Plenumvergadering |
Séance
plénière |
van Woensdag 25 juni 2025 Voormiddag ______ |
du Mercredi 25 juin 2025 Matin ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.08 uur en voorgezeten door de heer Peter De Roover, voorzitter.
La séance est ouverte à 10 h 08 et présidée par M. Peter De Roover, président.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance
est ouverte.
Een reeks
mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. U
kunt die terugvinden op de webstek van de Kamer en in het integraal verslag van
deze vergadering of in de bijlage ervan.
Une série
de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la
Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans
le compte rendu intégral de cette séance ou son annexe.
Aanwezig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
David
Clarinval.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 24 juni 2025 hebt u een gewijzigde agenda voor de vergadering van vandaag ontvangen.
Conformément à l’avis de la Conférence des présidents du 24 juin 2025, vous avez reçu un ordre du jour modifié pour la séance d'aujourd'hui.
Zijn er dienaangaande opmerkingen? (Nee)
Y a-t-il une observation à ce sujet? (Non)
Bijgevolg is de agenda aangenomen.
En conséquence, l'ordre du jour est adopté.
Voorstellen
ingediend door:
Propositions déposées par:
- 113:
Funda Oru, Anja Vanrobaeys
- 692:
Steven Matheï, Leentje Grillaert, Sammy Mahdi, Franky Demon, Nathalie Muylle,
Koen Van den Heuvel
- 847:
Nahima Lanjri, Nawal Farih, Leentje Grillaert, Steven Matheï, Franky Demon,
Phaedra Van Keymolen, Nathalie Muylle.
Discussion générale
De algemene bespreking is geopend.
La
discussion générale est ouverte.
De rapporteurs zijn de heren Vincent Van Quickenborne, Hugues Bayet en Benoît Piedboeuf, en de dames Anja Vanrobaeys, Katleen Bury en Dominiek Sneppe. Verwijzen zij naar het schriftelijk verslag?
02.01 Vincent Van Quickenborne, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik had begrepen dat, aangezien men de programmawet thema per thema bespreekt, men dan ook het verslag dat betrekking heeft op dat thema op dat ogenblik zal uitbrengen.
Voor het luik Pensioenen – Fiscaliteit, zijnde de artikelen 1 tot en met 64, zal ik bij de start van het debat met minister Jambon samen met mijn mederapporteur, de heer Bayet, toelichting geven bij het verslag en dus niet verwijzen naar het schriftelijk verslag.
Werk
Emploi
De voorzitter: We starten met de bespreking van het luik Werk. Wie is de rapporteur van dit luik?
02.02 Anja Vanrobaeys, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag.
De voorzitter: Waarvan akte. De heer Moons mag als eerste het woord voeren in de algemene bespreking.
02.03 Kurt Moons (VB): Mijnheer de minister, het gaat niet goed in dit land. Het gaat slecht in België, heel slecht. Dat is al vele jaren het geval. De situatie gaat zelfs van kwaad naar erger. Al de politici zijn daarvan op de hoogte, maar al vele jaren steken ze hun kop in het zand. Alle systeempartijen hebben schuld aan dat jarenlange malgoverno.
Iedere partij heeft boter op het hoofd, behalve het waarlijk schone Vlaams Belang dat, ondanks zijn honger, nooit in het politieke bed wordt uitgenodigd. Dat geldt natuurlijk ook voor de marxistische PVDA-PTB, dat na het onvoorstelbaar menselijk leed en het economisch debacle onder de Mao's en Stalins van deze wereld terecht zelfs de voordeur van het politiek huis tegen het gezicht gesmeten krijgt. Elke andere partij heeft deelgenomen aan de macht, op regionaal en vooral op federaal niveau.
Al vele decennia lang worden er compromissen gesloten, wat steevast resulteert in een centristisch beleid: dan weer wat rechtser, dan weer wat linkser. Nooit komt men ook maar in de buurt van fundamentele veranderingen.
In deze regering-De Wever stellen we opnieuw hetzelfde scenario vast. Het verzoenen van een Franstalig rechtsliberaal ideeëngoed van de MR met de Vlaams links-etatistische dogma’s van Vooruit moet een hell of a job zijn. Dat moet energievretend zijn. Dat moet frustrerend zijn. Dat moet zelfs ontmoedigend zijn.
Die moeilijke evenwichtsoefening bleek eerder al tijdens de vivaldiregering, waarin zelfs zeven partijen de dienst uitmaakten. Is dat de tol van de zogenaamde Belgische democratie? Het enige wat die regeringen bijeenhoudt, zijn de postjes, de politieke macht en de persoonlijke, narcistische neigingen en doelstellingen van die machtspolitici.
Het belang van de burger komt steevast op de tweede plaats, of toch niet? De eigen kiezers moeten wel worden gesoigneerd met steeds meer gunstmaatregelen, subsidies, gratis diensten, fiscale uitzonderingen, koterijen enzovoort. Hoe hypocriet is het evenwel niet wanneer we tijdens de begrotingsdiscussies de huidige regeringspartijen die ook in Vivaldi zaten, zoals cd&v, Vooruit en uw partij, mijnheer de minister, tegen elkaar horen opbieden dat het zo niet verder kan, dat er fundamentele maatregelen nodig zijn, dat ze het nu anders zullen aanpakken? Waarop hebben zij dan gewacht tijdens Vivaldi? Waarom hebben ze meegewerkt aan dat desastreuze beleid? Hoe hypocriet is het niet wanneer we tijdens diezelfde discussies de huidige oppositiepartijen die ook in Vivaldi zaten, Open Vld, Groen, Ecolo en PS, horen beweren dat het de voorbije jaren juist beter ging, zich baserend op precies dezelfde rampzalige cijfers als hun collega's? Wie kan die mensen dan nog geloven?
Dan zijn er nog de twee andere huidige regeringspartijen, de N-VA en Les Engagés, die denken eindelijk werk te kunnen maken van structurele hervormingen. Helaas, zij dwalen. Steeds komen zij onderweg ofwel voor de ene een te linkse partij tegen, ofwel voor de andere een te rechtse. Daarbovenop heeft de N-VA ogenschijnlijk zonder veel schaamte of pijn onmiddellijk zowel haar communautaire verkiezingsbeloften moeten inslikken als haar economisch-liberale ideeën moeten opbergen. Noch de nationalistische scherpslijpers van de partij, noch de eerder economisch denkende ondernemers zullen blij zijn met het regeerakkoord van de N-VA, eens zij de draconische maatregelen en vooral de rampzalige financiële gevolgen ervan voor België en Vlaanderen beter inschatten.
Mijnheer de minister, beste collega's, waarom gaat het immers zo slecht in België? Wie zich de vraag oprecht stelt en enig inzicht heeft in de politiek, komt steeds tot dezelfde bevinding: twee democratieën met eigen inzichten en een eigen culturele identiteit, eigen behoeften, eigen bekommernissen, eigen leefwijzen, eigen taal, eigen economieën, werden en worden kunstmatig bij elkaar gehouden in een bewust georganiseerd Belgisch institutioneel kluwen.
De eigen noodzakelijke keuzes en prioriteiten kunnen niet gemaakt worden. Erger nog, misschien willen ze die ook niet maken. Waarom? Omdat het ene landsdeel nog steeds – we weten echter niet hoe lang nog – het andere landsdeel kan, en vooral moet, onderhouden.
Maar, mijnheer de minister, uw eerste minister, de heer De Wever, verkondigde op RTL een aantal weken geleden het volgende:
"Le cadeau de départ de la Vivaldi était
le pire budget du monde occidental. Donc, à politique inchangée, on aurait eu
un déficit de 45 milliards en 2029. C'est plus de 6 % du PIB. On
allait tomber en faillite. Dire qu'on peut renverser une telle situation du
jour au lendemain, c'est impossible. On est sur le Titanic."
België zou failliet gaan. We zitten op de Titanic. We zitten samen op die boot. Velen van u, beste collega’s, horen nog steeds het orkest spelen. België, Brussel en Wallonië trekken nu ook Vlaanderen mee de dieperik in, waardoor ook de noord-zuidtransfers op termijn onmogelijk houdbaar blijven.
Op het budget, zowel bij ongewijzigd als gewijzigd beleid, kom ik later nog even terug.
Blijkbaar heeft de regering-De Wever als doel om orde op zaken te stellen, eindelijk, Belgen redden van de ondergang die u allen hebt bewerkstelligd. Dat de zaken er niet fraai uitzien, blijkt ook uit het rapport van de Europese Commissie van 6 juni jongstleden. België is de enige lidstaat van de Europese Unie die een nieuw correctietraject krijgt opgelegd. Laat dat maar even bezinken: de enige lidstaat.
Waarom worden we onder toezicht geplaatst? Het is nog net geen curatele, zoals de heer De Wever nog niet zo lang geleden een federale curatele over Brussel opperde. Wat een lefgozer toch, onze eerste minister.
De kritieken van de Europese Commissie zijn niet min. Ik zet ze even op een rijtje. Er wordt dit jaar een begrotingstekort van 5,4 % verwacht. Dat is het slechtste cijfer van alle EU-lidstaten. We verwachten een stijgende overheidsschuld tot 107 % van het bbp tegen eind december. We hebben een te lage werkzaamheidsgraad, die recent zelfs onder het Europees gemiddelde zakte. We hebben te weinig migranten en oudere werklozen aan het werk. België telt in verhouding het hoogste aantal vacatures in de EU. De pensioenfactuur explodeert. Onze sociale uitkeringen geven veel te weinig prikkels tot werk. De eisen om werklozen opnieuw aan het werk te zetten, zijn relatief soepel. Onze belastingen zijn de hoogste van de EU. Zelfs de vermogensbelasting is volgens de Europese Commissie complex en verstoort het investeringsgedrag.
De analyse van de Europese Commissie is objectief, angstaanjagend maar niet geheel verrassend. Deze analyse hadden we zelf allemaal al gemaakt. We zagen dit toch al jaren aankomen. Die vooruitzichten worden trouwens door het Rekenhof, de Nationale Bank, het Monitoringcomité, het Federaal Planbureau en de kredietbeoordelaars gedeeld. Niemand van u kan zeggen: “Ik heb het niet geweten”.
Waarom hebben jullie permanent de verkeerde politieke keuzes gemaakt? Een dergelijke desastreuze toestand moet toch ook bij u vragen oproepen of hebben opgeroepen: wat hebben wij verkeerd gedaan; waar loopt het mis; waarom doen andere landen het beter dan wij.
Externe omstandigheden kunnen wij niet inroepen, want alle landen hebben dezelfde geopolitieke uitdagingen en klimaat- en pandemie-uitdagingen meegemaakt. Het probleem is dus intern beleid, onder andere politiek verkeerde keuzes, verkeerde prioriteiten en een verkeerd institutioneel weefsel. Zoek de problemen en dus ook de oplossingen bij uzelf, beste politici. Weet echter ook dat meer van hetzelfde doen en hopen op een andere uitkomst de definitie van waanzin is.
Nu zult u natuurlijk opwerpen dat dat nu net is wat u beter en anders zult doen. Ik zal u echter aantonen dat dat helemaal niet het geval is en dat alles nog steeds in dat onwerkbare Belgische kader wordt gesitueerd, omdat u onvoorbereid en holderdebolder vanuit de heup schiet en omdat u geen enkel flankerend beleid hebt uitgewerkt.
Ik beperk mij in mijn uiteenzetting tot titel V van de programmawet, namelijk Werk en meer bepaald tot de beperking van de werkloosheid in de tijd. Ik zal achtereenvolgens mijn bedenkingen uiten over, ten eerste, de overlevingskansen van de programmawet bij een grondwettelijke toetsing, ten tweede, de totaal op drijfzand gebouwde berekeningen van terugverdieneffecten en kosten van die maatregelen, ten derde, het gebrek aan sociaal rechtvaardige maatregelen, ten vierde, het totaal gebrek aan flankerende maatregelen en het intussen absurde geloof in een samenwerkingsfederalisme en, ten slotte, de ongelooflijk lichtzinnige kijk op de miljardenbegroting.
Wij starten met een korte analyse van de adviezen van de Raad van State. Ik wil niet onbeleefd zijn, maar ik moet toch opmerken dat de Raad van State verschillende belangrijke opmerkingen bij het ontwerp van de programmawet maakt. Ten eerste, sommige verplichte adviezen werden niet ingewonnen.
Ten tweede, bepaalde artikelen zouden de Grondwettelijke toets van het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel niet doorstaan. De Raad van State zegt bijvoorbeeld over de uitzonderingen op de beperking van de werkloosheid in de tijd voor knelpuntberoepen in de zorg - ik citeer -: "Het ontworpen artikel 114, § 2/1 van het Werkloosheidsbesluit voorziet in een uitzondering onder bepaalde voorwaarden op de beperking in de tijd van het recht op een werkloosheidsuitkering voor de rechthebbende die een opleiding volgt in voorbereiding op een tewerkstelling in een knelpuntberoep als verpleegkundige of zorgkundige." Volgens de Raad van State is het niet duidelijk of de karakteristieken van die beroepen dermate bijzonder zijn dat eenzelfde uitzondering niet ook zou moeten gelden voor rechthebbenden die een opleiding volgen in voorbereiding op tewerkstelling in andere knelpuntberoepen.
Vervolgens stelt de Raad van State vast dat koninklijke en ministeriële besluiten zouden worden gewijzigd door een wet. Dat doet een zekere verwarring ontstaan. Blijkbaar zijn de kernpunten van de werkloosheidsverzekering binnen de sociale zekerheid immers niet in parlementaire wetgeving opgenomen, maar werd dat alles geregeld via koninklijke en ministeriële besluiten, terwijl dat in andere takken van de sociale zekerheid blijkbaar wel via wetgeving gebeurd is. Men zal nu dus via een wet, de programmawet, delen van de uitvoerende koninklijke en ministeriële besluiten wijzigen. Dat is wederom een rare, maar vooral nare ontdekking, die mij als jurist de haren te berge doet rijzen.
02.04 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer Moons, u spreekt over die wet en die koninklijke besluiten. Ik vraag mij af of ik u goed begrijp. U zegt dat het Vlaams Belang tegen de uitzondering is voor de opleidingen voor het zorgpersoneel, terwijl er veel handen aan het bed nodig zijn. U stelt die uitzondering nu blijkbaar in vraag.
02.05 Kurt Moons (VB): Ik stel vast dat een deel van deze parlementaire assemblee niet echt goed geluisterd heeft. Het gaat immers over het feit dat de Raad van State een probleem signaleert met het feit dat de programmawet alleen in een uitzondering voorziet voor knelpuntberoepen in de zorg. Vlaams Belang wil dat net volledig uitbreiden. We zeggen dus het tegendeel van wat u beweert. Wij richten ons op alle knelpuntberoepen. Ik tracht duidelijk te articuleren, maar blijkbaar komt dat alsnog niet altijd goed over.
02.06 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer Moons, dat komt niet overeen met het riedeltje dat u eerst bracht, waar u deed alsof we een stel onverantwoordelijken zijn die de boel maar laten lopen. De enige partij die het kan, is blijkbaar het Vlaams Belang, is blijkbaar extreemrechts.
Ik kan alleen maar het volgende zeggen met betrekking tot het zorgpersoneel. Die handen aan het bed zijn echt nodig. Dat wordt ook gemotiveerd in de programmawet. Als het gaat over andere zaken, zijn andere niveaus bevoegd. Daarmee pakt u ook steeds uit, maar blijkbaar is dat nu niet meer van tel.
Dat is het verschil tussen Vooruit en extreemrechts. Kijk naar Nederland, Wilders heeft de stekker eruit getrokken. Wij nemen in moeilijke tijden onze verantwoordelijkheid en zorgen net voor die opleidingen, zodat mensen hun opleidingen kunnen voortzetten, zodat er effectief handen aan het bed bijkomen en zodat meer mensen de zorgopleiding kunnen blijven volgen.
02.07 Kurt Moons (VB): Zelfs mijn antwoord was niet duidelijk. Blijkbaar bent u alleen bekommerd om mensen in knelpuntopleidingen in de zorgsector. Wij zijn bekommerd om alle mensen in alle knelpuntopleidingen.
Waarom ben ik dan ook weer niet verbaasd dat in dit landje een wet moet worden aangepast via koninklijke besluiten? Enfin, ik leg mij neer bij wat hier vandaag gebeurt. De Raad van State stelt overigens ook vragen over de toetsing van sommige bepalingen aan artikel 23 van de Grondwet, de zogenaamde standstillverplichting. Die houdt in dat er in principe geen wetgeving mag worden ingevoerd die het huidig beschermingsniveau aanzienlijk vermindert, tenzij om redenen van algemeen belang. We denken hier bijvoorbeeld aan de mogelijke terugval van werklozen op een leefloon, dat niet altijd dezelfde rechten of bescherming biedt als een werkloosheidsuitkering.
De Raad van State doet daar de volgende uitspraak over: "De Raad van State kan binnen zijn beperkte onderzoek niet concluderen dat de ontworpen maatregel strijdig zou zijn met artikel 23, derde lid, tweede punt van de Grondwet, ook niet omgekeerd." De Raad van State maakt daarbij het volgende voorbehoud: "De voorgenomen hervorming bevat een geheel van maatregelen die, in acht genomen de individuele situatie van de rechthebbende, de ene keer een verbetering kunnen betekenen van zijn recht op een werkloosheidsuitkering en de andere keer een achteruitgang. Binnen de beperkte tijd waarover de Raad van State beschikt, kan hij die hervorming niet in al haar onderdelen onderzoeken en evenmin de samenhang ertussen steeds afdoende in rekening brengen. Op dat punt moet dus een voorbehoud worden gemaakt."
Mijnheer de minister, u voerde tijdens onze uiteenzetting heel belangrijke gesprekken. Tijdens de commissiebesprekingen gaf u aan dat u er vrij zeker van bent dat deze wet – of althans alle artikelen ervan - eens ingevoerd, wel degelijk met vrucht stand zal kunnen houden in mogelijke procedures voor de rechtbank. De voorbehouden die ik zojuist citeerde, lijken me evenwel van die aard dat uw lezing eerder getuigt van goedgelovigheid dan van realiteitszin.
Laat ik nu wat dieper ingaan op het zogenaamde koninginnenstuk van de regering-De Wever, wat De Wever zelf het hoogst communautair haalbare noemt, namelijk de beperking van de werkloosheid in de tijd. Wat een billenkletser! Ik leg het uit. De uitwerking van het principe en de grondgedachte is een zeer terechte focus, ook volgens onze partij, die voorstander is van een sociaal gecorrigeerde beperking van de werkloosheid in de tijd. Die maatregel is zeker urgent, omdat België ook in die competitie weerom als een van de laatsten van het peloton verschijnt met 38 % langdurig werklozen tegenover een Europees gemiddelde van 34 %. In Nederland bedraagt dat zelfs amper 16 %. Ook de Belgische regionale verschillen spreken boekdelen: in Vlaanderen is 24 % van de werklozen langer dan een jaar werkloos, in Wallonië 46 % en in Brussel zelfs 50 %.
De logica achter de maatregel is duidelijk. De beperking van de werkloosheid in de tijd vormt het belangrijkste fundament voor het opkrikken van de werkzaamheidsgraad tot 78 % tegen 2029. Vervolgens zal de pijler van werkzaamheidsgraad op zijn beurt het gewelf van de begroting moeten stutten, als drager van de terugverdieneffecten, die 7,9 miljard euro zouden moeten bedragen in 2029. Maar als de pijler wankelt, dreigt het gewelf in te storten.
Het is gepast om de commentaren en opmerkingen van het Rekenhof op dat vlak erbij te halen. De regering-De Wever rekent zich inderdaad rijk. Ze rekent op 7,9 miljard euro aan terugverdieneffecten. Die terugverdieneffecten zijn vooral gebaseerd op de gevolgen van de beperking van de werkloosheid in de tijd. Die zouden het resultaat zijn van enerzijds, minder uitgaven aan sociale uitkeringen, de werkloosheidsuitkering, en anderzijds, van de meerontvangsten uit belastingen en sociale bijdragen vanwege de nieuw tewerkgestelden. Zo zou de werkzaamheidsgraad in België stijgen van 72,6 % nu naar 78 % in 2029. Of was het nu 80 %? Of was dat in 2030? Van in het begin bleef dat onduidelijk.
Het wordt wel voorzien dat de werkzaamheidsgraad tegen 2030 80 % bedraagt, maar in het regeerakkoord lezen we letterlijk dat het "onze centrale doelstelling is om op termijn de werkzaamheidsgraad in België tegen 2029 te verhogen in de richting van 80 %, en tegelijk onze productiviteitsgroei te verhogen". Dat is wel heel dubbelzinnig verwoord. In het Frans is het iets duidelijker.
"Notre objectif central est d'augmenter le taux d'emploi en Belgique pour atteindre 80 % d'ici à 2029."
78 % of 80 %? Tegen 2029 of 2030? Wat doet het ertoe? We zien wel. Peu importe.
Terugverdieneffecten, klinkt logisch. Waar en wanneer hebben we dat nog gehoord? Zulke effecten worden zelden of nooit goed gebudgetteerd. Ze worden steeds gebruikt als een soort sluitstuk om de begrotingscijfers op een of andere manier nog wat presentabel te maken. Het is trouwens een van de stokpaardjes van de acolieten van De Wever, die daar in het verleden altijd furieus brandhout van maakten, maar nu zelf deze intellectueel minder eerlijke werkwijze hanteren en daarvoor op het matje worden geroepen door het Rekenhof. Het Rekenhof blijft daarbij weliswaar beleefd, maar niet minder vernietigend: onvoldoende onderbouwd, methodologisch inconsistent en met een reëel risico op overschatting.
Laten we de feiten even fileren, mijnheer de minister.
Ten eerste, uw jobcijfers kloppen niet. U belooft 287.000 extra jobs door de werkzaamheidsgraad op te trekken van 72,6 % naar 78 %, maar uw berekening is fout. U telt jongeren vanaf 15 jaar mee, terwijl de standaard 20 tot 64 jaar is. Resultaat: 30.000 jobs verdampen, goed voor een gat van 825 miljoen euro tegen 2029 en zelfs al 200 miljoen euro in 2026. Hoe zult u dat dichten? Of hoopte u stiekem dat niemand dat zou zien?
Ten tweede, uw opbrengsten zijn wishful thinking. U rekent op 30.000 euro per extra job. Het Rekenhof is iets realistischer: 18.000 euro in 2026, oplopend tot 27.500 euro in 2029. Dan houdt men nog geen rekening met het feit dat het merendeels over laaggeschoolde jobs gaat, waarvan de opbrengst nog lager ligt. Waarom kiest u steeds voor optimistische dromen in plaats van voor harde cijfers? Waar zijn de onderbouwende nota’s?
Ten derde, uw boekhouding is goochelkunst. U boekt 2 miljard euro aan besparingen in dankzij de degressieve uitkeringen en de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd, maar u telt de besparing op sociale uitkeringen van de latere job ook nog eens mee bij de terugverdieneffecten. Dat is dubbel tellen, mijnheer de minister. Hoe verklaart u die slordigheid, of is het een bewuste fout? Hoeveel miljarden verdwijnen er nog in uw fictie?
Dan de werkzaamheidsgraad van 78 %, een fata morgana. Het Federaal Planbureau voorziet slechts 74,7 % tegen 2030. Wat niet met zoveel woorden en uitgebreid wordt toegelicht in de media, is dat het Rekenhof ook stelt dat, om te kunnen oordelen of een werkzaamheidsgraad van 80 of 78 % binnen een periode van 5 jaar haalbaar is, nagegaan moet worden welke doelgroepen precies geactiveerd moeten worden om dat percentage te halen. Dat is vrij logisch. Een diepgaande, concrete analyse is steeds noodzakelijk om de juiste maatregelen te treffen met het grootst mogelijke effect.
Dat is trouwens wat het Vlaams Belang al jaren stelt en waarin het Rekenhof ons vandaag gelijk geeft. De problematiek is immers niet overal dezelfde en is niet het resultaat van een gelijke verantwoordelijkheid van alle Belgen. Verschillende groepen en regio's zorgen voor heel verschillende resultaten en impacteren het gemiddelde elk op een andere manier. Je kan verdrinken in een plas water van gemiddeld 10 centimeter diep, weet je wel.
Deze analyses worden helemaal niet gemaakt in de schoot van de regering. Het Rekenhof doet dat dan in haar plaats en erkent in dat verband een zestal verschillende subgroepen.
Ten eerste, de werklozen. Die vertegenwoordigen ongeveer 4 % van de totale bevolking maar kennen allicht geen hoge werkzaamheidsgraad. Waarschijnlijk is die 0 %.
