au ministre. Chacun ses choix. Ma question n'était-elle pas intéressante?
Monsieur le ministre, vous me parlez de l'index. Je me demande si vous vous êtes déjà rendu dans des entreprises, pour discuter avec les gens. Moi, quand j'étais délégué et que je leur parlais de l'index, ils me disaient: "Il ne manquerait plus que ça, qu'on fasse sauter l'index."
L'indexation n'est pas une augmentation de salaire. L'indexation ne répond pas à toutes les augmentations. Le carburant ne rentre même pas dans le calcul de l'index. Je vous invite à aller dans les entreprises et à dire que c'est une victoire. Vous verrez bien! En tant qu'ancien délégué, j'en ramassais quand je disais cela!
Vous parlez d'une prime. Il faut dire que c'est un one shot. Si c'est la même chose que la dernière fois, c'est l'équivalent de 12 euros par mois. Et pour qui? Pour la moitié des ouvriers. Ce que je lis encore dans la presse, c'est que cette fois, 80 % des patrons se sont exprimés en disant qu'ils ne donneront pas cette prime. C'est cela, la prime que vous allez négocier? C'est imbuvable! Demain, quand nous irons présenter cela aux travailleurs, ils vous diront que c'est imbuvable.
Pour une fois, monsieur le ministre, nous vous demandons (…)
02.05 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, malgré les pressions de la droite et du patronat, vous avez maintenu l'indexation automatique des salaires. Il faut peut-être le rappeler au PTB, le parti toujours au balcon! Qu'avez-vous fait, vous au PTB? Le salaire minimum, qui l'a obtenu? Ce sont les socialistes grâce au ministre. Ce gouvernement a permis une revalorisation historique de la pension minimum qui va revaloriser demain les femmes. Ce gouvernement soutient les Belges grâce, comme M. le ministre l'a dit, au tarif social mais aussi aux aides mensuelles obtenues pour les primes à l'énergie.
On ne peut toutefois pas non plus rester sans réponse aux appels à l'aide. Il est temps à présent de bloquer les prix de l'énergie, d'avancer sur une réforme fiscale qui favorisera les bas et les moyens salaires en priorité et on compte sur vous, monsieur le ministre, pour continuer à être aux côtés des travailleurs et des travailleuses.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
03.01 Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, combien la voix d'un parlementaire coûte-t-elle? Combien le soutien politique d'un ministre coûte-t-il? Combien la trahison des valeurs démocratiques coûte-t-elle? Aujourd'hui, la population s'interroge.
Cela ne vous aura pas échappé: depuis une semaine, le Parlement européen fait face à un des plus gros scandales de corruption de ces dernières années. La vingtaine de perquisitions, les quatre personnes en détention préventive dont une vice-présidente de l'assemblée et la saisie de centaines de milliers d'euros ont démontré les carences inacceptables en matière de transparence, au cœur même de la démocratie européenne.
L'affaire est toujours en cours et il est trop tôt pour tirer des conclusions. Mais comment est-il possible que deux États, à savoir le Qatar et le Maroc, semblent pouvoir décider de s'acheter des parlementaires européens, de s'acheter leur soutien, voire plus? C'est à nouveau le retour des vieilles pratiques écoeurantes et, pour tout vrai démocrate, le retour de l'incompréhension et de la colère. C'est pour tous les mandataires honnêtes et intègres – qui sont, selon moi, majoritaires – une salissure de plus qui va entacher leur crédibilité aux yeux de la population. C'est vrai au niveau européen pour lequel vous n'êtes évidemment pas compétent. Mais c'est vrai aussi au niveau belge.
Aujourd'hui, les règles belges en matière de registre des lobbies et de transparence sont moins sévères que les règles européennes elles-mêmes manifestement insuffisantes. C'est la raison pour laquelle mon groupe s'était battu pour que, dans l'accord de gouvernement, il soit prévu d'évaluer le registre des lobbies de la Chambre et d'élargir son application au gouvernement et aux cabinets. C'est d'ailleurs une demande insistante du Groupe d'États contre la corruption (GRECO) et du dernier rapport sur l'État de droit en Europe.
L'actualité ne peut que nous montrer une fois de plus qu'il y a urgence. Mais, lors de la discussion sur la note de politique générale, avec Mme Verlinden, vous nous avez répondu que les discussions n'avaient pas encore permis de dégager un consensus sur le sujet.
Monsieur le ministre, au vu des derniers événements, êtes-vous favorable à la création d'un registre de transparence unique pour le gouvernement, la Chambre et le Sénat? Pensez-vous qu'il devrait être obligatoire pour les lobbyistes de s'y inscrire, au risque sinon de voir sa portée réduite à néant? Faudrait-il, selon vous, imposer des sanctions à ceux qui ne respecteraient pas les règles du registre?
03.02 David Clarinval, ministre: Madame la présidente, monsieur le député, chers collègues, il n'est pas nécessaire de disposer d'un registre des lobbies ou de transparence pour savoir qu'il ne faut pas accepter des mallettes remplies d'argent ou des cadeaux de grande valeur. C'est d'abord une question de déontologie et d'intégrité individuelle, me semble-t-il.
Cependant, vous m'interpellez sur la question du registre des lobbies. Vous n'ignorez pas qu'en vertu de l'accord de gouvernement, nous devons répondre au rapport du GRECO et que, en ce qui concerne le registre des lobbies, le gouvernement a attendu d'avoir les résultats de l'évaluation qui devait être faite à la Chambre de son propre registre des lobbies.
Comme nous l'avons indiqué avec Mme Verlinden lors du débat en commission, un registre de transparence sera proposé au gouvernement. Ce registre des lobbies visera les membres du gouvernement, mais aussi les membres des cabinets et nécessite évidemment une base juridique, notamment pour ce qui concerne des aspects tels que la vie privée. Le Conseil d'État vient récemment de nous le rappeler. Pour cette raison, je vous confirme que le gouvernement prendra l'initiative de mettre en place ce registre de transparence.
Depuis l'entrée en vigueur de la loi de 2014, il existe la Commission fédérale de déontologie, qui assiste le Parlement et le gouvernement en Belgique. Elle édicte notamment un code de déontologie qui énonce les règles applicables aux conflits d'intérêts. Depuis 2014, nous disposons également d'une commission de déontologie, qui porte non seulement sur les élus mais aussi sur les directeurs de cabinet et sur les membres de l'administration.
Par ailleurs, la loi relative aux lanceurs d'alerte a été transposée. Un avant-projet de loi relatif à la publicité de l'administration a également été approuvé, et je vous confirme qu'il existe un avant-projet d'arrêté relatif à la transposition en droit belge des obligations en matière de respect de l'intégrité pour les fonctionnaires fédéraux. Comme vous le voyez, nous avançons sur ces différents éléments, et les textes seront rapidement approuvés.
03.03 Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse, qui en réalité rappelle les règles déjà existantes. Toutefois, la démocratie ne peut survivre sans éthique et sans respect de l'État de droit. La population ne peut plus y croire si elle estime que les mandataires sont corruptibles et qu'il n'y a pas de volonté politique de lutter toujours plus contre l'opacité. Comment pourrions-nous le lui reprocher?
Aujourd'hui, nous devons – vous devez – accélérer l'action politique pour lutter contre les trafics d'influence et contre la corruption. Prenons exemple sur nos voisins: un registre de transparence obligatoire existe depuis cette année en Allemagne. Il en existe également un en France, en Autriche, en Irlande ou encore au Royaume-Uni. Mon groupe a déposé une proposition de loi il y a plusieurs mois. Avançons enfin sur ce point mais, de manière plus large, interrogeons-nous sur ce qui n'est pas encadré aujourd'hui. Ainsi, peut-on, comme mandataire, accepter un voyage tous frais payés et au programme entièrement contrôlé par un État qui veut nous convaincre d'avoir une voix plus favorable à son égard dans notre action politique?
La Commission de déontologie doit trancher, à la demande de mon collègue Samuel Cogolati, mais, pour nous, la réponse est évidente.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
04.01 Emmanuel Burton (MR): Merci madame la présidente. Monsieur le vice-premier ministre, les températures polaires qu'on a connues ces derniers jours ont provoqué une pagaille sur le rail avec des trains supprimés et des retards, mais ce froid constitue aussi un gros problème parce que c'est un danger pour les personnes les plus vulnérables de notre société et pour nos concitoyens qui n'ont pas un toit pour passer la nuit, avec parfois des risques pour leur intégrité physique et pour leur vie.
À ce titre, les nombreuses gares du pays sont parfois le seul endroit où il y a un peu de chaleur pendant la nuit et qui permettent en tout cas à ces sans-abri de se réfugier de façon à être protégés de ces températures négatives. En 2021, lors de plusieurs nuits de grand froid, la SNCB avait laissé un certain nombre de gares ouvertes pour ceux qui ne trouvaient pas d'hébergement.
Mes questions dans ce cadre sont les suivantes: quelle est votre stratégie concernant les ouvertures de gares durant la nuit pour cet hiver? Disposez-vous d'un plan grand froid concernant la SNCB et l'accueil des plus vulnérables d'entre nous?
Je sais qu'une ASBL – je pense qu'il s'agit de Bruss'Help – a demandé à la SNCB de garder ouvertes les gares de Bruxelles Nord et Bruxelles Midi. Avez-vous été sensible à cette demande? Enfin, quel est le rôle qui sera joué par les agents de Sécurail concernant l'accueil des sans-abri durant cet hiver?
04.02 Georges Gilkinet, ministre: Merci madame la présidente, merci monsieur Burton pour votre question. La nuit passée, il a fait –7°C à Bruxelles, monsieur Burton, et des personnes ont dormi dehors. Je suis heureux de voir que, tout comme moi, vous trouvez cela insupportable et inacceptable.
Des personnes qui sont ici en Belgique – quel que soit leur statut, mais notamment celles qui demandent l'asile – doivent recevoir l'accueil auquel elles ont droit. Je suis très clair ici à la tribune de la Chambre, comme je le suis au gouvernement.
Des solutions doivent être trouvées par rapport à cette situation et elles sont possibles. Tout le monde doit faire un effort, y compris évidemment la SNCB. À Bruxelles ou ailleurs, les gares sont des lieux où les personnes sans abri peuvent trouver refuge le jour ou la nuit, particulièrement dans les grandes villes.
Elles y sont les bienvenues. Les agents de Sécurail ont pour consigne de faire preuve de la souplesse nécessaire, de les orienter, de leur permettre de rester, notamment à la gare du Midi pendant la nuit, et ça continuera, parce que la SNCB est une entreprise citoyenne comme elle le prouve chaque jour.
Elle l'a déjà prouvé pour l'accueil des réfugiés ukrainiens. Je l'y encourage en tant que ministre de tutelle, je lui en suis gré et j'espère que nous pourrons encore faire davantage.
Mais ne renversons pas les rôles, monsieur Burton. Vous conviendrez avec moi que ce n'est pas le premier métier de notre entreprise de chemin de fer. Vous conviendrez avec moi que d'autres, au sein du gouvernement, ont aussi une responsabilité en la matière. Le secrétaire d'État à la Régie des Bâtiments, la ministre de la Défense et puis il y a aussi celle qui a au premier chef la responsabilité dans ce dossier, la secrétaire d'État en charge de la Migration qui a, en la matière, une obligation de moyens et surtout de résultats.
Personne ne peut dormir dehors en Belgique en 2022, surtout pas quand il fait –7°C. Je note que nous pourrons également compter sur votre soutien dans ce dossier, c'est un élément positif que je souligne et dont je me réjouis.
04.03 Emmanuel Burton (MR): Merci monsieur le vice-premier ministre pour votre réponse mais, de manière factuelle, ma question portait sur la position de la SNCB qui, évidemment, a un rôle de service public pour le transport des personnes mais a aussi un rôle social à jouer par rapport aux plus précarisés d'entre nous. J'insiste sur le fait que, en tout cas au sein du MR, nous sommes favorables à l'ouverture de toutes les gares du pays de façon à accueillir les personnes qui sont dans des situations précaires et difficiles, surtout par les températures que nous connaissons actuellement. Je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
05.01 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, comme des centaines de milliers de Bruxellois, j'habite le nord-ouest de Bruxelles, une des zones les plus densément peuplées de cette Région. Si, parfois, le ciel est sans nuage, le ciel est rarement sans avions. Si certains jeux d'enfants dans les parcs le week-end sont d'attraper ces avions qui volent si bas, c'est un enfer quotidien pour de nombreux citoyens, même la nuit et le week-end.
La nuit, que font les Bruxellois dans cette zone densément peuplée? Ils essaient de dormir, tant bien que mal. Ils réfléchissent, avec vous ou des associations, à des solutions. Ils s'interrogent sur notre action pour mettre fin à ces nuisances incessantes qui durent depuis de trop nombreuses années.
Les nuisances sonores liées à l'activité de Bruxelles-National perdurent. À ce jour, il semblerait qu'il n'y ait pas de réelle perspective. Il est question du renouvellement d'un permis d'environnement à l'horizon 2024, dont on sait que l'article 35 conditionne ce renouvellement au respect des normes de bruit. Nous n'y sommes pas!
Dans votre récente note d'orientation et dans vos déclarations à la presse, je constate que vous souhaitez avancer sur des actions. Mais il semble que ces actions ne permettront pas de respecter à cet horizon les normes qui nous sont édictées.
Monsieur le ministre, qu'en est-il de la demande de toutes les parties d'instaurer une nuit aérienne entre 22 h 00 et 07 h 00 durant laquelle aucun mouvement aérien – sauf urgence – ne peut se faire au départ et à l'arrivée de l'aéroport?
Pourquoi préférer un système de redevance modulé en fonction de la charge acoustique des avions plutôt que d'interdire à Brussels Airport les catégories d'avions les plus bruyantes?
Quelles sont les avancées et les solutions structurelles, comme la définition de nouvelles routes aériennes, qui sont préconisées?
05.02 Florence Reuter (MR): Monsieur le ministre, ce n'était pas prévu, mais M. Aouasti et moi-même serons complémentaires aujourd'hui puisqu'à la fois le nord de Bruxelles mais aussi l'est et le sud sont survolés de façon intempestive. C'est le cas pour l'est de Bruxelles, la périphérie et bien évidemment pour le Brabant wallon. Nous allons donc essayer d'avancer quelque peu. J'ai aussi attentivement lu votre note de politique générale. Il y a de belles intentions, même si le temps passe. Dans un tout petit peu plus d'un an, la législature sera terminée. Il va falloir avancer concrètement.
J'ai quand même repris des éléments. Ce n'est pas un mauvais jeu de mots, mais un vent favorable m'a fait parvenir une information que je n'ai trouvée ni sur la plate-forme ni en tant que parlementaire. Voici cette information: votre cabinet annonce la mise en place d'une nouvelle phase test, d'un essai de procédure d'accrochage des avions à 3 000 pieds au lieu de 2 000. Cette phase test devrait commencer au premier trimestre 2023, c'est-à-dire demain. Cela signifie en clair, des avions plus haut et plus longtemps. Cela va forcément soulager les riverains qui ne dorment plus. Je ne vais pas reprendre les questions de M. Aouasti mais je vais les compléter.
Ma question est très concrète: cette phase test aura-t-elle bien lieu, puisque cela a été confirmé dans un mail à un riverain? Va-t-elle effectivement commencer au premier trimestre 2023? Va-t-elle durer au minimum six mois? Si elle se révèle concluante, y aura-t-il bien un changement des normes?
J'ai encore une petite question par rapport aux résultats. Avez-vous déjà estimé quel soulagement cela pourrait apporter aux riverains? Le fait d'augmenter cet accrochage de 1 000 pieds va-t-il vraiment changer la vie des riverains? Voilà pour mes questions précises; j'en aurai d'autres en commission.
05.03 Georges Gilkinet, ministre: Madame la présidente, madame Reuter, monsieur Aouasti, je vous remercie de me permettre de faire le point en séance plénière sur ce dossier qu'on peut qualifier de complexe et d'extrêmement pénible pour les personnes survolées. On peut considérer que notre aéroport a un impact économique très fort, puisque c'est un employeur important dans le pays. On est face surtout à d'importants enjeux environnementaux à l'heure où nous devons diminuer nos émissions de CO2 et soulager – c'est la question ici en l'occurrence – nos riverains des nuisances sonores.
C'est aussi un dossier qui est caractérisé par une grande sensibilité communautaire et aussi par un lourd contentieux judiciaire, l'État fédéral ayant été condamné à plusieurs reprises dans ce dossier, bien avant mon entrée en fonction. Ce n'est évidemment pas une raison pour rester les bras croisés ou pour mettre le dossier au frigo pour mieux le confier au suivant pour la prochaine législature. D'autres ont fait cela avant moi, madame Reuter.
C'est pour cette raison que j'ai mis en place une série d'actions. Vous connaissez la plate-forme de concertation à laquelle vous participez. C'est un groupe technique avec les compagnies aériennes, l'aéroport et le contrôleur. Une étude d'incidences, c'est un travail préparatoire et il est effectivement temps de délivrer. C'est ce que nous faisons d'ailleurs ces dernières semaines, avec le financement, comme vous l'avez souligné, d'expériences pilotes pour tester des techniques d'approche améliorées qui doivent permettre d'alléger la charge sonore sur les populations survolées en Wallonie, à Bruxelles maar ook in Vlaanderen. Het is ook belangrijk. C'est la décision du gouvernement du 2 décembre dernier. Nous finançons skeyes pour réaliser ces expériences pilotes. La technique est très simple: plus vite plus haut, plus longtemps plus haut. C'est physique, madame Reuter. Plus l'avion est haut dans le ciel, moins l'impact sonore est important pour les populations survolées.
J'en viens au deuxième élément, auquel M. Aouasti a fait référence. Vendredi passé, le 9 décembre, le gouvernement a adopté un système de redevances variables pour les compagnies aériennes en fonction du bruit des avions, de leur niveau de pollution, de l'heure et du jour et aussi de la distance qu'ils vont parcourir. Ce système concernera aussi les vols privés. C'est nouveau et j'insiste sur le caractère innovant de ce système. L'objectif est également d'encourager les compagnies aériennes à investir dans des appareils plus performants, de choisir des heures plus confortables pour arriver ou partir de Bruxelles, d'éloigner de l'aéroport les avions les plus bruyants de façon à ce qu'il ne devienne pas, comme je l'ai déjà dit, la poubelle sonore de l'Europe.
C'est une première dont je suis satisfait, sachant que ce dossier est enlisé depuis trente ans. Mais cela n'est évidemment pas fini. J'espère pouvoir aller plus loin sur la clarification des normes de vents, sur les règles applicables pour les quota counts (QC) des avions afin que les avions les plus bruyants ne puissent plus atterrir à Bruxelles, sur une loi de survol, qui figure d'ailleurs dans l'accord de gouvernement, qui apportera la clarté et la stabilité à tous les acteurs et une meilleure protection des personnes survolées. Cela figure à mon agenda d'ici 2024. Madame Reuter, la législature est loin d'être terminée. Mais pour ce faire, je devrai, évidemment, comme cela a été le cas pour d'autres dossiers, convaincre l'ensemble des membres du gouvernement. J'y suis parvenu pour la redevance variable.
Je me réjouis de pouvoir compter sur vos deux formations politiques et d'avoir votre soutien pour mener à bien cet objectif d'alléger les nuisances environnementales et sonores subies par les populations survolées – j'insiste – à Bruxelles, en Wallonie, mais aussi en Flandre. Il n'y a pas de raison de faire de distinction en la matière.
05.04 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le vice-premier ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Effectivement, les gens en ont assez que ce soit à Bruxelles, en Wallonie ou en Flandre. Ils veulent simplement que ces nuisances sonores s'arrêtent.
Comme vous l'avez également dit, des groupes de travail ont été mis en place. Il y a des études d'incidences. Des expériences pilotes sont financées. Mais c'est insuffisant. En effet, comme cela a déjà été indiqué, ce qui devrait fonctionner et ce qui serait le plus efficace, c'est l'installation de la nuit environnementale et l'interdiction définitive des avions les plus lourds et les plus anciens. Il est ici question de taille, de poids, de masse d'avion.
La mise en place d'une redevance variable constitue – je vous l'accorde – un premier pas. Toutefois, cela n'est pas suffisant. Faire monter des avions plus vite et plus haut, c'est également un premier pas. Mais ce n'est pas non plus suffisant. Il y a deux mesures phares, sur lesquelles il semblerait qu'il y ait un accord de l'ensemble des parties concernées, qui permettront véritablement d'apaiser les nuits et les week-ends des Bruxellois, des Wallons et des Flamands.
05.05 Florence Reuter (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. Précédemment, vous m'aviez dit ne pas vouloir encommissionner le débat. Nous n'allons pas refaire le point sur la plate-forme, puisque, je le redis, c'est grâce à un riverain que j'ai eu une information. Ce n'est donc pas là qu'on apprend des choses.
J'ai lu votre note de politique générale. Toutes les mesures que vous annoncez forment effectivement une politique des petits pas. C'est déjà très bien. Ce sont des avancées, pas à pas. Mais ce n'est pas cela qui va régler la situation. On ne vous a pas attendu pour implémenter les quick wins, les fameuses petites mesures. Vos prédécesseurs les ont mises en œuvre. La CDO existait avant vous. Mais, preuve en est, cela n'a pas suffi.
Aujourd'hui, il ne s'agit pas d'opposer les Bruxellois aux Brabançons wallons et à ceux de la périphérie, ni d'ailleurs aux Flamands. Le but est d'essayer de soulager l'ensemble de la population.
C'est bien, la redevance sur les avions et les compagnies aériennes qui utilisent des avions bruyants. Mais c'est totalement insuffisant. Ce n'est pas cela qui va régler le problème.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, de afgelopen jaren werden wij geconfronteerd met verschillende crisissen. Telkens opnieuw hebben wij gezien dat er een recept is dat werkt om zo'n crisis beheersbaar te houden, namelijk solidariteit. Het is dankzij solidariteit dat wij tijdens de coronacrisis de mensen die hun werk verloren konden blijven ondersteunen, dat wij de bedrijven die moesten sluiten overeind hebben gehouden, dat wij konden investeren in ons zorgpersoneel. Het is ook dankzij solidariteit dat wij nu de energiefactuur van honderdduizenden gezinnen beheersbaar kunnen houden.
Solidariteit moet echter van twee kanten komen. Solidariteit betekent dat men zijn deel krijgt en zijn deel doet. Wij zien echter dat een aantal multinationals grote winsten maakt in ons land, maar die winsten vervolgens wegsluist naar belastingparadijzen. Zij krijgen hun deel maar weigeren hun bijdrage te leveren. Dat is voor ons, socialisten, nooit acceptabel geweest: ieder zijn deel is niets te veel. Daarom pleiten wij al jaren voor de invoering van een internationale minimumbelasting, want het is ook niet fair ten opzichte van de kleine zelfstandigen en kmo's hier die de volle pot betalen als de grote jongens hun miljoenen euro's kunnen parkeren in het buitenland.
Mijnheer de minister, u hebt niet gewacht op de sceptici en de populistische leiders in Oost-Europa. U hebt, met de ambitie die wij samen hadden afgesproken in het regeerakkoord, in de Europese Unie gestreden voor die internationale minimumbelasting en er is een doorbraak op til. Viktor Orban is geplooid, de Polen stribbelen nog tegen, maar zij moeten snel volgen.
Kunt u bevestigen dat er een internationale minimumbelasting komt in Europa? Wat is de timing daarvan en welke stappen moeten hiervoor nog worden gezet?
06.02 Wouter Beke (cd&v): Mijnheer de minister, de internationale minimumbelasting staat al lang hoog op de internationale agenda, op de agenda van de OESO, van de G20 en van Europa. Deze week konden wij vernemen dat er daar een doorbraak zou zijn. Dat is bijzonder belangrijk, want het kan niet dat bedrijven landen zoeken waar ze minder of geen belastingen moeten betalen.
Er is lang aan dit dossier gewerkt. Dit is al heel lang aan de orde in dit Parlement en ook in andere parlementen. (Rumoer) Ja, fiscale hervorming gaat over rechtvaardige fiscaliteit en dit gaat ook over rechtvaardige fiscaliteit. U roept, terwijl anderen doen.
Mijnheer de minister, u hebt samen met Frankrijk, Duitsland en Nederland het voortouw genomen om deze minimumbelasting er op Europees niveau door te duwen. Polen maakt echter nog een voorbehoud. Ik wil van u graag een laatste stand van zaken krijgen. Wanneer zal dat ingaan? Wanneer zal dat geïmplementeerd worden? Op welke manier zult u de consultaties ook in ons land organiseren, zodat wat in voorbereiding is ook effectief kan worden uitgevoerd?
06.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het zijn de donkerste dagen van het jaar. We worden allemaal geconfronteerd met moeilijke dossiers en het politieke debat verloopt op dit ogenblik eerder grimmig. Dan is er echter opeens goed politiek nieuws. Er is namelijk een akkoord om in heel Europa een minimumbelasting voor bedrijven te hanteren. Dat is historisch. De Europese landen zijn op dat vlak nog nooit zo ver gegaan.
Waarom is dat belangrijk? Er is een speciale relatie tussen bedrijven en de samenleving. Bedrijven zorgen voor jobs, bedrijven zorgen voor producten en diensten die wij nodig hebben en bedrijven zorgen voor welvaart. Bedrijven krijgen echter ook veel van de samenleving. Ze krijgen de kans om zich te ontwikkelen, ze krijgen ruimte op de markt om zich te bewegen en ze maken gebruik van publieke infrastructuur, zoals auto- en waterwegen en digitale netwerken.
Dat betekent dat bedrijven ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Daar durft het schoentje al eens te wringen. Een bedrijf probeert winsten te maximaliseren en taksen te minimaliseren om zo veel mogelijk dividenden aan de aandeelhouder te kunnen uitkeren. Het is echter niet de aandeelhouder die voor de publieke infrastructuur zorgt, maar de samenleving. Daarom is een eerlijke bijdrage nodig.
Een bedrijf dat vandaag wereldwijd is georganiseerd, wordt geconfronteerd met een verzameling van landen die elkaar met gunstige belastingtarieven beconcurreren. Het is historisch dat we nu in heel Europa een minimumbelastingtarief zullen hanteren, en dat op een manier waardoor we de belastingparadijzen zullen kunnen aanpakken.
