KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 PLEN 096
CRIV 50 PLEN 096
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
woensdag mercredi
20-12-2000 20-12-2000
10:00 uur
10:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Berichten van verhindering
1
Excusés
1
BEGROTINGEN (VOORTZETTING)
1
BUDGETS (CONTINUATION)
1
Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar
2001 (904/1 tot 5 en 906/1)
1
Budget des voies et moyens pour l'année
budgétaire 2001 (904/1 à 5 et 906/1)
1
- Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor
het begrotingsjaar 2001 (905/1 tot 35)
1
- Projet de budget général des dépenses pour
l'année budgétaire 2001 (905/1 à 35)
1
Hervatting van de algemene bespreking
1
Reprise de la discussion générale
1
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen, Jean-Jacques Viseur, Koen
Bultinck, Pierrette Cahay-André, Luc
Goutry, Annemie Van de Casteele, Magda
Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu, Jean-Marc
Delizée, Anne-Mie Descheemaeker
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions, Jean-Jacques
Viseur, Koen Bultinck, Pierrette Cahay-
André, Luc Goutry, Annemie Van de
Casteele, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement, Jean-Marc
Delizée, Anne-Mie Descheemaeker
Persoonlijk feit
31
Fait personnel
31
Sprekers: Luc Goutry, Joos Wauters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Luc Goutry, Joos Wauters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
BIJLAGE
39
ANNEXE
39
MEDEDELINGEN
39
COMMUNICATIONS
39
COMMISSIE 39
COMMISSION
39
V
ERSLAG
39
R
APPORT
39
SENAAT 39
SENAT 39
O
VERGEZONDEN WETSONTWERPEN
39
P
ROJETS DE LOI TRANSMIS
39
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
PLENUMVERGADERING SÉANCE
PLÉNIÈRE
van
WOENSDAG
20
DECEMBER
2000
10:00 uur
______
du
MERCREDI
20
DÉCEMBRE
2000
10:00 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.03 uur door
de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.03 heures par M.
Herman De Croo, président.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering
is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présente lors de
l'ouverture de la séance:
Laurette Onkelinx.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen
in bijlage bij het integraal verslag van deze
vergadering opgenomen worden.
Une série de communications et de décisions
doivent être portées à la connaissance de la
Chambre. Elles seront reprises en annexe du
compte rendu intégral de cette séance.
Berichten van verhindering
Excusés
Elio Di Rupo, Geert Versnick, buitenslands / à
l'étranger.
Begrotingen (voortzetting)
Budgets (continuation)
01 Rijksmiddelenbegroting voor het
begrotingsjaar 2001 (904/1 tot 5 en 906/1)
-
Ontwerp van algemene uitgavenbegroting
voor het begrotingsjaar 2001 (905/1 tot 35)
01 Budget des voies et moyens pour l'année
budgétaire 2001 (904/1 à 5 et 906/1)
- Projet de budget général des dépenses pour
l'année budgétaire 2001 (905/1 à 35)
Hervatting van de algemene bespreking
Reprise de la discussion générale
De algemene bespreking is hervat.
La discussion générale est reprise.
Wij zetten de algemene bespreking voort met de
sectoren Sociale Zaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu, Tewerkstelling en Arbeid en
Pensioenen.
Nous poursuivons la discussion générale par les
secteurs Affaires sociales, Santé publique et
Environnement, Emploi et Travail et Pensions.
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik beken
dat de CVP-commissarissen in de commissie voor
de Sociale Zaken in hun oppositierol tekort zijn
geschoten door ermee akkoord te gaan de
besprekingen en de toelichting in de commissie te
laten starten ofschoon wij van enkele
beleidsbrieven slechts een voorlopige versie
hadden.
Ik beken dat de CVP-commissarissen in de
commissie voor de Sociale Zaken als grootste
oppositiepartij te kort zijn geschoten, omdat zij hun
oppositierol niet tot het uiterste hebben gespeeld.