Ten tweede, de vrouwen. Daarvan is maar 68,7 % aan het werk, tegenover 76,5 % van de mannen.
Ten derde, de laaggeschoolden. De werkgelegenheidsgraad van laaggeschoolden is 45,2 %. Voor de gemiddeld geschoolden is die 67,6 % en voor de hooggeschoolden 86,5 %. Er is dus een enorm verschil. Wat dat betreft, stelt het Rekenhof vast dat er een belangrijke mismatch is tussen het opleidingsniveau van de laaggeschoolden en het voor de vacatures vereiste niveau, wat natuurlijk een langetermijnplan vereist en wat grotendeels een deelstatelijke bevoegdheid is.
Ten vierde, de 55-plussers. Die zijn al heel uitgebreid aan bod gekomen, maar daarvan werkt vandaag slechts 60,4 %.
Ten vijfde, de niet-beroepsactieven, met 24 % van de bevolking! Deze groep omvat de arbeidsongeschikten, de langdurig zieken, de huismoeders en de studenten. Deze groep arbeidsongeschikten blijkt moeilijk te activeren. Preventie is belangrijk hier. Natuurlijk is de werkzaamheidsgraad in deze categorie niet erg hoog.
Tot slot, de personen uit niet-EU-landen. Hoewel de werkzaamheidsgraad van die groep wel een beetje gestegen is in de laatste twintig jaar, zegt het Rekenhof dat die stijging onvoldoende blijkt te zijn om de doelstelling van 78 % te halen. Slechts 58 % van de personen met een niet-EU-achtergrond is aan het werk. Zij hebben een gemiddeld hogere inactiviteit en hun werkloosheidsgraad ligt 2,5 keer hoger dan bij personen die geboren zijn in België.
Het Rekenhof stelt dan ook terecht: het bereiken van 78 % tewerkstellingsdoelstelling vereist een aanpak op maat per doelgroep, die bovendien moet gebeuren in samenwerking met de deelstaten. Dat is iets wat Vlaams Belang al jaren zegt, maar waar nooit naar geluisterd wordt. Hopelijk gebeurt dat nu een beetje meer. Ook inzake de regionale verschillen in de werkgelegenheidsgraad geeft het Rekenhof ons immers overschot van gelijk. Zo haalt het Vlaamse Gewest nu al een werkgelegenheidsgraad van 77,9 %. Dat is aanzienlijk hoger dan het Waalse Gewest, dat 66,8 % haalt, 11 procentpunten minder. Het Brussels Hoofdstedelijk haalt 61,9 %. Voorts bevinden de ongeveer 170.000 openstaande vacatures zich vooral in het Vlaamse Gewest, met 65 %. Er is dus ook wat dat betreft een mismatch tussen de regionaal te activeren groepen en de openstaande vacatures in de regio.
Het Rekenhof gaat verder, want het citeert zelfs een onderzoek uit 2024 van Steunpunt Werk van de KU Leuven. Daarin werd de haalbaarheid van de tewerkstellingsgraad van 80 % onderzocht en de daartoe door elk gewest te volgen groeipaden. De studie onderzoekt drie scenario's. Het eerste pad gaat uit van gelijke werkzaamheidsgraden in elke regio, iedereen 80 %. Het tweede legt de drie gewesten een identiek te leveren inspanning op van elk 4 tot 5 procentpunten meer. Het derde vormt de middenweg tussen de eerste twee pistes.
De studie toont aan dat een werkgelegenheidsgraad van 80 % tegen 2030 natuurlijk haalbaar is voor het Vlaamse Gewest, maar helemaal niet realistisch is, noch voor Brussel noch voor Wallonië, in geen enkel van de drie scenario's. Wat zult u daaraan doen, mijnheer de minister? Wat zijn de plannen in dat geval?
Het Rekenhof concludeert heel diplomatisch, maar daarom niet minder vernietigend dat de raming van de terugverdieneffecten onvoldoende onderbouwd is en dat het risico zeer groot is dat die in belangrijke mate overschat zijn. Het wijst in het bijzonder op het gebrek aan onderbouwing van het groeipad inzake werkgelegenheid, de methodologische inconsistentie in de berekening van de terugverdieneffecten en de mogelijke overschatting van de opbrengst van de extra tewerkgestelden.
Het Rekenhof wijst er ten slotte op dat door de verdeling van de bevoegdheden over de verschillende beleidsniveaus en de sterke regionale verschillen in werkgelegenheidsgraad een gecoördineerd beleid in samenwerking met de deelstaten essentieel is. Mijnheer de minister, hoe zult u dat aanpakken? Zult u de vrouwen meer activeren, of net niet? Zo ja, waarom en hoe? Zult u de mismatch tussen het opleidingsniveau van een laaggeschoolde en het in een vacature vereiste niveau aanpakken? Of zult u de laag- en kortgeschoolden de vacatures die geen diploma's of ervaring vragen laten invullen? Maar dan komt u wat gebudgetteerde inkomsten tekort. Of zult u daarvoor de vreemdelingen uit de niet-EU-landen activeren? Hoe zult u die personen activeren? Zij zitten aan een werkzaamheidsgraad van 58 %. In welke mate moet die omhoog? Zonder die groep is 80 % immers onmogelijk. Zult u de 55-plussers gericht activeren? Zo ja, hoe? Ten slotte, hoe moeten de regio's volgens u evolueren naar de vooropgestelde werkzaamheidsgraad? Mag Brussel blijven steken op bijvoorbeeld 70% en moet Vlaanderen dan naar 85, 88 of 90%? Hoe moet Wallonië evolueren? Welke gedifferentieerde maatregelen zult u ter zake nemen? Eén, drie, vier, vijf vergaderingen, maar er komen geen antwoorden, geen duidelijkheid. Onduidelijkheid troef.
De beperking van de werkloosheid in de tijd is volgens het Vlaams Belang een conditio sine qua non om een en ander recht te trekken in dit land. Onzes inziens is er echter in bijkomende sociaal gerechtvaardigde uitzonderingen op die regel te voorzien.
Ten eerste, de 55-plussers worden in de programmawet momenteel als uitzondering beschouwd, maar enkel na bewijs van een minimaal beroepsverleden. Daardoor valt zomaar eventjes 82% van die 55-plussers uit de boot. Die cijfers werden erg laat bekendgemaakt. Iedereen is verontwaardigd, ook de regeringspartijen trouwens. Men beweert dat men het niet wist en toch wordt de tekst niet geamendeerd. We zullen wel zien of er zich een sociaal drama afspeelt of niet en dan zullen we wel ingrijpen, dat is het motto.
Het Vlaams Belang vindt echter dat die mensen het sowieso al moeilijk hebben. Ze bevinden zich in een precaire situatie en zouden, onafhankelijk van hun beroepsverleden, van een werkloosheidsvergoeding moeten kunnen blijven genieten, op voorwaarde dat zij zich ter beschikking houden van de arbeidsmarkt.
Ten tweede, wij vinden het niet logisch dat enkel mensen in opleiding voor een knelpuntberoep in de zorg een uitzondering verdienen op de beperking van de werkloosheid in de tijd. Wij pleiten er sterk voor dat iedere werkloze die een opleiding volgt voor een knelpuntberoep, zijn werkloosheidsvergoeding kan behouden, op voorwaarde van goede examenresultaten en toeleiding na de opleiding naar het gekozen beroep. Het is immers logisch dat wie werkloos is en zelf de moeite doet om zijn of haar situatie via het volgen van een opleiding te remediëren, ook de nodige tijd krijgt om de opleiding te vervolmaken, zeker als het een opleiding tot een knelpuntberoep betreft. Dergelijke opleidingen nemen dikwijls meer dan twee jaar in beslag. Stopzetting van de werkloosheidsuitkering tijdens die periode maakt het voor die welwillende, geëngageerde burgers financieel vaak onmogelijk om de opleiding zonder steun voort te zetten. Uiteindelijk lost men zo toch ook veel problemen op: een knelpuntberoep wordt ingevuld, een werkloze is aan de slag en er is geen werkloosheidsvergoeding meer nodig.
Ik kom tot mijn derde punt. Het Vlaams belang is van mening dat nog een andere groep mensen recht moeten blijven hebben op een werkloosheidsuitkering, namelijk de mantelzorgers. Die mensen zorgen voor een langdurig zieke en zorgbehoevende persoon die als gevolg daarvan niet kan werken. Mantelzorgers nemen de zorgtaak op zich voor hun ouders, grootouders, broer, zus of buurvrouw. Zij vervullen essentiële taken in onze samenleving en spelen een belangrijke rol in het versterken van het sociaal weefsel. Door te zorgen voor langdurig zieken nemen zij bovendien een deel van het werk van de gezondheidszorg op zich.
In Vlaanderen zou naar schatting een miljoen mensen mantelzorg verlenen. Dat blijkt niet uit de statistieken, maar daar kom ik later op terug. Waar het om gaat, is dat slechts een klein aandeel van die mantelzorgers effectief voltijds zorg verleent, maar die groep ontvangt vandaag nog steun in de vorm van een werkloosheidsuitkering ten belope van 15 euro per dag. Als die steun wegvalt, zullen die mensen gedwongen worden om te gaan werken, waardoor ze hun zorgtaken voor de zorgbehoevenden niet meer kunnen opnemen. Dat leidt op zijn beurt tot een verhoogde nood aan professionele zorg, maar daar zijn vandaag al te weinig handen beschikbaar. Er is immers een tekort aan verplegend personeel. Bovendien zet de nood aan professionele zorg de financiering van de gezondheidszorg onder druk. Als de mantelzorgers ervoor kiezen om niet op zoek te gaan naar een job en te blijven zorgen voor de zieke, dreigen ze in armoede terecht te komen en mogelijk een beroep te moeten doen op een leefloon, waardoor ze in kansarmoede verzeild raken.
Het behoud van werkloosheidssteun voor mantelzorgers is voor onze partij dan ook een bijzonder belangrijke eis. Dat bestaande systeem ontlast namelijk de zorgsector, verlaagt de kosten voor gezondheidszorg en vermindert de nood aan professionele zorg, is belangrijk voor het welzijn van de zieken en draagt in belangrijke mate bij aan de sociale cohesie.
Daarenboven stellen we voor dat die mantelzorgers recht krijgen op een gewone werkloosheidsuitkering in plaats van die 15 euro per dag. Vandaag zijn er slechts enkele honderden erkende mantelzorgers. Hoe komt dat? Inderdaad, als de belastingen te hoog of de uitkeringen te laag zijn, zullen mensen op zoek gaan naar voor hen betere opties en andere uitwegen zoeken. In casu schrijven ze zich mogelijk als werkzoekende in, maar vragen ze de erkenning als mantelzorger niet aan.
Ik kom tot mijn vierde punt, de flankerende maatregelen en het samenwerkingsfederalisme. Een groot probleem met deze programmawet is het totaal gebrek aan flankerend beleid dat gepaard moet gaan met de werkloosheidsbepalingen. In de eerste plaats moet duidelijk zijn dat een activeringsbeleid gevoerd moet worden, wel te verstaan gedifferentieerd. We stellen vast dat de minister op geen enkel moment heeft uitgelegd op welke manier hij die 78 % of 80 % werkzaamheidsgraad denkt te bereiken. Het is een utopie te geloven dat de enkele maatregelen inzake de beperking van de werkloosheidsuitekering in de tijd, het tij zouden keren en een boost zouden geven aan de werkzaamheidsgraad.
Elk arbeidsmarktbeleid moet van een gedifferentieerde aanpak uitgaan. Elke regio en elke doelgroep heeft nood aan specifieke maatregelen, heeft andere behoeftes en moet dan ook anders worden aangepakt. Daarvan is echter niets in de programmawet terug te vinden. We waarschuwen de regering-De Wever dan ook om snel actie te ondernemen, anders zou de situatie nog slechter kunnen uitdraaien dan voordien. Onwetendheid, frustraties en armoede zouden dan wel eens sneller kunnen opduiken dan gedacht. Zeg niet dat we u niet verwittigd hebben, mijnheer de minister van Werk.
Ik wil ook graag de regionale verschillen op de Belgische arbeidsmarkt schetsen. Die cijfers worden zelden vermeld, ze blijven ondergesneeuwd, maar ze zijn wel veelzeggend en onderstrepen de noodzaak van een gedifferentieerd arbeidsmarktbeleid.
Eerst situeer ik het percentage van de bevolking per regio in België. Vlaanderen vertegenwoordigt ongeveer 58 % van de Belgische bevolking, Wallonië 31,5 % en Brussel 10,5 %. Er zijn 290.000 Belgisch betaalde werklozen. De kwestie is dat 38 % van hen zich in Vlaanderen bevindt, 41 % in Wallonië en 21 % in Brussel. In 2024 kostten werkloosheidsuitkeringen de staat 4,3 miljard euro. Het totaal aantal leefloners in 2023 bedroeg 280.000. Daarvan leefde 31 % in Vlaanderen, 42 % in Wallonië en 26 % in Brussel. Dat kostte ongeveer 2,5 miljard euro. Het totaal aantal langdurig zieken in België bedroeg 526.000 personen: 51 % daarvan woont in Vlaanderen, 38 % in Wallonië en 9 % in Brussel.
U ziet dat de scheefgetrokken verhoudingen in dit land steeds terugkomen en telkenmale in dezelfde richting. Het moet echter duidelijk zijn dat dat niet de fout van de mensen is, maar wel van het systeem. Het systeem zit totaal verkeerd onder de taalgrens. Als men dat niet ziet, maar opzijschuift of onbelangrijk acht in het vinden van mogelijke realistische oplossingen, dan is men ofwel ziende blind, ofwel is men bewust het ene deel van het land aan het bevoordelen en het andere deel aan het bedriegen. Kiest u zelf maar.
Vervolgens stellen we vast dat er een ongelooflijk geloof en vertrouwen bestaat in het zogenaamd samenwerkingsfederalisme. Mijnheer de minister, u verwijst regelmatig naar het overleg en de dialoog die moeten plaatsvinden tussen het federale en de gewestelijke niveaus. Zo onder meer, ik citeer: “We moeten ook de tegenstellingen overstijgen en de samenwerking tussen de bestuursniveaus versterken om de arbeidsmarkt vlotter te laten functioneren, kansen te creëren en efficiënte interwestelijke mobiliteit te verzekeren.” Dat zijn zware woorden. Nietszeggend, maar toch. Verder stelt de regering dat zij kiest voor nauw overleg met de deelstaten om te kunnen inspelen op de specifieke behoeften en de dynamiek van de verschillende gebieden van het land, teneinde de nauw verbonden en met elkaar verweven regio’s op een coherente en krachtige manier te kunnen hervormen.
Die permanente dialoog zal met name mogelijk maken dat onze gewesten zelf de criteria voor een gepaste job kunnen bepalen, evenals de voorwaarden inzake beschikbaarheid en vrijstelling van werkzoekenden voor opleidingen of vrijwilligerswerk. De deelstaten zullen daartoe de nodige flexibiliteit hebben om het activeringsbeleid af te stemmen op hun gewestelijke realiteit, met respect voor een duidelijk federaal normatief kader.
Geachte minister, beste collega’s, is het niet zo dat onze politici dat al decennialang zeggen, overleggen, praten, afspraken maken, dialogeren en modereren? Of hebben ze ons voorgelogen? Kwamen ze er niet uit in het overleg? Of erger nog, wilden ze niet tot overeenkomsten komen? De vaststelling blijft dat er nog niets verbeterd is. De nieuwe regering hanteert exact dezelfde aanpak als vroeger: naïef onwetend of perfide welwetend dat die aanpak nooit de gewenste resultaten in ons land oplevert.
Overigens, wat zou de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten ertoe aanzetten om daadwerkelijk een performant terug-naar-werkproces op te starten voor elke werkloze? Waarom zou dat nu plots beter lukken dan in het verleden, toen deze diensten eveneens een gelijkaardige verantwoordelijkheid hadden? Dat de Franstaligen die aanpak blijven verdedigen, valt te begrijpen. Het lijkt echter wel kortzichtig en zelfs niet in het belang van onze Franstalige medeburgers.
Erger is het wel ten aanzien van de N-VA, die in de vorige legislatuur een wetsvoorstel indiende dat een dergelijk normatief kader wilde overhevelen naar de gewesten, maar nu klaarblijkelijk afstand neemt van een confederale logica en aldus instemt met de uitgeputte en desastreuze Belgische logica van een federaal normatief kader voor iets dat per definitie zeer persoonsgebonden zou moeten worden behandeld.
Enkel een doorgedreven regionalisering van het arbeidsmarktbeleid en vooral een financiële responsabilisering van de gewesten en de gemeenschappen ter zake kan zorgen voor een gedifferentieerd aanbod van maatregelen, toegespitst op de noden en behoeften van de regio’s. Dat is op dit moment het enig juiste economische beleid dat mogelijke resultaten zal opleveren. Het overige wordt alweer meer van hetzelfde of misschien zelfs nog slechter.
Ten derde, twee derde van de programmawet gaat over werk, maar meer bepaald over werkloosheid. Nergens zie ik maatregelen die verwijzen naar werkgelegenheid. Er is een overduidelijk gebrek aan doortastende, effectieve maatregelen om die werkgelegenheid te creëren. Het aantal banen vermeerderen, de kans om te gaan werken vergroten, private ondernemingen ondersteunen, opleidingen stimuleren, dat zie ik niet terug. Mijnheer de minister, er is geen enkele melding van maatregelen ter bevordering van de productiviteitsgroei. Hoe gaan we die broodnodige banen scheppen om alle langdurig werklozen aan het werk te zetten? Er zijn weinig antwoorden ter zake.
Ik keer nu even terug naar de financiën en de begroting. U bent allicht de quote van eerste minister De Wever nog niet vergeten die ik in het begin aanhaalde en waarin hij aangaf dat België zonder beleidswijziging in 2029 op een begrotingstekort van 45 miljard euro zou uitkomen. Dat is meer dan 6 % van het bruto binnenlands product. De Wever stelde dat wij op een faillissement afstevenen.
Nu wil het toeval dat het Federaal Planbureau recent met heel interessante economische vooruitzichten tot 2035 kwam en de plannen van de regering-De Wever eens had doorgerekend. Tot onze stomme verbazing voorspelde dat gerenommeerde rekeninstituut dat met gewijzigd beleid het begrotingstekort in 2029, dus op het einde van de normaal lopende legislatuur, zou uitkomen op 44 miljard euro. Dat is meer dan 6,2 % van het bruto binnenlands product. In 2030 loopt dat zelfs op tot 48 miljard euro of 6,5 %.
Met andere woorden, de regering-De Wever voorziet het nog slechter te doen dan Vivaldi. Diezelfde regering-De Wever, die zogezegd hard doorpakt om orde op zaken te stellen, heeft de pretentie een begroting 2025 voor te stellen met een tekort van 5,4 %, slechter dan Vivaldi, die dan moet dienen als basis voor de miljardenbegroting. Hoe durft ze? De pot verwijt de ketel.
In mei 2024, net voor de verkiezingen, verklaarde diezelfde De Wever in een gesprek met de vorige eerste minister De Croo het volgende: “Wij gaan naar het grootste begrotingstekort. Onze schuldratio stijgt enorm. Toen u, mijnheer De Croo, begon, was er 420 miljard euro schuld. U bent los over de 500 miljard euro gegaan, ver over de 500 miljard euro schuld. Dat is onhoudbaar. Men moet hervormen op alle domeinen en besparen.”
Wanneer wij nu de cijfers van het Planbureau erbij nemen, stellen wij vast dat die schuld zal stijgen van 643 miljard euro in 2024 naar 842 miljard euro in 2029. Dat is een aangroei van 200 miljard en een schuldratio van 117 %! Vindt de regering-De Wever het normaal dat we elke Belg een bijkomende schuld van 20.000 euro op de schouders leggen? De schuld gaat immers van 60.000 euro nu naar 80.000 euro binnen vijf jaar. Is dat de harde aanpak? Is dat orde op zaken stellen? Is dat de volgende generaties ontzien? Heeft de Vlaming daarvoor gestemd? Heeft trouwens ook de Waal of de Brusselaar daarvoor gestemd? Ik denk het niet. Het verslechtert zelfs nog verder in 2030, met opnieuw 50 miljard euro extra. Hoeveel jaar extra heeft De Wever nog nodig om de financiën op orde te krijgen? Hij zit al aan zes jaar. Met het uitgestippelde tempo worden de vooruitzichten steeds somberder, desastreus zelfs, en heeft De Wever gelijk: België gaat failliet.
Is dat het grote plan dat door dit Parlement moet worden goedgekeurd? Deze cijfers houden trouwens nog geen rekening met foutieve berekeningen in de leefloonkosten, kleine vergetelheden in de ENGIE-deal, extra defensiebudgetten en dergelijke meer. Ik heb dus maar één vraag: hoe zal de regering-De Wever deze catastrofe aanpakken? Op deze manier lukt het immers niet. Het Belgische systeem – het gedrocht – beleeft zijn eindperiode, zijn laatste stuiptrekkingen.
De Wever zei het enkele weken geleden nog:
"Il y a toujours beaucoup à faire. Le bilan de la Vivaldi, c'est le Titanic. Donc, ma tâche est titanesque. Parfois, cela m’empêche de m’endormir. Quand je pense au solde budgétaire, c’est infernal. Le budget dont on a hérité fait qu’on coule vers le fond."
Zou hij eindelijk beseffen dat hij niet alleen wakker moet liggen van het verleden, maar vooral van zijn eigen toekomst?
Collega's, wij hebben een reeks amendementen ingediend, die u ter beschikking zult krijgen. Ze gaan vooral over de mantelzorgers, waarover ik eerder al heb gesproken. Ze gaan ook over vreemde en staatloze werknemers, die we bepaalde sociale zekerheden willen ontzeggen in afwachting van hun eigen systeem. Verder pleiten we voor de schrapping van het eenzijdig ontslag: mensen die zelf ontslag nemen en toch een werkloosheidsvergoeding ontvangen. Dat komt mij als voormalig ondernemer heel stupide voor.
Voor de knelpuntberoepen willen we, zoals gezegd, alle opleidingen vrijstellen, mits succesvol afgelegde examens en een duidelijke richting naar het beroep. We willen werkloze 55-plussers een volledige werkloosheidsuitkering geven, maar hen wel ter beschikking houden van de arbeidsmarkt.
Daarnaast hebben wij een amendement ingediend met betrekking tot de verhoging van het uitkeringspercentage: in plaats van 65 %in de eerste maanden willen wij 75 %. Dat percentage moet dan wel gradueel sneller zakken naar 65 % en lager binnen enkele maanden. Ook in Nederland is het zo gebeurd en professor Baert raadt dit trouwens aan. Het is belangrijk om mensen in de eerste zes maanden aan te sporen om nieuw werk te zoeken. Ik vrees dat wat nu voorligt, opnieuw te traag zal worden uitgevoerd.
Ik rond af met enkele conclusies. Ten eerste, de programmawet in verband met de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd is een verdienstelijke poging om het rationele principe in wetteksten om te zetten.
Ten tweede, de wet echter hangt met haken en ogen aan elkaar. Het is broddelwerk, te overhaast opgesteld, niet doorgerekend, zonder impactanalyse en zonder overleg met het werkveld. Dit is wettelijk niet waterdicht en getuigt van groot amateurisme.
Ten derde, bovendien blijven veel doelgroepen, die zich in precaire situaties bevinden of een maatschappelijke meerwaarde kunnen betekenen, figuurlijk en mogelijk later ook letterlijk in de kou staan. Het had veel sociaal rechtvaardiger gekund.
Ten vierde, er werden geen flankerende maatregelen uitgewerkt met betrekking tot activering, doelgroepenbeleid, productiviteitsgroei, steun aan innoverende bedrijven of technologische ontwikkeling, allemaal noodzakelijk om de werkzaamheidsgraad te verhogen.
Ten vijfde, er is helemaal geen sprake van regionalisering of financiële responsabilisering van het Belgische arbeidsmarktbeleid. Nochtans is dat een economische en logische no-brainer. Het Belgische kader houdt economische ontwikkeling tegen.
Ten zesde, er bestaat geen zekerheid over de inwerkingtreding van de wet, aangezien het werkgedeelte afhankelijk is van de voorwaarden van een akkoord over de meerwaardebelasting. Aha, een nieuwe belasting in België, die door belastingallergische partijen als N-VA en MR welwillend is geslikt in ruil voor politieke macht. Zelfs de PS is daar nooit in geslaagd.
Ten zevende, deze maatregelen halen niets uit. Ze verbeteren geenszins het begrotingstekort of de schuldgraad van België. Waarom doen we het dan? Wat ontbreekt er aan deze maatregelen? Zeg het mij.