Mijnheer de minister, kunt u ons meer vertellen over hoe dit nu verdergaat? Wat is uw inschatting van de opbrengst hiervan voor de begroting?
06.04 Minister Vincent Van Peteghem: Geachte leden, ik kan niet ontkennen dat ik bijzonder tevreden ben over de stappen die de afgelopen dagen zijn genomen. Na intensief overleg, waar we zelf ook mee onze schouders onder hebben gezet, hebben we in de Europese Unie eindelijk een momentum genomen om ervoor te zorgen dat er een akkoord is voor de omzetting van Pijler 2, die globale minimumbelasting van 15 % op multinationals.
Mijnheer Vanbesien, u hebt het woord historisch gebruikt. We moeten altijd opletten dat we dat woord niet te veel gebruiken, maar het is inderdaad historisch dat dit kan gebeuren. Dit had tien jaar geleden nooit kunnen plaatsvinden. Vandaag is er in de Europese Unie een akkoord om dit waar te maken.
Mijnheer Vandenbroucke, u hebt gelijk. Polen heeft nog wat studietijd gevraagd en heeft het finale akkoord nog niet gegeven, maar ik heb er goede hoop op dat Polen in de marge van de Europese Raad die vandaag in Brussel plaatsvindt ook deze reserve zal kunnen loslaten. Het zou de constructieve houding bevestigen die het de afgelopen maanden heeft aangenomen.
Deze beslissing is in veel opzichten van groot maatschappelijk belang. Dit gaat immers over eerlijke fiscaliteit. U weet dat dit een absoluut speerpunt van mijn beleid is. Eerlijk omdat op deze manier de belastingparadijzen mee aan banden worden gelegd, maar ook eerlijk omdat de fiscale discriminatie tussen kmo's en multinationals op deze manier kan worden aangepakt. Dat is een bijzonder goede zaak.
De opbrengst van de minimumbelasting moet nog worden berekend, mijnheer Vanbesien, en zal natuurlijk ook afhangen van de technische vertaling ervan in de wetgeving. Qua grootteorde spreken wij toch van honderden miljoenen euro's per jaar.
Daarom is het van belang dat wij snel schakelen. De bedoeling is om de minimumbelasting in te voeren tegen 1 januari 2024, zoals wij ook internationaal hebben afgesproken. De FOD Financiën is in ieder geval klaar. Niets staat in de weg om een snelle en stipte omzetting van de Europese regelgeving in Belgisch recht waar te maken.
Uiteraard zullen wij daarvoor, zoals steeds, in overleg gaan met experten en alle betrokken organisaties, mijnheer Beke.
06.05 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor het goede nieuws dat de internationale minimumbelasting voor multinationals er eindelijk zal komen.
Als er één ding duidelijk is geworden in dit dossier, is het wel dat extreemrechts niet aan de kant van de gewone mensen staat. Het is geen toeval dat het de rechts-populist Orban in Hongarije en de rechts-conservatieve regering in Polen zijn die op de rem staan, daarin gesteund door het Vlaams Belang. Extreemrechts vindt het blijkbaar maar normaal dat de gewone mensen, de kleine zelfstandigen en de kmo's moeten opdraaien voor de hebzucht van multinationals. Dat zal niet het geval zijn met Vooruit. Wij blijven, samen met u en met de regering, strijden voor meer fiscale rechtvaardigheid, in ons land en op internationaal vlak.
06.06 Wouter Beke (cd&v): Mijnheer de minister, u hebt gesproken over eerlijke fiscaliteit en dat is de kern van de zaak. Als burgers belastingen betalen, als kmo's belastingen betalen, dan wringt het natuurlijk enorm als grote, internationale multinationals hun belastingen niet betalen. Dan is het goed dat er over de grenzen heen, letterlijk en figuurlijk, akkoorden worden gesloten om ervoor te zorgen dat die internationale bedrijven ook hun 15 % belasting betalen, dat die race to the bottom stopt, dat die concurrentie tussen landen stopt en dat we op die manier de grote maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan samen aankunnen en samen kunnen financieren. Ik wens u veel succes.
06.07 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dit is inderdaad goed nieuws. Ik voorspel wel dat de volgende stap zal zijn dat de grote lobbymachines zich op gang zullen trekken. Ze zullen op alle politieke niveaus aankloppen om duidelijk te maken dat hun sector zal verdwijnen door deze maatregel, dat de concurrentiekracht van ons land zal verdwijnen door deze maatregel, dat hun bedrijven zullen wegtrekken uit ons land en uit Europa en dat alle jobs verloren zullen gaan. Ze zullen aankloppen bij de minister, maar ook bij ons allemaal. Ze zullen uitleggen waarom een uitzondering voor hun sector belangrijk is.
Er is niets mis met lobbyen. Er is niets mis met praten met de sectoren, praten met bedrijven en luisteren naar hun noden – dat moeten we zelfs doen –, maar laten we ons heel bewust zijn van het historische karakter van deze overeenkomst en laten we er allemaal samen voor zorgen dat we het akkoord niet uithollen. We zullen het lobbyregister, waar collega Defossé het daarnet over had, nog goed kunnen gebruiken.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, steeds meer werknemers worden langdurig ziek net voor hun pensioen. In vijf jaar is dat cijfer met 25 % gestegen. Dat cijfer heb ik bij u opgevraagd. Wat is er in vijf jaar tijd zo spectaculair veranderd dat het dat cijfer zo omhoogjaagt? De pensioenleeftijd van 67 jaar, gebetonneerd door deze regering. U hebt de mogelijkheid om vroeger te kunnen stoppen helemaal afgebouwd; erger nog, helemaal afgevoerd. Het brugpensioen, het enige vangnet, een mogelijkheid voor de mensen in zware beroepen om te stoppen voor ze ziek worden, moest er ook aan geloven.
Mijnheer de minister, in uw job is dat moeilijk te begrijpen, maar de mensen zijn nu verplicht op hun sjiek te bijten en voort te doen tot ze helemaal op zijn. Bijvoorbeeld Gerda, twee jaar voor haar pensioen viel zij uit met een burn-out. Ze deed haar werk in de kliniek nochtans heel graag, maar de stress werd haar te veel. Ze moest steeds meer doen, meer taken opnemen. Het was gewoon veel te veel en ze viel ziek uit.
Vandaag staan er in De Standaard nog meer getuigenissen. Ik wil u er gerust nog heel veel sturen, mijnheer de minister, zodat u wakker wordt. Ik weet echter dat u een probleem hebt met luisteren. Wakker worden zou echter reeds een hele stap vooruit zijn. Met dit vivaldibeleid zal dat aantal immers alleen maar stijgen. Nog meer activeren. Nog meer flexibiliteit, langer werken, harder werken: waar zal dit uiteindelijk stoppen?
Wanneer zult u eindelijk de oorzaken aanpakken en inzetten op werkbaar werk? Waar is het preventiebeleid?
07.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Colebunders, wij leven in een samenleving waarin veel meer mensen wat ouder zijn en dus gemakkelijker gezondheidsproblemen hebben, waardoor inderdaad ook meer mensen uitvallen op het werk.
U vindt het uitstekend dat al die uitgevallen mensen blijven zitten in werkloosheid of brugpensioen of vervroegd op pensioen gaan. Wat mij echter bezighoudt, is dat er mensen zijn die wél aan het werk willen gaan. De twee zeer mooie getuigenissen in De Standaard illustreren dat, u zou ze inderdaad boven uw bed moeten hangen. Er zijn mensen die wel aan het werk willen gaan en voor hen zoeken wij oplossingen.
Ik neem de eerste getuigenis uit De Standaard: een verpleegkundige die zeer ernstig ziek is, maar toch aan het werk wil. Zij doet dat met een kleine vrijwilligersjob. Ik heb het sinds kort mogelijk gemaakt dat zij ook met een kleine, normaal betaalde job, met een perfecte arbeidsovereenkomst, al is het maar een paar uurtjes, terug aan het werk kan. Dat is een heel mooie getuigenis. Wij hebben een oplossing geboden voor die mevrouw, zodanig dat zij zelfs niet onbetaald aan het werk hoeft te gaan. Dat hebben wij pas geregeld.
De tweede getuigenis in De Standaard is van een meneer die eerst afgedankt moest worden door zijn werkgever vooraleer hij geholpen kon worden om ergens aan het werk te gaan. Dat kwam door wetgeving van de Zweedse regering, die inderdaad verkeerd was, want dat was een ontslagmachine. Wij hebben die wetgeving aangepast, precies vanwege zulke getuigenissen.
Sociaal zijn betekent ervoor zorgen dat mensen die ondanks een geschiedenis van ernstige ziekte willen werken, toch kansen krijgen om aan het werk te gaan en een rol te spelen in de samenleving als zij dat kunnen.
Mensen die ziek zijn, moeten fatsoenlijke ziekte-uitkeringen krijgen. Daar zorgen wij eveneens voor.
07.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, 55-jarigen of ouderen reactiveren, lijkt mij alleen maar zieke mensen opjagen. Zij worden opgejaagd naar jobs die er voor hen overduidelijk niet zijn.
De oorzaak van het leed, de werkgevers, pakt u echter niet aan. U laat het toe dat werknemers jarenlang worden uitgeperst als een citroen en daarna aan de kant geschoven worden. De werkgevers moeten instaan voor reactivering, maar u kunt hen slechts met een beschuldigende vinger nawijzen, want verder hebt u niets. Onder geen enkele vorm kunt u een werkgever straffen.
Onze partij pleit daarom zeker voor het behoud van het brugpensioen. De mogelijkheid moet bestaan dat werknemers vervroegd met pensioen gaan.
Pak nu eindelijk eens de werkgevers aan die ervoor zorgen dat mensen ziek worden door hun werk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, laat het duidelijk zijn: de relatie met de waarheid is voor de vivaldiregering niet altijd gemakkelijk; dat hebben wij afgelopen week wel gemerkt. Ook deze vraag zal voor u niet gemakkelijk zijn, mijnheer de minister. In het dossier van de vaccins en de strategische stock is de waarheid soms wel echt veraf gebleken. Ik durf zelfs te spreken van een patroon.
Mijnheer de minister, de voorbije zomer kondigde u aan dat u van vaccindistributeur moest veranderen. U zou daar 4 miljoen door besparen, als goede huisvader. Nu moet u mij eens vertellen of u daarin geslaagd bent. Hebt u die 4 miljoen bespaard?
Er is wel het een en ander gebeurd in het dossier. Er was een nota van de Inspectie van Financiën, maar ineens bleek die niet meer te bestaan. U hebt zich dan ook nog eens voor een paar miljoen misteld wat de strategische stock betreft. Dat was belastinggeld, mijnheer de minister. Dat is geld van de bevolking. En nu moet u de vaccins ook nog van de oude naar de nieuwe distributeur overbrengen. Beseft u eigenlijk wel dat u met belastinggeld werkt, mijnheer de minister? Dat geld komt niet uit de lucht vallen. Dat is geld van de bevolking.
Mijnheer de minister, als ik de rekening maak van al het geld dat al verspild is, door de strategische stock en bij de federale testlabs, of door om het even wat u in de voorbije maanden hebt georganiseerd, kom ik aan 200 miljoen aan belastinggeld. Daar hadden wij heel veel patiënten mee kunnen helpen.
Nu heb ik één prangende vraag voor u, mijnheer de minister. Hoeveel zal de overbrenging van de vaccins van de oude naar de nieuwe distributeur kosten?
Zult u erin slagen 4 miljoen uit te sparen?
08.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw Depoorter, er zijn inderdaad patronen. Het patroon in alle vragen van u van de voorbije driekwart jaar, is dat uw vragen zijn geïnspireerd door wat het bedrijf Medista aan u vertelt, waarna u dat hier komt vertellen. U mag dat doen. Dat is volstrekt legitiem. Ik ben echter niet alleen hier om de belangen van Medista of eender welk individueel bedrijf te dienen, maar wel om regels te respecteren en het algemeen belang te dienen.
Medista heeft een competitie verloren van een ander bedrijf, dat veel goedkoper was. In dat geval zijn wij verplicht om naar een ander bedrijf over te stappen. Wij hebben dat gedaan wanneer wij dat konden, namelijk nadat een aantal rechtszaken die Medista had aangespannen waren uitgeklaard. Het bedrijf heeft die rechtszaken verloren, maar het aanspannen van rechtszaken is zijn goed recht.
Wij proberen vandaag de overgang goed te laten verlopen. Ik weet niet wat ik u meer moet vertellen. Ik kan u natuurlijk meegeven wat de overgang kost. Voor de verhuis zelf is er een addendum bij de aanbesteding, omdat dat extra kosten met zich brengt. Uit mijn hoofd meen ik te weten dat de extra kosten exclusief btw 275.000 euro bedragen. Dat is wat ik meen te weten over de extra verhuiskosten.
Echter, een overheid die het ernstig meent met het geld van de belastingbetaler en merkt dat een budget wordt overschreden, moet een nieuwe aanbesteding plaatsen. Wanneer een overheid een aanbesteding plaatst, moet ze het goedkoopste bedrijf nemen, en dat was niet het bedrijf dat u voortdurend inspireert om hier vragen te stellen, namelijk Medista, ook al mag u dat doen en blijven doen en is dat legitiem.
08.03 Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, een patroon is ook telkens opnieuw de waarheid ontkennen en miszeggen. Ik zal u vertellen hoeveel de transitie kost waarmee uw voorzitter van de FOD – die u wel kent, de heer Ramaekers – akkoord is gegaan.
Mijnheer de minister, het gaat bij de transporten van vandaag – de helft van de vaccins – om 3 miljoen euro. Daar komt nog eens 3 miljoen euro bij. Uw besparing van 4 miljoen euro vervliegt bij de 200 miljoen euro die wij al voor u hebben uitgedokterd.
Mijnheer de minister, u stelt dat u als een goede huisvader handelt. Uw huishouden ligt echter compleet overhoop. Weet u wie dat betaalt? Dat is de burger; de belastingbetaler.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Gitta Vanpeborgh (Vooruit): Mijnheer de minister, ons land wordt momenteel geteisterd door een golf van infecties. Er is niet alleen corona, er is ook RSV, er is griep en er is buikgriep. De echte grieppiek moet trouwens nog komen. Dat laat zich uiteraard ook voelen in de wachtkamers van de huisartsen. U hebt het allemaal kunnen lezen, zij kunnen de toestroom van patiënten niet meer aan.
De huisartsen kunnen ook de vraag naar snelle consultaties voor het verplichte ziektebriefje niet meer aan. Dat is niet toevallig. Werknemers worden immers onder druk gezet door de werkgevers om dat briefje zo snel mogelijk te bezorgen. De huisartsen slaken dan ook een noodkreet. De vraag van Domus Medica aan de werkgeversorganisatie is heel helder. Zij vragen om de werknemers meer dan 24 uur de tijd te geven om dat ziektebriefje op tafel te leggen, of beter nog, om het ziektebriefje gewoon tijdelijk af te schaffen.
De werkgeversfederatie Voka heeft zich niet onbetuigd gelaten en heeft daar onmiddellijk op gereageerd, zoals verwacht niet in positieve zin. Zij zegt dat de huisartsen zich maar beter moeten organiseren, onder meer via teleconsultaties en de digitale weg, om op die manier patiënten die snel moeten worden geholpen te onderzoeken.
Mijnheer de minister, daarmee kom ik bij u. U spreekt wekelijks, zo niet dagelijks, met zorgpersoneel. U hebt ook een belangrijke eerste stap gezet voor het verplichte ziektebriefje door het beleid effectief te versoepelen. U kent immers als geen ander de ernst waarmee de huisartsen werken en de druk die zij ondervinden in periodes zoals deze.
Mijn vraag aan u is dan ook zeer eenvoudig, (…)
09.02 Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, vorige week bezocht ik mijn huisarts. Zij is nog niet zo heel lang geleden afgestudeerd, maar geeft nu al aan dat ze een heel zware druk voelt in haar job en zelfs overweegt om een patiëntenstop in te voeren. De situatie wordt voor haar stilaan onhoudbaar.
Eén huisarts op de tien geeft aan zich goed te voelen, zo bleek uit een onderzoek van een tweetal jaar geleden. Negen huisartsen op de tien geven aan dat ze tegen een burn-out aan zitten. Als dat zo voortgaat, dreigen we geen huisartsen meer te hebben. Artsen die stoppen of een patiëntenstop invoeren, dat heeft natuurlijk gevolgen voor onze gezondheidszorg. Het maakt dat zorg wordt uitgesteld en het zorgt er ook voor dat ernstige aandoeningen mogelijk te laat worden ontdekt.
Mijnheer de minister, u komt heel vaak op het terrein. Wellicht hebt u ook met uw huisarts gesproken. Ik heb dat in elk geval gedaan, althans met de mijne, en die was niet zo positief. Vorige week sprak u nog met een huisarts in De Tafel van Vier, waar die getuigde over de werklast die zij ervaart.
Ook Domus Medica trekt aan de alarmbel in het visiedocument Huisarts 2030. Dat rapport moeten we ernstig nemen. Een van de oplossingen die Domus Medica voorstelt is, zoals collega Vanpeborgh aanhaalt, het ziektebriefje afschaffen. Onlangs hebben we de wet al gewijzigd, waardoor er voor de eerste drie ziektedagen van een jaar geen medisch attest meer kan worden gevraagd. Domus Medica vraagt echter meer en wil de afschaffing van het ziektebriefje, zonder meer. Het is niet vijf voor twaalf, maar vijf over twaalf.
Mijnheer de minister, ik had graag uw standpunt gekend over de vraag om afschaffing van het ziektebriefje. Plant u daarover overleg met de werkgevers? Ik had ook graag geweten, vorig jaar (…)
09.03 Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, corona, griep en andere infecties doen weer volop de ronde in ons land. Iedereen haast zich dan naar de huisarts omdat men een ziektebriefje nodig heeft. Hoewel sommige werkgevers wat soepeler zijn, is de regel immers dat men het ziektebriefje binnen de twee dagen bij de werkgever moet inleveren.
De huisartsen kunnen het niet meer aan, de wachtkamer zit vol en de telefoon staat roodgloeiend. Zij kunnen dus niet iedereen meer tijdig aan een ziektebriefje helpen. Daarom roepen zij nu op om te zorgen voor een snelle oplossing van dit probleem. Sinds kort is het mogelijk om voor één dag ziekte geen briefje meer te bezorgen aan de werkgever. Dat is beperkt tot maximaal drie keer per jaar. Dat is echter geen oplossing voor wie bijvoorbeeld een week ziek thuiszit met griep. Bovendien hebben we die maatregel pas ingevoerd en moeten we die nog evalueren. Vooraleer we aan verdere versoepeling denken, moeten we toch de evaluatie afwachten.
Ondertussen moeten we wel voor een oplossing zorgen, want de artsen zitten nu in de problemen. Zij vragen ook een versoepeling van hun administratief werk, zodat zij zich kunnen concentreren op hun medische kerntaak.
Mijnheer de minister, wilt u meewerken aan een tijdelijke maar snelle oplossing? Die kan bestaan uit teleconsultaties, zoals we die tijdens de coronaperiode hebben gekend, zeker voor wie corona heeft. Men kan dat overwegen. Anderzijds kan men ook een paar extra dagen geven om het ziektebriefje in te dienen. Ik hoop dat u dit wilt bespreken met Domus Medica, maar ook met de sociale partners, zodat er een breed draagvlak is. Tot slot wil ik u vragen om, als u aan de structurele hervorming van het beroep van arts denkt, ook in te zetten op het verminderen van de administratieve lasten.
09.04 Minister Frank Vandenbroucke: Collega's, ik heb de oproep van de huisartsen bijzonder goed gehoord en ik ben het daarmee totaal eens.
We hebben in de regering na zeer veel discussie een eerste stap genomen. Een ziektebriefje kan immers drie keer per jaar niet meer gevraagd worden in grotere bedrijven. De weerstand bij werkgeversorganisaties is enorm en ik roep Voka, UNIZO en VBO op om dit conservatisme te stoppen. In Nederland wordt bijvoorbeeld geen ziektebriefje gevraagd en in Scandinavische landen ook niet, want dat helpt ook niets. Het is zelfs nog erger dan dat, collega's.
Ik wil een elektronisch getuigschrift invoeren voor arbeidsongeschiktheid, zodat men niet meer met papiertjes moet rondlopen. Het VBO is daar echter absoluut tegen, want zij vinden dat we nog met papiertjes moeten rondlopen. Ze hebben de mond vol over hervormen, maar hervormen in hun eigen winkel kan niet. Ik heb daarover vorige week ook nog met u gediscussieerd, mevrouw Lanjri.
Ik ben echter heel blij te horen dat Open Vld mij nu ook zal steunen in de regering. Dat is goed nieuws. Ik ben ook blij te horen dat cd&v mij volmondig zal steunen, want we moeten de ziektebriefjes de wereld uit helpen.
Er is echter meer dan dat. In het onderwijs zijn er scholen die een attest vragen wanneer een kind vaak naar het toilet moet gaan. Wat is dat nu voor onzin? Uit de praktijk weet ik ook dat een kind met een gebroken been dat vaak de lift moet nemen ook een attest nodig heeft.
09.05 Peter De Roover (N-VA): (…)
09.06 Minister Frank Vandenbroucke: Ja maar inderdaad, mijnheer De Roover, de minister van Onderwijs zou daar iets aan kunnen doen.
09.07 Peter De Roover (N-VA): (…)
09.08 Minister Frank Vandenbroucke: Wacht, mijnheer De Roover. U vindt dus dat de heer Weyts niet eens moet spreken met het onderwijs over het aantal volstrekt zinloze attesten dat wordt gevraagd in scholen? Ik noteer dus dat wanneer huisartsen klagen over volstrekt zinloze attesten die gevraagd worden, ook in scholen, de N-VA onmiddellijk zegt dat er geen probleem is en dat ik met theorie bezig ben.
Men moet soms ook hervormen bij zichzelf. De ministers van Onderwijs zouden daarmee misschien ook moeten bezig zijn. Ik zal hen daarover ook aanspreken. Wanneer een werknemer aan een werkgever zegt dat hij geen veiligheidsschoen kan dragen wegens een duidelijk medisch probleem, en die werkgever zegt dat hij daarvoor toch een briefje van de dokter moet hebben, dat kan voor mij niet. Ik vind dus inderdaad dat in alle sectoren, ook in het onderwijs en in de sportwereld, die paperasserij moet stoppen. Ik hoop in u een bondgenoot te vinden, om op die manier de huisartsen te helpen.
Het is een volstrekt legitieme vraag. Mevrouw Lanjri, u vraagt naar hervormingen. Die worden voorbereid en moeten grondig zijn. Inderdaad, meer van hetzelfde zal niet helpen. Wij hebben een ander organisatiemodel nodig, een ander financieringsmodel voor de huisartsen.
Huisartsen moeten toegankelijk zijn. Het is goed dat huisartsen door mensen met weinig geld in de portemonnee kunnen worden bezocht aan 4 euro. Dat is heel goed. Dat is ook de moeilijkheid niet. Het is goed dat ouders die zich zorgen maken over hun kindje, dat er ziek uitziet, naar de huisarts kunnen gaan met dat kindje, zelfs al is het misschien niet heel erg ziek. Die toegankelijkheid, ook financieel, is uiterst belangrijk.
Ik ben het dus oneens met mensen die zeggen dat de huisartsen vandaag te goedkoop zijn voor de patiënten. Dat heb ik immers inderdaad horen zeggen. Er stond een mooi opiniestuk in De Morgen van artsen die zeggen klaar te willen staan, goedkoop en betaalbaar, voor ouders die bezorgd zijn, maar zij willen dat de paperasserij de wereld uit gaat.
Ik doe een oproep aan Voka, het VBO en UNIZO. Stop dit conservatisme. Hervorm ook eens in eigen huis. Zorg voor een beetje vertrouwen in eigen huis. Stuur mensen niet naar de huisarts voor eender welk papiertje. Dat is mijn vraag. Als u mij wilt helpen in de regering, zeer graag.
09.09 Gitta Vanpeborgh (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben vooral blij met uw oproep ten aanzien van de werkgevers. U hebt een punt, we moeten dat allemaal samen doen. De grieppiek is er nog niet, maar die komt eraan. De feestelijke dagen waarin we samen zijn, komen er ook aan. We zullen allemaal, ook de werkgevers, inspanningen moeten leveren om elkaar gezond te houden en vooral om de druk op de zorgsector opnieuw te laten afnemen.
Ondertussen blijft u het werk voortzetten en onverminderd investeren in de zorgsector. Dat is heel belangrijk. Vooruit zal dat altijd blijven steunen en die strijd samen blijven aangaan. De hervormingen, die moeten gebeuren, zijn nog niet afgerond. We moeten er samen voor gaan, want op die manier zullen we de gezondheidszorg sterker maken.
09.10 Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Artsen vragen inderdaad een oplossing voor de werklast. U kondigde vorig jaar aan dat u een werkgroep zou oprichten en programma's tegen onder andere burn-outs bij huisartsen zou ontwikkelen. Ik hoop dat we daarvan snel resultaten zullen zien.
Ik wil nog even terugkomen op het zogezegde conservatisme bij werkgevers. Dat is onterecht. Ook de werkgevers knokken elke dag voor hun werknemers, maar ze hebben een aantal bezorgdheden. Het is belangrijk om met hen in overleg te gaan over wat u wilt bereiken met de afschaffing van dat ziektebriefje en, vooral, hoe de afschaffing van het ziektebriefje voor de werkgevers op een correcte manier kan worden gedaan. Ik ben er zeker van dat zij openstaan voor oplossingen. Ik ben het alvast met u eens dat we best gedigitaliseerde procedures ter zake ontwikkelen.
09.11 Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, de artsen vragen nu een oplossing, want het probleem is vooral in deze periode acuut. Ik denk dat u dat in overleg met alle betrokkenen moet uitwerken, namelijk de artsen, de vakbonden en de werkgevers.
U had onze steun in de regering al en u zult die ook blijven krijgen. Ik zie u gelukkig knikken. Ja, wij willen ook inzetten op de vermindering van de administratieve lasten, niet alleen bij de huisartsen trouwens maar ook bij de bekwame helpers.