Zij waren steeds aanwezig en namen actief deel
aan alle vergaderingen, op welke dag en welk
onaanvaardbaar uur ook. Ik overdrijf geenszins
wanneer ik stel dat de meerderheid daarentegen
niet in aantal was op meer dan de helft van de
commissievergaderingen. De aanwezigheid
vanochtend in deze plenaire vergadering getuigt
van dezelfde enorme belangstelling. Mijnheer de
voorzitter, af en toe blikt u nostalgisch terug op uw
verleden, toen de begrotingsbesprekingen in de
Kamer voor meerderheid en oppositie nog het
belangrijkste ogenblik van het politieke jaar
vormden.
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
In de commissie voor de Sociale Zaken hebben
wij, als oppositiepartij, enkel bij hoge uitzondering
en alleen wanneer de afwezigheid van de
meerderheid te flagrant was en bleef aanhouden,
de bespreking laten schorsen. En dan nog! De
schorsingen duurden nooit langer dan de tijd die
de meerderheid nodig had om zich minstens
numeriek als meerderheid te vertonen. Ik heb
meer schuld bekend dan de premier in de
beleidsverklaring. Ik zit dus goed in de nieuwe
politieke cultuur.
Ik wil er alleszins aan toevoegen dat deze gang
van zaken ons er zeker niet toe aanzet om de
voortdurend constructieve houding van de CVP-
mandatarissen in de commissie voor de Sociale
Zaken onverminderd vol te houden. Bovendien
meenden collega's ons de "wijze les" te moeten
geven dat de hoofdopdracht van een
parlementslid, een verkozen
volksvertegenwoordiger, eigenlijk niet hier in de
Kamer ligt. Mijnheer de voorzitter, hiermee heb ik
bekend. Ik zeg alleen dat wij geen spijt hebben en
ik kan dus ook geen vergiffenis vragen.
De voorzitter: Mevrouw, volgende week is het
Kerstmis, niet Pasen.
01.02 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ook met Kerstmis is er een grote
biechtviering.
Wat het onderdeel werkgelegenheid betreft, wil ik
de minister danken omdat zij ons in de commissie
op dit onchristelijk uur correct van antwoord heeft
gediend. Mevrouw de minister, de wereld heeft
intussen echter niet stilgestaan. Het ontwerp van
interprofessioneel akkoord waarvan wij bij de
bespreking in de commissie net kennis hadden
genomen, bevindt zich intussen in een later
stadium. Wij hebben vernomen dat de regering de
inhoud van het interprofessioneel akkoord
aanvaard heeft en het bij monde van de eerste
minister zelfs toegejuicht heeft.
De regering heeft alle elementen aanvaard, wat
betekent dat er twee enorme uitdagingen zijn. Ten
eerste is er het toepassingsgebied en de
verhouding daarvan tot de beleidsnota die
geschreven werd op een ogenblik waarop er nog
geen ontwerp van interprofessioneel akkoord was.
Ten tweede gaat het om de gevolgen van het
volledig aanvaarden van het ontwerp van
interprofessioneel akkoord op de begroting.
Uiteraard is dit geen neutrale situatie.
Wij hebben in de commissie ook over de
toepassingsmodaliteiten kunnen spreken, maar de
regering had het akkoord toen nog niet aanvaard.
Mevrouw de minister, de vijf gesloten enveloppen
die u in de begroting ingeschreven had en die u
ook hebt toegelicht in de beleidsverklaring, zullen
door het aanvaarden van het interprofessioneel
akkoord opengebroken moeten worden. Wij
hebben de eerste minister en u er bij de
beleidsverklaring reeds op gewezen dat de
gesloten enveloppen een onhoudbare situatie
zouden vormen, rekening houdend met het feit dat
lineaire maatregelen niet meer passen in onze
gemeenschappelijke zoektocht om de kwaliteit
van het leven te bevorderen en de arbeid met het
gezin en andere levensuitdagingen te combineren.
De sociale partners hebben dat ook bevestigd.
Mevrouw de minister, rekening houdend met het
aanvaarden van het interprofessioneel akkoord
zullen de vijf enveloppen waarschijnlijk
opengebroken moeten worden. Hoe verhoudt dit
zich tot het feit dat wat in uw beleidsbrief en de
begroting staat qua data en invoeringstermijnen
verschilt van het interprofessioneel akkoord?