Ten achtste, deze regering neemt haar wensen voor werkelijkheid. Ze liegt de bevolking wederom iets voor en zal nooit haar financiële doelstellingen bereiken. Ze verloochent immers alle macro- en micro-economische wetmatigheden. U moet ons niet op ons woord te geloven, het wordt vandaag letterlijk bevestigd door het Rekenhof en het Planbureau.
Ten slotte, beste collega's, beste minister, de ondernemende, werkende en sparende Vlaming zal weerom het gelag betalen. De onderdanige Vlaming knielt, maar het Vlaams Belang trekt feller dan ooit ten strijde tegen het onrechtvaardige en onzinnige Belgische beleid. Wie weet zullen onze Franstalige buren ooit ook snappen dat dat beleid ook hen in de dieperik zal meesleuren.
De voorzitter: Mevrouw Demesmaeker heeft nog een vraag voor u, collega Moons.
02.08 Eva Demesmaeker (N-VA): Mijnheer Moons, ik hoor hier weer hetzelfde riedeltje als altijd: volgens het Vlaams Belang gaat het niet goed en faalt iedereen. Het Vlaams Belang zal het helemaal anders doen. Volgens u is het amateurisme. De plaat blijft hangen. Laten we wel wezen: bijna elke partij in de coalitie heeft compromissen moeten sluiten, maar dat is de verantwoordelijkheid, die we moeten nemen en dat is de politiek waarvoor ik vandaag wil staan. Dat is voor mij de essentie van democratie. Zo niet blijft men in mijn ogen alleen maar roepen van aan de zijlijn en verandert er voor de Vlaming, waar het voor u alleen maar over gaat, helemaal niets.
Laat dat nu net het verschil zijn: ik ben trots, heel trots, dat ik deel uitmaak van een partij die wel de handschoen opneemt en die zijn kop niet in het zand steekt. De problemen kennen we. U hebt ze aangehaald: jarenlang wanbeleid. Wij pakken die problemen aan. U doet niets. U staat aan de zijlijn te roepen (…)
De voorzitter: Dank u wel, collega Demesmaeker. Uw minuut is verstreken.
02.09 Kurt Moons (VB): Mevrouw Demesmaeker, ik denk dat u niet goed geluisterd hebt. Dit is net het probleem: in de Belgische politiek moet men inderdaad coalities vormen en dus compromissen sluiten. De vraag is echter met wie. U hebt zelf de keuze met wie u in zee gaat.
Wij staan niet aan de zijlijn, want wij hebben altijd geprobeerd om deel te nemen aan de macht, maar u hebt dat altijd geweigerd. U moet ons dus nu niet verwijten dat wij aan de zijlijn moeten blijven staan, als wij net aan de macht wíllen deelnemen.
02.10 Eva Demesmaeker (N-VA): De kiezer heeft zeer duidelijk gekozen. Bij mijn weten komen we samen ook niet aan een meerderheid. Dus die optie is er gewoon helemaal niet.
U haalde de verschillen in de gewesten aan. Die verschillen zijn er inderdaad, maar onze ploeg doet daar iets aan. Die verschillen zijn er en wij zullen ze aanpakken. U hebt de commentaren, de kritiek, vanuit Wallonië en vanuit Brussel meermaals gehoord. De boodschap is daar zeker en vast aangekomen: iedereen moet mee, elk gewest. Daar gaan wij voor.
02.11 Axel Ronse (N-VA): Collega's, ik sta hier toch met een klein beetje emotie, omdat hier een zeer belangrijke historische stap wordt gezet met een belangrijke programmawet. Ik sta hier niet alleen als partijman. Ik sta hier om datgene wat kostbaar is, te versterken, reden waarom velen onder ons, van links tot rechts hopelijk in de politiek zijn gestapt.
Wat is kostbaar? Dat is een fatsoenlijke n toegankelijke gezondheidszorg, als men ziek wordt. Dat is minstens even goed, betaalbaar en toegankelijk onderwijs als u zelf ooit kreeg, voor uw kinderen. Dat is het kunnen opgroeien in een land met een fatsoenlijke infrastructuur, met een Justitie die werkt, met een defensie, die er staat, in een land waar we allemaal goed beseffen hoe bevoorrecht we zijn. Inderdaad, heel veel mensen kunnen jaloers zijn op het tijdsgewricht waarin we zijn opgegroeid – ik in de jaren 80.
Vaak vergeten we waaraan we dat te danken hebben. We hebben dat te danken aan ondernemerschap, werkkracht, engagement. Te vaak dachten we dat geld aan de bomen groeit of uit de hemel valt en vergaten we hoe cruciaal het is om mensen actief en aan het werk te houden en te krijgen. Wat ooit werd opgezet vanuit een zeer mooie gedacht, onze sociale zekerheid, is compleet ontspoord.
Ik geef toe, sinds ik actief aan politiek doe, ben ik cynisch geworden. Legislatuur na legislatuur, verkiezing na verkiezing zag ik politici super vanzelfsprekend maatregelen om onze kostbare samenleving te versterken, compleet negeren en aan zich voorbij laten gaan. Ik heb nooit begrepen waarom de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd zo'n taboe zou zijn. Ik kan daar niet bij. Ik zal u proberen te overtuigen dat wat we vandaag doen in dit Parlement, in dit land, misschien een uitzonderlijke stap lijkt, maar in de rest van de wereld een totale vanzelfsprekendheid is.
Wat is een werkloosheidsuitkering? Een werkloosheidsuitkering, zoals die in de programmawet is uitgeschreven – trouwens gefeliciteerd aan minister Clarinval – is eigenlijk een verzekering waarop men een beroep kan doen als men 312 dagen heeft gewerkt gedurende drie jaar. Men heeft bijgedragen en als men de brute pech heeft om zijn werk te verliezen, dan krijgt men een jaar lang een vervangingsinkomen, een werkloosheidsuitkering. Die is degressief, hoger in het begin en iets lager naar het einde, om toe te laten dat men op het moment dat men zijn werk verliest gemakkelijk en met meer comfort ander werk kan zoeken. Per vier maanden dat men extra gewerkt heeft, bouwt men nog een maand recht op uitkering op, tot twee jaar in totaal. Eigenlijk zetten we daarmee een fantastisch, sociaal en solidair principe op poten. Dat is de werkloosheidsuitkering.
In plaats van de linkse retoriek dat we zaken afschaffen, zou men moeten kijken naar wat we opbouwen. We bouwen een toegankelijk recht op werkloosheidsuitkering op. Als dat goedgekeurd geraakt, dan is het zelfs toegankelijker dan het vandaag bestaande systeem, zoals collega Van Quickenborne terecht opmerkte. Het heeft ook zijn reden, want het is niet meer onbeperkt in de tijd. Vandaag geldt de werkloosheidsuitkering onbeperkt in de tijd, dus is het logisch dat men meer dagen gewerkt moet hebben om het op te bouwen. Nu is de uitkering beperkt in de tijd tot een jaar, te verlengen tot maximum twee jaar, en daarvoor vragen we 312 gewerkte dagen gedurende de voorgaande drie jaar.
Elke zinnige mens zal wensen dat we dat goedkeuren. Dat hebben we ook gezien in de peilingen. In Vlaanderen bijvoorbeeld is 70 % van de bevolking voorstander van de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Ook in Wallonië, met dank aan Georges-Louis Bouchez en Maxime Prévot, wil de meerderheid van de bevolking die maatregel. Men beseft dat als we onze sociale zekerheid willen redden, als we een sociale toekomst willen waar herverdeling mogelijk is en waar faciliteiten zijn, er gewerkt en hervormd moet worden. De maatregel die hier vandaag op tafel ligt, is daarin cruciaal.
Sommigen beweren dat we mensen in armoede zullen storten. Eerst en vooral is er de hypothese dat als men die maatregel invoert, een derde aan het werk zou gaan, een derde uit de uitkeringen zou verdwijnen en een derde naar de ziekte-uitkering of het leefloon zou overstappen. Welnu, we hebben de cijfers opnieuw bekeken van toen de heer Elio Di Rupo de inschakelingsuitkering in de tijd beperkte tot drie jaar. Wij zullen die nu trouwens beperken tot één jaar, al wordt de toegang uitgebreid naar 156 dagen. Onder Elio Di Rupo is slechts 11 % van de betrokkenen overgestapt naar het leefloon, minder dan een derde. Dat toont aan dat onze assumpties nog vrij conservatief zijn.
Nog een bewering is dat we mensen in het leefloon storten. Le CPAS of het OCMW, c’est l’horreur. Dat is het echter niet. Ik ben nagegaan wat iemand ontvangt in vergelijking met een werkloosheidsuitkering. Voor samenwonenden is er financieel zelfs een lichte vooruitgang. Bij het leefloon geldt wel terecht de middelentoets. Dat is een goede zaak. In tegenstelling tot bij een werkloosheidsuitkering, kijkt men voor toekenning van het leefloon naar het eigen vermogen en de roerende inkomsten. Als u boven een bepaalde grens zit, ontvangt u inderdaad geen leefloon. Wie boven die grens zit, leeft echter ook niet in armoede. Het is cruciaal dat er eindelijk een middelentoets is.
Een ander voordeel is dat de OCMW's de problematiek breder benaderen. Eerlijk gezegd, als men in een land met 170.000 openstaande vacatures, vaak voor kortgeschoolden, langer dan twee jaar een werkloosheidsuitkering geniet, ondanks de inspanningen van de VDAB, de Forem en Actiris, dan is er meer aan de hand. Dan spreken we over een onderliggende problematiek die psychologisch of verslavingsgerelateerd kan zijn. Het OCMW biedt de juiste context om daaraan te werken. Het leefloon wordt toegekend...
De voorzitter: De heer Tonniau vraagt het woord.
02.12 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer Ronse, u bent een voorstander van het beperken van de werkloosheidsuitkering in de tijd; dat is duidelijk. Wij willen, dat is intussen ook wel duidelijk, het huidig systeem net behouden, samen met het hele middenveld en alle vakbonden die vandaag opnieuw op straat komen. De reden is dat we beseffen dat die maatregel niet alleen de huidige werkzoekenden treft, maar de hele werkende klasse. Voor ons is de werkloosheidsuitkering een soort van veiligheidsgordel in de loopbaan, die enige tijd biedt wanneer men een tegenslag kent. Zeker voor de 55-plussers, als we zien hoeveel van hen geraakt zullen worden, is een systeem dat de mensen opvangt belangrijk.
In langdurige werkloosheid zitten vooral kortgeschoolden, waarover u het daarnet had. In Vlaanderen – uw cijfers kloppen gewoonweg niet – zijn er meer dan drie maal meer kortgeschoolden dan vacatures voor kortgeschoolden. Mijn vraag is dus eenvoudig (…)
02.13 Axel Ronse (N-VA): Ik heb uw vraag gemist, maar ik heb er wel respect voor dat u als PDVA'er het parlementair debat, over iets wat u duidelijk belangrijk vindt, in het Parlement voert en niet op straat. Ik hoop dat uw collega’s uw voorbeeld zullen volgen en hier eveneens het debat zullen voeren. Het is immers hier dat men impact heeft door deel te nemen aan het debat.
Mijnheer Tonniau, uiteraard zijn er veel vacatures voor kortgeschoolden. Ik woon in de regio Kortrijk en daar smeekt men om kortgeschoolden. Bij bedrijfsbezoeken zie ik dat men nauwelijks nog met Vlamingen werkt. Walen zijn heel moeilijk te vinden. Er zijn nog wat Fransen, maar er zijn zelfs bijna geen Oost-Europeanen meer. Bedrijven smeken om kortgeschoolden van buiten Europa naar hier te halen. Hoe kunt u dan nog verklaren dat we onze eigen mensen onbeperkt in de tijd een werkloosheidsuitkering geven (…)
02.14 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer Ronse, ik ben zo’n kortgeschoolde en heb ook gewerkt in West-Vlaanderen. De werkomstandigheden van die jobs zijn echter schrijnend. Ik werkte voor textielbedrijf Mc Three, dat intussen na een ietwat frauduleus faillissement ter ziele is gegaan. Daar moest ik twaalf uur aan een stuk werken zonder recht op pauze. Ik heb dan mijn vakbond gecontacteerd, die mij over mijn rechten informeerde. Na die informatie naar de bedrijfsleider te hebben gestuurd, kreeg ik te horen dat ik de daaropvolgende week niet meer moest terugkomen. In die omstandigheden moesten wij werken.
Ik was daar inderdaad de enige Vlaming. Mijn ploegbaas was een Fransman die daarvoor in de gevangenis had gezeten. Dat zijn de mensen die men daar nodig heeft en zoekt. Men betaalt hun lage lonen terwijl ze in slechte werkomstandigheden moeten werken. Dat zijn de mensen die men zoekt in die fabrieken. Het is dan ook normaal dat het moeilijk is om mensen voor die jobs te vinden.
02.15 Axel Ronse (N-VA): Ja, ik ben fier op ons ondernemerschap en op ons bedrijfsleven. Ik heb echter een andere kijk op de werkvloer, die ik trouwens elke vrijdag bezoek. Ik heb zelf nog bij Volvo gewerkt, in de spuittunnels waar de verf wordt aangebracht. Ik moest daar verf wegkrassen. Ik kreeg daar wel pauzes. Ik werd daar op een deftige manier vergoed.
Ik kan u verzekeren dat, als men de arbeidsomstandigheden in ons land vergelijkt met die in de ons omringende economieën, dan zitten wij aan de top. Ik nodig u uit om samen met ons op een positievere manier over onze arbeidsmarkt te spreken. Dat zal veel meer mensen die vandaag thuiszitten, motiveren om aan de slag te gaan. Er is een war for talent, ook voor kortgeschoolden. Ik geloof er sterk in dat we met deze maatregel veel mensen kunnen activeren.
Ik zal u uitleggen waarom.
02.16 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer Ronse, we komen allebei uit Kortrijk. Er zijn nog enkele Kortrijkzanen in de zaal. Ik vind het triest om te zien dat er zoveel werkloosheid in Moeskroen is. In Kortrijk daarentegen is de werkloosheid relatief laag, maar er zijn wel veel vacatures.
Het is net de ambitie van deze hervorming om die mensen aan een job te helpen, maar ik denk dat u ook moet vaststellen dat we veel te lang geleefd hebben in een land met drie aparte, gescheiden arbeidsmarkten: één in Wallonië, één in Brussel en één in Vlaanderen. Wat deze regering moet doen, is ervoor zorgen dat er opnieuw één unieke arbeidsmarkt in België komt.
Mijnheer Ronse, u als confederalist zegt dat we dit land verder moeten opdelen. Dan is mijn vraag hoe u dat verzoent met wat nu nodig is, met name een Belgische arbeidsmarkt waarin Waalse werklozen naar Vlaamse vacatures worden geleid?
De voorzitter: Omdat we wellicht nog voor een lange dag staan, wil ik nog eens wijzen op de titel van de dag: de programmawet.
02.17 Axel Ronse (N-VA): Dat is een boeiende vraag. U hebt ze ook in de commissie gesteld. Toen ik nog Vlaams parlementslid was, hebben we alle werkgeversorganisaties in het Vlaams Parlement ontvangen. Zij zeiden allemaal dat men arbeidsmarktbeleid zo regionaal mogelijk moet voeren. Die arbeidsmarkten zijn ook totaal verschillend. In Wallonië is er bijvoorbeeld minder vergrijzing dan in Vlaanderen. Dat is een voordeel. Er is daar ook veel jong potentieel. Het gaat dus om een totaal andere arbeidsmarkt. De economische structuur is fundamenteel verschillend.
Ik geloof sterk in complementariteit. Zo nodig ik bijvoorbeeld OCMW-voorzitters uit Henegouwen uit in Kortrijk, om hen te linken aan onze lokale bedrijven, bedrijven die nu al staan te trappelen om stages aan te bieden aan die OCMW’s, zodat zij daarmee aan de slag kunnen, met respect voor de eigenheid van Henegouwen en Wallonië. Ik denk dat juist dat de sterkte van deze hervorming is.
02.18 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats in verband met uw opmerking, ik vind het totaal ongepast wat u hier zegt, met alle sympathie. We hebben dit debat gevoerd in de commissie en nu beweert u dat ik eigenlijk niet het recht heb om daarover een vraag te stellen. Deed u dat om de heer Ronse meer tijd te geven om zijn antwoord voor te bereiden?
De voorzitter: Ik heb absoluut niet gezegd dat u dat recht niet hebt, maar doet u gewoon verder.
02.19 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, hetgeen u zegt, is totaal ongepast. Dit gaat echt over de kern van het onderwerp. De heer Ronse kan dat bevestigen. Nietwaar, mijnheer Ronse? Dit gaat over het onderwerp. (De heer Ronse reageert niet.) Mijnheer de voorzitter, hij geeft het ook toe. Mijnheer de voorzitter, ik vind uw opmerking totaal ongepast. Blijf voorzitter van het hele Parlement en niet van één bepaalde fractie.
Mijnheer Ronse, uw antwoord van daarnet is het mooiste bewijs dat we nood hebben aan versterking en samenwerking in België, in ons land. Al die praatjes – en dan kijk ik naar de heer Bouchez – over confederalisme en splitsing brengen ons nergens. Het is een Franstalige liberaal die deze hervorming doorvoert. Wij steunen deze ook, mits minder uitzonderingen. We moeten België versterken in plaats van het op te delen.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, ik dacht niet dat dit in het programma stond. Ik verontschuldig me, ik heb dat waarschijnlijk niet goed gelezen.
02.20 Axel Ronse (N-VA):
Nu ik de communautaire trom eens niet roer, word ik erop aangesproken. In ieder
geval, samenwerking is voor mij op het vlak van arbeidsmarktbeleid cruciaal. En
zeker met Wallonië, want niemand begrijpt waarom er in Moeskroen zoveel
uitkeringsgerechtigden zijn. Ik was onlangs nog op de markt van Moeskroen.
Vous êtes les bienvenus, vous êtes les
bienvenus! Pourquoi vous ne venez pas? Parce que le Forem dit que ce n'est pas
nécessaire? Et si vous avez un job en Flandre, pourquoi pas? Que fait le Forem? Ah, il ne
sanctionne pas.
Dat zal nu veranderen, want de werkloosheidsuitkering van die mensen zal worden beperkt in de tijd. Zij zullen dus veel gemotiveerder zijn om te gaan. Als ze na twee jaar geen job vinden, komen ze terecht bij het OCMW en ik kan u garanderen dat een OCMW-voorzitter veel meer dan de baas van Forem of Actiris politiek aanspreekbaar en verantwoordelijk is voor de activering van de mensen die steun krijgen van het OCMW.
Elke dossier voor OCMW-steun dat binnenkomt, moet worden voorgelegd aan het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst op voordracht van een sociaal assistent. Daar wordt het dossier bekeken en doorgelicht. Als het gaat over iemand met een specifieke problematiek die nog niet klaar is voor de arbeidsmarkt, zal daaraan worden gewerkt. Als er iemand wel potentieel heeft, wordt die gemotiveerd begeleid richting arbeidsmarkt en wordt er een GPMI opgesteld. In het Frans wordt dat oneerbiedig een PIIS genoemd. Daar worden bindende acties aan gekoppeld, bijvoorbeeld het doen van bedrijfsstages.
Ik geloof zeer sterk dat dat kan werken. De revolutie van de activering zal gebeuren op stedelijk en gemeentelijk niveau, vanuit de OCMW’s, maar ik zie dat collega Van Quickenborne zijn vinger opsteekt.
02.21 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer Ronse, u zegt dat de verantwoordelijkheid nu bij de OCMW’s wordt gelegd. In een OCMW zoals het onze in Kortrijk – we moeten erop letten dat we niet stoeferig zijn – lukt dat aardig, maar ik kijk ook naar de vele kleine gemeenten waar er een OCMW is.
Ik zit hier naast een burgemeester die mij vertelt dat het in zijn gemeente allesbehalve evident is om massaal in te zetten op activering. Dat is de realiteit. Als men de wet van de grote getallen toepast, kan men meer doen, maar in kleine gemeenten is dat veel moeilijker. Er zijn gemeenten met 2.000 à 3.000 inwoners, in Vlaanderen, maar ook in Wallonië. Hoe gaat men ervoor zorgen dat daar een echt activeringsbeleid wordt gevoerd, ondanks het gebrek aan capaciteit? Hoe wordt dat vraagstuk opgelost? Eerlijk gezegd is dat voor mij niet onmiddellijk een politieke vraag. Het is een kwestie van ervoor te zorgen dat de instanties die dichter bij de bevolking staan, namelijk de OCMW’s, ook effectief in staat zijn om mensen te activeren, ook in de kleine gemeenten.
02.22 Axel Ronse (N-VA): Ik ken u als een man die niet bang is om grote hervormingen te steunen en die wil focussen op oplossingen, niet op problemen. Evident zullen er kinderziektes zijn bij de OCMW’s, zelfs bij de grote. Er zal een grote groep mensen bij de OCMW's binnenkomen in januari, februari, april via onze fameuze fasering. Er zal nood zijn aan extra begeleiders en extra maatschappelijk assistenten. Kleine gemeenten zullen het moeilijk hebben om personeel aan te werven. Zij zijn misschien ook qua oppervlakte te klein om voldoende stageplaatsen te vinden, maar voor elk probleem bestaat een oplossing en voor de kleine gemeenten geloof ik heel sterk in intergemeentelijke samenwerking. Ik geloof – ik ben zelf schepen geweest, u bent burgemeester geweest – dat onze lokale mandatarissen daar echt hun tanden in gaan zetten, zeker ook die van onze kleine gemeenten. Laat dat dus absoluut geen beletsel zijn om de hervormingen goed te keuren.
02.23 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer Ronse, wij zijn allebei voluntaristen, de ene misschien nog iets meer dan de andere. Er is dus geen onderscheid op dat vlak. Ik maak mij echter wel enige zorgen over de kleine gemeenten. De schaal van de kleine gemeenten is gewoon te klein om mensen effectief te activeren.
U hebt het over de nodige contacten. Ik hoor nu al van OCMW’s dat zij, zoals het vandaag georganiseerd is, niet in staat zullen zijn om het arbeidstraject of de activeringsmaatregelen van de VDAB ten aanzien van een persoon op te volgen. Er is nauwelijks digitaal contact tussen OCMW’s en de VDAB, laat staan dat kleine gemeenten daartoe in staat zouden zijn.
De maatregel als zodanig is uiteraard verdedigbaar, mits minder uitzonderingen, maar het flankerende beleid schiet op dit moment tekort. Dat hoor ik overigens ook bij de VVSG. U zult daar waakzamer voor moeten zijn.
02.24 Axel Ronse (N-VA):
Men kan daar ook maar zo waakzaam voor zijn als de praktijk toelaat. De
hervorming is ongezien. Er is veel te lang gewacht om ze door te voeren. We
kunnen nu wel beslissen eerst nog wat studies te doen en na te gaan wat de
impact zal zijn op de kleine gemeenten. (Microfoon
valt uit.)
Er wordt ook ontzettend veel geld uitgetrokken voor de OCMW’s. De heer Raskin heeft het nog opgevraagd: minister Van Bossuyt voorziet 234 miljoen euro vanaf 2026. Klopt dat, mijnheer Raskin? Bovendien wordt er ook 50 miljoen euro extra uitgetrokken voor de sociale economie. We’ll make it happen. Trust us, dat komt in orde.
De OCMW’s zijn een cruciale actor. De stelling die we in de commissie gehoord hebben, namelijk dat mensen door de maatregel in armoede zouden worden gestort, klopt niet. Samenwonenden gaan er financieel op vooruit. Alles wat te maken heeft met tewerkstelling, is de focus van VDAB, Forem en Actiris. De focus van een OCMW is veel breder. De stelling dat we mensen aan hun lot zullen overlaten, klopt dus niet.
02.25 François De Smet (DéFI): Collègue Ronse, il est assez réjouissant de vous entendre parler de la mobilité souhaitée entre nos Régions. Je suis d'accord avec vous. Nous avons des marchés de l'emploi qui sont complémentaires et, en effet, la jeunesse en Wallonie, à mon avis, devrait beaucoup plus facilement pouvoir travailler en Flandre. Nos Régions sont plus complémentaires qu'on le croit, et c'est réjouissant d'entendre un parti nationaliste l'affirmer.
Je voulais savoir si vous aviez connaissance d'une étude de l'Université de Gand selon laquelle une des raisons pour lesquelles, en Flandre, on engage moins de Wallons, est qu'il existe des préjugés persistants. Je cite Louise Devos, de l'Université de Gand: "Les candidats perçus comme wallons ont moins de chances d'être convoqués à un entretien, même lorsqu'ils répondent pleinement aux attentes des employeurs flamands. On leur offre moins d'opportunités." C'est une vraie réalité.