Er is nu al een tekort aan huisartsen. Als we niets doen, dreigen er straks geen huisartsen meer over te blijven. Zij kunnen het niet blijven volhouden. De burn-outs nemen ook bij die groep toe. Zorg alstublieft voor een oplossing, op de korte en de lange termijn. Onze steun hebt u.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
10.01 Georges Dallemagne (Les Engagés): Monsieur le vice-premier ministre, j'aurais préféré poser ma question à la ministre des Affaires étrangères mais elle ne vient jamais. Elle n'est plus venue en séance plénière depuis le mois d'octobre et elle n'est plus venue en commission depuis de très nombreuses semaines. Malheureusement, la situation au Congo se détériore de jour en jour et est aujourd'hui tragique. Vous le savez puisque vous avez maintenant la compétence de la Coopération au développement également, les massacres se suivent au Congo. Il y a eu ce massacre de Kishishe il y a quelques jours et de Bambo avec des centaines de morts, des civils, des femmes, des enfants. Les images qui circulent sur les réseaux sociaux sont terrifiantes, des images d'enfants massacrés à la machette. Le M23 est derrière cela. C'est ce que dit la MONUSCO. C'est ce que dit le Bureau de coordination des droits de l'homme et c'est ce que dit aussi la Belgique qui montre du doigt, c'est une première dont je me réjouis, le Rwanda comme sponsor principal du M23.
Le problème, c'est que nous continuons à rester sur le banc de touche par rapport à cette situation gravement dégradée. Nous faisons confiance à l'initiative régionale diplomatique de Luanda qui est née le 23 novembre dernier, mais le problème, c'est qu'elle est déjà en train de s'embourber parce que M. Kagame n'était pas à Luanda, parce que l'Ouganda est aussi l'un des sponsors du M23 et qu'il fait pourtant soi-disant partie de cette force de stabilisation. Je lance un appel pressant à la Belgique et à l'Union européenne pour qu'enfin nous tentions de faire quelque chose pour stabiliser cette région, pour éviter que des massacres se poursuivent et que la haine continue à se développer entre différents groupes de population là-bas, pour éviter que cette guerre civile ne devienne encore plus tragique.
Mes questions sont simples. Que faisons-nous, l'Union européenne et la Belgique, pour assurer enfin la sécurité? Que faisons-nous au niveau humanitaire pour effectivement venir au secours de ces populations? Je viens d'apprendre aujourd'hui qu'une épidémie de choléra venait d'éclater dans le camp de personnes déplacées. Que faisons-nous aussi à Kinshasa par rapport à ces graves inondations qui ont fait plusieurs centaines de morts?
10.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Madame la présidente, je pense que tout le monde ici sait que la ministre des Affaires étrangères est actuellement en visite en Turquie.
Monsieur Dallemagne, il est évident que le retour de la paix et de la stabilité à l'est de la République démocratique du Congo constitue une priorité de la politique étrangère belge. Bien entendu, il incombe en premier lieu au gouvernement congolais d'assurer la sécurité de son territoire et de ses citoyens. Cela dit, la Belgique estime que les pays voisins doivent également contribuer à la sortie de crise. Par conséquent, nous soutenons les processus de médiation entrepris par l'Angola et la Communauté des États d'Afrique de l'Est. La feuille de route agréée à Luanda doit être exécutée sans délai en tous ses aspects, y compris par le M23.
Il est donc indispensable pour la stabilité de la région que toutes les parties impliquées fassent désormais preuve de retenue et que toute collusion ou coopération avec tous les groupes armés actifs dans l'est de la RDC cesse immédiatement et durablement. À cette fin, la Belgique appelle le Rwanda à cesser toute assistance au M23 et à continuer de recourir à tous les moyens dont il dispose pour le persuader de se réengager dans un processus de désarmement, de démobilisation et de réintégration communautaire. La Belgique demande au M23 de cesser immédiatement les hostilités et de se retirer des zones qu'il contrôle. Elle appelle, par ailleurs, à rompre toute relation – intentionnée ou non – entre les autorités congolaises et le FDLR.
Notre gouvernement multiplie aussi les efforts bilatéraux et multilatéraux pour le retour de la paix et de la stabilité en RDC. Vous savez que nous jouons un rôle actif dans les débats relativement au renouvellement du mandat de la mission de l'ONU en RDC – la MONUSCO. De même, nous plaidons en faveur de la rédaction d'une stratégie européenne pour l'Afrique centrale. Ce document, en cours d'achèvement, devrait être adopté lors d'un prochain Conseil des ministres des Affaires étrangères de l'Union européenne.
Enfin, une question pratique a été posée au sujet des inondations à Kinshasa. Je vous confirme qu'un recours à B-FAST pourrait être envisagé si les autorités congolaises en exprimaient la demande. Cependant, et vous le soulignez aussi, monsieur Dallemagne, les besoins sont encore plus criants à l'est du pays. Ils restent immenses, mais la Belgique s'assure que la RDC ne reste pas une crise oubliée et tient à témoigner de son soutien en demeurant un donateur fiable et flexible.
10.03 Georges Dallemagne (Les Engagés): Monsieur le ministre, j'entends vos mots mais ce n'est pas assez. Cette initiative régionale est en train de s'embourber. Dans la feuille de route de Luanda du 23 novembre, il était dit que le M23 devait se retirer des zones qu'il occupait et que dans les dix jours, il devait y avoir une intervention pour pouvoir, le cas échéant, les faire reculer par la force si nécessaire. C'est l'inverse qui s'est produit! Le M23 a commis des massacres supplémentaires.
Il faut arrêter de se payer de mots, il faut que l'Union européenne ait le courage de s'asseoir avec le gouvernement congolais pour voir comment nous pouvons éventuellement rééditer une opération du type Artémis, qui a laissé de bons souvenirs sur place et qui avait stabilisé la région.
Il est très important que nous, Belges et Européens, puissions montrer que nous ne sommes pas indifférents à ces massacres.
Par ailleurs, s'agissant de l'aide humanitaire, je me réjouis de l'étude que vous menez. Je pense qu'elle est indispensable et qu'elle doit pouvoir intervenir immédiatement, à Goma comme à Kinshasa.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11.01 Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de minister, ik stel vast dat u sinds uw aantreden als minister van bpost wel zeer veel aan uw conditie hebt kunnen werken. U loopt immers elke dag opnieuw achter de feiten aan. Telkens u iets verklaart, blijkt een beetje later dat die feiten u inhalen. Ik geef twee voorbeelden.
Ten eerste, u verklaarde in de commissievergadering van 25 oktober 2022 dat Dirk Tirez, de CEO van bpost, een stap opzij zette om het onderzoek in alle sereniteit te laten verlopen. Wel, toen al waren er indicaties dat er veel meer aan de hand was. De man werd afgelopen vrijdag effectief aan de deur gezet.
Ten tweede, u verklaarde dat het onderzoek over de collusie over het volgende contract gaat, dat eraan komt. In het persbericht van bpost staat echter dat het ook over de huidige, lopende concessie gaat, waarmee de wet mogelijk overtreden werd.
Mijn vragen gaan eigenlijk over de voorzitster van de raad van bestuur, mevrouw Audrey Hanard, die door de PS als voorzitster werd aangeduid. Mijn interne bronnen binnen dat bedrijf – zoals u weet heb ik er een aantal – zeggen mij dat mevrouw Hanard eind januari, begin februari 2021 voor het eerst werd ingelicht over de mogelijke collusie. Het heeft zeven maanden geduurd, tot eind augustus, voor die interne audit er kwam.
Waarom heeft dat zo lang geduurd? Waarom heeft men gekozen voor een interne audit en niet voor een externe audit? Heeft de forensische audit rekening gehouden met het feit dat mevrouw Hanard voorstander is van die concessie en werden daarom ook haar mails gecontroleerd? Tot slot, hoe zit het met de burgerlijke partijstelling van de regering tegen het overheidsbedrijf bpost?
11.02 Nathalie Dewulf (VB): Mevrouw de minister, op 28 augustus werd een intern onderzoek gestart bij bpost. Het postbedrijf is voor 51 % in handen van de Belgische Staat. Dit onderzoek heeft tot doel mogelijke wanpraktijken op te sporen inzake de concessie voor de bedeling van kranten en tijdschriften. Hiervoor gaat jaarlijks meer dan 150 miljoen euro naar bpost.
Boven op het feit dat dit bedrag helemaal niet in verhouding staat tot het aantal kranten en tijdschriften dat verdeeld wordt, komt de vraag op welke manier dit krantencontract tot stand kwam. Zoals onze collega al zei, werd Dirk Tirez enkele dagen geleden de laan uit gestuurd om nog onduidelijke redenen. Hij was het nochtans die dit krantencontract in vraag stelde.
Er blijkt een trend te zijn, zowel bij deze vivaldiregering als bij het verlengde ervan, om personen die kritisch durven te zijn aan de kant te zetten.
Wij zijn dan ook niet de enigen die de afschaffing van de krantensubsidies vragen. Zelfs DPG Media zou ze het liefst zien verdwijnen. En ook binnen uw regering, mevrouw de minister, zijn er partijen die het gezond verstand hebben ze te willen afschaffen, met uitzondering van de PS natuurlijk.
De PS heeft met mevrouw Hanard het voorzitterschap van bpost in handen. Maar achter de schermen is de sterke man uiteraard PS-voorzitter Paul Magnette. Daarnaast heeft die partij de minister die de krantenconcessie overziet en toekent. Het lijkt dus meer en meer een machtsgreep van de Franstalige socialisten te worden, waarbij zowel de nieuwe CEO ad interim als de voorzitster van de raad van bestuur uit PS-kringen komen.
Het hoeft ons natuurlijk niet te verbazen dat wanneer er sprake is van frauduleuze praktijken de socialisten er weer voor iets tussen zouden zitten.
Mevrouw de minister, ik heb drie concrete vragen voor u.
Waarom heeft Dirk Tirez het krantencontract niet ondertekend? (…)
11.03 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Wat is dat nu bij bpost? De ene na de andere baas moet vertrekken, niet omdat ze kapot gewerkt zijn, maar omdat ze frauderen. Dat gebeurt onder uw vleugels, mevrouw de minister. Niemand begrijpt hoe het komt dat er elke keer opnieuw een fraudeur aan de top van bpost terechtkomt.
Mevrouw de minister, het zijn geen spelletjes, dit is serieus. Er zijn meer dan 30.000 werknemers tewerkgesteld en het gaat ook over belastinggeld, dus het is superbelangrijk. Net op dit ogenblik moeten de bpostpersoneelsleden dag in dag uit heel hard werken voor een heel laag loon. Het is tegenwoordig druk bij bpost. Vandaag nog heb ik werknemers van bpost aan de lijn gehad. De buitentemperatuur is momenteel –6°C en de werknemers starten hun ronde om zes uur 's ochtends. In Brussel werken sommige personeelsleden tot twaalf uur per dag, omdat zij hun werk niet afkrijgen. Daar staat een belachelijk laag loon tegenover. Er is geen geld voor loonsverhoging en evenmin geld voor bijkomende aanwervingen, maar er is veel geld voor meer chefs en meer directie aan de top.
Mijnheer Freilich, wij zijn er geen voorstander van dat er altijd maar mensen uit de privésector worden geronseld. Dat is namelijk net de reden waarom een en ander niet marcheert.
Mevrouw de minister, kunt u garanderen dat het gesjoemel van het bpostmanagement geen gevolgen zal hebben voor het personeel? Dat is voor ons de kern. Kunt u de werkgelegenheid garanderen?
Wat zult u doen om de controle te krijgen over ons overheidsbedrijf? Zult u eindelijk zorgen voor transparantie, zodat de werknemers, die het postbedrijf draaiende houden, hun job kunnen behouden?
11.04 Nicolas Parent (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, il y a trois semaines, nous étions plusieurs membres de la commission Mobilité à visiter le centre de tri de Bruxelles X où actuellement 25 000 colis sont gérés à l'heure par une équipe de 1 000 personnes. Je pense à ces travailleurs qui se relayent jour et nuit pour délivrer les colis à l'heure du pic de fin d'année. Je pense aux postiers qui chaque matin se lèvent pour livrer le courrier ou les journaux dans des conditions hivernales polaires. Ils méritent mieux que ce cirque. Ils méritent nos applaudissements.
Mais on doit aussi se mettre à leur place après la gifle qu'ils viennent de recevoir en lisant la presse ces dernières semaines. Une gifle pour les engagements donnés par un CEO et plusieurs cadres, qui ont à nouveau trahi leur confiance par leurs actions ou leur passivité. Car oui, on parle ici de manque d'éthique et de transparence, au cœur du dossier sur l'entente illicite concernant la concession de presse.
Cependant, dans cette noirceur, heureusement, il y a de la lumière: la diligence du conseil d'administration et de la ministre pour trancher rapidement sur l'attitude à suivre par rapport aux personnes ciblées par l'enquête, et ce sur la base de faits et non de rumeurs, monsieur Freilich.
Ce qui a changé, c'est la prise de responsabilité de personnes qui croient au projet de bpost et à sa plus-value pour les citoyens. Cet engagement doit se poursuivre à l'avenir pour assurer la livraison et la distribution du courrier et des colis dans des conditions socialement acceptables face aux cow-boys du secteur, pour assurer la livraison de quotidiens et de périodiques sans discrimination sur le territoire. Cela a un certain coût pour les finances publiques. Comme la santé, la sécurité et le droit à la mobilité, le droit à une information pluraliste et de qualité est aussi un droit démocratique.
Madame la ministre, quelles perspectives dressez-vous pour la suite du dossier au niveau du management? Pouvez-vous nous garantir votre soutien à des conditions permettant d'assurer la livraison des quotidiens et des périodiques sans discrimination et de préserver l'écosystème médiatique dans sa diversité?
11.05 Minister Petra De Sutter: Mevrouw de voorzitster, collega's, bpost vaart opnieuw door woelige wateren. Het overheidsbedrijf is alweer op zoek naar een nieuwe CEO, die het vertrouwen moet herstellen. Vertrouwen is immers het woord dat ik hier centraal wil stellen.
Mevrouw Vindevoghel, ik wil in het dossier de minister van transparantie zijn. U hebt transparantie gevraagd. Die transparantie is ook voor mij heel belangrijk. Ik wil dan ook in het dossier aan alle betrokkenen, uiteraard in de eerste plaats aan bpost, openheid vragen en de onderste steen van het dossier in al zijn aspecten omkeren. Hetgeen nu aan het licht is gekomen, kan echt niet door de beugel.
De indruk dat er een soort cultuur aan de top van het bedrijf zou heersen waarbij bepaalde mensen niet meer kritisch toetsen of hun acties zowel wettelijk als zeker ethisch door de beugel kunnen, is erg schadelijk. Dat is het in de eerste plaats voor de werknemers, die in het bedrijf elke dag heel hard werken, zoals de postbodes en hun collega's in de sorteercentra en elders. Dat is een overheidsbedrijf niet alleen verschuldigd aan de burgers en de klanten, maar ook aan de werknemers. Integriteit is immers geen rekbaar begrip. Daarover moeten wij duidelijke afspraken maken.
Ik heb daarom in de nasleep van een vorig dossier recent met bpost een relationship agreement ondertekend. Ik heb dat trouwens ook met Proximus ondertekend. Mijn bedoeling was om met het bedrijf een betere informatiedoorstroming tot stand te brengen, zeker wat belangrijke beslissingen betreft die een impact op het brede publiek kunnen hebben of die een publiek debat kunnen aanzwengelen.
La confiance, l'intégrité et la transparence devraient être les valeurs fondamentales d'une entreprise publique comme bpost. Pour cette raison, le département Compliance doit être fortement amélioré. Ce département veille, comme vous le savez, au respect de toutes les réglementations.
J'estime que la conformité doit être renforcée à tous les niveaux de l'entreprise, y compris au sein du comité de direction. L'intégrité et l'honnêteté auront ainsi plus de portée.
Lorsque l'on travaille avec de l'argent public, tout doit être clair et transparent. Bien entendu, nous devons tenir compte du contexte dans lequel opère une entreprise cotée en bourse comme bpost.
En tant que ministre de tutelle, il importe pour moi d'être informée afin de contribuer au maintien de l'intérêt public, quand cela est possible, et en bonne entente avec cette chambre. Toutefois, vous comprendrez aisément qu'on ne peut pas toujours communiquer toutes les informations afin de ne pas compromettre l'examen de conformité ainsi que d'autres enquêtes en cours.
Zoals gezegd wil ik structureel dingen veranderen. Zo is er voor de heer Tirez geen gouden parachute, zoals dat vroeger nogal eens gebeurde, omdat wij dat in zijn contract hebben laten inschrijven. De tijden veranderen en wij leren uit de fouten van het verleden.
Ik wil absoluut ook een woord van steun uitspreken aan het personeel en de klanten van bpost. Ik heb de vakbonden een paar dagen geleden reeds gezien en ik leg nu de focus op de belangrijke eindejaarspiek die voor de deur staat. Die moet goed verlopen, in het belang van het bedrijf, de medewerkers en de klanten. Voor mij is de situatie absoluut geen politiek spel, maar gaat het over vertrouwen, betrouwbaarheid en een kwaliteitsvolle dienstverlening.
Ik heb van u punctuele vragen gekregen betreffende de inhoud van de audit, het onderzoek en dergelijke. Ik heb inderdaad, mijnheer Freilich, eind oktober gezegd dat iemand voor mij onschuldig is tot het tegendeel bewezen is. Als een onderzoek loopt, is het niet gepast om uitspraken te doen over schuld of onschuld. Als in het onderzoek voldoende elementen naar voren zijn gekomen om een beslissing te nemen, zoals de raad van bestuur vorige vrijdag heeft gedaan, dan is de situatie anders. U mag mij dus niet pakken op mijn uitspraak van eind oktober. De gegevens wezen toen ook niet naar de vorige persconcessie, maar dat is intussen wel zo. Met andere woorden, het onderzoek heeft zich daartoe uitgebreid en ook vandaag kunnen wij geen uitspraken doen over het verloop of de eventuele resultaten daarvan. U zegt dat u over heel veel goede interne bronnen beschikt. Ik geloof dat best, maar zij zijn niet altijd zeer accuraat. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de fameuze e-mail die mij bij een vorige interventie was beloofd. U hebt die toen aangehaald, maar ik heb die helaas nog steeds niet ontvangen.
Mevrouw Dewulf, u maakt een politieke afrekening van dit dossier. Ik heb, in alle eerlijkheid, geen enkel argument om aan te nemen dat hier politieke motieven spelen. Die zijn geconstrueerd – ik lees ook de media – maar in dezen ben ik ze, eerlijk gezegd, niet tegengekomen.
Mevrouw Vindevoghel, op uw vragen heb ik voldoende geantwoord.
Il en est de même en ce qui vous concerne,
monsieur Parent. Je pense effectivement qu'il y a du travail à faire chez
bpost. On cherche un nouveau CEO et on sera très attentif aux compétences et à
l'intégrité des candidats. Je
vous remercie.
11.06 Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb mijn fractiesecretaris vandaag gevraagd om niet alleen de titel van mijn vraag maar ook de specifieke inhoud van de drie vragen door te sturen, want ik wilde daar een antwoord op krijgen. Ik wilde weten vanaf welke datum mevrouw Hanard, de voorzitster van de raad van bestuur, wist dat er mogelijk een probleem was. U hebt die vraag ontvangen, maar ik heb daar geen antwoord op gekregen.
De informatie die mij nu bereikt, is dat hiervan eind januari 2022 al melding was gemaakt, maar dat het nog tot het einde van de zomer heeft geduurd voor er actie werd ondernomen. Daar klopt dus iets niet. We moeten weten wat dat precies is.
De conclusie in heel deze zaak is voor ons duidelijk. Stop met die megasubsidie, stop met die concessie en stop zelfs met dat overheidsbedrijf. We hebben dat niet nodig. We moeten terug naar een privébedrijf, zoals in onze buurlanden, dat dit even goed en misschien zelfs beter kan organiseren.
11.07 Nathalie Dewulf (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. De concessie waarover we het hebben, liep normaal in 2019 af. Sindsdien spelen we telkens verlengingen, zoals in het WK. Vandaag is het 15 december, wat betekent dat de nieuwe concessie binnen twee weken zou moeten ingaan. De regering besliste recent om het lopende contract opnieuw te verlengen, terwijl er nog een fraudeonderzoek loopt naar de totstandkoming ervan. Uw PS-collega, minister Dermagne, voelt zich zelfs niet genoodzaakt om dit onderzoek af te wachten.
Het is duidelijk dat de PS de touwtjes in handen wil houden en het eigenbelang voor dat van de belastingbetaler stelt. Dit probleem dateert al van 2015, toen CEO Johnny Thijs buiten werd gepest door toenmalig minister van Overheidsbedrijven Jean-Pascal Labille van – drie keer raden – de PS. Leg zelf de puzzel, mevrouw de minister.
11.08 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, het in niet meer dan normaal dat er geen parachute gegeven wordt. Als een gewone werknemer een fout maakt, krijgt hij ook niks, behalve zijn C4 en soms zelfs een sanctie. Dit is dus een goede zaak.
Ten tweede, u hebt niet echt geantwoord op het probleem van de tewerkstelling. Het Vlaams Belang en de N-VA willen alles privatiseren, de hele krantenbedeling. Het gaat over 3.000 jobs als de kranten niet meer bedeeld worden. Dat is wat het Vlaams Belang zegt.
Ten derde, wij zijn op bezoek geweest bij bpost. Daar wordt elke werknemer permanent gecontroleerd door tientallen camera's. Ik stel voor om ook het directiecomité te controleren. Zet camera's in de bureaus van de directie.
11.09 Nicolas Parent (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Il est clair qu'au-delà de l'affaire, certains sur les bancs de ce Parlement ou dans les coulisses comptent manifestement profiter du dossier pour affaiblir bpost, pour des raisons clairement idéologiques, surtout après avoir entendu la réplique de M. Freilich.
En matière de transparence, de premières mesures fortes ont déjà été prises par le conseil d'administration et par vous-même. M. Tirez a été mis à la porte sans parachute. Nous voulons que la transparence puisse continuer à être exercée mais nous voulons aussi de la stabilité au sein de l'entreprise.
Madame la ministre, nous comptons sur vous et sur le conseil d'administration pour tenir bon face aux vents contraires, pour tenir le cap que vous avez pris au sein de la Vivaldi pour préserver un emploi de qualité dans le secteur postal et la logistique, pour renforcer la transparence et la gouvernance au sein des entreprises publiques et pour renforcer les missions d'assistance aux citoyens et leur durabilité.
Madame la ministre, les écologistes comptent sur vous, tout comme les travailleurs de bpost.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12.01 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister, collega's, ik wil u het verhaal vertellen van Olga, die bij ons woont. Een heel toffe madam die supergelukkig was in Oekraïne, maar die spijtig genoeg moest vluchten voor de oorlog in Oekraïne. Die oorlog duurt ondertussen bijna een heel jaar en dreigt te bevriezen, letterlijk en figuurlijk. Het ziet ernaar uit dat Olga nog wel een tijdje bij ons zal blijven. Olga is een kapster en werkt met haar handen. Handen hebben we nodig, veel en overal, dat weet iedereen. Olga wil ook graag werken en zich nuttig voelen. Ze voelt zich niet goed bij het idee dat ze dat leefloon krijgt, dat wat als een aalmoes aanvoelt. Zij wil werken, maar ze mag niet, want haar Nederlands is nog niet goed genoeg. Oei, jammer. Zij wil het Nederlands onderweg wel leren, want haar knippen gaat ook zonder taal, maar dat mag niet.
Mevrouw de minister, u begrijpt waar ik naartoe wil. Van de ongeveer 50.000 Oekraïense vluchtelingen in ons land, zijn er op dit moment 1.128 door de VDAB aan het werk, of iets meer dan 2 %. Van de andere instroom hebben we geen idee: interim, zelf een job gevonden, we weten het niet. Dat zal minstens ook 2 % zijn. Of 5 %. Weet u wat, het is bijna Kerstmis, we verdubbelen het: 10 %. Met Nieuwjaar verdubbelen we nog eens: 20 %. Misschien is 20 % van de Oekraïense vluchtelingen aan het werk. Weet u hoeveel er in Nederland aan het werk zijn? 84 %. Zoek het verschil, denk ik dan.
Mevrouw de minister, op welke manier zult u de ondersteuning aanpassen aan de lange duur van dit conflict? Dat hadden we natuurlijk zo niet gezien. U geeft geheel terecht extra steun aan de OCMW's om Oekraïense vluchtelingen op te vangen, maar welke inspanning staat daartegenover? Moeten zij ook activeren?
12.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Liekens, zoals u weet heeft de groep van tijdelijk beschermden uit Oekraïne recht op een equivalent leefloon. Binnen dit stelsel is het GPMI niet verplicht, dit in tegenstelling tot de nieuwe leefloners. Mijn administratie, de POD Maatschappelijke Integratie, beschikt daarom niet over de gegevens met betrekking tot de activering van deze groep.
U weet eveneens dat de regering bijkomende middelen heeft toegekend aan de OCMW's, die onder andere gebruikt kunnen worden om de activering van deze mensen te stimuleren, in functie van de situatie waarin ze zich bevinden. Dit behoort tot de verantwoordelijkheid van de lokale besturen, in samenwerking met de gewesten. Ik hoor op het terrein dat dit in de praktijk ook echt gebeurt, onder andere in de OCMW's van Antwerpen, Gent en Brussel. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn 2.200 Oekraïeners ingeschreven bij Actiris.
Het is dus in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de lokale besturen, de gemeenten, de OCMW's en de gewesten, en niet van de minister van Integratie.
12.03 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister, ik weet dat er met het equivalent leefloon inderdaad geen verplichte activering is. U zegt terecht dat een aantal OCMW's en lokale besturen het wel goed doen, maar als wij de cijfers bekijken, zijn er ook heel wat die het niet goed doen.