Mevrouw de minister, ik heb u het voorbije
anderhalf jaar herhaaldelijk vragen gesteld over
de problematiek inzake de oudere werknemers,
namelijk hoe vissen wij werknemers, die op
oudere leeftijd werkloos zijn geworden, opnieuw
op en welke preventieve maatregelen zullen
worden genomen om te voorkomen dat oudere
werknemers worden uitgesloten? In uw
beleidsnota is daarvan gelukkig een eerste aanzet
terug te vinden en ook de sociale partners in het
interprofessioneel akkoord doen hetzelfde.
Mevrouw de minister, ik vraag u toch - en dat
hebben wij ook in de commissie gevraagd - om dit
zo vlug mogelijk te concretiseren.
Kunt u ook een antwoord verstrekken op de vraag
welke instrumenten zullen worden gehanteerd om
dit te concretiseren? Ik wil ook pleiten voor een
grotere coherentie tussen de ministers. U zult mijn
verwondering misschien delen over het bericht in
de pers van vorige week, met name dat minister
Flahaut premies aan militairen, ouder dan 40 jaar,
zal geven om toch maar te willen vertrekken. U
zou premies geven om na 45-jarige leeftijd terug
in dienst te treden. Van twee zaken een, mevrouw
de minister. In de beleidsnota konden we lezen
dat het hangende wetsvoorstel inzake het
outplacement de sympathie van de regering heeft.
Inzake de uitwerking wordt het echter tijd dat men
weet hoe men dit zal concretiseren. Men kan
immers geen premies blijven geven, enerzijds, om
te willen vertrekken en, anderzijds, om te willen
terugkomen. Dat klopt niet.
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Het verheugt ons dat ook in het interprofessioneel
akkoord de duidelijke keuze wordt gemaakt om de
afstand tussen het brutoloon en het nettoloon te
verkleinen en dus de koopkracht te verhogen,
zodat ook de mensen die tegen iets meer dan het
gewaarborgd minimum maandloon werken,
gemotiveerd blijven. Ook de sociale partners zijn
op hun woorden teruggekomen om met name
deze overbrugging via de fiscale weg en via de
forfaitaire beroepskosten te realiseren. Kunt u ons
terzake een timing geven, vermits de regering dit
voorstel heeft aanvaard? Hoe zal dit zich
verhouden tot de globale belastinghervorming?
Mevrouw Pieters zal het over de administratieve
vereenvoudiging hebben. Eén voorstel in de
beleidsnota, maar ook van de sociale partners in
het interprofessioneel akkoord, wil onze fractie
toch ondersteunen, namelijk de stroomlijning van
de bijdrageverlagingen en de
tewerkstellingmaatregelen. Maanden geleden
dienden wij daartoe immers een wetsvoorstel in. Ik
hoop dat dit voorstel op korte termijn, eerst in de
commissie voor de Sociale Zaken, daarna in de
plenaire vergadering van deze Kamer zal worden
besproken.
Mevrouw de minister, op één vraag in de
commissie kon u mij geen antwoord verstrekken.
Ik hoop dat u dat nu wel kunt doen. Het betreft
een bepaling in het interprofessioneel akkoord
inzake het vakantiegeld voor de jonge
werknemers. In het interprofessioneel akkoord
zou de kostprijs -
waar dit aanvankelijk wat
sibillijns was, wordt dit nu stilaan duidelijker - door
de RVA worden gedragen, a rato van een
vergoeding van 60% met een bonus van 5%, dus
65% te betalen door de RVA. Mevrouw de
minister, kunt u mij nu zeggen wie
verantwoordelijk is voor de financiering? Wordt dit
van de gewone middelen van de RVA
afgetrokken, of is er een extra dotatie vanuit de
algemene middelen? Hoe zal dit gebeuren?
Inzake de nieuwe arbeidsorganisatie heb ik cijfers,
die u ons in commissie hebt gegeven, nog eens
herlezen. Wie werkt nu nog in een 39-urige
werkweek of meer? Wat zal het kosten om in
2003 een 38-urige werkweek in te voeren?
De sociale partners tellen 204.000 mensen die
nog altijd meer dan 38 uur per week werken. Het
cijfer dat u in uw beleidsbrief geeft, samen met de
aanpassingen die u ons in commissie gegeven
heeft, wijkt sterk af van dat aantal. Als de sociale
partners gelijk hebben, geldt dit ook voor het
benodigde bedrag: u hebt 472 mijloen
ingeschreven om de 38-urenweek te realiseren.