Ne pensez-vous pas qu'à part la non-limitation dans le temps des allocations, d'autres facteurs empêchent cette mobilité interrégionale? Ou bien pensez-vous vraiment que cette réforme va tout régler?
02.26 Axel Ronse (N-VA):
Les Flamands adorent les Wallons! Ils adorent les Wallons.
Bij ons zeggen we tegen de Walen altijd: "Vous êtes les bienvenus!".
Het is echter evident: als een studie een Vlaamse werkgever vraagt of hij liever een Vlaamse werknemer heeft die Nederlands spreekt en vlakbij woont, of een Waalse werknemer die de taal niet spreekt en wat verder woont, dan is het evident dat hij voor de taal kiest. Dat is op geen enkele manier een vooroordeel van Vlaamse werkgevers tegenover Waalse werknemers. Ik nodig u dan ook uit om samen met mij Kamerbreed die boodschap uit te dragen, zowel in Brussel als in Wallonië, nous avons besoin de vous et vous êtes les bienvenus dans nos entreprises!
02.27 François De Smet (DéFI): Je remercie le collègue Ronse pour sa réponse. Espérons que son message parviendra à toutes les oreilles.
L’étude d’une université flamande – cela ne vient pas de Bruxelles ou de la Wallonie – établit grâce à des testings que, avec un CV équivalent, la distance ne joue pas. Les CV venaient parfois de Mouscron ou de régions proches de chez vous. Cette discrimination existe bel et bien.
Nous verrons si la suppression du facteur des allocations, qui vont être déterminées dans le temps, va permettre de franchir les barrières. Je crois que cela ne suffira pas mais nous verrons si votre appel sera entendu.
02.28 Axel Ronse (N-VA): Daarop voortbouwend heb ik me altijd het volgende afgevraagd: le français de Wallonie est-il un autre français que celui de France? Iemand uit Rijsel halen om in Kortrijk te werken, is veel makkelijker dan iemand uit Moeskroen naar Kortrijk halen. Degene uit Rijsel zegt dat "la langue, ce n’est pas un problème, on va se débrouiller", terwijl de persoon uit Wallonië opwerpt dat "la langue, c’est difficile, et la distance, c’est difficile". Dat heeft niets te maken met het feit dat de Waal minder ijverig zou zijn of minder bereid zou zijn om werk te zoeken. Het heeft met een ding te maken: le chômage en France est limité dans le temps, en Wallonie et en Belgique, pas. Daarin zullen we nu verandering brengen.
02.29 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer Axel Ronse, u stelt de
zaken wel heel opmerkelijk voor. Voor u is de rekening simpel: er zijn 170.000
openstaande vacatures en 180.000 mensen dreigen van de werkloosheidsuitkering uitgesloten
te worden. Maar hoeveel werkzoekenden telt ons land in realiteit? Er zijn er
meer dan 520.000, van wie ongeveer 290.000 vandaag een werkloosheidsuitkering
ontvangen. Denkt u niet dat werkgevers eerder zullen kijken naar wie recht
heeft op een werkloosheidsuitkering en dus minder ver van de arbeidsmarkt staat,
en naar wie vandaag werk zoekt, maar geen uitkering ontvangt – ze zijn met
500.000 personen. Geeft u nu eigenlijk niet toe dat met uw maatregelen het
probleem van de werkloosheid in ons land (…)
02.30 Axel Ronse (N-VA): Mevrouw Sofie Mercks, ik had nooit gedacht het in dit debat te moeten toegeven, maar ik ben het eigenlijk volledig met u eens. Hoe langer iemand inactief is, hoe moeilijker het wordt voor die persoon om werk te vinden. De werkloosheidsuitkering is bedoeld om de periode tussen werk en niet-werk te overbruggen. Als de werkloosheidsperiode langer dan twee jaar duurt, dan ontstaat er voor de betrokkene niet alleen een groot perceptieprobleem op de arbeidsmarkt, maar ondervindt hij ook reële moeilijkheden om effectief een job te vinden.
De begeleiding die
zo iemand nodig heeft, is anders. Indien die persoon na twee jaar nog steeds
geen werk heeft gevonden, een uitkering nodig heeft en volgens het
middelenonderzoek in aanmerking komt voor een leefloon, dan komt die persoon
terecht in een warm bad. Dat bad heet het OCMW, waar sterke maatschappelijke
assistenten hem of haar een traject in een lokale context aanbieden en met hem
of haar zullen werken, zodat de betrokkene alsnog werk zal vinden.
02.31 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer Ronse, geloof u nu zelf dat de 180.000 mensen, die allemaal of minstens een groot deel zich tot hun OCMW’s zullen moeten wenden, in een warm bad terecht zullen komen? Ik vraag mij af of u de realiteit van de OCMW’s wel kent. Beseft u wel welk werk de maatschappelijk werkers vandaag al met de bijzonder beperkte middelen die u hun geeft, moeten verrichten?
Mijnheer Ronse, vandaag voert u niets meer of niets minder een aanval uit tegen de hele werkende klasse. U zegt telkens dat u de mensen die werken, wilt steunen, maar waarom schaft u dan de nachtpremies af? Waarom wilt u overuren niet langer betalen? Waarom blokkeert u de lonen? Waarom neemt u dan al die maatregelen? De mensen zien dat in en het is logisch dat ze vandaag in Brussel op straat komen om de arizonaregering een halt toe te roepen.
02.32 Denis Ducarme (MR): Je voulais dire à M. Ronse que moi aussi, je l’adore.
Je vous adore, monsieur Ronse, parce que le Mouvement Réformateur, sans la N-VA, sans le cd&v et sans l’ensemble des membres de cette majorité, n’aurait pas pu mettre en œuvre la réforme du chômage que nous attendons depuis plus de quinze ans.
Cela sera enfin possible grâce à un ministre libéral francophone, grâce à la majorité Arizona, grâce à l’ensemble de ses composantes et grâce à vous également, monsieur Ronse, parce que vous travaillez d’arrache-pied à nos côtés en commission des Affaires sociales.
Beaucoup de choses ont souvent été reprochées aux ministres. Mme Van Bossuyt va avoir beaucoup de travail pour l'accompagnement des CPAS. Un engagement doit donc être le vôtre (…)
02.33 Axel Ronse (N-VA): J'ai seulement entendu que vous m'adorez, monsieur Ducarme.
Ik kan echter uit uw non-verbale communicatie opmaken dat u vindt dat minister Van Bossuyt een grote taak te wachten staat. Dat is absoluut waar. De geniale principes, uitgetekend door minister Clarinval, die eveneens geniaal is, hebben als impact, mevrouw Merckx, dat geen 180.000, maar mogelijks een derde, 60.000 mensen, op vrij korte tijd naar het OCMW zullen gaan. Dat betekent dat meer middelen nodig zijn om leeflonen uit te betalen en meer middelen om sociaal assistenten aan te trekken.
Dat zal wat kinderziektes met zich meebrengen, maar ik ben ervan overtuigd dat onder uw fantastisch leiderschap van de commissie voor Sociale Zaken, vriend Ducarme, het Parlement de vinger aan de pols zal houden en we ook die uitdaging, vriend Ducarme, samen zullen kunnen aangaan.
02.34 Denis Ducarme (MR): Monsieur Ronse, j'ai adoré votre réponse et je vous en remercie. Vous savez que nous avons eu des débats assez longs en commission.
Au niveau des libéraux francophones, il est clair que nous ne demanderons pas au ministre de l'Emploi de faire le job du ministre de l'Intégration sociale. Donc, nous entendons tout à fait que la N-VA, avec son excellente ministre Van Bossuyt, puisse, tel que le gouvernement s'y est engagé, mettre tout en œuvre pour renforcer les CPAS dans le cadre de cette réforme. C'est une condition sine qua non à la réussite de la réforme du chômage.
02.35 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer Ronse, u vertelt te pas en te onpas dat het veel makkelijker is om Fransen uit Frankrijk te halen dan Walen uit Wallonië om in West-Vlaanderen te komen werken. Ik raad u aan om eens een atlas te openen. De grens tussen Wallonië en West-Vlaanderen is ongeveer 20 kilometer lang, terwijl ik de grens tussen Noord-Frankrijk en West-Vlaanderen op 60 tot 70 kilometer lang schat. In Noord-Frankrijk wonen 2,2 miljoen mensen tegen de grens. Dat is het dubbele van in heel Henegouwen. Puur demografisch en puur bekeken vanuit mobiliteit is dat dus logischer. Vanuit Wallonië geraakt men er gewoonweg niet.
Bekijk ook eens de werkzaamheidsgraad van alle kustgemeenten in West-Vlaanderen. Het is jammer dat de heer Dedecker nu niet aanwezig is. De werkzaamheidsgraad van al de kustgemeenten komt met de Waalse norm overeen, want die is in de kustgemeenten niet beter dan in Wallonië. 60 % of 70 %, hoger gaat ze niet. Waarom werken de Oostendenaren niet in Waregem?
02.36 Axel Ronse (N-VA): Mijnheer Tonniau, ik zal iets persoonlijks vertellen. Ik heb elke vrijdag een date met collega Maaike De Vreese. We bezoeken dan bedrijven in West-Vlaanderen. De eerste vraag die we stellen aan die bedrijven is: vindt u gemakkelijk mensen uit Wallonië? Oh nee, impossible. Wilt u mensen uit Wallonië? Zeer graag. Vindt u makkelijk Fransen? Ontzettend gemakkelijk.
De grens tussen West-Vlaanderen en Frankrijk, en de grens tussen West-Vlaanderen en Wallonië, ça va met de nabijheid van dorpen. Het heeft maar met één ding te maken: de beperking van de werkloosheid in de tijd. Echt waar.
Ik zal u meenemen, elke vrijdag, samen met Maaike. We zullen elke vrijdag bedrijven bezoeken en we zullen elke vrijdag die vraag stellen, tot u uw atlas opent en zegt: verdorie, Ronse en De Vreese hadden gelijk.
02.37 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Misschien hebt u Soubry al bezocht, in Roeselare? Ik heb daar ooit een interessante interim-job gedaan, in de pastafabriek. Superlekker allemaal. Daar werken ook heel veel Noord-Fransen. Maar ik reed van Ronse naar Roeselare in een uur, zij van Frankrijk naar Roeselare in twintig minuten.
Die mensen werken met een dagcontract. Alle inpakkers werken met dagcontracten. Maandag worden ze gebeld als ze dinsdag moeten komen werken, enzovoort. Sorry, maar als men vanuit Mons twee uur moet rijden om onder een dagcontract te werken, is het logisch en begrijpelijk dat men dat gewoon niet aanneemt.
02.38 Pierre-Yves Dermagne (PS): Merci, monsieur Ronse, pour avoir partagé avec nous les clichés sur la base desquels vous menez votre politique, avec le soutien ou la complicité de partis francophones. Vous avez évoqué des situations particulières dans votre province et autour de Courtrai, qui connaît effectivement une situation toute particulière au niveau du marché du travail, mais vous généralisez la situation. De ce fait, vous véhiculez une série de clichés qui sont présents dans le débat public depuis des années maintenant. Selon ceux-ci, notamment, les Wallonnes et les Wallons seraient moins enclins à se déplacer pour aller travailler. C'est faux. En moyenne, aujourd'hui, chaque Wallonne et chaque Wallon qui se lève pour aller travailler le matin parcourt plus de kilomètres que ses amis ou homologues flamands. Vous oubliez aussi que la proportion de Wallonnes et de Wallons qui franchissent la frontière linguistique pour aller travailler en Flandre est plus importante que l'inverse. Donc, monsieur Ronse, je vous invite à prendre des bases sérieuses, crédibles (…)
02.39 Axel Ronse (N-VA): Het was geen vraag maar een uitnodiging. Mes bases sont sérieuses. Het is momenteel veel gemakkelijker om Fransen aan te werven dan Walen. Walen en Brusselaars zijn nochtans enorm welkom op onze arbeidsmarkt. Het heeft niets te maken met attitude, het heeft alleen te maken met een systeem dat inactiviteit in stand houdt. Ik ben vandaag ontzettend fier dat wij afscheid gaan nemen van dat systeem.
Het is niet door mensen verslaafd te houden aan uitkeringen, niet door mensen onbeperkt werkloosheidsuitkeringen te geven dat onze gezondheidszorg betaalbaar zal zijn in de toekomst, dat ons onderwijs toegankelijk zal zijn in de toekomst, dat onze infrastructuur op punt zal staan, maar wel door mensen te stimuleren om te gaan werken. Mensen die niet kunnen werken, moeten we opvangen. Daarvoor hebben we de sociale bijstand en die gaan we versterken.
02.40 Pierre-Yves Dermagne (PS): À nouveau, monsieur Ronse, vous raisonnez et vous vous exprimez en utilisant des slogans et des clichés. Nous, au niveau au Parti Socialiste, nous ne demandons pas que les gens vivent uniquement d'allocations sociales et qu'ils le fassent tout au long de leur vie. Nous sommes bien entendu pour une émancipation qui passe clairement par un travail de qualité, un travail décent, un travail qui permet de se projeter dans la vie et de se construire. Mais pas sur des clichés, monsieur Ronse!
Je vous invite vraiment à repartir sur la base de statistiques qui sont véritables, claires, objectives, et pas sur vos slogans de campagne. Vous n'avez pas de politique pour la création d'activités et d'emploi. C'est zéro au niveau de ce gouvernement! On ne parle effectivement que de sanctions, de limitation dans le temps des allocations de chômage, qui, comme l'ont dit le Conseil d'État, la Banque nationale et la Cour des comptes, vont s'appliquer de manière différente entre les Régions, parce que les réalités sur le marché du travail, ou sur les marchés du travail (...)
02.41 Ellen Samyn (VB): Mijnheer Ronse, u gebruikte zonet het woord geniaal, toen u het had over het doorschuiven van de werkloosheidsuitkeringen naar het leefloon. U herinnert zich ongetwijfeld dat we vorige week in commissie de cijfers vroegen aan minister Clarinval om na te gaan wat er precies naar die lokale besturen verschuift. Minister Clarinval kon die vraag niet beantwoorden omdat we ze aan zijn collega van Maatschappelijke Integratie moesten stellen.
Men zou toch mogen verwachten dat men binnen de regering de financiële cijfers kent, dat men weet wat de impact zal zijn van de ene maatregel op de andere en dat dat met de collega’s wordt besproken. Ik ga er toch van uit dat u de impact eigenlijk niet kent, dat u het financiële plaatje voor de maatregel niet kent.
02.42 Axel Ronse (N-VA): Minister Clarinval is niet alleen geniaal, hij is ook loyaal. Op het moment dat die vraag werd gesteld, was binnen de regering nog volop de berekening bezig van wat men kan geven, van wat nodig is voor de lokale besturen. Van mijn collega Raskin heb ik begrepen dat in commissie de maatregel op 234 miljoen euro is geraamd, 50 miljoen voor de sociale economie. Zal dat voldoende zijn? Niemand heeft een glazen bol. Er zijn echter twee keuzes: ofwel doen we het niet en dan laten we de werkloosheidsuitkering onbeperkt in de tijd doorgaan, tegen de wil in van 70% van de Vlamingen, ofwel doen we het en zetten we er een budget tegenover. Is er misschien ooit meer nodig? Uiteraard zullen we geen enkel lokaal bestuur in de kou laten staan. Dan sturen we bij. Maar laten we het nu proberen met de middelen die voorzien zijn, met ons plan van aanpak. Kinderziektes zullen er ongetwijfeld zijn.
02.43 Ellen Samyn (VB): Loyaal is precies het modewoord van de dag onder de coalitiepartners. U hebt gewoonweg geen idee van de impact van de maatregel.
Wij zijn ook voorstander van een beperking van de werkloosheidsduur tot twee jaar, maar daar had meer tegenover moeten staan, men had een betere berekening moeten maken, men had beter moeten nadenken over de impact voor de lokale besturen. Dat is simpelweg nog niet gebeurd.
02.44 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer Ronse, ik wil mij aansluiten bij dat debat, want dat bedrag van 234 miljoen euro, daarvan weten we nu al dat dat onvoldoende zal zijn. Mijnheer Clarinval heeft nooit antwoord gegeven op de vraag hoe dat bedrag is berekend. Dat is gewoon vogelpik geweest, men heeft 234 miljoen euro in een lade gevonden en gedacht dat men dat dan in de OCMW’s kon pompen.
Belfius heeft nu al berekend dat voor Vlaanderen alleen al de OCMW’s 203 miljoen euro extra kosten zullen hebben, niet alleen voor personeel, maar ook voor de uitbetaling van het leefloon. Wat schiet er dan nog over voor Wallonië en Brussel? We weten dus nu al dat dat bedrag ongeveer de helft zal zijn. Die 234 miljoen zou men eigenlijk maal twee moeten doen. Daarnaast moet men nog voldoende personeel vinden om mensen te helpen.
Ik zie in mijn eigen stad, Ronse, dat er nu al een personeelstekort is. Om het leefloon van mensen te kunnen behandelen, worden andere diensten stopgezet, bijvoorbeeld de schuldbemiddelingsdienst. Die dienst is in onze stad momenteel op pauze gezet, omdat het personeel het werk niet rond krijgt. Hoe gaan jullie dat oplossen?
02.45 Axel Ronse (N-VA): Ik betwist dat er in te weinig geld is voorzien. On verra.
Onze inschatting is dat een derde naar het leefloon zou gaan. Van de genieters van een inschakelingsuitkering, die destijds door Di Rupo werd beperkt, is uiteindelijk slechts 11 % naar het leefloon gegaan. Het zou dus ook minder kunnen zijn. We zullen moeten afwachten wat het zal geven.
De financiering is bij de lokale besturen ook aan inspanningen gekoppeld. Een lokaal bestuur zal moeten aantonen dat het moeite doet om mensen opnieuw aan het werk te krijgen. Daar krijgen ze dan ook een bonus voor. Zo worden ze nog meer gestimuleerd.
In de commissie voor Sociale Zaken hebt u ook gehoord dat een groot deel van de berekening van de uitkeringen wordt weggehaald van sociale werkers en maatschappelijk assistenten en wordt overgenomen door federale diensten, zodat de maatschappelijk werkers zich echt met hun kerntaken kunnen bezighouden.
We volgen dat verder op in de commissie. Ik stel voor dat we na zes maanden hoorzittingen organiseren en terreinbezoeken doen. Iedereen heeft wel een link met een OCMW. Dan kunnen we dat samen evalueren.
02.46 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Die 234 miljoen is dus op niets gebaseerd, net zoals die inschatting van een derde. U verwijst naar de inschakelingsuitkering onder Di Rupo, maar dat ging over jongeren. Hoeveel 55-plussers zullen nu worden geschrapt? 55-plussers wonen niet meer thuis, zij wonen niet meer bij hun mama en papa. Zij zullen naar het OCMW gaan. Maak van dat een derde in uw berekening dus beter 45 %. U zult het wel zien.
U geeft dan ook nog een bonus aan de OCMW’s die mensen extra inschakelen. Om die bonus te behalen, zullen de OCMW's andere belangrijke dienstverlening stopzetten. Dat zal het gevolg zijn. Mensen die vandaag in de miserie zitten, zullen minder snel worden geholpen. Ondertussen komen er alleen maar mensen bij in de miserie. Dat is het gevolg. Ik geef het u nu al op een blaadje.
02.47 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer Ronse, ik denk dat veel mensen dit debat volgen: de OCMW’s, de VVSG ook. U hebt zonet gezegd dat een federale dienst deels het werk van de OCMW’s zal overnemen om hen te ontlasten. Ik vind dat een heel creatieve piste. Ik vraag me af over welke federale dienst het gaat. Welk werk wordt precies van de OCMW’s ontnomen? Wie kan daar een beroep op doen? Ik heb dat tot nu toe nog niet gehoord.
Als de federale, Belgische staat een deel van dat werk zal overnemen, bewijst dat ook dat België werkt. Waarover gaat het precies en hoe zit het in elkaar?
02.48 Axel Ronse (N-VA): De FOD Werkgelegenheid zal dat doen. Dat is trouwens ook uitgebreid aan bod gekomen in de commissie. Het gaat over de berekeningen van onder andere de uitkeringen, een pakket aan voordelen. Dat zou naar schatting ongeveer één op vijf werkdagen vrijmaken voor andere taken, zoals trajectbegeleiding. Ik vind dat een verstandige maatregel, een quick win die ons helpt om het probleem op te lossen.
02.49 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): De FOD Werkgelegenheid zal dus een vijfde van het werk van de OCMW's overnemen, hebt u net gezegd. De OCMW's zullen dus ontlast worden. Dat betekent dus dat de maatschappelijk werkers in alle steden en gemeenten in ons land wat meer tijd zullen hebben. Ik vind dat heel interessant om te horen. Veel burgemeesters hier aanwezig, onder andere die van Aalst en Hasselt, zullen die boodschap graag horen. Een vijfde van het werk van de maatschappelijk werkers zal worden overgenomen door de FOD Werkgelegenheid in Brussel. Ik vind dat interessant. Maar waar staat dat in de teksten, of komen die teksten nog? Misschien is dat het interessantste nieuws van de dag, mijnheer Ronse. Ik dank u daarvoor.
De voorzitter: De dag is nog jong, mijnheer Van Quickenborne.
02.50 François De Smet (DéFI): Collègue Ronse, je trouve que cela nous amène à la question à 234 millions d’euros. Cette réforme du chômage est-elle, oui ou non, une réforme communautaire? Puisque vous êtes un expert, je voudrais votre avis là-dessus.
Si on en croit l’étude de la FGTB, qui est sortie ce matin, sur 100 communes les plus touchées par cette réforme, toutes sont wallonnes ou bruxelloises. Je comprends que vous ne lisiez pas nécessairement les publications de la FGTB tous les jours, mais c’est aussi l’avis du premier ministre, M. De Wever, qui avait dit sur la VRT que la réforme du chômage est la grande réforme communautaire de l’Arizona.
Cela ne me choque pas que les nationalistes flamands fassent des réformes nationalistes flamandes. C’est cohérent, dès lors qu’ils ont trouvé des francophones soit assez naïfs, soit assez avides de pouvoir pour les y aider.
Par contre, je trouve que nous avons droit à un discours de vérité. Pouvez-vous nous confirmer, selon vous, que cette réforme du chômage, vu ses impacts, est bel et bien une réforme communautaire? Oui ou non?
Si c’est oui, au moins, dites-le. Je trouve que
ce serait plus clair et plus honnête. Je vous remercie.
02.51 Axel Ronse (N-VA): Uit de door minister Clarinval verspreide tabel blijkt dat aanzienlijk meer Walen en Brusselaars hun werkloosheidsuitkering zullen verliezen dan Vlamingen. Dat is het gevolg van decennialang wanbeleid bij Forem en Actiris, die nooit werkzoekenden hebben gestimuleerd om te gaan werken. De hervorming is echter niet ingegeven door communautaire motieven, maar is wel tot stand gekomen in een coalitie van vijf partijen, de MR, Les Engagés, Vooruit, cd&v en de N-VA, vanuit de overtuiging dat we onze sociale zekerheid moeten beschermen en klaarstomen voor de toekomst. Dat is de werkelijke drijfveer achter de hervorming. U wilt wat stoken en de MR en Les Engagés in Franstalig België in een negatief daglicht stellen. Ik kan u verzekeren dat zij de hervorming op geen enkel moment vanuit communautaire overwegingen hebben gesteund. Voor ons geldt dat evenzeer, want het gaat om een maatregel waar de Vlamingen al lange tijd om vragen.
02.52 François De Smet (DéFI): Merci pour votre réponse politique et habile, qui vise à continuer à choyer le MR, votre nouveau parti frère, et Les Engagés, puisque vous ne pouvez pas les mettre en difficulté.
Oui, c'est une réforme communautaire, comme vous pouvez le dire sur certains plateaux, sur la VRT. Mais vous pouvez moins le dire ici, même si je crois que cela vous démange et que vos arguments ne nous auront pas tous convaincus. Nous savons que c'est en Wallonie et à Bruxelles, notamment en termes de compensations vers les CPAS, que cette réforme aura les conséquences les plus dures. J'aurais voulu, parce qu'on pourrait tout à fait l'assumer, un peu plus d'honnêteté à ce sujet. Je crois que ce seront les faits qui parleront. Merci tout de même!