Het is heel belangrijk dat er extra inspanningen gebeuren, in de eerste plaats voor onze Oekraïense medeburgers zelf, zodat ze zich nuttig kunnen voelen, een identiteit hebben. Een job gaat over meer dan alleen geld verdienen. Het gaat ook over zich nuttig voelen. In de tweede plaats is dat ook heel belangrijk voor onze arbeidsmarkt. Wij hebben immers het geld nodig. Een belangrijke derde reden is het maatschappelijk draagvlak. Het is belangrijk dat die mensen ingeburgerd geraken. Daarvoor is werk het allerbelangrijkste.
Geef dus alstublieft nog een extra duwtje in de goede richting.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
13.01 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, comme vous le savez, cette époque de l'année est la période à laquelle nos zones de police doivent finaliser leur budget pour l'exercice à venir. Afin d'établir le budget de la manière prescrite par la circulaire PLP 62, qui est la circulaire ministérielle contenant les directives pour l'établissement du budget de police 2023 à l'usage des zones de police, nous devons bien entendu disposer de données précises relatives aux dotations fédérales.
Or, à ce jour, certains montants ne sont pas encore connus. Je pense, entre autres, à la dotation visant à encourager certaines initiatives, à la dotation Salduz ou encore aux montants individuels de la dotation relative à l'accord sectoriel. Par ailleurs – et je ne vous apprendrai rien –, cette circulaire ministérielle interdit d'inscrire de manière anticipée ces trois dotations au budget 2023. Je cite: "Les montants de cette dotation ne sont pas encore connus. Il convient donc de n'inscrire aucun montant dans le budget 2023."
Madame la ministre, le temps passe. Pouvez-vous nous dire avec exactitude quand les zones de police pourront disposer de chiffres précis? Quelles difficultés avez-vous rencontrées dans l'élaboration de la dotation fédérale?
Pourquoi, systématiquement, les montants de certaines dotations ne peuvent-ils être communiqués dans la circulaire budgétaire?
Enfin, plutôt que d'obliger les zones de police à inscrire des montants nuls par manque d'informations de la part de l'autorité fédérale, ne serait-il pas opportun que les zones de police puissent inscrire un montant provisoire correspondant à un pourcentage des dotations antérieures? Cela permettrait d'atteindre l'équilibre budgétaire, que certaines zones de police ont de plus en plus de mal à trouver. Je vous remercie pour vos réponses.
13.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Bombled, en septembre, les zones de police locale ont été provisoirement informées des dotations fédérales de base sur lesquelles elles peuvent compter cette année. L'approbation de ces dotations et également des dotations spécifiques dont vous parlez est à l'ordre du jour du Conseil des ministres de demain et elles seront confirmées aux zones de police locale immédiatement après la décision du Conseil des ministres de demain. Comme vous le savez, en raison du calendrier du cycle budgétaire fédéral, les montants définitifs ne peuvent être confirmés qu'après la finalisation définitive des budgets fédéraux.
En outre, le 23 novembre, nous avons envoyé une circulaire aux zones de police locale avec les directives pour la préparation de leurs budgets 2023. Contrairement aux années précédentes, nous avons clarifié pour ces zones la possibilité de prendre en compte l'indexation connue jusqu'en septembre pour la confection du budget 2023. Les zones peuvent ainsi anticiper dans leurs budgets l'indexation légale qui sera exécutée lors du contrôle budgétaire en 2023. Elles peuvent en effet tenir compte de l'indexation jusqu'en septembre 2022. Avec la communication antérieure de septembre et la circulaire transmise en novembre, nous avons essayé de donner aux pouvoirs locaux le plus rapidement possible la clarté nécessaire pour leurs budgets et on va pouvoir confirmer, après la décision de demain au Conseil des ministres, les dotations qui seront attribuées aux zones de police.
Je ne dois pas vous l'expliquer, de nombreux pouvoirs locaux se trouvent dans une situation financière difficile. Nous essayons cependant de les aider du mieux que nous pouvons et nous continuerons à le faire. Je vous remercie.
13.03 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, cela fait 16 ans que je suis bourgmestre et cela fait donc 16 ans que je suis membre d'un Collège et d'un Conseil de police. Une fois encore, je me permets d'insister sur l'urgence d'obtenir le plus rapidement possible des chiffres précis concernant les dotations fédérales à nos zones de police – je parle des dotations spécifiques – ou, à tout le moins, de pouvoir inscrire à l'avenir des montants provisoires au budget. Je le répète: le temps presse et ces dotations fédérales sont nécessaires pour aider nos zones de police et donc nos communes à prendre en charge toute une série de coûts. Je pense notamment aux augmentations barémiques, des augmentations justifiées pour nos policiers. Faire respecter la loi, maintenir l'ordre et garantir la sécurité publique sont autant de missions que notre police ne pourra assurer au mieux que si on lui en donne les moyens.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
14.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, madame la secrétaire d'État, l'incarcération de plusieurs députés européens pour faits de corruption a révélé l'extrême faiblesse de certains face au pouvoir de l'argent, face à des États comme le Qatar, encore lui, qui croient ainsi pouvoir acheter notre intégrité, notre indépendance et nos valeurs en toute impunité.
Alors, je ne sais pas vous mais, personnellement, toutes ces liasses de billets m'ont juste donné la nausée, surtout à un moment où nous savons que nos ménages et nos PME, déjà asphyxiés par la crise sanitaire, sont aujourd'hui étranglés par leurs factures énergétiques.
Cette affaire doit pousser notre Parlement à réagir, à balayer devant sa porte. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle mon collègue, François De Smet, a écrit, pas plus tard que ce lundi, à la présidente de notre Assemblée pour faire le bilan sur ces mesures contre la corruption. Mais votre gouvernement doit lui aussi agir. À défaut, on verra les populistes et les extrémistes de tous bords tirer profit de cette affaire qui, comme toutes les autres, jettent l'opprobre sur l'ensemble de la classe politique, en ce compris tous ceux qui travaillent avec conviction et dévouement au quotidien.
Nous vous attendons sur le registre des lobbies qui a été évoqué tout à l'heure mais pas uniquement. Madame la secrétaire d'État, combien de recommandations du GRECO ont-elles été mises en œuvre par votre gouvernement? Nous en étions à seulement deux sur vingt-deux en juillet dernier. Je vous pose la question car, hier encore en commission, le ministre de la Justice a botté en touche en renvoyant à d'autres membres du gouvernement sur cette question précise et, apparemment, vous êtes devenue la nouvelle porte-parole de ce gouvernement. Toutes mes félicitations!
Quelles suites votre gouvernement a-t-il données au rapport de la Commission européenne sur l'État de droit en vue d'améliorer la lutte contre la corruption? Enfin, que faites-vous contre la corruption par des États comme le Qatar pour ne citer que lui?
14.02 Alexia Bertrand, secrétaire d'État: Madame la députée, je vous remercie de votre question. Comme vous le savez, j'interviens en lieu et place du ministre de la Justice pour les raisons que nous connaissons tous et qui ne peuvent que nous peiner sur l'état de la démocratie.
Je puis vous confirmer que le juge d'instruction de Bruxelles dirige une enquête judiciaire dans le cadre de laquelle des suspects ont été arrêtés. Parmi eux, on compte des députés européens – actuels ou anciens –, ainsi que certains de leurs collaborateurs, soupçonnés de participation à une organisation criminelle, de corruption et de blanchiment d'argent. Cette enquête a été ordonnée par le parquet fédéral et est menée par l'Office central pour la répression de la corruption (OCRC) de la police fédérale. Cet organe bénéficie d'un cadre complet depuis quelques mois, comme l'a constaté le parquet fédéral. Il ne faut pas oublier le travail accompli par la Sûreté de l'État, un service dont les effectifs auront doublé entre 2020 et 2024. Ce sont des choix conscients de ce gouvernement.
Comme le ministre de la Justice l'a indiqué hier en commission, ses services remplissent, en ce qui concerne le GRECO, un rôle de coordination. Son administration a récemment encore demandé un rapport sur l'état d'avancement intermédiaire à tous les services concernés. Ce faisant, nous avons réitéré la nécessité de transposer autant que possible l'intégralité de ses recommandations pour juin 2023. Le cas échéant, le ministre recontactera ses homologues pour insister sur ce message.
Chers collègues, je ne puis ici qu'exprimer toute ma reconnaissance pour le travail continu de notre police, de notre justice et de la Sûreté de l'État. Nos services démontrent qu'ils sont prêts et au point, au service et en défense de notre État de droit, pour notre protection collective. Vous noterez que même le premier ministre des Pays-Bas, Mark Rutte, nous a félicités pour la manière dont ce dossier est traité.
14.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour vos réponses même si vous conviendrez qu'il en ressort que votre gouvernement n'a pas fait grand chose depuis que j'ai interpellé le premier ministre à ce sujet en juillet dernier, contrairement aux services de renseignements, de police et de la justice qu'il faut saluer. C'est juste consternant parce que, depuis deux ans, votre accord de gouvernement nous fait miroiter des grandes réformes de bonne gouvernance mais aussi parce que, depuis des années, tant le GRECO que la Commission européenne vous implorent d'en faire beaucoup plus contre la corruption face au poids des lobbies et à la faiblesse des moyens aujourd'hui dévolus à la justice. Mon parti, DéFi, a déposé une proposition de résolution qui vise à mettre sur pied un parquet financier indépendant et spécialisé en matière de lutte contre la corruption. J'appelle votre majorité à la soutenir parce que, à défaut, on va se retrouver dans une situation où notre démocratie sera en danger. L'idée est de pouvoir sauvegarder l'indépendance des pouvoirs et de redonner foi et espoir en la politique. Je vous remercie.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
15.01 Barbara Pas (VB): Mevrouw de staatssecretaris, dank u wel dat u voor uw nieuwbakken partijgenoot Van Quickenborne wilt invallen. Ik begrijp dat zijn veiligheid prioritair is, maar ik begrijp niet dat zijn veiligheid in dit Huis van de democratie niet gewaarborgd zou kunnen worden. In Nederland bijvoorbeeld wordt een Wilders al ettelijke jaren bedreigd, maar hij kan wel nog naar het Parlement komen. Het lijkt mij alvast dat er dezer dagen in Brussel plaatsen zijn waar het een pak gevaarlijker is dan in dit halfrond. Dat brengt mij tot mijn vraag.
Winst of verlies, voor een bepaalde groep Marokkaans tuig is voetbal altijd een feest. Niet op een bal, maar keet schoppen. Elke week opnieuw en al weken aan een stuk. Gisteren moest de politie in Antwerpen en in Brussel alweer ingrijpen en werd een tweehonderdtal criminelen opgepakt, ongeveer evenveel als het aantal agenten dat zich bij de politiezone Brussel Noord ziek heeft gemeld nadat opnieuw een agent fysiek is aangevallen, ditmaal nota bene door een elfjarige.
Hoeveel van die 200 zitten er momenteel, een dag later, nog steeds vast, mevrouw staatssecretaris? Hoeveel relschoppers van de afgelopen weken werden ondertussen al veroordeeld? Hoe snel is dat 'supersnelrecht' dat Van Quickenborne aankondigde?
Van de 200 opgepakte criminelen van gisteren zou ik graag weten hoeveel er de vorige keer en de voorbije weken al opgepakt werden. Waarom werden die gekende relschoppers niet preventief opgepakt?
Marokko moet nog één wedstrijd spelen. Ik hoop dat men hen zaterdag wél preventief zal oppakken.
15.02 Staatssecretaris Alexia Bertrand: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Pas, de laatste keer dat minister Van Quickenborne hier stond, riep hij iedereen op om die probleemjongeren aan te pakken en om schouder aan schouder te staan met de politie. Veel mensen hebben dat ook gedaan. Na die eerste incidenten hebben ouders, buurtbewoners, handelaars en straathoekwerkers zich georganiseerd in Brussel en een menselijke ketting gevormd. Ook gisteren deden ze dat, maar toch waren er tegen het einde van de avond nog incidenten met relschoppers die uit waren op een confrontatie met de politie.
Die heeft doortastend opgetreden. In Brussel werden 209 personen bestuurlijk gearresteerd en dus preventief opgepakt om erger te voorkomen. Zoals u weet, kan en mag Justitie niets doen met die mensen. Vier personen werden gerechtelijk aangehouden, twee voor het gooien van projectielen naar een politiebarrage en twee voor het bezit van vuurwerk. Justitie zal tegen hen optreden.
De politie gaat nu aan de slag om die gegevens naast camerabeelden te leggen, om zo meer daders te kunnen identificeren en gerechtelijk te vervolgen. Zoals u ziet, doen politie en Justitie wat kan om op te treden tegen relschoppers en hen te vervolgen.
Ik herhaal hier nogmaals de oproep van de minister van Justitie van twee weken geleden. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen in het opvolgen van probleemjongeren, ook de deelstaten en de burgemeesters, om zo de spiraal van de rellen in Brussel te doorbreken en de politiemensen, die telkens in de frontlinie staan, echt te steunen.
15.03 Barbara Pas (VB): Mevrouw de staatssecretaris, u hebt de aankondiging van het supersnelrecht niet meer herhaald. Waar blijven die teksten? Het enige dat hier supersnel is gebeurd, is het vrijlaten van criminelen zodat zij klaar zijn voor een volgend rondje voetbalplezier aanstaande zaterdag.
Twee weken geleden lanceerde de minister hier met veel poeha het idee om het kindergeld van die minderjarige relschoppers af te pakken. In het Vlaams Parlement werd dat idee intussen al afgeschoten door links, door cd&v, door de N-VA en ook door Open Vld zelf. Van Quickenborne heeft bijzonder weinig draagvlak voor zijn ideeën, zelfs zijn eigen partij steunt hem daarin niet.
Mevrouw de staatssecretaris, ik zou dan ook willen afsluiten met de woorden van een Vlaamse cd&v-minister aan minister Van Quickenborne: "Zorg dat mensen geïdentificeerd, opgevolgd en veroordeeld worden." Kortom: doe uw job!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: Ceci clôture les questions orales.
Cette proposition a été adoptée par la commission de la Santé et de l'Égalité des chances
en application de l'art. 76 du Règlement.
Dit voorstel is aangenomen door de commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen met toepassing van art. 76 van het Reglement.
Discussion
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4) (2969/3)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2969/3)
La discussion est ouverte.
De bespreking is
geopend.
Mme Vanpeborgh, le rapporteur, s'en réfère à son rapport écrit.
Je vous rappelle que le temps de parole est de cinq minutes par groupe.
16.01 Kathleen Depoorter (N-VA): De N-VA gaat er zeker mee akkoord dat er verbeteringen noodzakelijk waren om de twintig jaar oude wet op de patiëntenrechten beter aan deze tijd aan te passen. Er staan dan ook een aantal goede zaken in de tekst, die meer op de noden van vandaag geënt zijn.
Toch heeft de N-VA een paar opmerkingen. Er wordt verwezen naar talenkennis en het recht van de patiënt om in begrijpbare taal verzorgd te worden. Er wordt echter heel weinig verwezen naar de plichten die dat ook met zich mee kan brengen. Het is toch wel de bedoeling dat een patiënt, wanneer hij zich vestigt in ons land, een van de drie landstalen zou beheersen. Hetzelfde geldt voor de zorgverstrekkers. De N-VA-fractie heeft erop gewezen dat er toch vaak een probleem is in verband met de talenkennis van zorgverstrekkers uit andere Europese landen, ook al zijn ze uiteraard zeer welkom, zeker gezien de schaarste op de zorgmarkt.
We zijn ook bezorgd dat verzoek 5.d. een voorafname op de wijziging van de euthanasiewet inhoudt, wat de N-VA-fractie in commissie duidelijk tot uiting heeft gebracht.
De N-VA gaat absoluut akkoord met de gedeelde besluitvorming, maar ziet wel een hiaat, die ik straks ook nog zal aankaarten en die de kinderrechten betreft. Gedeelde besluitvorming is heel belangrijk om trauma's bij patiënten – toch wel in 10 % van de gevallen – te voorkomen. Kinderen moeten inderdaad samen met hun zorgverstrekker op weg gaan in de verzorging.
Het is ook jammer dat de vivaldiregering – we zijn dit ondertussen gewoon – flirt met deelstaatbevoegdheden. Zo wil men het bezoekersrecht in zorginstellingen regelen, maar Vlaanderen heeft dat uiteraard zelf al gedaan.
Zo blijft men ook inzetten op IMC's. Wij weten sinds de covidcrisis allemaal dat interministeriële conferenties met negen ministers van Volksgezondheid niet werken. De overheveling van bevoegdheden blijft dus een strijdpunt voor onze fractie.
Het Fonds voor de medische ongevallen is ook niet meegenomen. Nochtans zou dat een ankerpunt kunnen zijn om alle klachten te verzamelen en er beleidsadviezen mee te formuleren.
Het belangrijkste, collega's, zijn echter de rechten van het kind. Wij zijn heel verheugd dat ons amendement ter zake meegenomen is, het amendement waarin wij bijzondere aandacht vragen voor de rechten van het kind. Wij hebben dit amendement ingediend voor de hoorzitting met het JOY-platform.
Ik was op het moment zelf niet aanwezig, maar ik heb die hoorzitting naderhand beluisterd. Ik vond wat die mensen gezegd hebben toch heel waardevol. Als wij rekening houden met het feit dat 80 % van de kinderen die verzorgd worden angsten ontwikkelt en dat 10 % van die kinderen een trauma ontwikkelt, waardoor op latere leeftijd hun preventieve maar ook hun curatieve gezondheidszorg in gevaar komen, meen ik dat wij veel dieper moeten gaan.
De verwijzing in de tekst dat wij bijzondere aandacht moeten hebben voor de rechten van het kind, volstaat niet. Vandaar dat wij een aantal amendementen hebben ingediend, waarin wij heel duidelijk verwijzen naar enerzijds de rechten van het kind en anderzijds de opererende instanties en de aanpak van de minderjarige patiënt in de ziekenhuiswetgeving. Dat moet daar duidelijker in opgenomen worden.
Het kwaliteitskader en de minimale diplomavereisten voor de zorgverstrekkers die kinderen verzorgen, moeten zeker in samenspraak met de deelstaten aangepakt worden. Als wij luisteren naar de getuigenissen van de thuisverpleegkundigen en de kinderartsen, dan is dat absoluut noodzakelijk. Het moet meer zijn dan één regeltje. Ook daarover hebben wij dus een amendement ingediend, collega's.
Wat de dataverzameling betreft, het is ontzettend belangrijk dat we leren uit de ervaringen van kinderen en uit de ervaringen die de zorg voor kinderen zo specifiek maken. Een kind is immers geen minivolwassene.
Collega's, daarom nodig ik u echt uit om onze amendementen (…)
De voorzitster: Mevrouw Depoorter, u hebt uw spreektijd opgebruikt. Ik pas de regel van het Reglement toe.
Ik zal u nog het woord geven voor uw amendementen.
16.02 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik heb onze amendementen al
toegelicht en was mijn betoog aan het afsluiten. Collega's, ik nodig u uit om
onze amendementen goed te keuren. Ze zijn essentieel.
16.03 Laurence Hennuy (Ecolo-Groen): Madame la présidente, chers collègues, la loi du 22 août 2002 relative aux droits des patients a vraiment été une avancée majeure pour mieux répondre aux attentes des patients et aussi définir le rôle essentiel des professionnels de santé. Elle a permis à chacun de mieux connaître ses droits, ses devoirs ainsi que les conséquences de ses actes et/ou aussi l'absence de ses actes. Elle a permis de définir et de consacrer le droit à l'information, à la qualité des prestations dans le respect de la dignité humaine, au consentement éclairé, à la consultation du dossier médical, le droit de plainte et à la représentation.
Cette loi demeure une avancée remarquable. Mais après vingt ans, c'est un petit peu comme si la loi s'était arrêtée au milieu du gué. Il était nécessaire de l'adapter à une vision actuelle des soins de santé. C'est dans ce sens que nous avions déposé notre proposition de résolution Ecolo-Groen, qui était l'aboutissement d'un travail collectif entamé déjà en 2017 par les députées Ecolo-Groen Anne Dedry et Muriel Gerkens, grâce à une expérience acquise et aux acteurs impliqués au quotidien.
Les nombreuses auditions qui ont eu lieu ont révélé qu'il subsiste encore des situations problématiques, tant pour les prestataires de soins que pour les patients, dans leurs rapports réciproques. Je citerai notamment le manque de communication, des processus de médiation peu visibles et complexes, des trajets de plainte flous, le manque de points de contact, les difficultés d'accès au dossier médical informatisé ou papier, le manque de clarté sur le statut de la personne de confiance, le manque de maîtrise sur les données de santé qui sont enregistrées et partagées; ce ne sont que quelques exemples.
Le travail que nous avons réalisé en commission, sous l'article 76, va plus loin que la proposition de résolution que nous avions déposée voici deux ans. En ce sens, je suis assez satisfaite non seulement du processus, mais aussi du résultat. Cette résolution poursuit deux objectifs: repréciser certains droits et amener tous les acteurs à faire vivre ces droits.
La loi sur les droits du patient suffit-elle, à elle seule, à changer les perceptions, les relations et les attitudes des prestataires de soins et des patients? Non. Les nombreuses auditions ont montré que, par manque de connaissances, de pédagogie et par manque d'application concrète des mesures, la démocratie sanitaire n'a pas encore gagné la place qui devrait être la sienne.
Dès lors, comment les politiques doivent-ils penser ces nouvelles responsabilités? Nous demandons, tout d'abord, d'adapter la législation à la réalité des soins. Aujourd'hui, nous avons des pratiques multidisciplinaires où le patient est au centre, une relation beaucoup moins paternaliste entre le prestataire de soins et le patient, qu'il soit enfant ou adulte, une inégalité surtout en matière d'accès aux services de soins de santé qui a été exacerbée par la crise du covid-19 et la digitalisation de l'environnement des soins.
Nous demandons également au gouvernement de rendre les droits du patient effectifs. En effet, la loi relative aux droits du patient porte sur la relation de soins entre le patient et le professionnel de santé. Cette loi doit rester une législation de valeurs et de principes.
Doit-on, par exemple, écrire dans la loi que cette relation de soins est une relation humaine qui nécessite de l'empathie et du temps? Non. Mais cela doit se traduire sur le terrain par un soutien politique aux soins de santé. Cela doit également être plus présent dans l'enseignement. Cela doit être rappelé dans le cadre d'une formation continue. Cela peut aussi être renforcé par le biais d'associations de patients bien présentes, bien consultées et bien financées.
Tous les jours, nous sommes amenés à prendre des décisions concernant notre santé. Pour comprendre et prendre de bonnes décisions, faire des choix éclairés, nous avons besoin de bonnes informations et d'outils adéquats. Nous avons besoin d'être bien accompagnés. C'est pourquoi nous soulignons et clarifions le rôle de la personne de confiance.
Je voudrais ici attirer l'attention sur l'importance de l'information du patient. Il convient de renforcer les compétences en communication des prestataires de soins, mais aussi de donner la capacité aux patients de comprendre les informations médicales qui leur sont fournies, d'avoir accès aux informations sur les facteurs de risques pour leur santé. C'est seulement lorsque ces conditions seront remplies que l'on pourra parler de consentement.
Après le vote, nous enverrons au gouvernement une note d'orientation qu'il s'agira de concrétiser. En premier lieu, en travaillant avec la commission droits du patient, qui rassemble toutes les parties prenantes, et en ayant une lecture transversale des législations qui traitent des droits du patient, ce qui signifie aussi de travailler en collaboration avec les Communautés et les Régions.
La démocratie sanitaire doit être une préoccupation continue. N'attendons plus vingt ans pour en faire l'évaluation!
16.04 Laurence Zanchetta (PS): Chers collègues, dans le cadre de cette réforme, les auditions que nous avons menées tout comme les avis écrits qui nous ont été communiqués l'ont confirmé: au regard de l'expérience de ces 20 dernières années, et du développement des soins multidisciplinaires, la loi de 2002 doit être améliorée. Au cœur de nos préoccupations à ce sujet se trouve le patient.
Si cette loi doit, selon nous, continuer à revêtir un caractère généraliste, elle doit être revue en accordant à chaque étape de la réflexion, mais surtout, dans sa mise en application concrète, une attention particulière aux besoins des groupes vulnérables. Je ne pourrai pas être exhaustive et je n'ai pas le temps d'ailleurs de les citer, mais on peut évoquer les personnes porteuses d'un handicap, les enfants, les personnes âgées ou encore les personnes qui se trouvent en situation de précarité.
La dernière audition que nous avons eue, avec la plate-forme JOY, nous a, par exemple, démontré combien il est important de prendre en considération les besoins des enfants et des adolescents, et le consentement de ces derniers, dans le cadre de la loi de 2002, mais surtout dans la pratique sur le terrain.
Je ne vais évidemment pas revenir sur l'ensemble des recommandations que cette proposition contient mais sur quelques points spécifiques que mon groupe estime important de mettre en avant à nouveau.
Pour nous, il est ainsi une évidence que cette législation devra à l'avenir être davantage portée à la connaissance des citoyens qui sont aujourd'hui trop nombreux encore à méconnaître les droits qui sont les leurs en tant que patients. Cette législation devra également faire l'objet d'une attention spécifique dans le cursus des prestataires de soins et dans leur formation continue. Cette loi cohabitant aujourd'hui avec une série d'autres législations, comme la "loi qualité" par exemple, il sera important d'assurer la cohérence et la compréhension de cet arsenal pour les citoyens et donc aussi pour les prestataires.
Le consentement éclairé du patient, son libre choix et le respect de ce libre choix font également l'objet de nombreuses recommandations aujourd'hui. C'est pour nous essentiel, et certainement dans un contexte de spécialisation accrue et de soins multidisciplinaires renforcés.
Dans ce cadre, nous sommes d'ailleurs allés plus loin encore avec des propositions nouvelles concrètes, comme celle d'instituer un droit à la planification anticipée des soins afin de faciliter la prise de décision au moment où le patient n'est plus capable de manifester sa volonté.
Renforcer le droit à l'information des patients est également un point important dans le cadre de cette modernisation. Il sera ainsi intéressant d'examiner s'il faut en effet prévoir une communication écrite par les prestataires de soins lorsqu'ils transmettent des informations complexes à un patient sur son état de santé, et cela sachant que dans un contexte d'appréhension et d'inquiétude, le patient n'est pas toujours à même de comprendre et d'assimiler toutes les informations.