Als het aantal van 204.000 mensen juist is, dan
moet het bedrag van 472 miljoen merkelijk worden
verhoogd.
Zo kom ik tot de onderwerpen
loopbaanonderbreking, tijdskrediet en tijdsparing.
Wij hebben altijd gezegd, mevrouw de minister,
dat onze partij aan voorstellen over een nieuwe
arbeidsorganisatie steeds zou meewerken. De
inhoud van uw beleidsbrief en het
interprofessioneel akkoord doet ons echter de
wenkbrauwen fronsen.
Ten eerste, op onze vraag in de commissie over
tijdsparen was uw antwoord dat u deze materie
zou nakijken. De sociale partners zeiden dit
onderwerp in de NAR te zullen onderzoeken, maar
in uw beleidsbrief hebt u het er concreet over. U
weet dat wij voorstander zijn van het systeem van
tijdsparen. Wij willen wel een antwoord krijgen op
de vraag wat er gebeurt met het opgespaarde
krediet wanneer mensen van onderneming
veranderen of wanneer een onderneming in faling
gaat. Wat zal daarmee gebeuren? Ik heb u in dat
verband ook het voorbeeld gegeven van het
Fonds voor sluiting van ondernemingen dat zelfs
niet meer tussen zou komen om dit te dekken
vermits dat te veel zou kunnen kosten.
Een tweede opmerking betreft het tijdskrediet voor
loopbaanonderbreking en de vier vijfden. We
moeten die twee onderwerpen eigenlijk samen
bekijken. Mevrouw de minister, ik vraag mij af of ik
het ontwerp van interprofessioneel akkoord
verkeerd begrijp. Als ik het ontwerp vergelijk met
de huidige situatie, is het inderdaad zo dat er een
absoluut recht komt op 1 jaar tijdskrediet en dat
de sociale partners in ondernemings-CAO's of
sectorale CAO's dit zouden kunnen verhogen tot 5
jaar. Dat moet dan het alternatief zijn voor de 3%
die we nu hebben. Er zijn sectoren en
ondernemingen waar wij het in de praktijk moeilijk
hebben om de 3% te laten toekennen. Diezelfde
ondernemingen en sectoren zullen evenmin
geneigd zijn om die periode van 1 jaar uit te
breiden naar meerdere jaren. We dreigen dus van
de regen in de drop te komen.
Een derde opmerking betreft de tegemoetkoming
voor het opvoeden van kinderen. Op dit moment
zit er in de stelsels van loopbaanonderbreking een
positieve tegemoetkoming voor het opvoeden van
kinderen. Positief zowel in de duurtijd van de
loopbaanonderbreking als in de omvang van de
vergoeding. Ofwel begrijp ik het interprofessioneel
akkoord verkeerd - het zou mij verheugen mocht
ik het verkeerd verstaan hebben -, ofwel is het
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
effectief zo dat die gezinsvriendelijkheid bij de
maatregelen rond tijdskrediet en
loopbaanonderbreking verdwenen zijn. Ik zou daar
dus graag een antwoord op hebben, zowel wat
betreft de duur als de omvang van de uitkering.
Wat de opleidingsinspanningen voor de
werknemers betreft, mevrouw de minister, moeten
we het Europees gemiddelde halen van 1,9. De
sociale partners hebben zich in het ontwerp van
interprofessioneel akkoord als streefdoel gesteld
tegen de einddatum van dit akkoord 1,6 te halen.
Mevrouw de minister, ik denk dat u de sociale
partners tot een grotere gedrevenheid op dat
terrein moet aanzetten want anders vrees ik dat
het nog heel lang zal duren vooraleer wij het
Europese gemiddelde halen. Iedereen erkent dat
vorming een van de essentiële punten is opdat
men zeker op latere leeftijd aan het werk zou
kunnen blijven. Tijdens de besprekingen in de
commissie heb ik onvoldoende antwoord
gekregen over een stand van zaken betreffende
de afspraken met Gewesten en Gemeenschappen
in verband met de deelvaardigheidsattesten die
heel belangrijk zijn voor de motivatie van mensen
om opnieuw een vorming te volgen.