02.53 Lode Vereeck (VB): Mijnheer Ronse, ik heb twee vragen. Ik zou eerst het budgettaire debat willen uitputten. Als ik het goed begrijp, zegt u dat een derde van de langdurig werklozen naar het OCMW zal gaan en een leefloon zal ontvangen. Dat zijn ongeveer 60 000 personen. U schrijft daarvoor ongeveer 234 miljoen euro in. Als ik 234 miljoen deel door 60.000, kom ik uit op 3.900 euro per persoon. Dat is per maand een leefloon van 325 euro. Dat lijkt mij toch niet realistisch. Ik denk dat een gemiddeld leefloon op jaarbasis ongeveer 15.000 euro bedraagt. Vermenigvuldig dat met 60.000, dan kom ik aan 900 miljoen en niet aan 234 miljoen.
U zegt net dat Actiris en Forem jarenlang wanbeleid hebben gevoerd. Waarom zouden die nu plots, van de ene dag op de andere, wel goed beleid voeren? Dat is gewoon een informatieve vraag. Zitten daar plots andere mensen? Wordt dat plots een warm bad?
02.54 Axel Ronse (N-VA): Uw berekening steunt op andere assumpties dan die van ons. Die hebben te maken met de periode waarin iemand een leefloon ontvangt, de cofinanciering door de stad of gemeente en het federale niveau en de timing van het doorschuiven. Ik ben steeds bereid om samen met u door de tabellen te gaan en de cijfers te bekijken.
Wat Actiris en Forem betreft, nu hebben we eindelijk een garantie. Hetgeen we nu doen, is ons verzekeren tegen de kwade onwil van bijvoorbeeld Actiris. Collega Eva Demesmaeker is burgemeester in Halle. We zijn naar de hoofdzetel van Colruyt geweest. Ze zoeken daar inpakkers en magazijniers, mensen uit Brussel. Difficile, difficile. We spraken met Actiris. We vroegen wat er gebeurt als iemand uit Brussel een job als inpakker of magazijnier bij Colruyt in het depot aangeboden krijgt en weigert. Het antwoord luidde: on ne sanctionne pas. Wel, nu wel. Die persoon zal gesanctioneerd worden als hij weigert, want zijn werkloosheidsuitkering is beperkt in de tijd. Die persoon zal dus al minstens meer gemotiveerd zijn.
02.55 Lode Vereeck (VB): Ik wil die berekeningen wel eens zien; ik wil wel eens weten wat de assumpties zijn. Ik begrijp natuurlijk dat die bedragen gespreid liggen in de tijd, maar het blijft een heel grote vork tussen 234 miljoen en 900 miljoen.
Mijn vraag ging natuurlijk niet over het
gedrag van de werkloze, die geactiveerd wordt, maar over het gedrag van de
medewerkers bij Actiris en Forem. Denkt u nu echt dat een ambtenaar van het
OCMW in Anderlecht mensen achter hun veren zal zitten? Bij de VDAB gebeurt dat
wel. Ik heb dat zelf meegemaakt, toen ik enkele maanden werk zocht. We weten
echter dat het aan de andere kant niet gebeurt. Niets garandeert dat daar plots
andere mensen zitten met een heel andere ingesteldheid. Dus ik vrees dat u een beetje luchtkastelen bouwt.
02.56 Sophie Thémont (PS): Monsieur Ronse, vous nous avez dit tout à l'heure que vous souhaitiez augmenter le taux d'emploi à 80 %. Aujourd'hui, excusez-moi, mais je ne vois rien dans vos mesures qui puisse contribuer à créer de l'emploi. De plus, vous misez sur des effets retour très invraisemblables, puisque vous parlez de 8 milliards. J'aurais donc voulu savoir ce que vous proposiez et ce que vous attendiez de ces effets retour. Enfin, quels incitants à l'embauche allez-vous développer?
02.57 Axel Ronse (N-VA): Dat is een zeer goede vraag. We zullen ervoor zorgen dat werken meer loont. We zullen de belastingvrije som optrekken, zodat werknemers meer nettoloon overhouden. We zullen ook de RSZ-bijdrage voor werkgevers verminderen ten belope van 1 miljard euro aan het einde van de legislatuur, zodat het gemakkelijker wordt om personen aan te werven. We nemen ook heel veel maatregelen om onze competitiviteit te versterken. We bewaken eveneens de loonnorm, zodat de lonen niet de pan uit swingen. We zullen ook vermijden dat, zoals onder de vivaldiregering gebeurde, de uitkeringen sneller stijgen dan de index en we zorgen ervoor dat het verschil tussen werken en niet werken groter wordt. Dat is the Arizona way en ik geloof daar zeer sterk in.
02.58 Sophie Thémont (PS):
Monsieur Ronse, je me contenterai de vous citer un chiffre, que vous connaissez
certainement déjà: 7 780 emplois perdus rien qu'au premier
trimestre 2025. Vous dites que vous allez créer de l'emploi. L'offre ne
répond évidemment pas à la demande mais en attendant, où est votre vision en
termes de création d'emploi? Dites-moi ce que vous allez faire avec tous ces
gens! Où est votre création d'emploi? Au premier trimestre 2025,
7 780 emplois ont été perdus, et vous comptez flexibiliser le travail
à outrance et favoriser l'intérim. Dites-moi, monsieur Ronse!
02.59 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer Ronse, u weet dat de OCMW’s in ons land werken met cofinanciering. U zei het daarnet zelf: in principe wordt 55 % – het kan ook meer zijn – betaald door de federale overheid en 45 % door de lokale overheid. De federale overheid voorziet nu een tussenkomst van 234 miljoen euro. Mijnheer Ronse, dat bedrag dekt echter enkel het federale aandeel, dus enkel die 55 %. Collega’s, dat bedrag betreft dus alleen de federale tussenkomst.
De vraag rijst wie zal instaan voor die andere 45 %, want al die mensen die nu naar het OCMW worden doorverwezen, komen daar terecht ten gevolge van een federale hervorming. De lokale overheden hebben daar niet om gevraagd. Wie zal die 45 % betalen, mijnheer Ronse? Wie betaalt de factuur?
02.60 Axel Ronse (N-VA): De gemeenten zullen die factuur niet betalen, want die zit vervat in die 234 miljoen euro. Er is ook een aandeel voorzien voor het luik van de gemeentelijke cofinanciering. Ik garandeer u dat de gemeenten deze factuur niet gaan betalen. U zult het zien.
02.61 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): De heer Ronse zegt hier zonet dat voor al die leefloners, voor al die werklozen die geen recht meer hebben op een werkloosheidsuitkering en zich nu tot de lokale OCMW’s wenden, de federale overheid garandeert dat ze voor 100 % zal tussenkomen. Hebt u het gehoord, de heer Ronse heeft het zonet gezegd. Het was zelfs zijn kortste antwoord van de dag.
Ook voor de collega’s van de pers: de federale overheid zou volgens de heer Ronse voor 100 % tussenkomen ten voordele van de gemeenten. Als dat klopt, dan zullen heel wat lokale besturen daar blij om zijn. Ik vrees echter dat het niet klopt, want de berekening van die 234 miljoen euro gaat enkel over die 55 %. Wat de heer Vereeck zei is correct.
Bovendien is er niet enkel een financiële nood, er is ook een aanzienlijk tekort aan maatschappelijk werkers om al die dossiers te kunnen behandelen. Daarover hebt u met geen woord gerept.
Collega’s, dit krijgt ongetwijfeld nog een staartje.
02.62 Caroline Désir (PS): Monsieur Ronse, pour Bruxelles, les besoins des CPAS pour faire face à la réforme des allocations de chômage sont estimés entre 100 et 120 millions d'euros. Quand j'entends les estimations qui ont été citées pour la Flandre par M. Tonniau ou quand on connaît les chiffres pour la Wallonie, les 234 millions d'euros ne seront clairement pas suffisants.
Alors, vous nous dites: on verra. Mais pensez-vous vraiment que c'est un message acceptable à envoyer aux travailleurs des CPAS qui sont supposés recevoir et accompagner les premiers exclus dans six mois? Comment sont-ils supposés se préparer sans avoir à ce stade d'informations sur les moyens dont ils disposeront, ni sur le timing ni sur la manière dont les 234 millions vont être répartis? Comment les CPAS pourront-ils engager des assistants sociaux en suffisance pour préparer ce travail?
02.63 Axel Ronse (N-VA): De waarheid is altijd bevrijdend. Wij hebben altijd gezegd dat de schok wat rimpeling zal veroorzaken. In Brussel zal die schok het grootst zijn door het gevoerde wanbeleid. Het zal geen walk in the park worden voor een aantal OCMW's, aangezien die plots een grote toestroom zullen zien. In de commissie voor Sociale Zaken zullen wij daaromtrent echter de vinger aan de pols houden.
02.64 Caroline Désir (PS): Monsieur Ronse, au-delà de ce qu'on peut penser du fond de cette réforme, ce qui est choquant ici, c'est qu'elle est très insuffisamment préparée. Elle va non seulement plonger une grande partie de la population dans la précarité, mais en plus, elle ne donne pas les moyens aux pouvoirs locaux de gérer la situation. Vous n'allez pas remettre les gens au travail, vous allez créer un chaos insurmontable dans nos communes et nos CPAS.
02.65 Lode Vereeck (VB): Mijnheer Ronse, ik heb begrepen dat u uit uw wekelijkse dates met Maaike De Vreese – ik merk dat ze verdwenen is, waarschijnlijk uit gêne –, hebt geleerd dat de enige reden waarom u in West-Vlaanderen makkelijker Franse werklozen aan de slag krijgt dan Waalse werklozen, de beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkering zou zijn.
Dat klopt volgens mij niet. Ik meen dat er nog andere verschillen zijn, bijvoorbeeld de hoogte van de werkloosheidsuitkering, de levensduurte en dies meer.
Volgens u echter is de enige belemmering de beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkering. Die beperking wordt, zodra de programmawet wordt goedgekeurd, op 1 januari opgeheven.
Mijn vraag is eenvoudig. Op hoeveel tijd verwacht u resultaat? Kunnen we er nu van uitgaan dat over enkele maanden de werkloosheidcijfers of de werkzaamheidsgraad in Wallonië op Vlaams niveau zullen liggen?
02.66 Axel Ronse (N-VA): Ik heb geen flauw idee. Eerlijk gezegd, meen ik van niet. Zal dat voor het Vlaams Belang echter een reden zijn om de werkloosheidsuitkering niet in de tijd te beperken?
Ik krijg hier allerlei hypotheses voor de voeten geworpen. Wat zal de impact zijn op de OCMW’s? Zullen de OCMW’s dat aankunnen? Wat wordt onze macro-economische evolutie? Wat zal er geopolitiek gebeuren?
De PS lijkt ervan uit te gaan dat de overheid over een toverstok beschikt om werkgelegenheid te creëren. De enige toverstok die bestaat, is zorgen voor het verlagen van de lasten op arbeid, zorgen dat mensen er netto meer op vooruitgaan, zorgen dat uitkeringen lager liggen dan de minimumlonen en dat we systemen die onbeperkt zijn in de tijd, beperken in de tijd.
Dat is doen wat nodig is. Alle hypotheses daarrond, namelijk of een en ander dan zal lukken, zus of zo zal zijn, zullen we moeten afwachten. Dat kan niet precies worden berekend. We kunnen enkel met assumpties werken.
Mijnheer Vereeck, zou u de werkloosheidsuitkeringen in de tijd beperken?
02.67 Lode Vereeck (VB): Mijnheer Ronse, het Vlaams Belang steunt de beperking van de werkloosheid in de tijd tot twee jaar, mits wordt voldaan aan drie sociale voorwaarden: er moet een uitzondering worden gemaakt voor werklozen ouder dan 55 jaar, voor werklozen die een opleiding volgen in een knelpuntberoep en voor mantelzorgers. Dat zijn de drie uitzonderingen en dan krijgt u onze steun.
Voor de rest schiet uw antwoord alle kanten uit. Als de enige belemmering voor Waalse werklozen om naar Vlaanderen te komen werken, inderdaad het ontbreken van een beperking in de tijd is en dat dat het enige verschil is met Frankrijk, dan is het perfect mogelijk om het Planbureau het effect van die ene maatregel laten berekenen. Als er 10 of 15 maatregelen tegelijkertijd wijzigen, kan dat niet, maar voor die ene maatregel moet u dat kunnen zeggen.
02.68 Pierre-Yves Dermagne (PS): Monsieur Ronse, je suis quelque peu effaré par la réponse que vous venez de donner, notamment en ce qui concerne l’évaluation des conséquences de la réforme que vous défendez et portez aujourd’hui.
Nous avions déjà eu les prémices de votre position lors des débats budgétaires, où, contrairement à l’avis unanime des observateurs – qu’ils soient privés ou institutionnels –, vous aviez défendu une ligne budgétaire qui ne tenait pas la route. Aujourd’hui, vous nous dites: "Finalement, on verra." C’est ce que nous appelons une évaluation au doigt mouillé!
On verra. On évalue ainsi, grosso modo, les impacts d’une réforme. Pourtant, vous nous aviez promis un gouvernement d’ingénieurs. Si les ingénieurs travaillaient ainsi pour construire un avion, serait-il capable de voler? On verra! S'ils construisaient un bateau de cette manière, serait-il capable de flotter? On verra! Voilà aujourd’hui la démonstration de la rigueur qui caractérise ce gouvernement, monsieur Ronse!
C’est tout simplement intenable et totalement injuste.
02.69 Axel Ronse (N-VA): Het
zijn geopolitiek moeilijke tijden. We kampen met een krappe arbeidsmarkt,
terwijl dit land een zeer lage werkzaamheidsgraad kent, voornamelijk in
Wallonië en Brussel. Werkgevers in Vlaanderen schreeuwen om mensen. Het is
bijgevolg niet meer verantwoord om mensen onbeperkt in de tijd een
werkloosheidsuitkering te geven. Het is veel logischer om iemand die, ondanks
begeleiding en hulp, na twee jaar geen werk vindt, op te vangen in de sociale
bijstand. Dat is inderdaad eenvoudig. Uw plan bestaat erin om onbeperkt
uitkeringen te behouden. U hebt niet onderzocht wat de impact daarvan zou zijn.
Zou dat een invloed hebben op de jobgroei? Volgens de tabel van minister
Clarinval zijn in Charleroi 1.600 mensen en in Luik meer dan
1.500 mensen al langer dan twintig jaar werkloos. (…)
02.70 Pierre-Yves Dermagne (PS): Monsieur Ronse, je vous renvoie à nouveau aux chiffres et aux statistiques. Regardez le bilan en matière de création d'emplois sous la précédente législature: nous avons battu des records sur le plan du taux d'emploi et de la création d'emplois. Ici, je ne vois rien du tout! C'est cela qui est déraisonnable, monsieur Ronse. Vous n'avez pas de réponse à apporter à toutes celles et tous ceux qui tirent aujourd'hui la sonnette d'alarme quant aux conséquences complètement folles des réformes que vous défendez ici uniquement pour des raisons idéologiques, et je dirais même nationalistes.
02.71 Dimitri Legasse (PS): Monsieur le président, j'ai cru comprendre dans les propos de M. Ronse que, pour les CPAS, ce serait indolore et que des montants étaient prévus pour mieux remettre à l'emploi que ne le font Actiris et le Forem, "ces fonctionnaires incapables". Donc, les CPAS vont pouvoir réussir là où d'autres ont échoué. Dans ma commune, ce sont 193 personnes qui sont concernées. Vous n'avez pas de baguette magique pour créer de la richesse et des emplois, mais vous maniez un fouet pour créer de la pauvreté.
Croyez bien que nous habitons près de Hal, près
de la commune où se trouve le Colruyt, et que plein de gens qui habitent la
mienne travaillent dans ce magasin. Ce n'est pas une volonté de leur part que
de ne pas travailler. En réalité, les gens qui ont plus de 20 ans de
chômage sont une vingtaine de milliers, et non 185 000. Donc, des gens qui
travaillaient, non chez Colruyt, mais chez Cora et qui ont été mis au chômage
tendront la main au CPAS dans deux ans pour recevoir quelques centaines
d'euros. Voilà la
réalité de votre réforme, monsieur Ronse!
02.72 Axel Ronse (N-VA):
Ik heb daarnet gezegd dat als een samenwonende het middelenonderzoek doorstaat,
die er zelfs 132 euro op vooruitgaat in de sociale bijstand. Dus niemand wordt in armoede gestoken,
niemand.
02.73 Dimitri Legasse (PS): Encore une fois, ce ne sont que des slogans, monsieur Ronse!
Au CPAS de ma commune, on parle d’un demi-million d’euros supplémentaire qu’il faudra débourser pour accompagner ces gens. Cela se répercutera sur la commune.
Autant de répercussions sur les services publics locaux, c’est un scandale, monsieur Ronse!
02.74 Kurt Moons (VB): Mijnheer Ronse, het grote probleem is dat er niets berekend is. Het enige wat ooit berekend is, zijn de terugverdieneffecten. Die zijn echter compleet kapotgeschoten door het Rekenhof. Die assumpties zijn compleet naar de Filistijnen gewenst.
De werkloosheidsuitkeringen stoppen in de tijd is de pijler waarop de werkzaamheidsgraad steunt. De werkzaamheidsgraad zal er inderdaad voor zorgen dat er meer inkomsten zijn en dus minder uitgaven. Wat zegt u nu over de stand van zaken tegen 2029? Is dat niet verontrustend? Alle zaken die u hebt opgesomd om het te counteren, zitten ook in de berekeningen van het Planbureau. Dan komen we aan 6,2 % schuldgraad. Wat gaat u daaraan doen? Hoe gaat u dit aanpakken? Dat is toch zeer verontrustend? U wil doorpakken, maar wat gaat u daaraan doen?
02.75 Axel Ronse (N-VA): Wel, wat we eraan aan het doen zijn, is onder andere wat nu ter stemming voorligt: de werkloosheidsuitkeringen beperken in de tijd. Ik begrijp u eigenlijk niet. U haalt allerlei argumenten aan om daar niet voor te stemmen omdat het land in een budgettair vreselijke situatie zit. Het stevent af op 6,5 % tekort. Hoe kan dat nu als argument gebruikt worden om te zeggen dat de werkloosheidsuitkeringen beperken in de tijd een slecht idee zou zijn?
Hebt u cijfers nodig, hebt u berekeningen nodig om spontaan te zeggen dat de werkloosheidsuitkeringen in de tijd beperkt moeten worden? Elke Vlaming die ik ken, 70% van de Vlamingen, geeft in peilingen aan dat die in de tijd beperkt moeten worden. Om die conclusie te maken, die inderdaad ideologisch is en die ervan uitgaat dat het gaat om een verzekering die beperkt moet worden in de tijd, hebben wij geen cijfers nodig.
02.76 Kurt Moons (VB): Dat is juist het probleem. Wij zijn niet tegen de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, maar dat is niet voldoende. U komt naar hier met een plan dat 6,2 % begrotingstekort meebrengt. Het is dus niet voldoende. Het is een minimum, het is noodzakelijk, maar het is niet voldoende.
Wat gaat u daaraan doen? Dat is de vraag. Er zijn geen flankerende maatregelen. U zet niet in op de economie, op het ondersteunen van ondernemingen. Ik zie daar niets van. Het grote probleem is dat de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd niet voldoende zal zijn.
02.77 Lode Vereeck (VB): Mijnheer Ronse, nogmaals, wij stemmen voor de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd onder drie sociale voorwaarden: een uitzondering voor werklozen van 55 jaar en ouder, voor werklozen die een opleiding volgen tot een knelpuntberoep en voor mantelzorgers.
U zegt echter dat u daarvoor stemt louter om ideologische redenen en dat u daarvoor geen cijfers nodig hebt. Dat klopt echter niet. Ik heb u al gezegd dat u die maatregel bij uitstek had moeten laten doorrekenen via het arbeidsmarktmodel van het Planbureau. Maar u moet dat berekend hebben. U hebt immers berekend dat er 8 miljard euro aan terugverdieneffecten zou zijn, verspreid over 135 maatregelen. U moet dan toch weten wat elke maatregel oplevert aan extra jobs en wat daarvan het terugverdieneffect is? U rekent gemiddeld 30.000 euro per extra job.
Wat is het werkgelegenheidseffect van de beperking van de werkloosheid in de tijd? U moet dat weten. Zeg het ons.
02.78 Axel Ronse (N-VA): Volgens onze assumptie zal een derde van die mensen, dus van die groep van 180.000, opnieuw aan de slag gaan. Dat zijn dus ongeveer 60.000 mensen.
Die 8 miljard euro aan terugverdieneffecten werd becijferd op basis van assumpties rond economische groei en dergelijke. Het Rekenhof heeft daarover al een visie gegeven en aangegeven dat het naar zijn mening overdreven is. Het heeft wel aangegeven dat er zeker al 6 miljard in zit. Dat is – in tegenstelling tot de geschiedenis van dit land – eindelijk een keer een terugverdieneffect op basis van echte maatregelen, echte hervormingen, door mensen aan het werk te krijgen, meer te laten bijdragen en minder uitkeringen te geven.
U kunt daar lacherig over doen of wat dan ook, maar ik sta hier met een gevoel van trots. Ik volg de politiek immers al 25 jaar actief en al 25 jaar begrijp ik niet waarom wij het enige land ter wereld zijn dat zichzelf economisch schade toebrengt door werkloosheidsuitkeringen onbeperkt in de tijd toe te kennen en door mensen in de vergeetput te steken. Wel, daar maken we nu eindelijk komaf mee.
02.79 Lode Vereeck (VB): Mijnheer Ronse, u hebt het waarschijnlijk gemerkt: wij doen helemaal niet lacherig. Wij stellen gewoon objectieve vragen over een aantal feiten.
Het antwoord dat u geeft, is echt totaal naast de kwestie. Ik vraag u wat het effect op de werkgelegenheid en de werkloosheid is van de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Uw antwoord, 60.000 van de 180.000, is echter fout. Dat slaat immers alleen op de langdurig werklozen.
U hebt beweerd dat het enige verschil tussen een Franse werkloze en een Waalse werkloze de beperking van de werkloosheid in de tijd is, aangezien die beperking in Frankrijk bestaat en hier niet. Dus ik vraag u: hoeveel van die Walen zullen oversteken, nu die belemmering wordt weggenomen? Wanneer, binnen welke termijn, komen we in Wallonië op het niveau van de Vlaamse werkloosheids- en werkgelegenheidscijfers? Dat moet u weten, anders kunt u de terugverdieneffecten niet hebben berekend. Of was dat maar om te lachen?
02.80 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer Ronse, we hebben het daarnet al even gehad over de cijfers, het aantal personen dat hun werkloosheidsuitkering zal verliezen. Dat zijn er heel veel in Wallonië en in Brussel. De N-VA is daar natuurlijk mee in haar nopjes. Maar ook 57.400 Vlamingen zullen hun werkloosheidsuitkering verliezen: in Antwerpen gaat het om 10.000 mensen, in Gent om 3.000 mensen en in Mechelen en Oostende om meer dan 1.000 mensen.
Daarbij wordt het duidelijk dat vooral heel veel 55-plussers door de maatregel getroffen worden. Acht op tien 55-plussers komen niet in aanmerking voor de uitzondering in verband met de opgelegde loopbaanvoorwaarden. Denkt u niet dat het echt onrechtvaardig is om zoveel 55-plussers hun werkloosheidsuitkering te laten verliezen, terwijl zij heel erg op de arbeidsmarkt gediscrimineerd worden?
02.81 Axel Ronse (N-VA): Vindt u alle andere landen in de wereld onrechtvaardig? Nergens anders bestaat het systeem van een onbeperkte werkloosheidsuitkering in de tijd immers. Ons land zal nog altijd het enige ter wereld zijn waar een 55-plusser met 30 jaar werkervaring onbeperkt in de tijd een werkloosheidsuitkering zal kunnen genieten.
Ik vind het veel onrechtvaardiger om 55-plussers die al lang in de werkloosheid zitten en met problemen kampen, in een systeem te laten waarin het niet lukt om hen te activeren. Tussen haakjes, de werkstellingsgraad stijgt bij 55-plussers en men mag hen dus niet afschrijven Hoe dan ook vind ik het veel rechtvaardiger om via de bijstand, met een veel bredere bril, wie echt niet aan het werk kan, op te vangen. Dat is het verschil tussen u en mij.
02.82 Sofie Merckx (PVDA-PTB): U weet net als ik dat heel veel 55-plussers van de ene op de andere dag gewoon inkomen zullen verliezen, tot honderden euro's voor samenwonenden of personen die al met medische beperkingen kampen. Zij zijn niet productief genoeg voor de arbeidsmarkt, maar ook niet ziek genoeg voor het ziekenfonds; ze vallen tussen wal en schip. Dat zien we in hun getuigenissen. Ze worden geconfronteerd met ongelooflijk veel discriminatie op de arbeidsmarkt. De getroffen gezinnen zullen daardoor in armoede terechtkomen en ze zullen niet allemaal warm opgevangen en begeleid worden door het OCMW. De realiteit is keihard. Men moet ontzettend veel bewijzen leveren om iets van het OCMW te kunnen krijgen. U maakt geen jacht op werkloosheid, maar u jaagt op werklozen.