Un autre élément fondamental qui préoccupe de plus en plus le citoyen aujourd'hui est évidemment son droit au respect de la vie privée, son droit de déterminer qui peut ou ne peut pas consulter ses données médicales, et son droit de savoir quel est le traitement pouvant être réservé à ses données médicales. Ce texte met ainsi l'accent sur l'information qui doit être donnée au patient concernant le traitement de ses données et son droit de refuser le partage de ces mêmes données.
On l'a entendu à de nombreuses reprises lors des auditions: la terminologie et certaines définitions doivent aujourd'hui être adaptées et précisées. Je pense notamment à la notion de patient proprement dite, qui doit intégrer le rôle plus actif que le patient joue aujourd'hui dans le cadre de ces soins. Je pense également à la nécessité d'évaluer ce que recouvre la notion de la qualité des soins, compte tenu, à cet égard, des publics les plus vulnérables.
Enfin, garantir au patient un droit de plainte effectif en améliorant le système était pour nous fondamental, tant au sein qu'en dehors des établissements de soins proprement dits. La réforme proposée ici va, selon nous, dans le bon sens, et vise à améliorer la gestion interne des plaintes au sein des institutions de soins, en envisageant la mise en place – en collaboration avec les entités fédérées – de points de contact décentralisés régionaux, afin de traiter les plaintes de manière autonome par rapport aux prestataires ou aux établissements.
Pour conclure, la question de l'indépendance des médiateurs a été soulevée à de nombreuses reprises lors des auditions. Il en ressort qu'une professionnalisation de la fonction de médiation, au travers d'une formation de base uniforme et continue, pourra constituer une réponse adéquate.
16.05 Dominiek Sneppe (VB): Mevrouw de voorzitster, collega's, ik wil mevrouw Vanpeborgh bedanken voor het geleverde werk. Het betreft een uitgebreide en moeilijke materie, niet het minst omdat het over moeilijke en lastige momenten in ons leven of het leven van onze dierbaren gaat en omdat de verschillende betrokken actoren allemaal hun zegje willen doen.
Mevrouw Vanpeborgh, uw intentie om een Kamerbreed gedragen document te maken was mooi, maar dat bleek toch iets moeilijker te zijn als het amendementen van de oppositie en in het bijzonder van het Vlaams Belang betrof. De meerderheid krijgt vandaag een herkansing. Wat in de commissie niet kon, kan hier misschien wel. U kunt onze amendementen alsnog goedkeuren. Wij hebben ze opnieuw ingediend. Wij hebben er zelfs nog een aantal aan toegevoegd naar aanleiding van de hoorzitting met het JOY-platform, waar het ging over de rechten van minderjarige patiënten.
We willen onder meer in verzoek 13, in de algemene aanbevelingen, een punt e invoegen, waarin we bijzondere aandacht voor het minderjarige kind vragen, zeker wanneer iemand in een gezin met een ernstig medisch probleem te maken krijgt. In dergelijke situaties gaat alle aandacht naar de persoon met het probleem, wat logisch is, maar de naasten worden daarbij vaak vergeten. Dat kan zeker voor minderjarigen tot grote psychologische problemen leiden. Door daar attent voor te zijn, kunnen de problemen in veel gevallen voorkomen worden of in een vroeg stadium gedetecteerd worden. Daarover gaat ons nieuwe amendement.
Dat er heel wat amendementen werden ingediend toont alvast aan dat de intentie om te komen tot een Kamerbreed gedragen resolutie zich veeleer beperkt tot een door de meerderheid gedragen resolutie.
We steunen het voorstel mits onze amendementen worden aangenomen. Die amendementen zijn een constructieve bijdrage van onze partij om het nog beter te maken. Het is een goede startnota voor de Federale commissie voor de rechten van de patiënt, die uiteraard onze amendementen, mochten ze toch niet worden goedgekeurd – ik betwijfel dat althans ten zeerste –, zal krijgen toegestuurd.
Kortom, de tekst kan dienen als startnota om de reeds 20 jaar oude wet over de rechten van de patiënt te hervormen tot een eigentijdse wet, die rekening houdt met alle patiënten en al hun rechten.
16.06 Daniel Bacquelaine (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, voilà 20 ans que, personnellement, j'ai voté cette loi. J'étais déjà parlementaire à l'époque et je me souviens de la richesse des débats avec Magda Alvoet dans ce dossier. Cette période fut très féconde, puisque nous avions aussi voté le droit à la liberté de l'euthanasie – nouveau droit accordé à chacun. Je rappelle aussi la recherche sur embryon et plusieurs autres avancées très importantes du début des années 2000. Vingt ans après, il est évidemment nécessaire de faire le point et de progresser.
La loi originelle de 2002, du point de vue de l'éthique, était essentielle parce qu'elle introduisait un changement de paradigme, le patient devenant le centre de l'organisation des soins. Il est certain que, dans le colloque singulier et par le biais des codes de déontologie, le patient bénéficiait déjà, sur le plan personnel et individuel, de plusieurs droits et protections. Toutefois, nous sommes ici véritablement dans une organisation collective des soins lui réservant une place centrale. C'est ce que nous faisons en proposant diverses améliorations de ce texte. Il était donc opportun de faire le point. Un travail pertinent et constructif a été accompli. Tous les groupes se sont investis pour que nous puissions présenter une proposition de résolution de qualité.
Je ne vais pas parcourir tous les points, parce que nous n'en avons pas le temps, mais j'insisterai sur le droit au libre choix du prestataire de soins par le patient, qui me semble essentiel et que je relie au droit au consentement libre et éclairé – lequel doit toujours être totalement explicite. En effet, il ne doit pas seulement être implicite, car nous devons œuvrer pour qu'il soit une réalité, dans le sens où il importe que ce consentement ne s'évanouisse pas progressivement et que la maîtrise du patient ne se dilue pas non plus.
Je pense qu'il est important, au moment de l'évolution des technologies et de la digitalisation, de faire en sorte que la protection de la vie privée fasse véritablement l'objet de notre priorité parce qu'on sent bien que, progressivement, ce qu'on appelle le secret partagé devient un secret extrêmement dilué. Je pense que nous avons l'obligation de protéger davantage la vie privée des patients. Cela doit s'appliquer dans le cadre du colloque singulier entre le patient et le médecin bien sûr et entre le prestataire de soins et le patient. Il faut aussi que les informations qui sont révélées et qui sont à un moment donné stockées, traitées, manipulées, le soient dans le même esprit de protection de la vie privée. Là, il reste à mon sens un travail extrêmement important à réaliser.
Les données médicales personnelles ne sont plus seulement accessibles au corps médical mais aussi à toute une série de tiers qui sont amenés à exploiter les données. Et là, les mesures de protection doivent être plus robustes, c'est ce que nous demandons, pour faire en sorte que le patient ait confiance dans le système d'organisation des soins parce qu'il s'agit bien de cela. Il faut que le patient garde une grande confiance dans l'organisation des soins. Pour cela, il faut qu'il ait la certitude que les données qu'il livre – parce que ce sont les siennes –, seront traitées de manière telle que le secret qui entoure certaines de ces données soit effectivement préservé et que la liste des destinataires de l'obligation de respect du droit à la protection des données, qui s'allonge inexorablement – c'est un peu le sentiment qu'on a –, ne se fasse pas au détriment du respect de la vie privée du patient.
Je me réjouis que notre ministre de la Santé
puisse observer avec beaucoup d'intérêt nos résolutions et que nous puissions
revenir sur ce sujet parce que, bien entendu, le débat n'est pas épuisé. Je vous remercie de votre attention.
16.07 Nawal Farih (cd&v): Collega's, naar aanleiding van de 20ste verjaardag van de wet op de patiëntenrechten hebben we verschillende hoorzittingen georganiseerd waarin heel wat mensen gehoord werden. Daaruit zijn een aantal waardevolle en interessante inzichten voortgevloeid.
Enkele uitdagingen die aan bod kwamen, waren onder andere het recht op inzage van het patiëntendossier na overlijden van een minderjarige of wilsonbekwame meerderjarige door familie of wettelijke vertegenwoordigers. De incoherentie tussen de verschillende wetten wat betreft de definitie van vertrouwenspersoon en vertegenwoordiger kwam eveneens heel vaak voor. Ook de bekendheid van de wet op de patiëntenrechten, zowel voor patiënten als voor zorginstellingen en -verleners, bleek helaas nog niet op punt te staan. Er was ook een bevraging van het Vlaams Patiëntenplatform waaruit duidelijk bleek dat een op de vijf bevraagden niet vertrouwd was met de wet op de patiëntenrechten. Dat is een zeer schrijnend cijfer. Net als men ziek of in nood is, moet men immers over alle informatie beschikken om de juiste beslissingen te nemen en om zijn patiëntenrechten te kunnen garanderen.
We hebben ook de uitdagingen rond patiëntenrechten van minderjarigen besproken. Hiervoor werd een extra hoorzitting georganiseerd. Ik was zelf zeer hard onder de indruk van de cijfers die we daar hebben gehoord. Mijn collega, mevrouw Depoorter, heeft ze al eerder geformuleerd. Heel wat jonge mensen bouwen op een zeer vroege leeftijd namelijk een soort zorgtrauma of zorgangst op omdat zorgverleners niet altijd weten hoe ze moeten omgaan met minderjarige patiënten of welke taal ze bij hen moeten gebruiken.
Deze hoorzitting is dus toegevoegd naar aanleiding van een discussie op het einde van de rit. Ik wil nogmaals beklemtonen dat het goed is dat we ze hebben laten doorgaan. Mevrouw Fonck heeft ernaar gevraagd en ik wil haar daarvoor dan ook bedanken.
Ik zal nu de drie punten beklemtonen die voor cd&v heel erg belangrijk zijn. Er staan namelijk heel wat belangrijke zaken in de resolutie, maar ik zal er drie punten uit halen die voor onze fractie belangrijk zijn.
Een eerste aandachtspunt is het inzagerecht na het overlijden van minderjarige of wilsonbekwame meerderjarige patiënten. De resolutie heeft de duidelijke intentie om hier werk van te maken. Ik heb gesproken met heel wat patiënten, families en gezinnen die zich in een schrijnende situatie bevinden en die op zoek zijn naar informatie over hun overleden minderjarige kinderen. Die mensen hebben nog steeds niet alle antwoorden gekregen die nodig zijn om te rouwen en voor het verwerkingsproces. Het is voor mijn partij zeer belangrijk dat daar zo snel mogelijk werk van wordt gemaakt. Het wetsvoorstel van cd&v ligt dan ook klaar ter stemming. Ik hoop dat deze resolutie ervoor zorgt dat dit ook een duwtje in de rug kan krijgen.
Het tweede aandachtspunt is vroegtijdige zorgplanning. Onze gezondheidssystemen staan onder druk. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 75 % van de personen aan het einde van hun leven baat heeft bij palliatieve zorg. We stellen echter vast dat die vroegtijdige zorgplanning vandaag onvoldoende ingeburgerd is. Daarom is het zeer belangrijk voor ons dat dit instrument versterkt wordt via een juridische verankering in de wet op de patiëntenrechten. Ook daarvoor zit er een cd&v-wetsvoorstel, van mevrouw Van Hoof, in de pijplijn. Ik hoop dat de resolutie ertoe aanzet hier zo snel mogelijk werk van te maken.
Ten slotte wil ik afsluiten met een bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen. Die staan ook in de resolutie. We spreken over financieel kwetsbare groepen, maar ook over jongeren. Dit is voor ons een zeer belangrijk aandachtspunt in de resolutie, omdat we merken dat de kwetsbare groepen, die vaak ook klein zijn, niet altijd een stem hebben in de organen waar er beleidsmatige beslissingen worden genomen of sturing wordt gegeven. Ik denk dat een amendement dat vandaag toegelicht zal worden, benadrukt dat er binnen belangengroepen ook extra aandacht zal worden gegeven aan financieel kwetsbare jongeren om ervoor te zorgen dat die stem ook wordt gehoord bij het maken van beleidsmatige keuzes.
Mevrouw Vanpeborgh, ik wil u namens de cd&v-fractie bedanken voor de constructieve samenwerking. Het was soms een huzarenstuk voor u.
16.08 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, ook de PVDA is blij dat de werkzaamheden in de commissie voor Gezondheid met betrekking tot de 20ste verjaardag van de wet op de patiëntenrechten de aandacht hebben gekregen die ze verdienden. De uitgebreide hoorzittingen waren nodig en heel interessant.
Ons uitgangspunt is dat gezondheid een recht is. Dat staat ook in de Grondwet, maar het is niet omdat een recht in de Grondwet staat, dat het ook realiteit is. Daarom is onder andere de wet op de patiëntenrechten belangrijk. Op het terrein zien we dat de gezondheid van de mensen geen gegarandeerd recht is. Of men bijvoorbeeld al dan niet in gezonde omstandigheden leeft en of men beroep kan doen op de beste gezondheidszorg wanneer men ziek is, hangt van heel veel zaken af, net zoals dat ook geldt voor het inkomen.
De PVDA en Geneeskunde voor het Volk strijden sinds jaren voor het recht op gezondheid. Soms zien we dat de regering bepaalde maatregelen neemt die de rechten van de patiënten aantasten. Ik denk bijvoorbeeld aan de terug-naar-werktrajecten, waar de rechten van de patiënt toch niet altijd gerespecteerd worden.
De wet op de patiëntenrechten is belangrijk omdat ze effectief een paradigmashift heeft teweeggebracht, zoals de heer Bacquelaine ook zei, waarbij de patiënt en de toestemming van de patiënt centraler staan. De wet biedt bescherming. Het is een positieve wet die de patiënten bescherming biedt, want als men zorgbehoevend is, bevindt men zich in een kwetsbare situatie en is men afhankelijk van anderen. Dan is het belangrijk om er zeker van te zijn dat men recht heeft op kwaliteitsvolle zorg, dat de wensen van de patiënt centraal staan en dat men het recht heeft om klacht in te dienen als er iets fout loopt.
Er is echter nog veel werk aan de winkel, zoals we ook hebben gehoord in de hoorzittingen. Daarom staan er in de resolutie heel wat interessante ideeën waarmee we verder aan de slag kunnen gaan. Wij hebben dat werk ernstig genomen en input gegeven. Ik wil mevrouw Vanpeborgh bedanken voor het werk dat zij op zich heeft genomen om al die voorstellen in een eerste fase te centraliseren.
Een aantal van onze voorstellen werd meegenomen in de starttekst. Ik wil daarvan een aantal benadrukken. Zo staat in de resolutie het voornemen om de bemiddelingsfunctie te professionaliseren met een vaste opleiding en de nodige investeringen. Rond bemiddeling is ook onze aanbeveling opgenomen om bijvoorbeeld regionale contactpunten op te zetten, zodat de bemiddeling toegankelijker wordt voor de patiënten. Ook werd het voorstel hernomen, dat zeker niet alleen van ons kwam, om ouders van minderjarige overleden patiënten inzage te geven in het patiëntendossier van hun kind. Het is duidelijk dat daar een grote fout zit in de wetgeving, want de ouders hebben inzagerecht wanneer hun kind leeft, maar dat stopt plots wanneer hun kind, spijtig genoeg, overlijdt. Er werden ook voorstellen gedaan om te onderzoeken hoe de zorg begrijpelijker kan worden gemaakt voor de patiënt door een schriftelijk verslag te geven na de consultatie. Daarom zullen wij de resolutie steunen.
In een tweede fase werden we eigenlijk teleurgesteld doordat de vele voorstellen die daarna nog kwamen, onder andere van de oppositie, op een vrij klassieke manier onthaald werden. Uiteindelijk werd de stemming in de commissie een pure stemming meerderheid tegen oppositie, en niet meer dan dat. Dit ondanks dat er een aantal echt goede zaken werd voorgelegd, waar iedereen achter zou kunnen staan. Dan heb ik het bijvoorbeeld over ons voorstel om in de mogelijkheid te voorzien dat materiële fouten in een patiëntendossier kunnen worden rechtgezet. Ik heb eigenlijk geen enkel inhoudelijk antwoord gekregen waarom de vivaldipartijen dit geen goed idee vinden. Als er in het dossier staat dat de linkerknie werd geopereerd terwijl het de rechterknie was, dan moet de patiënt de mogelijkheid hebben om dat te verbeteren. Wij vinden het dus jammer dat men op het einde zo te werk is gegaan. Wij zullen wel de resolutie steunen, omdat die globaal gezien echt wel positief is.
16.09 Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, de collega's hebben al gezegd dat het twintigjarig bestaan van de wet op de patiëntenrechten een goed moment is om een evaluatie te maken. Wij hebben dat dan ook gedaan in de commissie voor Gezondheid, met heel veel experts die wij hebben gehoord, die vele zinvolle insteken hebben gegeven, waaruit uiteindelijk een goed voorstel van resolutie is gevolgd. De collega's hebben al veel punten aangehaald, dus ik zal mij beperken tot de elementen die voor ons cruciaal waren. Uiteraard is heel het voorstel belangrijk – er staan veel goede punten in – maar er is toch een aantal accenten waarvoor wij hebben gepleit en geijverd. Wij zijn dan ook blij met de steun die wij hebben gekregen voor die punten.
Wij vonden het bijvoorbeeld belangrijk dat er geen aparte hoofdstukken in de resolutie kwamen voor de verschillende doelgroepen, maar uiteraard moet bij de toepassing van de wet wel rekening worden gehouden met de noden van al die doelgroepen. Kinderen, ouderen, personen met een handicap, mensen met geestelijke gezondheidsproblemen: dat zijn allemaal heel belangrijke doelgroepen die in de uitwerking van de wetgeving zeker moeten worden meegenomen.
Voor ons was het ook belangrijk dat er een aanpassing van het cascademodel kwam. Dat gaat over de vertegenwoordiger van de patiënt. Patiënten kunnen zich immers laten vertegenwoordigen. Er is daarvoor een volledig cascademodel uitgewerkt, maar dat kwam niet meer overeen met de realiteit van vandaag. Er zijn bijvoorbeeld heel veel alleenstaanden en zij moeten de mogelijkheid krijgen om zelf iemand aan te duiden, niet enkel familie, maar ook iemand met wie zij een bijzondere affectieve band hebben. Zulke personen moeten kunnen worden toegevoegd aan de lijst, zodat zij kunnen optreden als vertegenwoordiger van de patiënt.
Voor ons zijn ook de problemen met de negatieve wilsverklaring belangrijk, waarvoor tot vandaag niet echt een model bestaat. Dat is een van de elementen die ook uit de hoorzitting naar voren kwamen. Er bestaat daardoor bij heel wat zorgverleners soms wat verwarring over wat nu precies de wil van de patiënt is. In de resolutie vragen wij dat er een model zou komen waarin patiënten, liefst samen met hun arts, een weloverwogen beslissing kunnen nemen over de eigen gezondheidszorg. Voor alle duidelijkheid, wij pleiten niet voor een verplicht model en hebben ook geen enkele voorkeur, want er bestaan momenteel al heel wat modellen. Wij pleiten er vooral voor dat er een model wordt ontwikkeld in samenwerking met onafhankelijke experts. Wij hebben daarover zelf ook al een wetsvoorstel ingediend dat in de commissie al is voorgesteld en waarover wij een advies van de Raad van State hebben gevraagd.
We vragen in deze resolutie immers ook dat er allerhande adviezen worden gevraagd vooraleer iets wet kan worden. Daarom vonden we het logisch dat we diezelfde procedures voor eigen wetsvoorstellen zouden doorlopen.
Ik wil me aansluiten bij de dankwoorden die al aan het adres van de rapporteur, mevrouw Vanpeborgh, zijn geuit. Het is inderdaad een huzarenwerk om een resolutie op te stellen in de vorm waarin wij dat hebben gedaan, naar aanleiding van hoorzittingen, waarbij u een eerste voorstel deed en wij nadien – naar mijn gevoel meerderheid en oppositie verenigd – hebben samengewerkt om tot deze resolutie te komen. Ik vind het vreemd dat er oppositieleden zijn die zeggen dat er met hen geen rekening is gehouden. Dat zie ik absoluut niet. Ik wil wel benadrukken dat u aan alle partijen input hebt gevraagd, maar dat er niet van alle partijen input is gekomen. Volgens mij kan men u dat moeilijk verwijten. Nogmaals, van harte proficiat met het resultaat en bedankt.
16.10 Gitta Vanpeborgh (Vooruit): Collega's, op 18 mei 2022 kregen wij van de Conferentie van voorzitters als commissie de opdracht om een Kamerbrede resolutie uit te werken. Er werd een duidelijke werkwijze afgesproken: alle fracties konden sprekers aanbrengen en alle fracties kregen ook de mogelijkheid om op basis van de hoorzittingen concrete verzoeken te formuleren. Een aantal fracties heeft die basisinput spijtig genoeg niet of laattijdig bezorgd, maar wie dat wel deed, wil ik vandaag nog eens van harte bedanken. Zij vormden namelijk de basis van wat vandaag op tafel ligt. Het werd een ontwerpresolutie met 54 concrete verzoeken, en Vooruit is alvast tevreden met het resultaat, met name omwille van enkele elementen die ik even toelicht.
Ten eerste gaat het om de terechte aandacht voor de gewijzigde context van de toegenomen specialisatie en multidisciplinaire zorg. Dat heeft heel wat gevolgen, onder meer voor de definitie van de beroepsbeoefenaars, de vrije keuze van de zorgverlener en de gegevensdeling van de patiënt.
Ten tweede gaat het om de vraag om verduidelijking van heel wat begrippen, waaronder – ik ga ze niet allemaal opsommen – ernstig nadeel, persoonlijke notities, gegevens die betrekking hebben op derden, vertrouwenspersoon en vertegenwoordiger.
Ten derde was er de vraag om het recht van patiënten op degelijke informatie en communicatie te verbeteren, onder andere door het gebruik van duidelijke taal, aangepast aan het actuele bevattingsvermogen van de patiënt. Ook dat is heel belangrijk. Verder gaat het over een aangescherpt recht op de al dan niet digitale schriftelijke informatie, meer gedetailleerde informatie over mogelijke behandelingen, de financiële gevolgen, de doorgedreven sensibilisering en opleiding van zorgverstrekkers wat betreft hun kennis en toepassing van de wet en een verbeterd en uitgebreid bemiddelings- en klachtrechtsysteem.
Ten vierde, in de resolutie wordt ook gepleit voor de opname van nieuwe rechten, zoals het recht op vroegtijdige zorgplanning en het voorzien in een wettelijk model voor de negatieve wilsverklaring.
Tot slot, naast de algemene, terechte aanbeveling om te zorgen voor ruimere kennis en bekendmaking van die wetgeving, vernoem ik ook de algemene aanbeveling om bij de concrete toepassing en uitoefening van de patiëntenrechten telkens aandacht te besteden aan de noden van specifieke doelgroepen, waaronder in het bijzonder de minderjarige patiënten. Daar wil ik nog even op terugkomen. Met betrekking tot die laatste groep heeft het JOY-platform een aantal bekommernissen geformuleerd. Twee daarvan, de gebrekkige inzameling van kindgegevens en het tekort aan kinderverpleegkundigen en kinderartsen, zijn ons inziens zeker belangrijk, maar vallen tegelijk buiten de scope van de wet. Ter geruststelling, het merendeel van de bekommernissen van het JOY-platform wordt afgedekt door de algemene verzoeken. Eén bekommernis bleef weliswaar overeind, namelijk het gegeven dat de stem van de minderjarigen of hun vertegenwoordigers weleens onvoldoende gehoord wordt. Om die reden heeft de meerderheid het laatste algemene verzoek, oorspronkelijk afkomstig van de N-VA-collega's, nogmaals geamendeerd en versterkt.
Ter afsluiting, uiteraard zijn wij ons er ten volle van bewust dat het werk met deze resolutie lang niet af is. Naast het Parlement zal ook de Federale commissie voor de rechten van de patiënt haar voorstel tot verbetering formuleren, waardoor onze resolutie zeker aangevuld zal worden. In dat opzicht ga ik ervan uit dat de amendementen die er vandaag bijkomen nog ter bespreking zullen voorliggen. Misschien is niet iedereen het ermee eens, maar allicht zullen ze door de Federale commissie voor de rechten van de patiënt mee besproken worden, voor zover ze daar ook nuttig en zinvol geacht worden.
Ik hoop dan ook dat, met die wijsheid en met dat besef, deze resolutie niet alleen Kamerbreed gedragen wordt, maar vooral ook Kamerbreed goedgekeurd wordt.
16.11 Catherine Fonck (Les Engagés): Madame la présidente, il est positif que nous travaillions sur les droits du patient puisqu'ils sont le cœur de l'investissement que nous pouvons avoir au sein de la commission Santé mais ils sont aussi le cœur de l'investissement de l'ensemble des soignants. J'en profite pour saluer ceux qui, au quotidien, s'investissent pour tous les patients, jour et nuit, sept jours sur sept.
L'ambition initiale de la commission était importante mais la majorité a fait le choix d'une résolution qui ne permettra pas de concrétiser des avancées pour les patients. J'avais l'espoir de me raccrocher à une résolution qui donnerait des directions claires et fortes. Ce n'est pas le chemin que vous avez voulu prendre.
La présente résolution vise d'abord à "évaluer". Nous avons passé du temps à écouter les soignants et les représentants des patients. La conclusion est que sur la cinquantaine de points que vous évoquiez, plus de la moitié concernent le fait "d'examiner", "d'examiner l'utilité de", "d'évaluer", "de réfléchir".
C'est d'autant plus perturbant qu'on sait que dans le même temps, le ministre de la Santé est en train de finaliser son projet de loi. Vous demandez d'évaluer pendant que le ministre finit son projet de loi, où vous ferez vos choix.
J'ai l'impression que le contenu de cette résolution, qui reste floue et qui vise à "évaluer" alors qu'on attendait de nous des actes, donne une forme de blanc-seing au gouvernement, particulièrement au ministre de la Santé.
Depuis le début, j'ai tenté de mieux définir les objectifs, j'ai déposé de multiples amendements, j'ai tenté de faire bouger les lignes.