Over de strijd tegen het zwartwerk hebben we in
de commissie voldoende kunnen praten. Ik wacht
met groot ongeduld op het wetsontwerp dat zou
moeten volgen uit de beleidsnota die u reeds bij
het begin van deze legislatuur aan de Ministerraad
heeft voorgelegd.
Ik kom dan tot het onderdeel sociale zekerheid.
Mijnheer de minister, ik zou toch een aantal
algemene beschouwingen willen maken. Mijn
bekommernis blijft dat er een duidelijk verschil
moet blijven bestaan in de politiek die in dit land
wordt gevoerd tussen een noodzakelijk algemeen
sociaal beleid en de specifieke rol van de sociale
zekerheid. Een goed algemeen sociaal beleid,
tewerkstellingsbevorderende maatregelen en een
goede conjunctuur en een sociale zekerheid die
sociaal en zeker is, zijn inderdaad de beste
remedies om armoede tegen te gaan. Onze fractie
meent dat sociale zekerheid niet mag verworden
tot een instrument van armoedebestrijding. Dit
verschil moet heel duidelijk worden.
De sociale zekerheid moet ook een vorm van
sociale verzekering blijven. Het aspect verzekering
moet voldoende duidelijk aan bod blijven komen.
Mijnheer de minister, als de budgettaire ruimte
aanwezig is, is het volgens ons gevaarlijk als
enkel de minimumuitkeringen worden verhoogd
en aangepast. Ook de maxima in de sociale
uitkeringen zijn geen vetpotten. Dit negeren en
geen welvaartskoppeling invoeren, is het
fundament van de verzekering wegnemen.
Mijnheer de minister, ik heb er enorme moeite
mee als men dan vervolgens cheques invoert om
dit op te vangen. Dit wekt bij mij het beeld van de
sociale bijstandstaat in plaats van de actieve
welvaartstaat.
Mijnheer de minister, ik kom dan tot uw ideeën
over de bescherming van vergeten categorieën.
Wij weten welke statuten wij moeten creëren voor
een hele categorie van personen, zoals voor
onthaalgezinnen, voor kunstenaars et cetera. Ik
pleit er met aandrang voor dat wij dit op korte
termijn realiseren, in orthodoxie met de basis van
onze sociale zekerheid. Dat betekent dat wie een
statuut verkrijgt in het stelsel van sociale
zekerheid daarvoor ook de nodige bijdragen moet
betalen.
Collega Goutry zal het over specifieke punten van
de gezondheidszorg hebben.
U zou heel verwonderd zijn, mijnheer de minister,
mocht ik het niet opnieuw hebben over de
groeinorm. Ter gelegenheid van de beleids- of
regeringsverklaring bij het begin van deze
legislatuur, heb ik gezegd dat wij uw stelling
deelden dat er in dit land voor de
gezondheidszorgen meer middelen moeten
worden vrijgemaakt. Ik heb gezegd dat ik er een
groot probleem mee heb wanneer de groeinorm
stijgt van 1,5% naar 2,5%, zonder dat wij over de
instrumenten beschikten die ons toelieten om de
correctheid na te gaan van dit laatste cijfer.
Diende het niet 2,25% of 3,5% te zijn?
Ten tweede heb ik gezegd dat ik er problemen
mee heb, en vandaag nog meer, als er geen
duidelijke afbakening komt van de buitengewone
uitgaven, in het jargon de exogene factoren
genoemd.
Mijnheer de minister, voor het jaar 2001 bedraagt
de groeinorm niet 2,5%, maar 8%! Ik wil er geen
discussie over aangaan of het nu 8% is, of 6% of
5%, het zal alleszins hoger zijn dan 2,5%.
01.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, mevrouw D'Hondt, ik zal u voor het
overige niet meer onderbreken, anders hebben wij
geen goed geordend debat meer, maar wat u nu
zegt hebt u reeds in de commissie opgeworpen. Ik
heb toen daarop dezelfde, louter technische
correctie aangebracht. Deze 2,5% is een reële
groeinorm, waar de inflatieprovisie nog moet
worden bijgeteld wanneer u een vergelijking wil
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
maken met de totale nominale stijging, waarvan u
zegt dat zij 8% bedraagt. Dat betwist ik niet. Maar
2,5% is de reële groeinorm, die u vergelijkt met
het nominale bedrag, wat een valse vergelijking is.