De voorzitter: Mijnheer Ronse, u mag verder doen. Ik hoop dat de heer Clarinval ooit nog aan bod kan komen.
02.83 Axel Ronse (N-VA): Ik maak de synthese. We hebben boeiende debatten gevoerd, ook vandaag. Sommige collega's zoeken duizend en een redenen om de werkloosheidssteun niet in de tijd te beperken en argumenteren dat we de betrokkenen in armoede zullen storten. Dat klopt niet. Sommige collega's eisen dat we beschikken over alle mogelijke cijfers ter wereld over de impact die de maatregel zal hebben. Ook daarin gaan wij niet mee. Wij kiezen voor de maatregel, omdat we dat moeten. Er is geen enkel land in de wereld waar de werkloosheidsuitkering onbeperkt in de tijd is. Met de voorliggende programmawet verlichten we de toegang tot de werkloosheid, in vergelijking met vandaag. Na 312 gewerkte dagen in 3 jaar geven we de werkzoekenden een jaar werkloosheidsuitkering, tot maximaal twee jaar.
We zullen onze OCMW's versterken, wat inderdaad met kinderziektes gepaard zal gaan. Zal het budget volstaan of niet, de toekomst zal dat uitwijzen, maar men kan blijven rondjes draaien rond een glazen bol en kiezen voor de standstill waaronder het land al zo lang gebukt gaat. Dat doen we nu niet meer. We zullen de werkloosheidsuitkering beperken in de tijd.
We zetten hier een historische stap. Sommige collega's vragen wat we zullen doen voor de werkgelegenheid. Het werkgelegenheidsbeleid is vooral een regionale bevoegdheid. Ik vind dat Wallonië, Brussel en Vlaanderen daarin autonoom keuzes moeten maken. Wat het federale niveau vooral moet doen, is ervoor zorgen dat we competitief zijn, dat de belastingen verlagen, dat de RSZ-werkgeversbijdragen naar omlaag gaan, dat mensen die werken, netto meer overhouden door de belastingvrije som op te trekken en belastingsschijven te verruimen. Dat is de manier.
02.84 Lode Vereeck (VB): Mijnheer Ronse, u verwijt de oppositie nu plots dat ze naar cijfers vraagt. Dat is dan het verschil tussen u en mij. Ik ben een grote believer, een groot voorstander van wat men noemt evidence based policy, beleid gebaseerd op data.
Eigenlijk zegt u dat u het zult proberen, trial and error, dat u wel zult zien, dat u wel zult bijschaven als het moet. Zo handelt men niet met mensen. U zult eigenlijk een sociaal experiment uitvoeren met mensen. U moet vrij zeker zijn van uw zaak, wanneer het gaat om de sociaal-economische situatie van mensen. U moet dat berekenen, u moet weten wat er op u afkomt. Er moet voldoende geld zijn en er moeten voldoende mensen zijn om een en ander te begeleiden. het mag geen trial and error zijn op de kap van de zwakkere mensen in de samenleving.
02.85 Axel Ronse (N-VA): Zeventig procent van de Vlamingen wil dat wij de werkloosheid beperken in de tijd. Ik noteer dat het Vlaams Belang die maatregel een sociaal experiment en trial-and-error op de kap van mensen noemt. Dat is totaal absurd.
Uiteraard worden er inschattingen gemaakt van hoeveel mensen ermee aan de slag zullen gaan, hoeveel minder uitkeringen wij daarvoor zullen betalen en hoeveel extra bijdragen er zullen zijn. Niemand heeft echter een glazen bol. De economie kan niet perfect worden voorspeld. Er is een poging gedaan met dat bedrag van 8 miljard euro. Wij zullen zien wat dat zal geven.
In ieder geval is de maatregel de allerbeste die wij kunnen treffen. Ik reken erop dat ook u voor die maatregel zult stemmen.
02.86 Lode Vereeck (VB): Mijnheer Ronse, ik herhaal het ondertussen al voor de vierde keer. Het Vlaams Belang zal de maatregel steunen onder drie sociale voorwaarden, namelijk een uitzondering voor 55-plussers, voor mantelzorgers en voor werklozen in opleiding voor een knelpuntberoep.
Wij zullen de maatregel dus steunen. U maakt echter geen enkele inschatting bij de uitvoering daarvan. Zeventig procent van de Vlamingen is voorstander. Wij zijn dus ook voorstander. De belabberde uitvoering die u aan de maatregel geeft, is echter werkelijk trial-and-error. Dat is veel te risicovol, want het gaat nog altijd over mensen. Het moet veel accurater gebeuren.
02.87 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer Ronse, in uw betoog was u net gekomen bij het verlagen van de belastingen op mensen die werken. U had het over de belastingvrije som. U weet dat de huidige regering die ingreep pas plant in te voeren in 2029. Met andere woorden, straks zullen allerlei belastingen worden verhoogd met de twintig arizonataksen via de programmawet, maar de belastingverlaging voor de mensen komt er pas in 2029.
Intussen hebben we van de heer Bouchez gehoord dat hij van mening is dat de verlaging sneller moet gebeuren. De heer Van den Heuvel heeft vorige week in het debat – daarom zijn debatten interessant, mijnheer de voorzitter – aangegeven dat hij ook van mening is dat ze sneller moet gebeuren. Wat is uw positie en de positie van uw partij in dat verband?
De voorzitter: Debatten zijn heel interessant.
02.88 Axel Ronse (N-VA): Mijnheer Van Quickenborne, ten eerste, ik kan u alvast één principe meegeven dat bij wet zal worden verankerd, namelijk dat het totaal aan belastingontvangsten als percentage van ons bruto binnenlands product tijdens de huidige legislatuur niet zal mogen stijgen. Dat is een heilig principe. Er zullen echter inderdaad een aantal verschuivingen zijn.
Ten tweede, elke partij in de meerderheid wil de belastingvrije som zo snel mogelijk optrekken. Elke meerderheidspartij beseft echter ook voor welke budgettaire horror wij staan.
We hebben beslist om die horror niet aan te pakken door mensen plat te belasten of door overheidseigendommen te verkopen en die vervolgens duur terug te huren. We hebben beslist om die horror aan te pakken door meer mensen aan de slag te krijgen, door hen te activeren, door mensen niet langer afhankelijk te houden van uitkeringen en door te doen wat al zo lang nodig is. Ik reken daarvoor ook op uw steun.
02.89 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): U zegt dat de belastingdruk niet mag stijgen, maar u breekt die belofte al, want dit jaar stijgt de belastingdruk van 37,4 % naar 37,6 %. Dat is dus al één belofte die gebroken is.
U spreekt over budgettaire horror, maar volgens de cijfers van het Planbureau doet deze regering het nog slechter dan bij ongewijzigd beleid.
Nogmaals, bent u bereid om die belastingverlaging sneller te laten ingaan of wacht u tot 2029? Ik had graag een antwoord op die vraag gekregen. De andere partijen hebben al geantwoord. Waarom bent u dan de tjeef van dienst? U lijkt wel de nieuwe cd&v, die op geen enkele vraag nog wil antwoorden. Cd&v, MR en Les Engagés hebben gezegd daar wel voor te vinden te zijn. Wat zegt de N-VA? Is het ja of nee, mijnheer Ronse?
02.90 Kurt Moons (VB): Mijnheer Ronse, u richtte zich tot mijn collega met de woorden: "Ik reken erop dat u deze wet zult goedkeuren." De drie knelpunten zijn inderdaad de uitzondering voor 55-plussers, mantelzorgers en de opleiding voor alle knelpuntgroepen. Waarom stemt u niet voor onze amendementen? Waarom hebt u dat beperkt tot enkel de knelpuntgroepen in de zorg? Dat is nu toch net een sociaal rechtvaardige maatregel? Dan krijgt u onze volledige steun. Waarom doet u dat niet?
02.91 Axel Ronse (N-VA): We gaan dat niet doen. We willen de werkloosheid tout court beperken in de tijd tot twee jaar. Op vraag van een aantal coalitiepartners zijn er uitzonderingen ingevoerd. We nemen die uitzonderingen er graag bij om deze hervorming te kunnen doorvoeren. In geen enkel ander land ter wereld bestaan dergelijke uitzonderingen.
Het is rechtvaardig en we zijn er zeker van dat niemand – maar dan ook niemand – aan zijn lot zal worden overgelaten. Ofwel zullen die mensen werk hebben, ofwel komen ze terecht buiten de uitkering - wat betekent dat ze die niet nodig hebben, ofwel komen ze terecht in de bijstand. Zo simpel is het.
02.92 Kurt Moons (VB): Op dat vlak heeft Vooruit zijn slag dan niet thuisgehaald, maar voor de meerwaardebelasting zal het dan wel lukken. Met betrekking tot sociale rechtvaardigheid hebt u daar nog veel te leren.
02.93 Axel Ronse (N-VA): Collega's, ik rond af. Eerst en vooral wil ik een woord van lof uitspreken aan minister Clarinval en zijn medewerkers en ook aan minister Van Bossuyt, die onrechtstreeks toch ook meegewerkt heeft aan dit wetsontwerp.
Arizona is 120, 130 of maximaal 140 dagen actief. Weinig regeringen hebben dergelijke straffe hervormingen – ik spreek in voorwaardelijke termen – in het Parlement goedgekeurd gekregen na amper 100 tot 150 dagen. Ik hoop dat dit het vertrouwen van veel burgers in de politiek en in ons systeem van sociale zekerheid zal herstellen.
Wat is er immers frustrerender dan de hele dag hard te werken in een fabriek, in een winkel, noem maar op en weten dat men daarmee voor een stuk bijdraagt aan het in stand houden van een systeem voor mensen die het niet nodig hebben? Dat is onrechtvaardig.
Onze sociale zekerheid moet teruggebracht worden tot haar essentie, namelijk een verzekeringsprincipe voor wie brute pech heeft. In een ideale wereld, voor onze fractie althans, krijgt wie het echt nodig heeft nog veel meer dan vandaag. Dat kunnen we alleen realiseren door ons systeem rechtvaardig, correct en eigentijds te maken, net zoals dat trouwens overal elders in de wereld het geval is.
Ik begroet alle vragen over economische groei. Ik hoop ook dat die groei er zal komen, maar we moeten beseffen dat de politiek niet linea recta kan instaan voor economische groei. Wij kunnen wel randvoorwaarden creëren, waardoor het interessant is om hier te ondernemen en om hier mensen tewerk te stellen. Op dat vlak doen we het allerbeste wat we kunnen, namelijk onze economie opnieuw competitief maken.
Collega’s, ik dank u en ik hoop nog op een boeiende zitting voor de rest van de namiddag.
02.94 Marijke Dillen (VB): Collega Ronse, u bent heel fier begonnen met te zeggen dat Justitie werkt. Ik had toen al het woord gevraagd, maar de voorzitter had dat niet gezien. Geen probleem hoor, mijnheer de voorzitter. Collega Ronse, gelooft u dat nu echt? Al weken voert de magistratuur in het hele land actie wegens onderfinanciering, werkoverlast, personeelstekorten en de erbarmelijke staat van de gerechtsgebouwen. Al die acties zijn in het belang van de rechtsstaat en van de rechtszoekenden. Reeds in juli vorig jaar waarschuwden het Hof van Cassatie, het Grondwettelijk Hof en de Raad van State voor de afbraak van de rechtsstaat. Aanstaande vrijdag komt de voltallige top van de magistratuur samen om de slechte toestand van Justitie aan te kaarten. De magistraten eisen dat het Parlement en de regering de grondwettelijk gewaarborgde rechterlijke macht respecteren. Ze eisen dat eindelijk de noodzakelijke middelen worden vrijgemaakt.
Collega Ronse, is dat een Justitie die werkt?
De voorzitter: Mevrouw Dillen, mijn verontschuldiging omdat ik u daarnet niet opgemerkt had.
02.95 Axel Ronse (N-VA): Collega Dillen, ik stel u niet graag teleur, maar over Justitie staat helaas niets in de programmawet. Ik kan u wel zeggen dat ik vermoed dat iedereen hier aanwezig het ermee eens is dat er voor onze kerntaken en dus ook voor Justitie een forse inhaalbeweging nodig is.
Hoe pakt men dat echter aan in een land dat vandaag in een zeer precaire situatie verkeert? Doet men dat door hier te zitten, te hopen op een Vivaldi-bis en intussen een kookwekkertje aan te zetten tot alles compleet in de prak is gereden? Of doet men dat door de handen vuil te maken, mee te besturen met de arizonaregering, de sociale zekerheid te redden en te hervormen? What you see is what you get. Morgen zullen we stemmen over een eerste grote hervorming, met name de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Dat is iets waar onze Vlamingen al lang om vragen. Die maatregel zal zorgen voor een verbetering van onze overheidsfinanciën op termijn, wat zal leiden tot betere kerntaken, waaronder Justitie.
02.96 Marijke Dillen (VB): Collega Ronse, ik was in principe niet van plan om tussen te komen, want ik weet heel goed dat Justitie vandaag niet aan de orde is. U bent echter uw pleidooi begonnen met te zeggen dat we in een land leven waar Justitie werkt. Ik ben tussengekomen omdat ik vind dat de waarheid haar rechten heeft. We leven in een land waar Justitie – helaas, ik betreur dat – absoluut niet werkt.
U kunt uiteraard niet deelnemen aan alle commissievergaderingen, dat zou totaal onmenselijk zijn. Tijdens de plenaire vergadering bent u wel steeds aanwezig. Zodoende weet u dat om de haverklap vragen worden gesteld aan de minister van Justitie over het niet-functioneren van Justitie.
02.97 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik wil in de eerste plaats de heer Ronse danken voor het feit dat we de kans hebben gekregen om vragen te stellen en dat hij ook antwoorden heeft gegeven, niet altijd pertinent, maar hij heeft wel geantwoord.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de techniek van één minuut, één minuut, één minuut een zeer goede methode is. Het verplicht de sprekers om beknopt en to the point te zijn. Het is alleen jammer dat we die techniek niet kunnen toepassen voor de ministers, want eigenlijk moeten we die vragen niet aan de heer Ronse stellen, maar aan de ministers. Ik nodig u uit om wanneer een volgend debat wordt georganiseerd, de ministers zonder spiekbriefje en zonder medewerker op het spreekgestoelte te plaatsen. Dan is het aan hen om te antwoorden op vragen over de werkloosheid en de OCMW’s. Dat is het echte debat, collega's. Het zijn de ministers die op deze vragen moeten kunnen antwoorden, niet de heer Ronse die zijn uiterste best doet. We kennen hem intussen. Het zijn de ministers die hier moeten staan, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: Dat is iets wat ik mij het voorbije anderhalf uur ook heb afgevraagd. Vandaar dat gisteren in de Conferentie van voorzitters werd gezegd dat het wellicht de bedoeling is van de bespreking van de programmawet, een ontwerp dat uitgaat van de regering, dat de ministers in eerste instantie moeten worden bevraagd.
Ik heb vastgesteld wat ik heb vastgesteld, maar u begrijpt dat het aan het einde van deze ronde effectief aan de regering is om te antwoorden op de hier gestelde vragen.
Verder weet u dat wij in de Conferentie van voorzitters in consensus handelen. Ik probeer die consensus hier zo goed mogelijk te respecteren, weze het dat het menselijk tekort ook het mijne is. Dat zult u mij hopelijk vergeven.
02.98 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik apprecieer het dat u inderdaad probeert die consensus te bewaren. Alleen werd die consensus vorige week niet door de meerderheid gerespecteerd, maar dat is een ander debat.
Ik wil het nu alleen over de techniek hebben, mijnheer de voorzitter. U kunt alle collega’s hun vragen laten stellen. Dan kijkt de minister op zijn computerscherm wat de medewerkers daarop antwoorden en vervolgens antwoordt hij zus of zo en dat is het dan. Wat ik u zou willen vragen, is om het Parlement de mogelijkheid te geven om een minister op het spreekgestoelte te plaatsen en hem of haar dan te ondervragen met de techniek die u hebt ingevoerd, waarvoor veel lof en hulde: één minuut, één minuut, één minuut. Dan zullen we zien welke ministers standhouden en welke er eventueel door het ijs zakken.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, er is in de Conferentie van voorzitters niet gevraagd dat de ministers niet zouden mogen worden bevraagd. Daar is dus ook geen consensus over. U hebt de vraag amper gesteld en er is al aan voldaan.
Madame Thémont, vous avez la parole.
02.99 Sophie Thémont (PS): Monsieur le président, chers collègues, le chômage, ce n'est pas une faute. Ce n'est pas une déviance. Rechercher un emploi, ce n'est pas être un délinquant. Le chômage est le résultat d'un marché du travail inégalitaire dans un système économique qui ne garantit plus le droit à l'emploi. Et, face à cette réalité, l'État doit jouer un rôle fondamental, celui de protéger, d'accompagner et de soutenir.
Vous faites ici tout le contraire. Votre réforme ne renforce aucun droit, ne crée aucune opportunité. Elle vise à sanctionner, à exclure, à précariser encore davantage celles et ceux qui sont déjà en difficulté. Vous faites peser toute la responsabilité sur les personnes privées d'emploi, alors qu'elles en sont les premières victimes.
Concrètement, vous allez exclure massivement des travailleuses à temps partiel, des personnes malades, des plus de 55 ans, des jeunes, des femmes, comme beaucoup, aussi, de travailleuses de Cora qui n'ont pas 30 années de carrière à temps plein et qui, après un licenciement, si elles ne retrouvent pas du boulot dans les deux ans, vont se retrouver sans revenu parce que leur conjoint travaille. Des malades dont la période d'invalidité ne gèlera même pas la dégressivité, des jeunes qui verront leur droit à l'allocation d'insertion encore raccourci, alors même qu'un tiers des bénéficiaires du revenu d'intégration a moins de 26 ans.
Dans un contexte de précarité croissante, notamment à Bruxelles et en Wallonie, cette réforme n'est pas un ajustement technique, c'est un appauvrissement organisé. Et le plus cynique, c'est que vous prétendez agir pour l'emploi, mais l'emploi, ce n'est pas menacer, c'est construire; ce n'est pas durcir les sanctions, c'est renforcer l'accompagnement; ce n'est pas exclure ceux qui suivent une formation, c'est leur permettre de se reconvertir dignement. À l'inverse, votre réforme prévoit des conditions absurdes pour les personnes qui démissionnent et qui entament une formation dans un métier en pénurie: des délais irréalistes, une formation limitée à six mois, une obligation de réussite. En réalité, tout est fait pour décourager plutôt que pour soutenir.
Et, pour celles et ceux qui pourront bénéficier des allocations, vous aviez promis qu'elles augmenteraient en première période, pour renforcer le caractère assurantiel du chômage. Encore une promesse non tenue, puisque vous augmentez les plafonds salariaux. En conséquence, seuls les salaires les plus élevés verront une augmentation de leurs allocations. La majorité des travailleurs et des travailleuses n'en verront pas la couleur.
Vous imposez un passé professionnel de 30 à 35 ans pour bénéficier des exceptions, mais vous choisissez une méthode de calcul aux conséquences absurdes qui aboutirait à des passés professionnels différents, selon que la personne a gagné 2 000 ou 2 200 euros par mois. Où est la logique? Où est la justice? Et pendant ce temps, vous transférez la charge vers les CPAS, les communes, les services de première ligne. Vous organisez une réforme de l'État sans le dire, en repoussant toujours les plus fragiles vers le bas de l'échelle sociale.
Soyons honnêtes, cette réforme ne créera pas d'emplois. Les chiffres sont là. Rien qu'en Wallonie, on compte près de 70 000 personnes sans diplôme supérieur pour à peine 10 000 offres adaptées. À Bruxelles, c'est 54 000 pour 17 000. En Flandre, plus de 43 000 pour seulement 32 000 jobs adaptés. Le déséquilibre est structurel, il ne se réglera pas à coup de sanctions. Et pendant que vous faites tout cela, vous affaiblissez aussi les politiques régionales de l'emploi, en remettant en cause la réforme des APE, en menaçant 72 000 emplois utiles, majoritairement, encore une fois, occupés par des femmes, dans des secteurs cruciaux comme les crèches, les maisons de repos ou l'aide à la jeunesse. Vous remettez aussi en cause les cellules de reconversion qui fonctionnent et qui soutiennent, en voulant les privatiser.
Alors non, ce projet ne remet pas l'emploi au centre, il met la peur au centre. Il ne responsabilise pas les employeurs, il pèse encore un peu plus sur les épaules des travailleurs.
Nous, nous portons une autre vision, une vision qui se concentre dans la justice sociale, dans la lutte contre les formes de précarité. Nous défendons des mesures concrètes, comme les territoires zéro chômeur ou l'accompagnement renforcé des personnes les plus éloignées de l'emploi. Notre projet à nous, c'est que l'État prenne ses responsabilités, pas qu'il s'en lave les mains.
C'est pour cela qu'à la place de la réforme, nous proposons de vraies mesures pour atteindre le plein emploi, sur base de la proposition de loi qui a été présentée par mon collègue Paul Magnette en commission il y a quelques semaines. Nous introduisons une obligation d'embauche de chômeurs de longue durée dans le secteur public et les entreprises de plus de 50 travailleurs à hauteur de 3 %, avec un incitant fiscal de 1 250 euros par mois et par personne engagée. C'est une mesure qui est ambitieuse mais réaliste. Elle permettrait de remettre près de 90 000 personnes à l'emploi en tenant compte des obstacles qu'elles rencontrent: l'âge, la santé ou encore les qualifications. Elle est aussi budgétairement neutre à moyen terme, puisqu'elle remplace des allocations par des salaires et de nouvelles recettes sociales. C'est une vraie politique de l'emploi efficace, juste, respectueuse des droits fondamentaux et conforme à l'article 23 de notre Constitution.
Mais, comme nous ne sommes pas certains de vous convaincre d'abandonner l'ensemble de votre réforme, nous avons aussi déposé une série d'amendements pour limiter toutes les différences de traitement et les discriminations qui sont contenues au sein même de chacune de vos mesures.
Premièrement, sur les formations dans les métiers en pénurie, le projet prévoit une exception à la limitation des allocations mais uniquement pour les formations dans les soins de santé. Pourquoi une telle restriction? Pourquoi exclure les autres secteurs en pénurie? C'est une inégalité injustifiable. Nos amendements proposent d'élargir cette exception à toutes les formations menant à un métier en pénurie, de supprimer la limite d'une formation unique dans sa carrière, de permettre deux années d'échec, de retirer la limite arbitraire de cinq ans et surtout de remettre la main sur la liste des formations éligibles en l'adossant à des critères objectifs plutôt qu'au bon vouloir ministériel.
Deuxièmement, concernant les travailleurs et travailleuses bénéficiant d'une allocation de garantie de revenus (AGR), le projet introduit une distinction selon qu'ils ou elles travaillent à mi-temps ou non. C'est incompréhensible. Ce sont des personnes qui cumulent parfois emplois et chômage, souvent par contrainte. Alors pourquoi les sanctionner? Là aussi, nous demandons l'égalité de traitement.
Troisièmement, le projet impose une condition de 30 ans de carrière pour que les plus de 55 ans soient exemptés de la limitation dans le temps. Mais, selon les chiffres de l'ONEM, cette condition ne sera remplie que par 18 % d'entre eux et, en plus, la méthode de calcul du passé professionnel pour les temps partiels varie selon le salaire touché, ce qui crée une discrimination insensée entre travailleurs ayant eu des parcours identiques. Nous proposons donc de supprimer purement et simplement cette condition.
Quatrièmement, sur la dérogation en cas de démission suivie d'une formation, les conditions sont telles qu'elles rendent la mesure totalement irréaliste. La formation doit commencer dans les trois mois, être réussie et durer maximum six mois. Or, dans la réalité, les décisions d'exclusion arrivent souvent bien après trois mois. Les formations ne commencent pas en continu et certaines durent plus longtemps. Résultat, on empêche les reconversions dans les métiers en pénurie. C'est inefficace et contre-productif. Notre amendement supprime ces obstacles inutiles.
Enfin, le projet prévoit une augmentation des plafonds salariaux de référence, mais seuls les salaires les plus élevés en bénéficieront. Le gouvernement avait promis une revalorisation des allocations pour tous en début de chômage. Ce n'est pas ce qui se trouve, en tout cas aujourd'hui, dans les textes. Et donc, on propose ici aussi une mesure plus juste: augmenter le taux de remplacement des allocations pour la première période pour toutes et tous.