Ma collègue rappelait que cela n'a pas été facile de vous amener à prendre le temps d'écouter les représentants des soignants des enfants. Nous y sommes parvenus, c'est vrai. Pour certains points, j'ai pu faire bouger les lignes. Pour d'autres, pas du tout, notamment pour toute la question de l'humanisation des soins. Donner du temps et garantir du temps entre les soignants, les professionnels de la santé et les patients. Du temps pour annoncer des diagnostics difficiles, du temps pour expliquer les traitements compliqués. Pour cela, nous avons besoin, d'abord et avant tout, de suffisamment de soignants bien formés. Aujourd'hui, ce n'est pas le cas parce que nous souffrons encore et toujours d'une pénurie importante, avec une pression considérable au sein des soins de santé.
L'humanisation des soins se justifie également par rapport à des publics particulièrement fragiles comme les enfants. J'ai tenté de vous amener à inclure la spécificité des enfants dans la loi sur les droits des patients, en lien avec la charte européenne de l'enfant hospitalisé. Je l'ai fait pour qu'on entende cet appel à l'aide terrible des pédiatres et des infirmiers spécialisés en pédiatrie qui nous ont dit que si l'on continuait comme cela, il y aurait des drames. Là encore, à part énoncer des grandes généralités, vous n'avez pas voulu poser véritablement des actes forts ni oser des choix forts.
En ce qui concerne la question de la confidentialité des données de santé des patients dans les défis technologiques que nous connaissons, vous n'avez pas voulu poser des choix forts, y compris dans les choix très concrets.
J'en citerai un dernier: le fait de garantir l'accès à ceux qui permettent de faire respecter les droits des patients, qui les aident à faire respecter leurs droits, à savoir les médiateurs, dans quelque lieu de vie que ce soit à l'hôpital, à domicile, (…)
La présidente: Votre temps de parole est écoulé, madame Fonck.
16.12 Catherine Fonck (Les Engagés): Tout à l'heure, madame la présidente, je n'ai pas voulu interrompre, mais nous avons eu le plaisir, pendant les questions d'actualité, de voir que vous octroyiez royalement à un ministre socialiste néerlandophone, celui de la Santé en l'occurrence, trente-huit secondes supplémentaires. Je n'ai pas réagi à ce moment-là. C'était pourtant un de mes collègues. Ne peut-on avoir la politesse (…)
La présidente: Ce n'était pas trente-huit secondes, madame Fonck. Par ailleurs, je ne détiens pas le bouton, ce sont les services, madame Fonck. Je vais vous interrompre. Veuillez ne pas m'imputer ces clôtures de micro. Je n'ai pas touché au bouton. Je voudrais juste un peu de respect.
16.13 Catherine Fonck (Les
Engagés): Vous êtes présidente, mais pas pour me laisser la parole. Trente-huit
secondes, et pour les autres, c'est just in time.
La présidente: Tout à l'heure, Mme Depoorter m'a demandé un peu de temps complémentaire. Je peux vous l'octroyer également.
16.14 Catherine Fonck (Les Engagés): Après tout le travail, je pense avoir déposé ici plus de vingt amendements en séance plénière. Normalement, outre le temps de parole de cinq minutes qui m'est accordé, j'ai le droit de présenter chacun de ces amendements, ce que je n'ai nullement l'intention de faire.
Toutefois, vous m'avez coupé le micro quatre secondes avant le temps qui m'est imparti alors que je venais de dire qu'il me restait un exemple à donner. Je trouve franchement qu'il y a un deux poids deux mesures.
La présidente: Madame Fonck, je ne vous ai pas coupé la parole. Le micro se coupe automatiquement quand le temps imparti est écoulé.
Si vous me demandez avec beaucoup de respect de vous accorder un peu de temps complémentaire, cela ne pose pas de problème.
16.15 Catherine Fonck (Les Engagés): Madame la présidente, le respect voudrait que l'on traite les membres de l'opposition de la même manière que les membres du gouvernement et de la majorité.
La présidente: Je pense que les services vous ont entendue et ont pris acte de vos propos.
16.16 Catherine Fonck (Les Engagés): J'essayais donc de dire combien il est fondamental que les patients, quel que soit leur lieu de vie (à l'hôpital, à domicile, mais aussi dans les maisons de repos et les maisons de repos et de soins) puissent avoir accès à une forme de médiation, en donnant les moyens suffisants à la Commission fédérale des droits du patient, mais aussi aux différents médiateurs, y compris de façon centralisée. Cela a largement été relayé, notamment par les associations représentatives des patients. C'est d'autant plus important que les techniques en matière d'organisation de nos soins de santé sont de plus en plus poussées.
Chers collègues, pour toutes ces raisons et beaucoup d'autres que je n'aurai pas l'occasion de vous expliquer ici, nous ne voterons pas favorablement la proposition de résolution qui nous est soumise aujourd'hui.
16.17 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, chers collègues, je remercie tout d'abord Mme Vanpeborgh pour le travail de synthèse qu'elle a tenté de réaliser à partir des nombreuses recommandations soumises par nos différents groupes à la suite de nos auditions mais aussi de nos débats. C'est un travail difficile mais essentiel pour tenter d'améliorer au mieux cette loi sur les droits des patients qui, 20 ans après son adoption, a montré des failles auxquelles nous nous devions de répondre. C'est un devoir envers tous nos concitoyens qui sont aussi des patients et qui méritent donc de voir leurs droits pleinement respectés mais aussi la qualité de leurs soins assurée. À cet égard, ce travail me laisse toutefois malheureusement encore un goût assez amer. Je m'en explique.
Premièrement, si nombre de nos recommandations se retrouvent in fine dans la proposition de résolution – l'uniformisation des définitions de "personne de confiance" ou encore de "représentant légal", la consécration du principe de la confidentialité et de la médiation ou encore l'assouplissement des conditions d'accès au dossier médical par les proches du patient décédé tout en sachant qu'il faudra effectivement encore modifier la loi –, de nombreuses autres recommandations que mon groupe avait pourtant formulées sont absentes du texte, et ce, alors qu'elles avaient été exprimées de manière très claire par les différents experts auditionnés. Je pense, là aussi de manière non exhaustive, à l'intégration au sein de la loi relative aux droits du patient d'un chapitre consacré à la santé mentale, à l'évaluation de la manière dont la régionalisation accrue des soins de santé a impacté l'application de cette loi ou encore à la revalorisation des médecins et du personnel soignant en ce qu'elle conditionne l'effectivité des droits des patients. Sans doute, ces demandes dérangent-elles la Vivaldi. Mais à quoi servent alors des auditions si vous refusez ensuite d'y donner suite, tant au niveau de la loi en tant que telle, que du contexte dans lequel cette loi doit s'appliquer?
Deuxièmement, je reste très amère quant à la manière dont la question des droits des patients mineurs d'âge a d'abord été totalement éludée. Il faut rappeler que ce n'est que sur demande de notre collègue, Mme Fonck, et insistance ensuite de l'opposition que la majorité a finalement daigné organiser l'audition de la plate-forme JOY, et donc des soignants pédiatriques. Cette audition a finalement eu lieu en présence des quatre partis de l'opposition et de seuls trois partis de la majorité, soit trois sur les sept. C'est un vrai manque de respect envers les praticiens qui ont pourtant amené des propositions très constructives pour améliorer cette proposition de résolution dont nous ne trouvons aujourd'hui aucune trace.
Il fallait avancer vite, nous dit-on. Mais à force d'avancer vite, on avance mal, puisque la spécificité des enfants est aujourd'hui absente de la proposition de résolution, mis à part le secret médical ou encore l'accès au dossier d'un mineur décédé. On demande juste "d'accorder une attention particulière aux besoins des groupes vulnérables comme, par exemple, les enfants."
Ayez l'honnêteté de reconnaître, chers collègues, que c'est très léger au regard de l'enjeu. Je pense par exemple – là aussi de manière non exhaustive – à l'expression du consentement libre et éclairé par l'enfant; à la communication avec l'enfant ou l'adolescent; au libre choix du prestataire de soins; au respect de la vie privée de l'enfant ou de l'adolescent vis-à-vis de ses parents qui doivent exercer ses droits ou encore à tous ces enfants qui ont des difficultés autres que des soins de santé et qui se retrouvent malgré tout hospitalisés pendant de très longues périodes, et ce, en raison du manque de place en institution d'accueil.
Ces auditions ont aussi rappelé l'importance de cette fameuse charte européenne de l'enfant hospitalisé, outil qui aurait pu, qui aurait dû être la base de l'intégration de ces droits dans la loi sur les droits du patient.
Quand on sait – on l'a dit – que les enfants sont plus de deux millions en Belgique, que 80 % des enfants traités développent une peur de l'hôpital et que 10 % d'entre eux développent un état de stress post-traumatique à la suite d'un traitement, il est juste incompréhensible que cette résolution ne leur donne pas, aujourd'hui, leur juste place.
Ce faisant, cette proposition de résolution constitue une véritable occasion manquée d'inclure dans la loi les besoins et les droits très spécifiques des enfants en matière de soins de santé. À défaut, il faudra absolument qu'une loi spécifique aux droits des patients mineurs puisse suivre.
Pour ces raisons, chers collègues, vous l'aurez compris, nous sommes au regret de devoir nous abstenir sur cette proposition. Je vous remercie.
La présidente:
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
* *
* * *
Amendements
déposés:
Ingediende
amendementen:
Considérant/Considerans B
• 1 –
Catherine Fonck (2969/4)
Considérant/Considerans C
• 2 –
Catherine Fonck (2969/4)
Considérant/Considerans D
• 3 –
Catherine Fonck (2969/4)
Considérant/Considerans E(n)
• 4 –
Catherine Fonck (2969/4)
• 49 –
Dominiek Sneppe cs (2969/4)
Considérant/Considerans F(n)
• 5 – Catherine Fonck
(2969/4)
Demande/Verzoek 1.a.(n)
• 11 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 1.d.
• 6 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 2.c.(n)
• 37 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 2.d.(n)
• 38 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 2.e.(n)
• 39 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 2.f.(n)
• 40 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 3.a.
• 7 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 4.b.
• 8 –
Catherine Fonck (2969/4)
• 52 –
Kathleen Depoorter cs (2969/4)
Demande/Verzoek 4.c.
• 9 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 4.f.
• 10 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 5.c.
• 12 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 5.e./1(n)
• 13 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 5.h.
• 42 –
Dominiek Sneppe cs (2969/4)
Demande/Verzoek 5.i.(n)
• 43 –
Dominiek Sneppe cs (2969/4)
Demande/Verzoek 5.j.(n)
• 44 –
Dominiek Sneppe cs (2969/4)
Demande/Verzoek 5.k.(n)
• 45 –
Dominiek Sneppe cs (2969/4)
Demande/Verzoek 6.e.
• 14 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 6.h.
• 15 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 6.i.(n)
• 16 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 7.a.
• 35 – Catherine
Fonck (2969/4)
• 36 – Catherine Fonck (2969/4)
• 17
– Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 7.b.
• 18 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 7.e.
• 46 –
Dominiek Sneppe cs (2969/4)
Demande/Verzoek 7.g.(n)
• 19 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 8
• 20 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 9.a.i.
• 21 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 9.a.ii.
• 22 – Catherine Fonck (2969/4)
• 23
– Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 9.a.iii.
• 24
– Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 9.b.
• 25 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 9.d.
• 26 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 9.f.(n)
• 27 –
Catherine Fonck (2969/4)
• 41 –
Catherine Fonck (2969/4)
• 53 –
Kathleen Depoorter cs (2969/4)
Demande/Verzoek 9.g.(n)
• 28 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 10
• 29 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 11.f.
• 30 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 12
• 31 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 12.b.(n)
• 47 –
Dominiek Sneppe cs (2969/4)
• 54 –
Kathleen Depoorter cs (2969/4)
Demande/Verzoek 13.d.
• 51 –
Nawal Farih cs (2969/4)
• 32 –
Catherine Fonck (2969/4)
Demande/Verzoek 13.e.(n)
• 33 –
Catherine Fonck (2969/4)
• 48 –
Dominiek Sneppe cs (2969/4)
Demande/Verzoek 13.f.(n)
• 34 –
Catherine Fonck (2969/4)
• 50 – Dominiek
Sneppe cs (2969/4)
Demande/Verzoek 14(n)
• 55 –
Kathleen Depoorter cs (2969/4)
Demande/Verzoek 14.a.(n)
• 56 –
Kathleen Depoorter cs (2969/4)
Demande/Verzoek 14.b.(n)
• 57 –
Kathleen Depoorter cs (2969/4)
Demande/Verzoek 14.c.(n)
• 58 – Kathleen Depoorter cs (2969/4)
* * *
* *
Réservés: les amendements.
Aangehouden: de
amendementen.
Le vote sur les amendements réservés et sur l’ensemble de la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over de aangehouden amendementen en over het geheel van het voorstel zal later plaatsvinden.
Discussion générale
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
MM. Mathieu Bihet et Samuel Cogolati, rapporteurs, renvoient à leur rapport écrit.
17.01 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, collega's, in de strijd tegen de klimaatverandering moeten wij de CO2-uitstoot verminderen en dus weg van het gebruik van fossiele brandstoffen. Om daaraan tegemoet te komen, verplichtte de Europese Commissie in de Renewable Energy Directive uit 2009 het gebruik van biobrandstoffen van de eerste generatie. Gelukkig leerde Europa uit zijn fouten en zijn lidstaten niet langer genoodzaakt om biobrandstoffen van de eerste generatie te gebruiken.
Biobrandstoffen worden in ons land gemengd met fossiele brandstof. Voor de consument aan de pomp is die mengeling onzichtbaar en onvermijdbaar. Bovendien zijn slechts weinig Belgen ervan op de hoogte dat ze gedeeltelijk op biobrandstof rijden, laat staan dat ze er weet van hebben dat de biobrandstoffen van de eerste generatie afkomstig zijn van voedselgewassen en dus rechtstreeks de concurrentie met onze voedselproductie aangaan.
Biobrandstoffen op basis van palm en soja zijn twee voorbeelden van die biobrandstoffen van de eerste generatie. Er is een wetenschappelijke consensus over het grote risico van veranderingen in landgebruik voor de teelt van die gewassen. Concreter, er worden bijvoorbeeld stukken land ontbost om er dan palm en soja op te kunnen kweken, met alle gevolgen van dien voor klimaat en biodiversiteit.
Wij voegen daaraan toe dat biobrandstoffen van de eerste generatie in het algemeen en palm- en sojaolie in het bijzonder, over hun hele levenscyclus uiteindelijk schadelijker zijn voor het klimaat dan fossiele brandstoffen. Dat werd trouwens ook zo vermeld in een gezamenlijk advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Consumentenraad. Bovendien leidt de productie ervan tot mensenrechtenschendingen en gebruiksconflicten.
Wij hielden daarom in onze commissie hoorzittingen om ons te informeren over het onderwerp. 7 % van de grondstoffen, granen, suikerplanten, plantaardige oliën, gebruikt voor de productie van in België verkochte biobrandstoffen komen uit ons land, maar meer dan de helft van die grondstoffen komt uit landen buiten de Europese Unie. Dat geldt uiteraard voor palm- en sojaolie, die afkomstig zijn uit bijzonder kwetsbare landen. De wereldproductie van palmolie is de voorbije 30 jaar in een uitzonderlijk tempo gegroeid en overtreft die van alle andere oliehoudende gewassen. Palmoliegebieden beslaan nu meer dan 10 % van de permanente teeltgebieden in de wereld.
Het is voor Ecolo-Groen dus een uitzonderlijk goede zaak dat u vandaag een wetsontwerp ter zake voorlegt, dat ertoe strekt om biobrandstoffen op basis van palm en soja uit onze automotoren te halen. In onze strijd voor het klimaat zijn wij van oordeel dat we de juiste vector op de juiste plaats moeten inzetten. Voor voertuigen betekent dat in de eerste plaats het elektrificeren ervan, omdat dat een manier is om te evolueren naar een volledige uitfasering van biobrandstoffen van de eerste generatie, een meer algemeen akkoord dus over de omzetting van de RED II-richtlijn.
Voedsel hoort niet thuis onder de motorkap. Het voorliggende ontwerp betekent voor ons ecologisten een hele goede eerste stap in een belangrijk proces en onze fractie zal het dan ook zo dadelijk steunen.
17.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw Buyst zei al dat het wetsontwerp een eerste stap is. Na een eerste stap komt natuurlijk ook een tweede stap. Naast de uitstap uit soja en palmolie als biobrandstof heb ik het ook al over de tweede stap. Goede afspraken maken immers goede vrienden in het leven.
Behalve de collega's van de PVDA-PTB, voor wie het gewoontegetrouw allemaal niet ver genoeg gaat en die in het ontwerp slechts greenwashing en windowdressing zien, treedt iedereen het wetsontwerp gematigd positief tot zeer positief tegemoet. Er is immers een onmiskenbare band tussen het massale gebruik van biobrandstoffen geproduceerd op basis van palm- en sojaolie en de veranderingen in landgebruik wereldwijd. Bovendien trap ik een open deur in wanneer we op de link met de CO2-problematiek wijzen.
De Belgische productie van grondstoffen voor de in dit land verkochte biobrandstoffen is echter vrij beperkt. Wij weten dat meer dan de helft van die grondstoffen uit landen van buiten de EU komt. Dan komen palm- en sojaolie uiteraard sterk naar voren. Vooral de groeiende aanwezigheid van sojaolie in het bijmengen, kan moeilijk als duurzaam omschreven worden. Inderdaad, meerdere Europese lidstaten hebben daarom al actie ondernomen.
Mevrouw Khattabi besloot in de zomer van vorig jaar met de fanfare voorop te lopen, via een koninklijk besluit dat voorzag in de uitfasering van de stimulus voor palmolie en sojaolie. Dit bleek juridisch echter niet zo goed onderbouwd. De Europese Commissie stelde dat op basis van de RED II-richtlijn in een uitzonderingsgrond moest worden voorzien voor biobrandstoffen die gecertificeerd zijn als hebbend een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik.
In het raam van de TRIS-procedure heeft de Europese Commissie inzake het aangehaalde koninklijk besluit opgemerkt dat het uitsluiten van biobrandstoffen op basis van palmolie en sojaolie die als low ILUC-risk gecertificeerd zijn, niet in overeenstemming zou zijn met het beschikbare bewijsmateriaal over ILUC-risks, en derhalve in strijd met de RED II-richtlijn.
Het verwondert mij dat mevrouw Daems nu niet aanwezig is. Dit is nochtans haar onderwerp, maar de heer De Vuyst zal straks blijkbaar mijn sparringpartner worden. Mijnheer De Vuyst, die opmerking van de Europese Commissie is natuurlijk de niet-revolutionaire realiteit. Daarom kwam minister Van der Straeten op de proppen met het wetsontwerp dat voorligt, dat in een uitzondering voorziet voor biobrandstoffen die als low ILUC-risk gecertificeerd zijn.
Vooraleer wij straks allemaal gaan applaudisseren, met uitzondering misschien van de heer De Vuyst, wil ik even ingaan op een andere agenda die achter dit wetsontwerp schuilt. Ik was niet in de commissievergadering aanezig wegens ziekte, maar ik heb het verslag gelezen. Ik meen dat het de heer Cogolati was die zo transparant was te stellen dat dit wetsontwerp voor de Ecolo-Groenfractie slechts een eerste stap is, met het oog op een volledige uitstap uit biobrandstoffen van de eerste generatie.
Ik vind het merkwaardig dat noch de N-VA-fractie, noch de MR-fractie, noch de cd&v-fractie hierbij eventjes mee achter het gordijntje hebben gekeken. Zijn zij vergeten dat de ecologisten slechts enkele maanden geleden uitpakten met een wetsvoorstel om het gebruik van biodiesel in het algemeen en bio-ethanol binnen enkele jaren gewoonweg al te verbieden?
Dan zitten we toch op delicater terrein, collega's, het terrein van de landbouwproductie. We zitten daarmee ook op het terrein van de gewesten. Mevrouw de minister, ik wil toch even ingaan op het voorontwerp van wet dat de omzetting van die RED II-richtlijn regelt en dus gaat over de verdere afbouw van biobrandstoffen van de eerste generatie in het algemeen.
Ik weet dat dit eind november op het Overlegcomité aan bod is gekomen. Is uw aanbod van federale compensaties als voldoende bevonden door mevrouw Demir? De federale Staat heeft zich tot compensaties verbonden en schat in dat de maatregelen die voor de elektrificatie van het wagenpark werden genomen de afwijking ruimschoots zullen compenseren. De federale Staat heeft zich er voorts toe verbonden een rapportering aan de deelstaten te bezorgen en andere compenserende maatregelen te nemen als de reeds genomen maatregelen onvoldoende zouden blijken.
Het gaat natuurlijk over de bijmengverplichting en het Vlaams Energie- en Klimaatplan, waarin enkele doelstellingen voor 2030 staan. Die discussie over de bijmengverplichting en de verduurzaming van het transport heeft uiteraard ook gewestelijke gevolgen. We hebben het daar in de commissie al eens over gehad, mevrouw de minister.
Momenteel wacht u blijkbaar op het advies van de Raad van State over dat voorontwerp van wet. Ik weet niet of dat advies ondertussen al is binnengekomen.
Hoe dan ook denk ik, mevrouw Buyst, dat we wereldwijd moeten nadenken over de zinvolheid en houdbaarheid van het gebruik van de eerstegeneratiebiobrandstoffen. Het dossier mag alleen iets genuanceerder worden bekeken. Ik heb het dan niet over soja- en palmolie, maar wel over de biobrandstoffen in het algemeen.
Ik wil u een vraag voorleggen, mevrouw de minister, aangezien het wetsontwerp toch binnenkort op ons afkomt. Gebruiken onze fabrieken in België wel gewassen voor menselijke voeding? Is dat wel zo in de praktijk? Gebruikt men voor bijvoorbeeld bio-ethanol niet vooral maïs voor de veevoederproductie, die uitsluitend uit Europa komt? Uit elke drie ton maïs haalt men bijvoorbeeld een ton ethanol en een ton eiwitten voor veevoeder. Als men de bio-ethanol verbiedt, verliest men ook de eiwittenproductie. Men moet de eiwitten dan invoeren uit andere landen. Op deze manier bevordert men dus het gebruik van gewassen die genetisch gemanipuleerd zijn of die afkomstig zijn van ontboste gebieden.
Wij zijn daarom enkel voor een geleidelijke uitfasering van biobrandstoffen van de eerste generatie. We gaan akkoord met het feit dat de producenten van biodiesel zich geleidelijk aan moeten bevoorraden met andere grondstoffen en moeten evolueren naar biobrandstoffen van andere generaties. Laat ons echter goed in gesprek gaan met de stakeholders, de duivelse lobby's waarover de PVDA-PTB het altijd heeft, de lobby's die zogezegd alles tegenhouden en blokkeren. Achter deze lobby's schuilen echter ook producenten die werk verschaffen en mensen die de dagdagelijkse strijd voor hun inkomen aangaan, wat nochtans een grote bekommernis is voor de PVDA-PTB.
Dat debat zullen we ongetwijfeld bij het volgende wetsontwerp verder uitdiepen. Uiteraard komt dan ook de bespreking van de RED III-richtlijn aan bod, waarover momenteel driehoeksoverleg bezig is binnen de EU. Ik weet dat het Belgische standpunt hierover is dat de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen moeten worden versterkt. Maar goed, vandaag gaat het dus over de palmolie en soja, en we zullen dat wetsontwerp uiteraard goedkeuren.
17.03 Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden moet ik collega Daems vervangen en val ik een beetje in. Collega Daems heeft in de commissie rond dit thema wat eigenaarschap verworven. Ze heeft er in de commissie ook een vurig pleidooi voor gehouden. Wat ik nu zal brengen, had zij ook voorbereid voor deze plenaire vergadering. Ik zal dat zo goed mogelijk trachten over te brengen.
U weet zoals wij dat biobrandstoffen een valse klimaatoplossing zijn. Dat is een open deur intrappen. Niet alleen stoten ze over hun hele levenscyclus meer uit dan de fossiele brandstoffen die ze zogezegd moeten vervangen, ze zorgen ook voor een hele hoop andere ecologische problemen. Ontbossing is het bekendste probleem, maar ook andere waardevolle ecosystemen worden vernietigd door de indirecte veranderingen in landgebruik die ze met zich meebrengen. Dan zijn er natuurlijk nog de schadelijke gevolgen van de grootschalige monocultuur, het massale gebruik van pesticiden, de erosie en de water- en bodemvervuiling bij de teelt van grondstoffen voor biobrandstoffen. Dat is natuurlijk allemaal slecht nieuws voor de biodiversiteit. Als België geloofwaardig wil zijn op biodiversiteitsconferenties zoals de COP15 die nu bezig is, dan kan men beter zo snel mogelijk stoppen met biobrandstoffen op basis van die landbouwgewassen.
Ook op sociaal vlak is de balans van biobrandstoffen zeer negatief. De Bond Beter Leefmilieu kon berekenen dat alle Belgische chauffeurs samen jaarlijks 1 miljard euro te veel moeten betalen aan de pomp omdat er dure en vervuilende biobrandstoffen in diesel en benzine zitten. Iets meer op de achtergrond zitten we vandaag wereldwijd in een grote voedselcrisis. In het Zuiden zijn er miljoenen extra mensen die momenteel honger lijden door de oorlog tussen Rusland en Oekraïne en tegelijk blijft deze regering het jammer genoeg toelaten dat er voedsel in onze tanks verdwijnt. Alleen al de hoeveelheid tarwe die we in België gebruiken voor bio-ethanol vertegenwoordigt 60 % van de Belgische broodconsumptie. Intussen moeten mensen in België al 3 euro voor een brood betalen. Hetzelfde zien we ook met plantaardige olie die voor biodiesel wordt gebruikt. Dat is de grootste aanjager van de voedselinflatie in ons land.
Als we dan de situatie in het Zuiden bekijken, dan is de negatieve sociale impact van biobrandstoffen zowaar nog groter. Er zijn gevallen in Zuid-Amerika gedocumenteerd waarbij de biobrandstofsector neerstreek in een regio en 98 % van de jobs vernietigde. Het ging dan vaak om kleinschalige landbouw en om kleine boeren die verdreven werden van hun land om plaats te maken voor die massaplantages. Als ze geluk hadden, kregen ze nog een kleine schadeloosstelling, maar vaak ging het om pure landroof.