En résumé, nos amendements visent à réaffirmer le principe d’égalité de traitement et à préserver les droits de celles et ceux qui ont travaillé toute leur vie. Nous espérons en tout cas que la majorité y sera sensible.
De voorzitter: We zouden een pauze houden rond 13 uur. Als ik mevrouw Reuter nu het woord geef, zullen we daar een eind overheen gaan, zeker als haar vragen worden gesteld.
(…)
Peut-être faut-il poser une petite question … Essayons!
02.100 Florence Reuter (MR): Attendez, je n'ai pas encore commencé! On n'appuie sur aucun bouton. Je vous remercie monsieur le président.
Chers collègues, monsieur le ministre, le changement fait peur. Comme c'est le cas pour toute réforme d'ampleur, celle du chômage s'accompagne de son lot d'incertitudes, de contestations, de critiques ainsi que de psychodrames. Chaque personne concernée s'inquiète pour son avenir. C'est normal et humain, d'autant plus que les opposants à ce gouvernement ne manquent pas de noircir le tableau.
Cependant, faut-il, par peur de la protestation, revenir en arrière, nous assoir sur nos promesses de campagne et, surtout, fuir nos responsabilités? Non, parce que cette réforme est juste et nécessaire. Trop longtemps, notre pays a vécu avec un système d'allocations de chômage illimitées, sans horizon, sans conditions réelles de remise à l'emploi et surtout sans résultat!
Le président: Madame Reuter, M. Hedebouw a appuyé sur le bouton.
02.101 Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Madame Reuter, je vous entends parler de mélodrame. À ce propos, j'aimerais poser une question à la députée-bourgmestre. Vous gagnez, à la grosse louche, 7 000 euros par mois en tant que députée, ainsi que 2 000 ou 3 000 euros en tant que bourgmestre. Cela nous fait un total d'environ 10 000 euros par mois. N'avez-vous pas honte, en tant que députée, d'aller faire la leçon à des travailleurs qui perçoivent une allocation de chômage de maximum 1 300 ou 1 400 euros? N'avez-vous pas honte d'aller les pointer du doigt? Vous, les membres du MR, vous osez encore venir pointer du doigt tous ces gens qui touchent deux fois rien alors que vous vous en mettez plein les poches. C'est cela qui crée la colère. Des dizaines de milliers de personnes étaient dans les rues!
Monsieur Ducarme, je parle de vous aussi. Il faut déjà voter en respectant les règles du jeu avant de revenir ici!
Madame, je vais vous poser clairement la question. Trouvez-vous normal qu'avec l'argent que vous gagnez, vous pointiez du doigt des gens qui ont si peu d'argent?
02.102 Florence Reuter (MR): Monsieur Hedebouw, d’abord, je n’ai pas de leçons à recevoir d’un parti populiste. Quand je parle d'une réforme qui s'accompagne de psychodrames, je parle principalement des discours – des discours bien souvent faux, des discours clichés.
Vous ne connaissez pas mon histoire. Vous ne connaissez pas ma trajectoire. Vous ne connaissez pas mon parcours, et vous ne savez pas comment je suis aujourd'hui devenue députée-bourgmestre. Cela ne vous regarde pas. C'est ma vie privée. Je ne ferai justement pas de mélodrame, et je ne vais pas pleurer sur le sort de l'un ou de l'autre.
Ce que je dis, c'est qu’à un moment donné, des réformes sont nécessaires, et que chacun a le droit de choisir son destin. Chacun a le droit d'avancer et de choisir son parcours de vie.
Il me reste 15 secondes; je veux vous parler de moi. J’ai été élevée par un père, qui n'est plus là, qui a toujours dit: "J’élève deux filles pour qu'elles soient responsables, indépendantes et qu'elles ne dépendent ni de l'État ni d'un homme". C'est ce parcours-là que je poursuis aujourd'hui, et que j'espère (…)
02.103 Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Madame Reuter, ici, je ne juge pas votre carrière à vous. Je suis en train de vous expliquer que je trouve bizarre que vous organisiez des mélodrames.
Des dizaines de milliers de personnes vont être exclues du chômage et vous savez vous-même très bien qu'une majorité va se retrouver au CPAS ou dans la nature. Vous savez que vous excluez des gens uniquement avec cette logique de pointer du doigt les travailleurs qui sont victimes de notre système. C'est ça, la question importante posée aujourd'hui.
Je ne comprends pas, madame Reuter, qu'aujourd'hui vous stigmatisiez ces travailleurs sans emploi. Chasser les chômeurs ne va pas chasser le chômage!
Nous sommes des centaines de milliers de personnes à y croire dans notre pays. Oui, madame Reuter, c'est cela que je veux dire.
Le président: Madame Reuter, vous pouvez continuer.
02.104 Florence Reuter (MR): Écoutez de temps en temps, avant de lancer des discours. Quand je parle de psychodrames, je parle de ceux qui les construisent et qui sans cesse continuent avec des mensonges, des fausses informations. Vous jouez sur les peurs. Depuis toujours, vous jouez sur les peurs.
Le parti communiste joue sur les peurs depuis toujours. Vous continuez et vous préférez que les gens s'enlisent dans le chômage plutôt que de les accompagner à essayer de reprendre en main leur vie et de s'émanciper.
Car c'est en gardant les gens bien en bas que vous continuez à faire des voix. C'est pour cela que vous êtes là aujourd'hui. Et ça, moi, je ne le cautionnerai jamais.
De voorzitter: De heer Hedebouw mag repliceren. Daarna sluiten we dit af en gaan we over naar de volgende tussenkomst.
02.105 Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Madame Reuter, nous ne nous appelons pas pour rien le Parti du Travail. Nous nous battons justement pour que tous les travailleurs aient droit à un travail digne. C'est vous, le MR, qui allez supprimer les primes de nuit de tous ces travailleurs, et enlever 500 à 600 euros à tous ceux qui travaillent. C'est vous, le MR, qui bloquez les salaires des travailleurs depuis 10 à 15 ans, qui organisez le blocage total des salaires dans tous les secteurs. C'est vous, le MR, qui donnez de nombreux cadeaux aux super riches, et c'est pour cela que les inégalités grandissent dans notre pays. Allez-vous nous faire la leçon pour la défense des travailleurs? Nenni. Au MR, vous n'êtes pas les défenseurs des travailleurs. Vous êtes les défenseurs des super riches. Vous êtes le mouvement des riches: MR. C'est très clair, et vous avez menti pendant la camp électorale. Tout le monde est en train de se rendre compte que les 500 euros par mois, personne ne les aura. Minteûrs, comme on dit chez nous.
02.106 Florence Reuter (MR): C'est simple et facile. Tout ce que vous voulez, c'est contenir les gens dans la misère et ne surtout pas les aider. Nous, ce que nous voulons, c'est tirer les gens vers le haut. Et ça, c'est quelque chose dont vous êtes totalement incapables. Nous ne serons bien évidemment pas d'accord aujourd'hui, ni demain. C'est sûr. Mais tout ce que je veux, moi, c'est aider les gens à s'émanciper, et ce n'est pas en les laissant dans le chômage à vie qu'on va les y aider.
02.107 Patrick Prévot (PS): Madame Reuter, chère collègue, nous avons entendu tout à l'heure votre collègue Axel Ronse parler par slogans, par clichés. Il y a très peu de mesures concrètes in fine. Je sais que vous êtes bourgmestre de la ville de Waterloo. Vous aurez, d'après les chiffres, 432 exclus dans votre commune. Je vous sais sensible aux finances communales également et donc vous serez sensible à ne pas reporter le poids de la charge sur les finances communales. Nous avons entendu votre collègue de la N-VA dire que cela allait être indolore pour les CPAS et que cela allait être financé à 100 %. Nous savons que les discours sont divergents en fonction des partis. Ma question est toute simple. Pouvez-vous me confirmer que ce gouvernement brutal a décidé néanmoins de financer à 100 % ces exclusions du chômage après deux ans? C'est en tout cas ce qu'a dit votre collègue de la N-VA.
02.108 Florence Reuter (MR): Monsieur Prévot, je ne parle pas au nom de mon collègue de la N-VA et je répondrai simplement, comme le ministre l'a très bien fait en commission. La ministre Van Bossuyt est justement en train de préparer des mesures pour venir en aide aux CPAS.
Je vais vous donner l'exemple d'une commune gérée de manière libérale. Une commune administrée de la sorte est une commune où l'on n'attend pas d'être dans la misère pour prendre les devants. Donc, oui, nous avons déjà prévu et anticipé une aide aux CPAS pour assurer la prise en charge des 400 personnes qui seront directement concernées par la mesure. Donc, oui, nous mettons les choses en place, nous allons lancer des engagements supplémentaires et, en modification budgétaire, nous allons financer ce qui sera nécessaire pour avancer et préparer le terrain. En tout cas, encore une fois, le but n'est pas de laisser les gens au CPAS ni dans le désarroi.
02.109 Patrick Prévot (PS): Merci, madame Reuter. Je viens moi-même de Soignies, une ville gérée par les socialistes depuis 25 ans maintenant, où les taxes et les impôts locaux sont bien plus bas que dans les communes environnantes et qui est bien mieux gérée, du reste, que d'autres communes libérales, telle Braine-le-Comte qui est notre voisine.
Je n'entends que des slogans et des clichés et je rappelle que vous êtes le seul parti au pouvoir depuis 25 ans sans discontinuer. Vous avez déjà gouverné avec la N-VA, sans réussir ce que vous espérez atteindre aujourd'hui. Encore une fois, je vous sens beaucoup moins affirmative que M. Ronse quant au financement à 100 %. Je ne comprends pas qu'une bourgmestre comme vous, attentive aux finances communales, ne soit pas plus féroce dans la défense des deniers locaux et accepte sans sourciller ce report du poids de la charge sur les épaules de nos villes et communes. C'est, en tout cas, incompréhensible pour moi.
Le président: Madame Reuter, Mme Schlitz souhaite vous poser une question.
02.110 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen):
Monsieur le président, nous préfèrerions poser toutes nos questions au
ministre, mais ce moment viendra. Ce serait beaucoup plus intéressant.
De voorzitter: Dames en heren, ik herhaal nogmaals dat de minister beschikbaar is en dat hij straks bevraagd kan worden. Dat zal natuurlijk even duren, aangezien hier ook behoorlijk wat vragen aan parlementsleden worden gesteld. Wie wenst dat de minister snel aan bod komt, kan dat proces versnellen.
02.111 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Mme Reuter nous dit que nous noircissons le tableau, mais je pense qu'il faut tout simplement admettre que nous ne sommes pas d'accord. Cessez de dire en permanence que nous grossissons et exagérons les faits. Aujourd'hui, les chiffres sont là, parce que nous les avons exigés. Les analyses que nous avons faites, parce que votre gouvernement n'est pas capable d'avoir des projections sérieuses sur les répercussions de votre réforme, nous les avons.
Et donc, nous savons ce qui va se passer concrètement sur le terrain, notamment pour les personnes de plus de 55 ans, qui vont se retrouver exclues. Plus de 80 % d'entre elles vont être exclues, malgré votre promesse de les préserver. Dès lors, madame Reuter, qu'allez-vous faire pour accompagner véritablement les personnes que vous excluez? Vous aviez promis un emploi à chaque personne exclue.
02.112 Florence Reuter (MR): Une chose est sûre, c'est que nous ne serons pas d'accord, et si nous étions d'accord, nous ne serions pas là à parler d'une réforme que nous voulions mettre en place depuis déjà de nombreuses années. Donc, évidemment que nous ne sommes pas d'accord. Il y a un gouvernement que nous soutenons, dont nous soutenons les mesures d'accompagnement, et cela commence notamment par le plan d'accompagnement individualisé pour les demandeurs d'emploi. En effet, aujourd'hui, vous avez été témoin des discussions que nous avons eues sur les CPAS, et vous avez pu vous rendre compte que les demandeurs d'emploi ne sont pas souvent, en tout cas pas partout, accompagnés. Voilà la première chose à faire.
02.113 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Je vous entends, et je ne demande pas mieux que nous puissions accompagner correctement chaque demandeur d'emploi, et c'est d'ailleurs notre souhait. Comme le montrent les chiffres, plus de 70 % des personnes qui aujourd'hui sont sans emploi souhaitent activement en retrouver un. Mais lorsque, au niveau régional, vous décidez de définancer les cellules d'insertion socioprofessionnelle de 2 % et de supprimer l'indexation, les Régions sont aujourd'hui en train d'organiser des restructurations pour licencier du personnel plutôt que d'être en train d'accompagner les personnes qui vont être exclues.
Comment expliquez-vous cela? Aujourd'hui, vous avez déjà supprimé certains subsides aux CPAS, et ceux-ci sont désormais obligés de licencier du personnel plutôt que d'affecter ce personnel à l'accompagnement des personnes qui vont être exclues. Comment expliquez-vous cela? À la ville de Liège, nous sommes sous plan Oxygène et nous n'avons pas la possibilité d'engager le moindre AS de façon anticipative pour la réforme qui va arriver le 1er janvier. Comment voulez-vous que le CPAS de Liège y parvienne? Aujourd'hui, c'est la panique totale.
02.114 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Madame Reuter, vous défendez bien évidemment le gouvernement et cette mesure, vous allez le faire, vous l'avez fait aussi en commission, c'est évident, mais comment pouvez-vous expliquer que, sous la Suédoise, cet autre gouvernement auquel vous avez participé avec la N-VA notamment, votre parti était complètement opposé à la limitation dans le temps du chômage?
Qu'est-ce qui a changé au sein du MR?
02.115 Florence Reuter (MR): Je n'ai pas à répondre à cette question-là. Moi, je sais que depuis que je suis au MR, nous discutons pour essayer d'obtenir cette réforme du chômage et c'est quelque chose que je soutiens à titre personnel, mais aussi au nom de mon groupe.
Je pense que M. Piedboeuf a été assez clair lors de sa déclaration sur le budget. Je pense que le ministre Clarinval qui a quand même passé avec nous une nuit pour discuter de cette réforme a donné tous les détails. Je sais, je commence à bien vous connaître monsieur Van Quickenborne, que vous êtes capable de discuter pendant plus de quatre heures et demi pour essayer de faire traîner les choses, mais oui, nous sommes favorables à cette réforme. Je ne vais pas perdre deux jours à refaire l'histoire de la Suédoise, d'ailleurs je n'y étais pas.
02.116 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): J'étais là aussi la nuit, madame Reuter, mais la raison pour laquelle j'interviens en français et en néerlandais, c'est parce que je voudrais obtenir des réponses à mes questions. Je pense qu'il est pertinent de savoir pourquoi le MR était, il y a quelques années, contre cette réforme et que maintenant le parti la soutient. Ça c'est la réalité.
Par le passé, je me souviens que M. Charles Michel – que vous connaissez, probablement, il était premier ministre de ce pays –, était férocement contre. Tout comme le cd&v d'ailleurs. M. Kris Peeters était le saboteur en ce temps-là. Je constate qu'aujourd'hui ça a changé, il me semble donc légitime de vous poser la question, à laquelle vous n'avez, à nouveau, pas donné de réponse. C'est votre droit, mais nous continuons poser des questions.
Le président: Vous pouvez poursuivre, madame Reuter.
02.117 Florence Reuter (MR): Je vais continuer, mais je vais juste préciser qu'on peut perdre beaucoup de temps à vivre dans le passé. Moi, je vis ici et maintenant, et j'essaye de penser à l'avenir, c'est tout ce qui m'intéresse aujourd'hui.
Alors, je vais essayer de reprendre ...
02.118 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): De fait, j'apprécie que vous disiez qu'il ne faut pas toujours regarder vers le passé. Mais comment expliquez-vous que votre premier ministre, M. De Wever, ne fasse que ça? Il ne fait que comparer avec la Vivaldi.
02.119 Florence Reuter (MR): Vous lui poserez la question. Pour ma part, si vous me le permettez, je vais continuer de vous expliquer le fil de mes idées et pourquoi je défends cette réforme essentielle, ainsi que mon groupe.
Monsieur le président, je suis désolée, j'étais persuadée que nous pourrions aller déjeuner plus rapidement.
Le président: Un peu de naïveté est bon, mais…
02.120 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Madame Reuter, j'apprécie votre honnêteté, et je sens que vous vous distancez de cette technique utilisée par le premier ministre. Vous dites que vous regardez vers l'avenir, avec les libéraux. Les nationalistes, par contre, regardent vers le passé. Je vous invite à veiller à ce que vos collègues au gouvernement fassent de même, comme M. Ronse – que vous appréciez et nous aussi –, et particulièrement le premier ministre de ce pays.
Kijk naar de toekomst en niet naar het verleden. U had het over budgettaire putten, mijnheer Ronse. Budgettaire putten worden er uur na uur gecreëerd door de regering-De Wever.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, u reageert nu op de heer Ronse. De heer Ronse mag nu niet antwoorden op uw repliek. U hebt hem, toen hij daarstraks op het spreekgestoelte stond, behoorlijk ondervraagd en daartoe had u ook het recht. Blijf bij het thema.
Ik kan enkel nogmaals mijn hoop uitdrukken dat we straks de mogelijkheid zullen aangrijpen om de minister over zijn hervorming te ondervragen.
Ik wil u opnieuw het woord geven, maar dan moet u uw onderbreking richten aan mevrouw Reuter, niet aan de heer Ronse.
02.121 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik zal dat niet meer doen. Mijn excuses, collega uit Kortrijk.
Madame Reuter, regardons vers l'avenir, et pas vers le passé! Cela suffit.
Le président: Poursuivez, s'il vous plaît, madame Reuter. Sinon, il va réagir.
02.122 Florence Reuter (MR): Monsieur le président, je revendique une certaine naïveté. En fait, je crois que je commence à devenir une ancienne dans ce Parlement. Je suis arrivée en 2007; vous y étiez aussi. Je suis partie au Parlement wallon entre-temps. Vous ne me connaissez pas bien; si vous me connaissiez, vous sauriez que je ne fais pas de la politique pour dire celui-là a mal fait, celui-ci a dit ceci, la Vivaldi a dit ceci, etc. Cela ne m'intéresse pas. Alors, évidemment que je fais de la politique mais, moi, ce qui m'intéresse, ce sont les résultats, des mesures concrètes.
Comme vous ainsi que d'autres l'avez rappelé, je suis bourgmestre. Ce qui m'importe, c'est d'agir. Ce qui m'importe, c'est de réaliser des projets et de faire en sorte de regarder la politique dans le bon sens du terme, à savoir politica. C'est gérer la cité. C'est cela qui m'intéresse. Et, quand je dis que je n'ai pas envie de faire des débats politiciens, tous ceux qui me connaissent le savent. J'ai peut-être un côté atypique et un peu extraterrestre dans cet hémicycle, mais ce qui m'intéresse, ce sont des mesures concrètes et, aujourd'hui, nous parlons réellement d'une mesure extrêmement concrète, la réforme du chômage.
Si vous me le permettez, je vais donc continuer sur ma lancée.
Le président: Madame Reuteur, Mme Merckx souhaite vous interroger.
02.123 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Madame Reuter, vous dites que vous regardez le futur. En attendant, vous essayez de renvoyer la classe travailleuse au XIXe siècle.
Par ailleurs, vous avez dit quelque chose de grave. Vous avez dit que nous répandons des fake news. Pourtant, je crois que ce que nous faisons dans ce débat depuis plusieurs semaines, c'est vous amener les faits. Est-ce une fake news que 180 000 personnes vont perdre leur allocation de chômage? Est-ce une fake news que, parmi celles-ci, plus de 34 000 personnes ont plus de 55 ans? Alors que vous aviez promis que les plus de 55 ans allaient être une exception, 8 sur 10 seront quand même exclus. Est-ce une fake news? Est-ce une fake news de dire que les budgets prévus pour les CPAS sont largement insuffisants? Est-ce aussi une fake news de dire que plus d'un tiers des gens risquent d'aller au CPAS?
02.124 Florence Reuter (MR): Ces discussions, nous les avons déjà eues et, si vous me laissez poursuivre, vous entendrez peut-être mes réponses, qui se trouvent dans mon intervention.
02.125 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Madame Reuter, cette réforme est profondément injuste. Certains ici avaient promis que seraient exclus uniquement les gens qui auraient refusé une dernière offre d'emploi. Rappelez-vous, Les Engagés! Après deux ans, une exclusion si une offre d'emploi était refusée. Où se trouve la mention de cette offre d'emploi? Nulle part.
Cette réforme est injuste, sans nuances, et va plonger plein de gens dans la précarité. C'est une mesure asociale et en fin de compte, aussi, absurde. Aujourd'hui, il y a plus de 20 000 personnes au chômage qui suivent des formations et elles aussi risquent l'exclusion. Au lieu de les encourager, vous les excluez. C'est un scandale! Et nous ne soutiendrons pas votre réforme.
02.126 Anne Pirson (Les Engagés): Madame Merckx, vous n'êtes pas sans savoir que l'activation…
Le président: Excusez-moi, mais vous ne pouvez pas poser de questions à Mme Merckx, mais à Mme Reuter uniquement. Lorsque Mme Merckx prendra la parole comme oratrice, et vous aurez alors beaucoup de possibilités de l'interroger.
02.127 Florence Reuter (MR): Je persiste à dire que cette réforme est juste et nécessaire. Notre système social est sur le point de s'effondrer. Il est aujourd’hui intenable.
Le chômage n'est pas un statut, c'est une assurance en cas de coup dur, qui doit permettre de rebondir en cas d'accident de la vie. C'est une assurance qui est financée par ceux qui travaillent et qui cotisent. Et cette assurance doit être transitoire dans le temps. Le temps de se remettre du choc, le temps de se relever et le temps, enfin, de se réorienter.
Dans cette réforme, les allocations de chômage seront, les premiers mois, plus élevées pour justement permettre de faire face au choc, pour ne pas déstabiliser encore plus celui qui perd son emploi. Pour ne pas mettre en péril ses habitudes, sa famille et lui permettre plus facilement de retrouver du travail. Pour éviter que la situation de ces demandeurs d'emploi s'enlise, toute une série de mesures seront mises en place en parallèle pour les aider à se remettre en selle.
Quant à ceux qui sont au chômage depuis plusieurs années, il est évident qu'ils sont inquiets. Bien sûr que certains devront faire appel à l'aide sociale et au CPAS. Là encore, je le répète il faudra assurer notre rôle social, essentiel. Travailler main dans la main avec les Régions pour les accompagner, les inciter, les aider petit à petit à renouer avec le marché du travail.
Il faut rassurer au lieu de stigmatiser. Il n'est évidemment pas question de pointer du doigt ou de punir les chômeurs, mais de les réconcilier avec le travail et de leur redonner une place dans la société. Travailler, c'est avant tout un levier d'émancipation, de liberté. C'est une fierté de travailler. Celle de pouvoir construire un projet de vie, celle de pouvoir choisir son destin. L'emploi est essentiel pour être reconnu.
Le président: Mme Thémont a une question.
02.128 Sophie Thémont (PS): Madame Reuter, vous parlez tout le temps d'emploi, alors que vous savez qu'il y a vraiment un décalage entre l'offre d'emploi et la réalité du chômage aujourd'hui en Belgique, ou alors, vous ne connaissez pas les chiffres. On compte en effet aujourd'hui plus de 160 000 personnes peu qualifiées pour seulement 59 000 emplois disponibles, sans compter, madame Reuter et vous le savez, le contexte de licenciement massif que l'on vit aujourd'hui. Regardez la grande distribution, regardez Cora, Lunch Garden, Audi. Vous pouvez sourire. Vous êtes en train de dire que "ce n'est rien, il y aura les CPAS, il faudra qu'on soit social", alors que les CPAS sont en train de crever, qu'ils ne vont pas savoir recruter parce qu'assistant social est un métier en pénurie. Vous demandez aux CPAS de faire le travail du Forem. Est-ce cela que vous demandez? Alors, refinancez les formations, et refinancez la Région et le Forem!
02.129 Florence Reuter (MR): Les formations sont évidemment essentielles pour les personnes peu qualifiées. Par contre, allez voir, parce que vous n'en avez sans doute pas trop l'habitude, les employeurs et les PME qui pleurent pour trouver de la main-d'œuvre non qualifiée. Quant aux formations, j'en connais quelques-uns qui en suivent, les unes après les autres. Finalement, cela ne va jamais. Mais à côté de cela, il y a énormément de personnes qui cherchent désespérément un emploi et qui ont du mal à trouver, parce qu'elles ont du mal à se présenter face à un employeur, parce qu'elles ont été très longtemps éloignées du monde de l'emploi et qu'elles ne savent plus comment s'y prendre. C'est là, effectivement, que nous avons un rôle à jouer avec les Régions et les CPAS. En effet, il ne suffit pas de dire à quelqu'un: "Allez-y. Attention, vous êtes au chômage depuis longtemps, vous allez être exclu. Retrouvez du travail, allez-y, il y a des employeurs qui cherchent." Ce n'est pas comme cela que ça marche (…)
02.130 Sophie Thémont (PS): J'adore recevoir des leçons de vous, madame Reuter. C'est assez comique. J'aimerais bien alors que vous m'expliquiez comment aujourd'hui, la travailleuse de Cora va rebondir si elle arrive au CPAS et qu'elle n'a plus droit à rien.
C’est cela, la réalité aujourd'hui. Prenez 180 000 personnes, divisez par trois. Un tiers, un tiers, un tiers. Et nous avons de la chance, monsieur le ministre. Vous nous dites: en janvier 2026, vous aurez systématiquement des trimestres pour pouvoir remettre les gens au travail. Mais dans quel monde vivez-vous?
Vous me parlez de terrain, madame Reuter. Je suis bourgmestre d'une commune aussi, la commune de Flémalle. Je vous assure qu’elle est très bien gérée. Nous venons de sortir du plan de gestion, avec en plus un tiers de logements sociaux. Voyez-vous, les finances sont aussi saines quand une commune est gérée par les socialistes, malgré un taux de chômage important.
Croyez-moi, je n'ai pas attendu de vous entendre pour pouvoir remettre les gens au travail dans ma commune, et d'avoir des partenariats.
02.131 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame Reuter, je vous entends justifier une réforme sur base d'un postulat, qui est que des gens vivraient aux crochets du chômage. C'est ce que vous déclarez.
Or seulement 2 % des chômeurs aujourd'hui sont au chômage depuis plus de 20 ans. En réalité, 40 % des chômeurs retrouvent un job après un an et 36 % retrouvent un job entre un et quatre ans.
En fait, les chiffres montrent qu'il y a des success stories en Belgique. Pourquoi ne pas s'appuyer sur ces éléments-là, plutôt que de mettre en place une mesure extrêmement violente et aveugle pour tous, qui s'appuie en fait sur une minorité aujourd'hui présente en Belgique?
Vous dites aussi que c'est une logique assurancielle. Mais pourquoi alors définancer la sécurité sociale en multipliant les flexijobs et les jobs étudiants qui ne contribuent pas à la sécurité sociale?
02.132 Florence Reuter (MR): Je crois qu'il est temps de sortir des clichés. Tout simplement. Il faut sortir des clichés. C'est le méchant employeur qui exploite les employés. C'est le salarié de Cora qui ne va pas retrouver d'emploi. Pourquoi ne retrouverait-il pas d'emploi? Bien évidemment qu'il peut retrouver un emploi. Il faut juste l’y aider un tout petit peu.
Parce qu'on est libéral, forcément, on n'est pas social? Mais il faut arrêter vos clichés. C'est insupportable.
Croyez-vous vraiment que quand on reçoit à une permanence quelqu'un qui a des difficultés, on ne l'aide pas? Croyez-vous vraiment qu'on n'essaie pas d'aider les gens?
Vous me demandez dans quel monde je vis. Encore une fois, vous ne connaissez pas mon histoire, et vous ne connaissez pas l'histoire de la plupart des gens qui sont ici. Donc, ne jugez pas.
02.133 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci madame Reuter. Moi, je ne demande pas mieux que de prendre connaissance, dans ce volet emploi de la loi-programme, de ces fameuses mesures d'accompagnement. Où sont-elles? On sait aujourd'hui à quel point les travailleurs âgés sont sujets à discrimination sur le marché de l'emploi. Et que faites-vous? Vous limitez la durée du préavis, qui constitue précisément une garantie pour les travailleurs âgés et une protection contre les licenciements. Aujourd'hui, nous ne voyons pas ces mesures.
Vous nous parlez des employeurs, mais j'aurais bien aimé que, lors d'auditions – que vous avez refusées! –, les employeurs nous expliquent quelle est leur vision de l'emploi et quels sont leurs besoins. Aujourd'hui, c'est un emplâtre sur une jambe de bois que vous mettez, avec la multiplication des flexi-jobs, qui ne vont faire que définancer la sécurité sociale et qui ne créent pas d'emploi stable à long terme. Ce qu'il faut faire, c'est prendre des mesures pour créer de l'emploi de qualité, des postes dans lesquels les travailleurs se sentent bien, avec une possibilité de se projeter vers l'avenir. Et de cela, nous ne trouvons aucune trace dans vos notes.
02.134 Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Madame Reuter, vous prétendez vouloir regarder vers l'avenir, mais avec peu de faits. Je crois qu'il est quand même temps d'aller étudier ce que la littérature scientifique dit sur ce type de réformes-là. Car pousser les gens dans la misère ne les aide pas à chercher du boulot. Les gens, ils passent leur temps à survivre.
Voilà ce que reflètent la plupart des études. Et vous le savez! Vous le savez, parce qu'on a fait une expérience grandeur nature, ici en Belgique, avec le gouvernement Di Rupo et l'exclusion des allocations d'insertion. On sait ce que sont devenus les gens. Un tiers, un tiers, un tiers. Un tiers aux CPAS. Et puis le deuxième tiers, dans la nature. Ça veut dire quoi, être dans la nature? Eh bien, au Parlement wallon, le MR, votre parti, sait très bien ce que cela veut dire. Ça veut dire travailler au noir. Vous le savez. Vous savez ce que la mesure va apporter!
Et regardez M. Bacquelaine comme cela le fait rire. Parce que vous savez très bien ce que vous faites. Mais cela vous fait plaisir de toucher les travailleurs. Et cela, c'est très grave, madame Reuter. Les faits sont les faits.
02.135 Florence Reuter (MR): Ce qui est grave, c'est de maintenir les gens dans la misère pour essayer d'accroître votre électorat. Ça, c'est grave.
02.136 Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Alors, madame Reuter, si vous connaissiez quelque peu les études relatives à l'électorat du PTB, vous sauriez que ce n'est pas un électorat composé essentiellement de travailleurs sans emploi. Pourquoi? Parce que nous sommes un parti qui est basé sur une identité de classe. La classe des travailleurs. C'est pour cette raison que notre parti compte énormément de travailleurs qui ont un emploi et qui votent pour le PTB.
Deuxièmement, vous ne m'avez apporté aucune réponse sur les faits. Aucune. Vous prétendez que cela va faire du bien. Moi, je vous cite des faits scientifiques. Je vous dis un tiers, un tiers, un tiers. Votre propre parti avoue que le deuxième tiers travaillera au noir. Et vous ne répondez rien là-dessus. Pourquoi, madame Reuter? Quel est le problème qui vous empêche de répondre à nos questions? Où est le problème?
02.137 Florence Reuter (MR): Je n'ai pas de leçons à recevoir d'un parti d'extrême gauche.
Je dis que je regarde l'avenir, mais quand on regarde l'histoire, ce n'est vraiment pas du parti communiste que je dois recevoir des leçons. Lors de la réforme sur les titres-services, en 2008, nous avons pu sortir beaucoup de personnes, justement, du travail au noir en leur donnant un vrai statut. Des exemples comme ça, j'en ai mille, mais je n'ai pas envie, je n'ai pas envie de poursuivre le débat avec un parti dont l'histoire devrait l'inciter à se cacher.
02.138 Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Je propose, chers collègues, qu'au compte rendu intégral de cette séance, on prenne acte que, malgré mes multiples demandes sur des faits – parce que c'est quand même le débat que nous menons aujourd'hui –, Mme Reuter tente d'éteindre le débat en nous traitant de populistes et d'extrémistes. Croyez-vous que c'est ainsi que vous allez gagner les débats? Nous sommes en train de parler ici de la vie de dizaines de milliers de personnes.
Madame Reuter, je suis en train de vous dire aujourd'hui que votre propre parti est conscient que cette réforme va plonger l'immense majorité de ces gens dans la misère et vous ne savez que répéter en boucle: "Oui, mais ça va aller"! Mais ce n'est pas ainsi qu'on fait de la politique, madame Reuter. Il faut venir avec des faits, étudier, écouter les gens du terrain et arrêter de stigmatiser les travailleurs qui n'ont pas d'emploi et aider plutôt l'ensemble des travailleurs.
02.139 Ridouane Chahid (PS): Madame Reuter, vous avez dit tout à l'heure: "Je comprends, le changement fait peur et inquiète". L'inquiétude se propage jusque dans vos propres rangs puisque le ministre-président wallon, Adrien Dolimont, a dit qu'il attendait des réponses pour le mois de juillet par rapport aux différents points noirs soulevés par les mesures de David Clarinval, le ministre qui est face à nous.
La question – qui est simple et qui avait d'ailleurs été soulevée par un vice-premier que vous connaissez aussi – découlait du constat suivant: "Le gouvernement ne crée pas de l'emploi, il crée les conditions pour permettre la création d'emplois". Donc, comment allez-vous créer les conditions pour que les 100 000 personnes que vous excluez – puisque vous n'accompagnez pas, vous excluez – puissent retrouver un travail?
Nous ne sommes pas dans la stigmatisation, nous cherchons à connaître les mesures concrètes que vous allez mettre sur la table pour faire en sorte que les travailleurs de Cora, qui ont plus de 55 ans, qui ont travaillé parfois plus de 30 ans (...)
02.140 Florence Reuter (MR): Je ne sais pas si c'est moi, mais nous avons déjà eu ce débat. J'entends encore M. Clarinval répondre pas plus tard que la semaine dernière. Je ne sais plus qui m'avait interrogé au sujet des chômeurs âgés de 55 ans ainsi que de toutes les mesures d'accompagnement qui vont être prises pour les Régions. Ces discussions ont déjà eu lieu. Non, vous n'allez évidemment pas me convaincre, mais tous ces débats ont eu lieu. S'agissant de l'aide à apporter aux CPAS, Mme van Bossuyt va venir nous en parler. Je ne comprends pas. Vous tournez en rond. Je ne sais pas qui a connu les disques rayés, mais c'est ce que vous faites aujourd'hui. Vous répétez sans cesse les mêmes arguments. Nous vous avons répondu 150 000 fois en commission, en plénière, lors des questions d'actualité. Vous tournez en rond! Le disque est rayé! Il est temps d'en changer et d'essayer de (…)
Le président: Monsieur Chahid?
02.141 Ridouane Chahid (PS): Madame Reuter, personnellement, je suis passé au streaming; donc, je ne connais pas le disque rayé. Ensuite, si nous vous posons ces questions, c'est tout simplement parce que nous n'avons pas obtenu de réponses. Le plus inquiétant est non seulement que vous n'apportiez pas de réponses, mais surtout que vous ne répondiez pas à vos camarades libéraux, puisque le ministre wallon de l'Emploi et de l'Économie disait encore, voici quelques semaines, que la Wallonie ne serait pas la vache à lait des mesures prises par le gouvernement fédéral. Donc, la question est simple: qui va payer? Monsieur Ducarme, nous savons que cette mesure vous met mal à l'aise, il n'y a pas de problème. Qui va payer pour faire en sorte que les CPAS puissent bénéficier des conditions nécessaires? Vous avez déclaré que les communes allaient se rabattre sur les Régions. Encore une fois, on va affaiblir la Wallonie et Bruxelles et enrichir la Flandre.
De voorzitter: Ik heb niet langer de illusie dat er naar mij geluisterd wordt, maar ik herhaal dat de minister straks bevraagd kan worden, mocht hij ooit aan bod komen. (Samenspraak op de banken)
Collega's, het duurt al lang genoeg. Gelieve niet te interveniëren zonder micro.
02.142 Sophie Thémont (PS): Vous nous dites qu'on a fait le débat, mais dans quelles conditions avons-nous dû débattre? On a passé une nuit pour finalement ne pas obtenir de réponses et je vais donc répondre à votre place. Vous dites que vous allez créer de l'emploi, et vous allez supprimer les primes du travail de nuit entre 20 h et minuit; vous allez augmenter les heures supplémentaires sans sursalaire; vous allez supprimer les RCC; vous allez étendre les flexi-jobs qui deviennent la norme et, qui plus est, vous avez augmenté les heures d'étudiants – 650 heures –, parce que c'est normal de travailler comme étudiant, mais les week-ends ça prend quand même la place des travailleurs.
Et vous nous dites qu'on stigmatise les employeurs, mais vous ne cherchez pas à améliorer les conditions d'emploi dont vous êtes si fiers, madame Reuter! Vous cherchez plutôt à faire des cadeaux aux employeurs et surtout à appauvrir les gens en créant une main d'œuvre qui est totalement bon marché, et donc nous n'allons pas non plus accepter n'importe quoi, parce nous avons toujours été, nous aussi, du côté des travailleurs et des travailleuses.
02.143 Florence Reuter (MR): Mais c'est assez simple, je suis désolée, vous vous répétez sans cesse tout en étant à court d'arguments. J'ajoute aussi une précision: moi je n'ai pas de camarades, je n'ai que des amis politiques, c'est très différent. Je vais continuer, si vous me le permettez.
Le président: Mme Thémont peut encore réagir.
02.144 Sophie Thémont (PS): Et vous êtes terribles, parce que vous n'avez aucun argument! C'est ça qui est fou, vous ne savez pas répondre aux questions, vous n'êtes même pas ouvertes au débat, vous vous reposez vous-même les mêmes questions.
Madame Reuter, je l'ai dit à monsieur Ronse tout à l'heure, 7 780 emplois perdus au premier trimestre 2025 et tout ce que vous trouvez à faire, c'est mettre 180 000 personnes dehors sans avoir créé un seul emploi dans le contexte des licenciements massifs dans lequel nous sommes aujourd'hui. C'est ça votre réforme, plonger les gens dans la pauvreté!
Le président: Je pense que M. le ministre peut se préparer car il y a déjà quelques questions qui ont été posées.
02.145 Florence Reuter (MR): Qu'est-ce que vous voulez? Vous répétez sans cesse vos idées toutes faites. Alors oui, les clichés, les clichés ...
Le président: Madame Reuter, la réponse a déjà été donnée. Vous pouvez donc poursuivre votre exposé.
02.146 Florence Reuter (MR): Je vais donc terminer, essayons d'avancer même si je sais que je ne convaincrai pas tout le monde, en tout cas sur les bancs de l''opposition. Je souhaite quand même pouvoir expliquer à la fois le ressenti de cette réforme et pourquoi je crois en celle-ci, et pourquoi mon groupe y croit sincèrement et fermement. La raison est que l'emploi est essentiel pour notre économie, mais c'est aussi, quoi qu'on en dise, le seul moyen de protéger les plus vulnérables.
Nous avons la responsabilité de dynamiser le marché du travail, d'encourager l'insertion socioprofessionnelle, mais il faut à cette fin une approche non pas dogmatique, non pas idéologique, mais pragmatique. Il faut assurer, encore une fois, la soutenabilité de notre système social. Et nous avons ce devoir, comme je l'ai dit en commission d'ailleurs, de résoudre ce paradoxe: 320 000 demandeurs d'emploi inoccupés face à 176 000 postes vacants.
C'est un décalage, un véritable décalage entre l'offre et la demande qui doit être corrigé. Ensuite, et ça c'est un vrai marqueur libéral: il est temps de remettre l'effort au premier plan, le courage, la volonté de ceux qui travaillent chaque jour sans dépendre des aides de l'État. Il faut récompenser ceux qui cotisent pour notre système de sécurité sociale, ceux qui payent des impôts, et ceux qui se sentent, il faut bien dire, parfois abandonnés, découragés, devant un système capté par les abus. Alors évidemment que la plupart des chômeurs ne le sont pas par choix. Et non, tous ne profitent pas du système. À nous dès lors de les aider, de les orienter, mais non pas en enfermant les gens dans une dépendance aux aides sociales. Ce n'est pas comme ça que nous allons les aider, nous devons défendre une certaine équité.
02.147 François De Smet (DéFI): Chère collègue, cet argument, le décalage entre les 300 000 demandeurs d'emploi et les 175 000 métiers en pénurie, revient souvent. Il s'agit de chiffres réels et vous les citez abondamment. Je suis étonné que le MR les cite aussi souvent. On dirait une vision assez mécanique, de vases communiquant, presque marxiste du marché de l'emploi. Un peu comme si chacun de ces emplois allait pouvoir se remplir et comme si, d'un coup de baguette magique, vous alliez pouvoir transformer quelqu'un qui est au chômage depuis x années dans l'un des métiers en pénurie: ingénieur aérospatial, enseignant ou soignant. À part pour les soignants, où vous avez fait l'effort, vous excluez de la possibilité de formation – à part pour les formations en cours jusqu'à la fin de l'année – tous ceux qui veulent se former.
N'y a-t-il pas quelque chose – pardon de la question provocatrice – de non libéral d'exclure à ce point la possibilité pour les autres formations pour toutes ces personnes parvenues à prendre un des 175 000 emplois. Sans cela je crains que les 300 000 – je ne crois pas non plus à la théorie des trois tiers mais, on verra – ne comblent pas les métiers en pénurie. On peut comprendre la justesse de vos intentions mais le reproche que l'on vous fait, qui est que vous ne créez pas d'emploi ou que vous ne créez pas la formation à côté pour créer de l'emploi, ne constitue-t-il pas un argument qui vous frappe?
02.148 Florence Reuter (MR): Monsieur De Smet, je suis la première à dire que, souvent, vous avez des analyses très justes mais, là, je suis assez déçue du simplisme de la réflexion. Évidemment que nous n'allons pas prendre un demandeur d'emploi parmi les 320 000 et le mettre dans des cases. Bien sûr que non! Bien sûr qu'il y a d'autres moyens de remplir et de répondre à ces métiers en pénurie et à ces postes inoccupés, notamment par des formations. Mais il ne faut tout de même pas oublier qu'il y a énormément de jeunes aussi dans les demandeurs d'emploi qui ont zéro formation et qui, eux, peuvent tout à fait être réorientés. On ne va pas prendre un ingénieur pour le mettre dans un emploi qui n'est absolument pas compatible. Ne me faites pas dire ce que je n'ai pas dit.
Je suis donc assez surprise de la réflexion. Dit comme cela, en effet, cela paraît extrêmement simpliste. Mais il y a tout de même énormément de personnes qui pourraient gentiment et sans être contraintes ou forcées…
02.149 François De Smet (DéFI): Sauf que, collègue Reuter, la grande partie des exclus, contrairement d'ailleurs à vos engagements de campagne et à ce que l'on pensait au début des accords du gouvernement, vont être les plus de 55 ans. Donc, finalement, une toute petite partie est au chômage depuis 20 ans. Il n'est pas acceptable que les gens soient au chômage depuis plus de 20 ans – on est d'accord – mais une très grande partie aura travaillé 30 ou 35 ans et va quand même se retrouver exclue après deux années. Pour les jeunes, je vous suis, mais pour ceux-là, je trouve que le gouvernement, dans ses mesures, fait comme s'ils, soit n'existaient pas, soit pourraient se transformer, avec ou sans formation, dans un des métiers en pénurie. C'est une fiction et une fiction aussi forte que celle de vos huit milliards d'effets retour qui, à mon avis, va se mesurer à la fin de la législature non pas en frémissements ou en explosion du taux d'emploi, mais en frémissement et en explosion du taux de pauvreté. J'espère que les faits me donneront tort mais nous verrons bien dans trois ou quatre ans.
02.150 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame Reuter, je voudrais des précisions quant à votre déclaration. Êtes-vous en train de nous dire ici qu'un demandeur d'emploi qualifié ne sera pas forcé d'accepter un emploi qui ne correspond pas à sa qualification? Est-ce qu'un ingénieur ne sera pas forcé d'accepter un emploi qui ne correspond pas à son diplôme d'ingénieur et sera exempté de sanction d'exclusion s'il refuse le métier qu'on lui propose? Je pense que cela soulagerait beaucoup de personnes d'entendre qu'elles ne vont pas être forcées de travailler dans des métiers autres que ceux pour lesquels elles ont décidé de se destiner, de se former, et de se projeter dans la vie.
02.151 Florence Reuter (MR): Votre raisonnement est simpliste, encore une fois. J'ose croire qu'un ingénieur, formé, avec de l'expérience, qui est au chômage depuis plus de deux ans, aura d'autres possibilités que d'accepter un travail extrêmement peu qualifié. On ne brade pas les compétences et les expériences des gens.
Je voudrais ajouter, et répondre en même temps à M. De Smet, qu'il n'y a pas que des emplois de salariés, que quitter un emploi et retrouver le même ailleurs. De nombreuses études montrent les changements d'orientation des plus de 50 ans. Énormément de personnes qui quittent une entreprise, par choix ou non, ou à la suite d'une restructuration, se réorientent eux-mêmes pour justement valoriser une expérience avec l'âge, des qualifications, des diplômes importants, et surtout des compétences.
02.152 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame Reuter, je constate que, à nouveau, vous ne répondez pas à la question. C'est vous qui avez parlé d'ingénieur, c'est pourquoi j'en ai parlé dans ma question, mais cela peut valoir pour d'autres diplômes ou d'autres compétences acquises, sans forcément avoir un diplôme à la clé.
Le ministre Clarinval a expliqué qu'il avait un ami restaurateur, qui avait quelques chambres à louer à l'étage et ne trouvait personne pour faire le ménage. Par exemple, une travailleuse de chez Cora qui a perdu son emploi à Liège sera-t-elle contrainte d'accepter ce travail dans la région de M. Clarinval et, si elle refuse, sera-t-elle exclue du chômage? Nous n'avons jamais de réponse concrète sur la façon dont vous allez réellement gérer les choses au quotidien et c'est extrêmement inquiétant pour toutes les personnes qui sont derrière les chiffres de ce projet que vous êtes en train de mettre en place.
02.153 Florence Reuter (MR): On va essayer de sortir de ceci. Je ne qualifierais même plus ceci de clichés mais plutôt de caricatures, parce qu'au-delà de la fameuse justice sociale qu'on évoque depuis le début de ce débat, la réforme, soyons sérieux, s'impose dans un contexte budgétaire que nous n'avons pas le droit d'ignorer. Notre pays est confronté à des défis économiques majeurs avec un déficit public élevé. Aujourd'hui, près de 60 % des demandeurs d'emploi à Bruxelles, 47 % en Wallonie, perçoivent des allocations depuis plus de deux ans. Il ne s'agit plus ici d'un filet de sécurité. C'est une situation qui, encore une fois, s'enlise au risque de ne plus pouvoir garantir la solidarité à ceux qui en ont réellement le plus besoin.
Mettre fin au chômage illimité dans le temps, c'est également une mesure cohérente, cohérente par rapport au reste de l'Europe: la France où la durée d'indemnisation est limitée à 18 mois, l'Allemagne à 15 ou encore le Danemark, pays dont le modèle social est si souvent pris en exemple, où le chômage est limité à 24 mois. Ce que nous faisons ici, c'est mettre fin à une exception belge qui n'a plus lieu d'être.
Alors, je vais terminer peut-être le chapitre chômage limité à deux ans pour évoquer deux aspects de la loi-programme qui me tiennent particulièrement à cœur.
Il y a, d'une part, le statut des artistes qui est préservé. C'est essentiel, même si j'estime que le système de chômage n'est pas le plus adapté parce qu'un artiste qui crée n'est pas un chômeur. Mais, en attendant, nous réaffirmons notre soutien à tous ceux qui portent l'art et la culture au quotidien.
D'autre part, je me félicite de l'accès au congé parental pour les familles d'accueil car ces parents assument les mêmes responsabilités éducatives et affectives que n'importe quels autres parents. Voilà donc qui corrige une injustice et qui envoie un signal fort à ces familles qui s'engagent, elles, pour les autres.
C'est exactement cela, une politique sociale digne de ce nom: protéger sans discriminer, valoriser sans exclure.
Nous allons donc soutenir avec force cette
réforme car c'est une chance pour tous. Elle ne retire rien à ceux qui sont
dans le besoin. Elle leur donne les moyens de s'en sortir, elle ne stigmatise
personne, elle responsabilise au contraire chacun. En votant cette réforme,
chers collègues, nous renforcerons notre modèle social en le rendant plus
juste, mais surtout plus efficace et plus durable. Je vous remercie. (Applaudissements)
De voorzitter: Collega's, we zien elkaar over een uur terug voor de voortzetting van de debatten.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering woensdag 25 juin 2025 om 14.40 uur.
La séance est levée. Prochaine séance le mercredi 25 juin 2025 à 14 h 40.
De vergadering wordt gesloten om 13.37 uur.
La séance est levée à 13 h 37.
De bijlage is opgenomen in een aparte brochure
met nummer CRIV 56 PLEN 053 bijlage. |
L'annexe est reprise dans une brochure séparée,
portant le numéro CRIV 56 PLEN 053 annexe. |