Ik moet er geen tekening bij maken om aan te tonen welke ellende dit voor die mensen veroorzaakt. Zij vallen zonder inkomsten of moeten het stellen met een zeer laag inkomen voor het werk op de plantages zelf, in slechte omstandigheden. Er is een gebrekkige toegang tot water en omdat het water vervuild wordt door die plantages, veroorzaakt het ziektes. Die biobrandstoffen zorgen in het Zuiden voor mensenrechtenschendingen op grote schaal. Het kan niet dat een land als België, dat volgend jaar ook in de VN-Mensenrechtenraad zal zetelen, nog langer doorgaat met het gebruik van die biobrandstoffen op basis van landbouwgewassen.
Elke regering die haar beleid inschrijft in het respect voor de mensenrechten en duurzame ontwikkeling, moet onmiddellijk paal en perk stellen aan alle biobrandstoffen op basis van die landbouwgewassen. Door deze wet wordt er vandaag een stap in de goede richting gezet met de uitschakeling van de twee schadelijkste biobrandstoffen, die op basis van soja en palmolie. Dat gaat volgens ons niet ver genoeg, maar we kunnen ons zeker achter die maatregel scharen.
Er zijn alleen twee problemen met de manier waarop deze wet dat doet. Ten eerste worden die biobrandstoffen op basis van soja- en palmolie uitgefaseerd zonder de totale bijmengverplichting voor biobrandstoffen meteen ook evenredig te verminderen. Dat zorgt ervoor dat men in plaats van het probleem weg te werken, het probleem verschuift naar andere gewassen en sectoren. Als het totale volume biobrandstoffen dat verplicht moet worden bijgemengd hetzelfde blijft, dan zullen biobrandstofhandelaars meer biobrandstoffen op basis van andere plantaardige oliën gebruiken, zoals koolzaad- of zonnebloemolie.
Dat zijn nu net de oliën die de voedingssector veel gebruikt, net om geen vervuilende soja- of palmolie te moeten gebruiken. Wanneer de biobrandstofsector echter plots zoveel meer koolzaad- of zonnebloemolie zal gebruiken, zal er natuurlijk niet meer voldoende overblijven voor de voedingssector, die dan bijgevolg opnieuw zal overschakelen op soja- en palmolie, die niet meer voor biobrandstoffen mag worden gebruikt.
Daarom is het belangrijk dat wanneer soja- en palmolie voor de biobrandstoffen worden uitgefaseerd, onmiddellijk ook het volume dat verplicht moet worden bijgemengd ook naar beneden wordt gehaald met de hoeveelheid van het huidige gebruik van de biobrandstoffen op basis van soja- en palmolie. U zou dat perfect kunnen doen. De bijmenging van niet-geavanceerde biobrandstoffen, zoals nu op basis van soja- en palmolie, is immers al twee jaar niet meer verplicht om aan de Europese doelstelling voor hernieuwbare energie en transport te moeten voldoen.
Ten tweede, de voordeur wordt wel gesloten voor de biobrandstoffen op basis soja- en palmolie, maar ze worden langs de achterdeur opnieuw binnengelaten. Het gaat om twee achterdeuren, om precies te zijn. De eerste is voor de biobrandstoffen op basis van de bij-, rest- en afvalstromen van soja en oliepalm, die in de dubieuze bijlage IX van de RED-richtlijn staan en letterlijk worden overgenomen in bijlage IV van het koninklijk besluit van 16 juli 2014. Het is algemeen bekend dat die bijlage veeleer werd opgemaakt na lobbying dan wel gebaseerd is op wetenschappelijke evidentie van de duurzaamheid van het gebruik van die grondstoffen voor biobrandstoffen. Sommige grondstoffen op de lijst, zoals de afgeleiden van soja en oliepalm, beantwoorden zelfs niet aan de eigen duurzaamheidcriteria van de Europese Unie.
De tweede achterdeur is voor soja- en palmolie met een low ILUC-risk-certificatie. Op papier hebben zij een lage impact op indirecte veranderingen en landgebruik; de low ILUC-risk-certificatie berust enkel en alleen op lobbying. Op basis van de criteria die daarvoor worden gebruikt kan immers niet worden gegarandeerd dat de teelt van de gewassen voor biobrandstoffen niet bijdraagt aan ontbossing of indirecte veranderingen in landgebruik wegens gebruiksconflicten met andere sectoren. Europese ngo's hebben dat trouwens ook al herhaaldelijk aangeklaagd bij de totstandkoming van de regelgeving inzake low ILUC-risk-certificatie. Zij zou puur op maat van de sector zijn geschreven. De criteria zouden ook zodanig zijn bepaald dat nagenoeg alle soja- en palmolieplantages aan de certificatie voldoen.
Op dat vlak is er wel hoop dat een en ander in de huidige onderhandelingen over de herziening van de hernieuwbare-energierichtlijn zal worden aangepakt. Er is sprake van dat de biobrandstoffen op basis van soja- en palmolie sowieso altijd in de high ILUC-risk-categorie zouden worden geplaatst en dus niet meer in aanmerking zouden komen voor de low ILUC-risk-certificatie.
Wij rekenen erop dat u dat voorstel zult steunen, ook in de komende triloogonderhandelingen.
Uit uw antwoord in de commissie aan collega Daems is gebleken dat u onze kritiek over de achterpoortjes in de wettekst bijtreedt, want u hebt toen letterlijk gezegd: "Ik begrijp absoluut ten gronde en inhoudelijk de positie van uw fractie." U hebt uitgelegd dat de Europese Unie u verplicht om die achterpoortjes in te bouwen in het kader van de TRIS-procedure.
Wij hebben dat uitgezocht en dat klopt inderdaad. De Europese Unie heeft dat trouwens ook gedaan bij alle andere landen die biobrandstoffen op een gelijkaardige manier, dus op basis van soja en palmolie, willen uitfaseren. Er kunnen heel wat vraagtekens worden geplaatst bij het democratische gehalte van de TRIS-procedure en bij de adviezen van de Europese Commissie in het kader van die procedure.
De Europese Commissie neemt in haar advies ook een loopje met de eigen regelgeving. U hebt tijdens de commissie de passages uit het advies geciteerd en daar valt toch het een en ander op aan te merken. Wat bijlage IX betreft, zegt de Europese Commissie dat uw wettekst enkel betrekking heeft op voedsel en voedergewassen en niet op biobrandstoffen die de EU als geavanceerd kwalificeert. Dat klopt eigenlijk niet, want met uw concrete verwijzing naar artikel 4, eerste lid, 4°, van het koninklijk besluit van 4 mei 2018 zegt u in uw tekst dat soja en palmolie ook worden uitgesloten van de bijmengdoelstelling voor geavanceerde biobrandstoffen. Ofwel heeft de Europese Commissie uw tekst niet goed gelezen, ofwel interpreteert ze die moedwillig in het voordeel van de biobrandstoffen op basis van soja en palmolie.
Wat de uitsluiting van de als low ILUC-risk gecertificeerde biobrandstoffen op basis van soja en palmolie betreft, zegt de Commissie dat dat niet in overeenstemming zou zijn met het betere beschikbare bewijsmateriaal over ILUC. Wij stellen u de retorische vraag of u dat betere beschikbare bewijsmateriaal al gezien hebt. We nemen aan van niet, want dat is er niet. Het enige wat er bestaat, zijn dubieuze briefings van lobbygroepen die de toets van de wetenschap niet doorstaan.
Het is natuurlijk een beproefde techniek, ook van de biobrandstoffenlobby, om twijfel te zaaien over de indirecte veranderingen in landgebruik die biobrandstoffen op basis van landbouwgewassen veroorzaken. Dat hebben ze eigenlijk een beetje afgekeken van de Merchants of Doubt, van de tabaks- en de olie-industrie.
Dus nee, mevrouw de minister, de enige geloofwaardige gegevens die nu voorhanden zijn over dit onderwerp wijzen erop dat biobrandstoffen op basis van soja en palmolie met een lage impact op indirecte veranderingen in landgebruik eigenlijk een illusie zijn die niet hard te maken valt.
Dat de Europese Unie nu in die val trapt, is in feite niet zo verwonderlijk. Alleen al de Europese biobrandstofproducenten hebben een leger lobbyisten bij de Europese Unie dat even groot is als de Europese tabakslobby, en er zijn momenteel meer biobrandstoflobbyisten dan dat er mensen werken voor de energieadministratie van de Europese Commissie. Als we dan kijken naar het lobbybudget dat op Europees niveau wordt ingezet ten gunste van die biobrandstoffen door de biobrandstofsector, maar ook door bevriende sectoren, dan komen we op bedragen die het lobbybudget van de Big Pharma effectief evenaren. Ik kan me dus wel voorstellen dat men niet zo opzichtig te werk gaat als de lobbyisten van Qatar, maar ze zijn wel aanwezig, zij het vrij subtiel en geraffineerd. Biobrandstoffen vormen een sector die volgens mij weinig bekend is bij de man in de straat, die er misschien amper van gehoord heeft. Het is niet geheel verrassend dat het EU-beleid voor een groot stuk op maat van de sector geschreven is en gevoerd wordt.
Toch zien we de laatste jaren verandering. Er zijn stappen in de goede richting, want ondanks de niet-aflatende lobbyinspanningen van de biobrandstofsector kan ook de Europese Unie niet anders dan de berg nadelen van de biobrandstoffen onder ogen zien en erkennen. Ze komt dan ook schoorvoetend tot op zekere hoogte terug op haar massale stimulatiebeleid voor de biobrandstoffen. Sinds de nieuwe hernieuwbare-energierichtlijn in werking is getreden, nu bijna twee jaar geleden, zijn we namelijk nog slechts verplicht om 1,75 % biobrandstoffen bij te mengen tegen 2030 in plaats van de 14 % die overigens nu nog altijd opgenomen is in het Nationaal Energie- en Klimaatplan van ons land.
Het gaat dan enkel en alleen over de meest geavanceerde biobrandstoffen. Er zijn zeker nog wat bedenkingen te maken bij de lijst van die 'geavanceerde' brandstoffen, maar we zijn natuurlijk ook niet verplicht om die allemaal te gebruiken, zolang de globale doelstelling maar wordt gehaald. Het is spijtig dat in RED II niet-geavanceerde brandstoffen niet gewoon verboden worden. Dat kunt u misschien rechtzetten in de onderhandelingen rond RED III.
In de tussentijd kunnen wij ons biobrandstoffenverbruik echter wel al reduceren tot het absolute minimum dat de Europese Unie oplegt. Verschillende Europese landen hebben de bijmenging van de niet-geavanceerde biobrandstoffen dan ook al uitgefaseerd, zeker nu de oorlog in Oekraïne een enorm grote druk zet op de voedselmarkt. De regering is dat trouwens ook voor een deel van plan, als ik het goed heb begrepen.
Vorige week dinsdag zijn ook de eerste uitkomsten van de federale klimaattafels gepresenteerd. Het verdict daarvan was zeer duidelijk en unisono: ga niet verder dan het minimum dat de EU oplegt. Dat klonk ons enigszins bekend in de oren, want het is exact wat in ons wetsvoorstel stond dat vorig jaar door bijna alle partijen nog werd weggestemd. Nu wordt de grond van ons wetsvoorstel echter bevestigd door de klimaattafels en door de stakeholders uit de hele samenleving. Wij rekenen er dus op dat u daar werk van maakt bij de omzetting van de RED II-richtlijn en bij de herziening van het Nationaal Energie- en Klimaatplan. Wij moeten immers onmiddellijk af van biobrandstoffen op basis van landbouwgewassen, die zo schadelijk zijn voor het leefmilieu en voor de sociale en mensenrechten.
De omzetting van de RED II-richtlijn wordt dus de echte test voor uw biobrandstoffenbeleid. Voorlopig moeten wij het doen met een gedeeltelijke uitfasering van soja en palmolie. Wij zetten vandaag dus een stapje in de goede richting, ondanks de achterpoorten die u van Europa hebt moeten inbouwen in de wet. Ik reken erop dat uw administratie goed cijfermateriaal zal bijhouden over de hoeveelheid soja en palmolie die nog altijd in de energiemix voor transport vervat blijft na de inwerkingtreding van de wet.
U hebt ondertussen misschien kunnen afleiden uit wat ik al heb gezegd dat wij het wetsontwerp zullen steunen, maar wij rekenen nog altijd op een echte omslag in het Belgische biobrandstoffenbeleid bij de omzetting van de RED II-richtlijn.
17.04 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la présidente, chers collègues, j'irai à l'essentiel, car nous nous sommes déjà exprimés en commission, et ma collègue Kim Buyst vient de faire une très bonne présentation de notre position en tant qu'écologistes.
Voilà des années que la société civile et les scientifiques ont pu parvenir à un consensus scientifique dont il ressort que les agrocarburants de première génération en général, et en particulier ceux liés à l'huile de palme et de soja, sont un non-sens climatique, un non-sens environnemental qui mène à de graves violations des droits humains, y compris des droits des femmes, ainsi que l'a clairement souligné Oxfam Solidarité, mais aussi à de graves conflits quant à l'usage des terres.
J'avais des doutes, car nous savons tous que rouler à l'huile de palme ou à l'huile de soja constitue bien évidemment une mauvaise solution, à tel point qu'on ne le fait plus. Et en regardant les chiffres de 2021, il a fallu se rendre compte que non seulement on le fait encore, mais on le fait encore massivement. En Belgique, près de deux tiers de nos agrocarburants de première génération sont encore de l'huile de palme et de l'huile de soja, autrement dit des huiles provenant d'Asie et d'Amérique latine, et dont on sait qu'elles contribuent directement à la déforestation et aux abus en matière de droits humains.
Cela fait des années que la société civile et les écologistes le décrient. Il a fallu attendre 2022 pour que, enfin, des ministres, à l'appel de la ministre Khattabi et aujourd'hui de la ministre Van der Straeten, proposent une solution concrète afin de sortir de cette ineptie. Je me réjouis de cette avancée, et c'est pour cette raison que je tenais à prendre la parole. Je tenais à dire que quand on vote des choses qui sont vraiment de belles choses, il faut pouvoir le célébrer collectivement.
Cela étant, comme l'ont souligné ma collègue Kim Buyst et d'autres collègues, ce n'est qu'un premier pas. On sort l'huile de palme et l'huile de soja de nos voitures, et il va à présent falloir avancer sur les agrocarburants de première génération en général. Bien sûr, nous sommes dans une crise climatique majeure, mais nous sommes également dans une crise alimentaire. L'idée de pouvoir encore aujourd'hui utiliser des céréales pour faire avancer nos voitures n'est plus valable tant sur le plan éthique que sur le plan climatique.
Nous attendons donc avec impatience la suite des travaux de notre gouvernement en général et de notre ministre de l'Énergie en particulier pour ce qui concerne la transposition de la directive RED II. Nous serons heureux de pouvoir en débattre en détail au cours des semaines à venir.
Madame la ministre, merci de nous faire avancer dans la bonne direction. Nous nous réjouirons de voter en faveur de votre projet.
17.05 Tinne Van der Straeten, ministre: Madame la présidente, il s'agit d'un premier pas qui est néanmoins très important s'agissant de l'huile de palme et de l'huile de soja.
Ik vul een aantal zaken aan, voortbouwend op de gestelde vragen en het debat in de commissie.
De TRIS-procedure is afgelopen, anders hadden we hier vandaag niet kunnen zitten. Het ontwerp kan daardoor aangenomen en gepubliceerd worden. We zijn uitgebreid ingegaan op de zogenaamde achterdeuren in het kader van het debat in de commissie. Het komt erop neer de volgende stap te zetten in de omzetting van de hernieuwbare-energierichtlijn RED II en de nieuwe richtlijn RED III, waarover de triloog bezig is. In de commissie heb ik al gezegd dat België van bij de start voorstander was van strengere duurzaamheidseisen. Dit moet uitdrukkelijk ingebracht worden in het debat. Zoals gezegd is er niet alleen een klimaatcrisis, maar effectief ook een voedselcrisis. Dat drukt zich uit in de gewassen die wij gebruiken, of het nu gaat over het bijmengen in autobrandstof of het gebruik in andere zaken, zoals bij geavanceerde biobrandstof.
Er werd een aantal
vragen gesteld over het voorontwerp RED II, dat op dit moment in voorbereiding
is. Het voorontwerp inzake RED II zal voorzien in de afbouw van de
eerstegeneratiebiobrandstoffen. Vandaag spreken we uiteraard over palm en soja,
de grondstoffen voor biodiesel. Voor eerstegeneratiebio-ethanol, dat we
meenemen in het voorontwerp in het kader van de omzetting van RED II, gaat het
vooral over de grondstoffen tarwe en suikerbiet, die in België gebruikt worden.
Tarwe is ook in België een van de meest gegeten gewassen, in ons dagelijks
brood. De FAO heeft dit jaar nog gewaarschuwd voor de prijsstijgingen van
voedsel, waaronder tarwe, in het kader van de oorlog in Oekraïne.
Comme Mme de Laveleye l'a dit, dans un contexte de crise alimentaire également.
Ik kom dan bij de specifieke vragen over maïs, al dan niet voor veevoeder. Als het gaat over de voedselproductie en de concurrentie met voedsel, is de vraag niet alleen of een grondstof al dan niet voor veevoeder wordt ingezet, maar rijzen er ook vragen over landgebruik en indirect landgebruik. De teelt van maïs neemt land in beslag dat ook voor voedsel gebruikt kan worden. In dat opzicht zijn er naar onze mening betere, CO2-neutralere oplossingen te vinden, bijvoorbeeld de geavanceerde biobrandstoffen. Dit debat zullen we in elk geval voortzetten in het kader van het ontwerp ter omzetting van de RED II-richtlijn, waarbij we zeker uitvoerig zullen ingaan op wat dat betekent voor het NEKP en voor onze CO2-afdruk, maar ook voor het aanpakken van de voedselcrisis. In het kader daarvan kunnen we zeker nog verder spreken over RED III, de triloog, en hoe de posities daar bewegen.
La présidente:
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Discussion des
articles
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3017/4)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3017/4)
Le projet de loi compte 10 articles.
Het wetsontwerp
telt 10 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 10 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 10 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
Discussion générale
La
discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
De heren Leysen, Bihet en Cogolati, rapporteurs, verwijzen naar het schriftelijke verslag.
18.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, collega's, het voorliggende wetsontwerp strekt ertoe het energiepakket dat wij hier enige tijd geleden hebben behandeld, voort te zetten. Het is wel zeer jammer dat de pijnpunten daaruit hierin terugkomen. Zo houdt het basispakket, zoals het hier wordt voorgesteld, nog steeds geen rekening met het feit dat sommigen elektrisch door middel van accumulatie of warmtepompen verwarmen, wat heel veel fracties, over meerderheid en oppositie heen, hebben aangeklaagd. De mensen in dergelijke situatie zullen dezelfde premie van 61 euro per maand krijgen die ook mensen krijgen die alleen elektriciteit gebruiken om bijvoorbeeld de ledverlichting te laten branden en de wasmachine te laten draaien.
De vorige keer dat wij hierover spraken had ik de indruk dat ook heel veel leden van de meerderheid vonden dat daaraan iets moest gebeuren. We konden er zeker begrip voor opbrengen dat een regeling via een wetsvoorstel moest gebeuren – het idee kwam nu eenmaal niet van de regering – en dat er vlug een energiepakket moest komen; er is daar trouwens heel wat over gedebatteerd. Nu hebben wij echter wel iets meer tijd en toch moeten we vaststellen dat er nog steeds geen oplossing voor de kwestie wordt geboden.
De regering heeft zich erbij neergelegd dat men voor die doelgroep niet naar een oplossing wil zoeken. Dat is natuurlijk behoorlijk jammer, des te meer omdat de doelgroep zich vandaag op een relatief energie- en klimaatefficiënte manier verwarmt.
Is het wel degelijk de wens van de regering om op die manier te werk te gaan? Ik heb de indruk dat zij die doelgroep gewoon uit het oog is verloren, zich bij de situatie heeft neergelegd en niets zal doen voor de betrokkenen. Die aanpak is zeer betreurenswaardig. Dat is natuurlijk voor ons ook de reden om ons bij de stemming te onthouden. Als men in het najaar pleit voor een nieuwe tussenkomst in het kader van de hoge energieprijzen, moet een oplossing daarvoor ook aan de orde zijn, want eerlijk gezegd laat de regering mensen die heel veel betalen nu gewoon in de kou staan.
Ik kan de minister alleen maar oproepen om in de toekomst wel in een optie voor die doelgroep te voorzien. Ik heb de kwestie in het verleden ook al aangekaart. Ik denk dat er mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld een exclusief nachttarief. Er bestaan trouwens ook meters voor, zodat men dat inderdaad kan aanrekenen.
Het argument van de minister dat er een ongelijkheid zou bestaan tussen degenen die dat alleen gebruiken voor een aantal basisbehoeften, zoals verlichting, en degenen die daarmee verwarmen, doet mij eigenlijk vrezen dat men vooral niet naar een oplossing wou zoeken.
Om die reden zal de N-VA-fractie zich moeten onthouden, in de hoop dat er in de toekomst wel een oplossing voor die doelgroep komt.
18.02 Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de voorzitster, we weten allemaal dat de energieprijzen vandaag bijzonder hoog zijn. Wellicht zal dat nog een tijdje zo blijven. Bijzonder veel mensen hebben moeite om de eindjes aan elkaar te knopen en ook onze kmo's gaan gebukt onder de hoge energieprijzen. We hebben eerder al een lang debat gevoerd over verscheidene energiemaatregelen die al dan niet door deze regering worden genomen. Ik vind dit wetsontwerp dan ook een gemiste kans.
Bij de bespreking van het eerste ontwerp, enkele maanden geleden, hebben we immers de conclusie getrokken – en dat geldt ook voor verschillende meerderheidspartijen in dit halfrond – dat die maatregelen weinig inclusief zijn. Dat komt onder meer doordat wie heeft geïnvesteerd in een warmtepomp voor verwarming of wie nog gebruik moet maken van een accumulatiekachel, uit de boot valt. Zij hebben alleen recht op die maandelijkse 61 euro, terwijl hun energiekosten per definitie niet lager liggen dan die van degenen die verwarmen met aardgas. Hetzelfde probleem zien we bij mensen die zich verwarmen met onder meer petroleum type C, dat in bulk tanken en ook niet in aanmerking komen voor een of andere premie. Als men dat allemaal samentelt, komt men uit op bijna 200.000 gezinnen.
De argumentatie die we hier toen moesten horen van de meerderheid en van de minister, was dat er op dat ogenblik weinig tijd was. Het moest toen goedgekeurd worden omdat anders de twee maanden die de mensen nu krijgen niet op tijd zouden worden uitbetaald. We zijn nu een tijdje verder en ik stel vast dat men deze periode niet heeft gebruikt om het premiestelsel verder uit te werken. Daarbij denk ik aan de warmtepompen, waarvan men toen zei dat dit niet zomaar een-twee-drie in een wet kon worden ingeschreven. Ik denk dat die mogelijkheden er wel zijn. Mensen die stookolie tanken kunnen dat perfect aantonen. Wie een warmtepomp heeft geïnstalleerd, heeft daar ook bewijzen van. Het is dus perfect mogelijk om daar wel een premiestelsel voor in het leven te roepen. Toch weigeren jullie pertinent om dat te doen.
Ik stel verder vast dat er bijzonder veel losse dingen worden georganiseerd. Het is niet echt een samenhangend geheel. Hoeveel verschillende wetsvoorstellen en wetsontwerpen hebben wij ondertussen in dit halfrond al zien passeren? Wij zullen hetzelfde merken bij de behandeling van de programmawet die hier volgende week aan bod zal komen, met de premie van 250 euro voor wie zijn huis verwarmt met pellets. Het is eigenlijk een geschiedenis van trial-and-error geweest. Het lijkt wel alsof men telkens opnieuw iets vergeten is, dat men dan snel in elkaar steekt.
Sta mij toe te zeggen dat als men alle energiemaatregelen van de voorbije maanden samenlegt en bekijkt hoe die tot stand gekomen zijn, dat toch vrij bedenkelijk is. Er kan enkel geconcludeerd worden dat er tot vandaag mensen zijn die vergeten worden en met lege handen achterblijven.
Zoals jullie weten, collega's, hebben wij dit wetsontwerp in de commissie gesteund, omdat het een belangrijke maatregel is. Vanzelfsprekend is iets beter dan niets. Alleen betreuren wij wat ik daarnet gezegd heb. Wij kunnen alleen hopen dat er naast deze tijdelijke maatregelen in de komende maanden ook zal worden ingezet op verdere structurele maatregelen die ervoor zorgen dat onze energiefactuur structureel verlaagt. Ik heb het dan niet over een vestzak-broekzakoperatie zoals wij die zien met betrekking tot de btw, ik heb het over echt structurele maatregelen.
Daarom, mevrouw de voorzitster, zullen wij dit wetsontwerp vandaag toch steunen.
18.03 Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Madame la présidente, chers collègues, mon camarade Thierry Warmoes étant malade, je vais le remplacer aujourd'hui. Le projet de loi qui nous occupe porte sur la prime d'énergie que le gouvernement fédéral veut accorder aux familles pendant les mois de janvier, février et mars. Ce projet de loi est presque identique au premier projet de loi sur les primes d'hiver pour novembre et décembre. Notre critique est la même. Ces primes ne permettront pas aux familles, aux indépendants ni aux PME de passer l'hiver. Les mesures prises par le gouvernement sont totalement insuffisantes. Ce dont nous avons besoin aujourd'hui, c'est d'un véritable gel des prix. Je ne comprends pas pourquoi nous continuons à accepter qu'ENGIE-Electrabel puisse vendre son électricité à 300 euros/MWh alors que son coût de production n'est que de 35 euros/MWh. Nous devrions bloquer les prix comme en France. Mais comme la dernière fois, nous soutiendrons quand même ce projet de loi. En effet, il vaut mieux quelque chose que rien du tout. Nous sommes pragmatiques en la matière mais nous nous opposons fermement à l'idée que le gouvernement puisse résoudre cette crise énergétique avec des primes. Nous restons d'avis que la proposition actuelle est totalement inadaptée.
Mon collègue Thierry Warmoes a déposé des amendements en commission de l'Énergie sur deux points concrets du projet de loi que nous critiquons. Premièrement, le gouvernement se donne la possibilité de réduire les primes énergétiques lorsque les prix de l'énergie baissent, même si le prix du gaz est aujourd'hui encore huit fois plus élevé qu'avant la crise. Ce maigre montant de 196 euros par mois pourrait être considéré comme trop élevé. Comment le gouvernement peut-il annoncer en "mode fanfare" que tout le monde recevra 200 euros par mois pour ensuite réduire ce montant? Nous avons donc redéposé des amendements visant à supprimer cette possibilité. Le moins que ce gouvernement puisse faire est d'honorer sa promesse et de verser le montant total du chèque d'hiver pour les mois de janvier, février et mars.
Deuxièmement, une autre différence notable est que le délai de paiement de la prime à l'énergie pour les personnes disposant d'un compteur à budget est différent de celui des personnes sans compteur à budget. Concrètement, pour la première prime, la date limite pour les deux premiers groupes, c'est-à-dire les personnes avec et sans compteur à budget, était le 1er janvier 2023 pour les personnes pour lesquelles la prime est automatiquement réglée dans une facture d'avance ou de règlement, et le 18 janvier 2023, soit deux bonnes semaines plus tard, pour les personnes qui reçoivent la prime via un virement de leur fournisseur d'énergie.
Dans ce projet de loi, l'échéance de la deuxième prime d'énergie pour tous les bénéficiaires est fixée à quatre mois plus tard, le 1er avril 2023, en cas de règlement automatique par avance ou facture de règlement ou, au plus tard le 18 avril 2023, en cas de virement bancaire sauf pour ceux qui ont un compteur à budget. Ces derniers ne recevront pas la prime avant le 1er janvier 2024 en cas de règlement automatique ou le 18 janvier 2024 en cas de virement bancaire. C'est donc huit mois plus tard que les autres.
En commission, madame la ministre a donné une
explication qui ne me convainc pas. Elle a argumenté que les personnes
possédant un compteur à budget utilisent moins d'énergie et qu'il faut donc
plus de temps pour dépenser la prime. Il n'y a aucune raison pour que des
personnes disposant d'un compteur à budget doivent attendre huit mois de plus
pour recevoir leur prime d'énergie. De plus, les personnes disposant d'un
compteur à budget sont généralement plus vulnérables et ont donc encore plus
besoin de la prime que les personnes sans compteur à budget. Nous avons
également déposé de nouveaux amendements visant à garantir que les personnes
disposant d'un compteur à budget reçoivent leur prime dans les mêmes délais que
les personnes sans compteur à budget. Je vous remercie.
18.04 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, sinds een aantal dagen zien we dat steeds meer gezinnen in dit land het eerste deel van het basispakket op hun rekening gestort krijgen of verrekend krijgen. Voor wie heel zorgzaam is met zijn verbruik, gaat het zelfs om een teruggave. De 392 euro voor de maanden november en december is een poging van deze regering om toch wat impact te hebben op de stevige energiefactuur die onze gezinnen vandaag treft.
We moeten niet vergeten waar dat basispakket vandaan komt. Vóór de winter hebben we allemaal gemerkt dat het sociaal tarief, waarop de regering al langer inzette, wel degelijk een goede maatregel is. Ik heb heel wat armoedeorganisaties in dit land gehoord die zeiden dat het een van de beste armoedebestrijdingsmaatregelen van de afgelopen jaren is. We zagen en zien echter dat er problemen bleven bestaan voor gezinnen die met hun inkomensgrens net boven de toekenningsbarema's zaten. Het basispakket is dus eigenlijk gericht op de mensen die niet onder het sociaal tarief vallen, maar wel degelijk bijzonder veel last hebben van de hoge energieprijzen.
Met het pakket dat we vandaag goedkeuren voorzien we nog een tegemoetkoming van een kleine 1.000 euro op vijf maanden tijd. Dat geldt voor bijna alle gezinnen. Daar vallen twee kanttekeningen bij te maken.
Ten eerste, er was een probleem met de automatische uitbetaling, dat we in de commissie al besproken hebben. Vooral voor gezinnen van wie de contractgegevens niet bekend waren, konden er zich problemen vormen. Dat gebeurt niet voor het eerst, want ook mensen die in het verleden de verwarmingspremie al aanvroegen, merkten dat zij opnieuw tegen dat probleem aanliepen. Het is dus goed dat de betrokken minister Dermagne extra budget en tijd heeft uitgetrokken om dat probleem recht te trekken. In onze huidige maatschappij hebben mensen het al moeilijk om aan hun energiefacturen uit te kunnen, daarom denk ik dat het echt goed is dat wij ervoor zorgen dat niet te veel mensen de premie mislopen waarop zij recht hebben.
Ten tweede, ons energielandschap is tegenwoordig inderdaad complex. Niet iedereen verwarmt zich in dit land op dezelfde manier. Niet iedereen in dit land woont vandaag in een huis waar hij één contract heeft met één energieleverancier. Er zijn dus inderdaad heel wat regelingen nodig. Mijnheer Van Lommel, u klaagt aan dat wij al heel wat wetsontwerpen hebben goedgekeurd. Ik denk daarover dat wij inderdaad al heel wat maatregelen genomen hebben. Ik vernoem de btw-verlaging tot 6 %, het sociaal tarief, de verwarmingspremie en nu het basispakket. Als er daarvoor telkens een ander wetsontwerp nodig is, dan zie ik het probleem niet. Ik vind het net goed dat de regering maatregelen neemt.
Als de regering een algemene maatregel neemt – andere bestuursniveaus laten trouwens na dat te doen – dan volgt daaruit dat er altijd gezinnen zullen zijn die niet dezelfde ondersteuning krijgen als het merendeel van de gezinnen. In absolute cijfers gaat het over een minderheid, maar het zijn best nog wel wat gezinnen. Het is een handige zet van de oppositie om daarop in te zoomen en weinig te zeggen over de miljoenen gezinnen die straks wel het basispakket zullen krijgen. U zegt er natuurlijk niet bij dat we wel al een oplossing hebben gevonden voor al die gezinnen die vandaag in een appartementsgebouw wonen en die een collectief energiecontract hebben. Voor die honderdduizenden gezinnen is er wel een oplossing uit de bus gekomen. Zij vielen eerst ook uit de boot en grepen naast de energiepremie.
U legt vandaag de focus op gezinnen die volledig elektrisch verwarmen. Mijnheer Wollants, in de commissie sprak u ook over gezinnen in rusthuizen. Ik snap dat u daar vandaag niet meer over begint, want indien ik lid zou zijn van een partij die deel uitmaakt van de Vlaamse regering, dan zou ik ook daarover zwijgen. De Vlaamse regering laat immers wel toe dat de energiefactuur meerdere keren per jaar stijgt en past de zorgpremie niet aan. Op het federale niveau klaagt de N-VA dan echter dat er extra geld voor de rusthuizen moet komen. Ik ben het er trouwens mee eens dat dat moet gebeuren, want ik maak me inderdaad zorgen over die mensen die vandaag het gelag betalen. Indien de energiecrisis aanhoudt, moeten we die kwestie zeker eens bekijken. Ik vind het alleen niet correct dat u dat aankaart als lid van een partij die daar op Vlaams niveau voor een groot deel verantwoordelijk voor is. U zegt dat het federale niveau maar moet betalen. Dat is wel erg makkelijk, want vervolgens kunnen uw collega's de daaropvolgende week roepen dat de federale overheid veel te veel geld uitgeeft en dat het nooit genoeg is. Het is het een of het ander.
Ik begrijp daarnaast helemaal niet dat u straks, aan het einde van deze discussie, zult zeggen dat u het pakket niet zult steunen. Ik vraag me dan af wat de middenklasse heeft aan uw opmerking dat er een paar mensen door die maatregel uit de boot dreigen te vallen, waardoor niemand een tussenkomst zou moeten krijgen. Ik denk dat daar niemand mee geholpen wordt.
Het verwarmen op basis van elektriciteit is een zure vaststelling, omdat we weten dat we allemaal de richting uit moeten van verwarmen op basis van fossielvrije energiebronnen. Ik heb in de commissie voorstellen gedaan om structureel beleid rond onder andere warmtepompen vorm te geven Op basis van de tussenkomsten van de oppositie, mag ik ervan uitgaan dat ik straks op uw steun daarvoor mag rekenen.
Vooruit vindt het in ieder geval ontzettend belangrijk dat we maatregelen nemen om de koopkracht van onze gezinnen te ondersteunen en te beschermen. Het is dus ook niet meer dan logisch dat we dit ontwerp vandaag opnieuw zullen steunen.
18.05 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer Verduyckt, als u graag hebt dat ik opnieuw begin over de rusthuizen, dan doe ik dat met alle plezier.
Eén probleem hebt u opgelost. De collectieve verwarmingsinstallaties hebt u inderdaad meegenomen in deze regeling, maar heel wat andere zaken hebt u niet meegenomen. Ik heb in de commissie gezegd dat er nog altijd een probleem is voor wie een collectieve aardgasaansluiting met individuele verwarmingsketels heeft. Dat probleem is niet opgelost en die mensen zullen niet de vergoeding krijgen die de anderen wel zullen krijgen.
Wat de woon-zorgcentra betreft, wilt u geen oplossing zoeken. Het is uw goed recht om sommige mensen uit te sluiten van een ondersteuning, maar dat is een keuze die u helemaal zelf maakt. U moet niet wijzen in de richting van de oppositiepartijen, dat zijn zaken die u zelf niet wilt aanpakken.
Ik heb al eerder gezegd dat uw voorstel, als het bijvoorbeeld gaat over de warmtepompen, nog steeds de weg vrijmaakt voor een forse stijging van de aardgasprijzen om hetzelfde doel te bereiken. Wij willen absoluut niet dat het op die manier gebeurt. Als u effectief in de regering wilt doordrukken dat de piste wordt gevolgd die bijvoorbeeld ook Nederland heeft gevolgd, dan staat u dat vrij, maar dan staat het u ook vrij om de mensen uit te leggen dat hun aardgasfactuur heel wat hoger zal liggen.
Ik wil nog even kort ingaan op de problematiek die de heer D'Amico ook heeft aangeraakt, namelijk de problematiek van de klanten met een budgetmeter. Zoals ik had aangekondigd, mevrouw de minister, heb ik de nodige contacten gelegd om na te gaan wat er kan worden gedaan opdat die mensen tijdig hun premie zouden krijgen.
Volgens mijn informatie zal in Vlaanderen de premie tegen half april uitgekeerd worden aan alle budgetmeterklanten. Dat probleem is dus opgelost. In Brussel bestaat dat probleem helemaal niet en u hebt dat ook gezegd. Het probleem stelt zich vandaag dus enkel in Wallonië, waar men mogelijk heel lang zal moeten wachten op die premie, maar ik neem aan dat de collega's uit dat landsgedeelte de nodige initiatieven zullen nemen.
In Vlaanderen en Brussel is het opgelost. Ik zal daarover geen verdere strijd voeren, maar ik vind het wel jammer dat partijen zoals de MR en de PS, die in Wallonië actief zijn, hun achterban daar wat in de steek laten om tot een oplossing te komen. In Vlaanderen is het opgelost, maar ik heb toch nog een wrang gevoel bij het feit dat hier een zeer ongelijke behandeling naar voren wordt geschoven. Als zij daarmee kunnen leven, tot daaraan toe, maar ik ben zeer blij dat er voor Vlaanderen wel een oplossing is en dat we in april voor de nodige centen voor de mensen kunnen zorgen.
18.06 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer Wollants, het is gemakkelijk om kritiek te geven op een overheid die maatregelen neemt. Het is veel moeilijker om dat te doen voor een overheid die geen maatregelen neemt. Niets weerhoudt het Vlaamse niveau ervan om daar tussenbeide te komen.
Bovendien heb ik in heel uw uiteenzetting geen enkel argument gehoord waarom u dit ontwerp niet zou steunen. Heel veel mensen zijn wel gebaat bij de tussenkomst waarin vandaag wordt voorzien, tenzij u vindt dat deze overheid te veel geld aan de gezinnen uitgeeft. U pleit echter voor extra uitgaven. Dat argument houdt dus ook geen steek.
18.07 Bert Wollants (N-VA): Dit is hetzelfde kader dat we in de commissie hebben gezien. Wat zegt u eigenlijk, mijnheer Verduyckt? Als ik wijs op de steken die de federale overheid laat vallen, dan zegt u dat de Vlaamse regering dan maar moet bijspringen. Ik vind dat een heel beperkte manier om naar de zaken te kijken. U zegt eigenlijk dat de regeling van de federale overheid onvolkomen is en dat de andere overheden daarom moeten tussenbeide komen. Eerlijk gezegd, met een dergelijk beleid zou ik niet naar voren willen komen, maar dat is wel wat u doet. Dat is uw compleet vrije recht.
18.08 Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, madame la ministre, chers collègues, je serai bref. Je souhaite simplement saluer l'arrivée de ce projet de loi en séance plénière, sachant qu'il prolonge un texte qui a été adopté il y a un mois.
Après la prime mensuelle gaz et électricité de 196 euros pour les mois de novembre et décembre, on arrive – enfin – à celle pour janvier, février et mars.
Les socialistes se sont engagés sur ce dossier des prix de l'énergie. On se souviendra qu'un soutien devait absolument être apporté aux ménages les plus vulnérables. Nous avons donc soutenu et obtenu l'extension du tarif social énergie aux bénéficiaires de l'intervention majorée. Par la suite, nous avons obtenu la prolongation de ce tarif. Aujourd'hui, comme tout le monde le sait désormais, près d'un ménage sur cinq est protégé par ce mécanisme.
Une aide devait également nécessairement être prévue pour la classe moyenne, pour les personnes dont les revenus ne leur permettent pas de bénéficier du tarif social et qui pâtissent pourtant directement de l'augmentation de leur facture de gaz et d'électricité. Nous pouvons donc nous réjouir que ce texte soit discuté en séance plénière, texte qui – il faut le mentionner – permettra de réduire la facture des Belges de 1 000 euros d'ici le mois de mars.
Cela ne surprendra personne, nous soutiendrons ce texte avec conviction. Toutefois, nous ne devons pas oublier l'impérieuse nécessité d'engager des mesures en amont, sur le marché, et ce, dans les plus brefs délais. Aussi longtemps que ce marché ne sera pas réformé au niveau européen, le gouvernement sera contraint de mobiliser les moyens suffisants pour soutenir et protéger les ménages et les entreprises.
Le dossier relatif au blocage du prix du gaz au niveau européen doit être bouclé. Madame la ministre, vous vous pencherez sur le sujet dans les toutes prochaines heures. Si tel n'était pas le cas, des alternatives doivent être prises en considération. Je pense ici notamment à des actions avec d'autres pays membres de l'Union européenne ou au niveau national.
Comme on le sait, les prix ne reviendront pas tout de suite au niveau pré-covid et nos citoyens attendent des décisions pérennes pour cet hiver mais aussi pour l'hiver prochain. Cette période de prix élevé du gaz et de fortes baisses des températures signifie immanquablement des factures insoutenables pour nos concitoyens. Il faut aboutir sur ce dossier. Nous serons donc très attentifs aux résultats du sommet européen d'ici la fin de la semaine.
18.09 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, si vous me le permettez, je remplacerai M. De Smet sur ce projet. Je serai succincte, en tout cas davantage que mes collègues, en particulier dans la mesure où ce projet de loi est une quasi-redite de la loi votée précédemment en ce qui concerne l'octroi des primes de novembre et de décembre.
Notre groupe soutiendra évidemment l'octroi de chèques. Il serait compliqué politiquement de voter contre une mesure qui vise à soulager les ménages. Il n'empêche que nous ne pouvons que regretter que, face à la hausse constante des prix de l'énergie (carburants, gaz, électricité ou mazout), le gouvernement se limite encore à quelques mesures éparses. En effet, l'octroi d'une prime est une mesure non ciblée qui n'est absolument pas juste ni équitable. Certes, les primes seront imposées pour les personnes ayant des revenus élevés. Il n'en demeure pas moins qu'un meilleur ciblage des aides gouvernementales en matière d'énergie devrait pouvoir être envisagé et ce, notamment pour tenir compte des remarques tant de la Commission européenne que de la Cour des comptes.
Enfin, je ferai une remarque en ce qui concerne le dernier paragraphe de l'article 11 du projet. Il prévoit que la prime pourra être réduite après avis de la CREG en cas de baisse continue des prix du marché. Nous savons toutefois que cette éventuelle baisse n'interviendrait pas avant la fin de l'année. L'utilité de pareille disposition est donc très relative. Vous en conviendrez.
En conclusion, s'il est vrai que l'objectif d'une telle mesure est louable, à savoir soulager les ménages face à la hausse des coûts de l'énergie, l'octroi d'une prime reste toujours insuffisant au regard de la hausse des prix de l'énergie que subissent aujourd'hui les ménages les plus précarisés, sans oublier la classe moyenne bien évidemment.
18.10 Minister Tinne Van der Straeten: Vandaag ligt het ontwerp betreffende het tweede basispakket ter stemming, waarmee de winterpremies voor de maanden januari tot en met maart voor wie verwarmt op elektriciteit en gas worden doorgetrokken. Het gaat over een bedrag van bijna 200 euro per maand, namelijk 588 euro in totaal voor de drie wintermaanden.
Het wetsontwerp staat ook in directe relatie met de wetsontwerpen die nog volgen en met een wetsontwerp dat volgende week geagendeerd staat, namelijk de teksten in verband met de financiering ervan via de afroming van de overwinsten. Maar daarover zullen we het straks hebben.
Ik wil graag nog een aantal punten
toevoegen. Wat de budgetmeters betreft heb ik in de commissie uitdrukkelijk
toegelicht dat de erin opgenomen termijnen niet bedoeld zijn om zo lang
mogelijk met de betaling te wachten, maar ingegeven zijn uit veiligheidsredenen,
opdat iedereen die recht heeft op de premie die uiteindelijk ook zal krijgen.
Ik heb in de commissie ook gezegd dat ik ageer in vertrouwen en dat degene die
de premie uitbetaalt dat ook op een goede manier zal doen, ook aan de klanten
met budgetmeters. De heer Wollants bevestigt hier dat Fluvius dat effectief en
snel zal doen. Ook ORES geeft
eenzelfde signaal.
Il n'était pas prévu que les GRD procèdent systématiquement à la mise au crédit du compteur après paiement du montant forfaitaire.
Met andere woorden, ook zij zullen de termijn dus niet hoeven uit te putten. Wij horen dan toch ook in Wallonië dezelfde positieve signalen als in Vlaanderen; in Brussel bestaat het systeem van de budgetmeter niet, zoals de heer Wollants al opmerkte.
In elk geval is er nog altijd een uiterste termijn in de wettekst ingeschreven. De finaliteit daarvan is om ervoor te zorgen dat uiteindelijk iedereen krijgt waar hij recht op heeft.
Ik wil ook nog even iets verduidelijken over het basispakket. De filosofie van een basispakket is dat een bepaalde hoeveelheid gas en elektriciteit wordt afgerekend tegen een lager tarief. Door het marktdesign dat wij kennen, gebeurt dat door middel van een forfaitaire omslag. In dat verband wil ik zeker ook verwijzen naar het advies van de Raad van State, die er zelf op wijst dat dat systeem op gespannen voet kan staan met het gelijkheidsbeginsel als we dan vervolgens nog een differentiatie zouden doorvoeren op basis van de wijze waarop verwarmd wordt. Het gaat om het verbruik, niet om de wijze waarop er verwarmd wordt. Uiteraard, voor wie elektrisch verwarmt, of dat nu via accumulatie is dan wel met een warmtepomp, weegt de btw-verlaging op elektriciteit zwaarder door, omdat men meer elektriciteit verbruikt.
Overigens is het niet de eerste keer dat er hier een ontwerp of voorstel ter stemming voorligt dat betrekking heeft op een ondersteuning op de factuur. Het is een van de ondertussen vele. De regering heeft ook nooit geaarzeld om daarvoor de nodige mechanismen op het getouw te zetten zodra de feiten daarom vroegen. Die feiten waren dan ook niet moeilijk te zoeken: iedereen wordt geconfronteerd met hoge bedragen. Wij zien ook op de boordtabellen van de CREG hoe de prijzen evolueren.
Ook het Parlement heeft dat zelf al gedaan, op initiatief van bepaalde Kamerleden, in de vorm van het basispakket, de btw-verlaging voor gas en elektriciteit en verschillende verwarmingspremies. Wij hebben dat inderdaad aan een snel tempo gedaan. Dat afdoen als een rommeltje doet echter oneer aan het vele werk dat hierin verricht wordt door zeer veel verschillende actoren.
Ik denk bijvoorbeeld aan de mensen die het callcenter van de administratie bemannen. Ik heb hen bezocht en dat zijn vaak mensen met een eerste werkervaring. Het gaat immers over Rosettabanen voor mensen jonger dan 26. Zij vangen de mensen op aan wie de premies niet automatisch toegekend zijn. De premies worden zoveel mogelijk automatisch toegekend, maar die lijsten zijn natuurlijk nooit volledig. Iedereen die de premie niet automatisch krijgt via zijn factuur, kan die manueel aanvragen. Die aanvragen moeten uiteraard ook allemaal worden behandeld. Zij komen terecht bij de administratie en worden daar verder geholpen door een team van zeer jonge en zeer gedreven mensen die aan de telefoon problemen oplossen, bijvoorbeeld een naam die verkeerd gespeld is, een huisnummer dat verkeerd is of een contract dat op een andere naam staat. Zo komen de middelen effectief terecht bij de mensen die ze nodig hebben.
Dat geldt natuurlijk ook voor de klantencentra van de leveranciers zelf, waar de telefoons roodgloeiend staan. Ik besef dat er veel problemen zijn en dat het zeer frustrerend is om naar een leverancier te bellen, omdat de wachttijden langer zijn door de grote hoeveelheid aan oproepen. Ook aan die kant zitten gewoon medewerkers die elke dag heel hard werken om de premies, die broodnodige slok op de borrel, op tijd bij de mensen te krijgen.
Wij moeten dus kijken naar de finaliteit. Die bestaat erin – velen van u, zowel van de meerderheid als de oppositie, hebben dat gezegd – om een ondersteuning te geven aan onze burgers, voor wie de tussenkomst op de energiefactuur zo broodnodig is.
En ja, er is bijgestuurd onderweg en terecht ook. De regering heeft nu eenmaal onderstreept dat ze de burgers niet in de kou laat staan. Natuurlijk kan het altijd beter; ik zal de eerste zijn om dat toe te geven. We zullen onszelf blijven verbeteren. We zullen blijven proberen om het elke dag beter te doen.
18.11 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, uw redenering loopt ergens spaak. Op een gegeven moment zegt u dat mensen die verwarmen met elektriciteit, hetzij via accumulatie, hetzij via een warmtepomp, wel een groter voordeel hebben door de btw-verlaging. U ontkent daarmee natuurlijk wel voor een stuk dat wie vandaag verwarmt met aardgas natuurlijk ook een btw-verlaging op dat gas heeft gekregen. Er is dus een ongelijke behandeling. Die blijft in heel het systeem zitten. Het feit dat mensen meer elektriciteit gebruiken, maakt niet dat zij daardoor een groter voordeel hebben. Als zij op gas zouden verwarmen, zouden ze immers zowel het basispakket voor gas krijgen als die btw-verlaging. Daar loopt het voor een groot stuk mis. Dat lijkt mij nog steeds een lacune in uw redenering.
Met betrekking tot de budgetmeterklanten heb ik van u begrepen dat iedereen er zo snel mogelijk voor zal zorgen dat die middelen worden toegekend. Ik heb de indruk dat er vanuit Vlaanderen een relatief concrete toezegging is om dit in april te regelen. Het is mij echter minder duidelijk of dat ook bij ORES gebeurt. Ik heb ORES niet concreet gecontacteerd om na te gaan of dat het geval is. Ik ga ervan uit dat mijn Waalse collega's, bijvoorbeeld de heer Ben Achour, dat met betrekking tot ORES hebben gedaan. Ik vraag mij echter nog steeds af waarom het op die manier in de teksten moet staan, als iedereen van mening is dat het zo snel mogelijk moet worden geregeld. Wij zullen achteraf bekijken of dat inderdaad op de snelst mogelijke manier zal zijn uitgevoerd. Ik heb de indruk dat men daarover in Vlaanderen vrij zeker is. Of dat in andere regio's ook zo zal zijn, moet achteraf blijken.
La présidente:
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Discussion des
articles
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3016/8)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt
85, 4) (3016/8)
Le projet de
loi compte 31 articles.
Het wetsontwerp telt 31 artikelen.
*
* * * *
Amendements
déposés:
Ingediende
amendementen:
Art. 4
• 7 – Greet Daems (3016/9)
Art. 7
• 8 – Greet Daems (3016/9)
• 11 – Greet Daems (3016/9)
Art. 11
• 9 –
Greet Daems (3016/9)
Art. 14
• 10
– Greet Daems (3016/9)
• 12 – Greet Daems (3016/9)
* * *
* *
Conclusion de la discussion des articles:
Besluit van de artikelsgewijze bespreking:
Réservés: les amendements et les articles 4, 7,
11 et 14.
Aangehouden: de amendementen et de artikelen 4, 7, 11 en
14.
Adoptés article par article: 1 à 3, 5, 6, 8 à
10, 12, 13 et 15 à 31.
Artikel per artikel aangenomen: 1 tot 3, 5, 6, 8
tot 10, 12, 13 en 15 tot 31.
* * *
* *
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen, de aangehouden artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 15 décembre 2022 à 19 h 00.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 15 december 2022 om 19.00 uur.
La séance est levée à 18 h 53.
De vergadering wordt gesloten om 18.53 uur.
Ce compte rendu n'a pas d'annexe. |
Dit verslag heeft geen bijlage. |