01.04 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik ga daarmee akkoord, mijnheer de
minister, en wij zij zullen daarop nog terugkomen
in commissie. Maar laat ons nu reeds duidelijk
stellen dat de groeinorm hoger zal liggen dan
2,5%, wat u in commissie bij een herberekening
hebt erkend. Wij blijven opgescheept zitten met
een groeinorm die, hoewel hij nog maar één jaar
oud is, niet langer houdbaar is, waarbij nog
rekening dient te worden gehouden met de
exogene factoren of de buitengewone uitgaven.
Het Rekenhof - ik heb dat ook in commissie
gezegd -, merkt op dat de buitengewone uitgaven
nu reeds 29,6 miljard frank bedragen, wat
neerkomt op een stijging van 5,4%.
Wat ik hiermee vooral wil beklemtonen, mijnheer
de minister, is dat wij dringend nood hebben aan
datgene wat de wet voorziet, namelijk het nemen
van een koninklijk besluit dat bepaalt wat wij in de
toekomst onder buitengewone uitgaven zullen
verstaan.
Ik zou tot slot willen vragen, mijnheer de minister,
dat u bevestigt dat de kostprijs van de uitvoering
van het amendement dat wij vorige week bij de
bespreking van de programmawet hebben
goedgekeurd, begrepen is in de voor de uitvoering
van het sociaal akkoord `social profit'
gebudgetteerde 3,3 miljard frank en dit bedrag niet
zal worden overschreden.
Tot slot, mijnheer de minister, ben ik heel blij met
wat eergisterennacht in de medische commissie is
tot stand gebracht. Wij zijn er nog meer verheugd
over dat, wat de ereloonsupplementen betreft, de
wetgever niet in zijn functie is ontkracht. De
bepaling die wij hierover tijdens de vorige
legislatuur hebben opgenomen zal, indien ik mij
niet vergis, worden behouden, wat erop neerkomt
dat de regeling van de ereloonsupplementen voor
twee- en meerpersoonskamers wordt bewaard
zoals de wet het voorzag.
Tot slot wil ik het hier hebben over het Zilverfonds,
mijnheer de minister. Gisteren hebben een aantal
collega's het daar al over gehad. Wij hopen op
korte termijn over dit onderwerp in de Kamer een
debat te kunnen voeren. Wij zijn grote
voorstanders van het Zilverfonds, maar toch wil ik
een waarschuwing uiten. Bij de aankondiging van
het Zilverfonds werd bij de bevolking de indruk
gewekt dat de financiering van de wettelijke
pensioenen voor de toekomst verzekerd was, over
de golven van de vergrijzing heen. Dit was een
zeer belangrijke politieke boodschap. Als ik nu
echter de teksten over de financiering bekijk, zie ik
hoezeer deze financiering afhankelijk is van de
opbrengst van de UMTS-licenties en van de
jaarlijks opnieuw te bepalen dotatie. Ik ben dus
een beetje bevreesd, mijnheer de minister. Ik heb
geleerd uit het verleden dat wanneer de
conjunctuur opnieuw inzakt men alle hens aan dek
zal roepen, zoals wij in het verleden reeds
moesten doen. Op dat moment kan de dotatie
voor het Zilverfonds, dat "toch maar voor later is",
opnieuw in het gedrang komen.
Mijnheer de minister, ik wil u nog een vraag stellen
waarop u in de commissie geen antwoord hebt
gegeven. In uw beleidsbrief doet u aanbevelingen
inzake de beroepsziekten. Wij steunen die
aanbevelingen volledig en we vroegen u wanneer
de lijsten van beroepsziekten werden aangepast.
Ik had u echter ook gevraagd hoe die
aanbevelingen te rijmen zijn met een vermindering
van het krediet dat op de begroting voor 2001
wordt uitgetrokken. Dat krediet bedraagt voor het
jaar 2001 14 miljard frank, wat dus 3% lager is
dan voor 2000. Dit lijkt me moeilijk te rijmen met
de oorspronkelijke aanbevelingen uit uw
beleidsnota, tenzij hier een begrotingstechnische
reden achter zit.
Ik wil nog een opmerking maken over de jaarlijkse
vakantie. Het aanvaarden van het
interprofessioneel akkoord door de regering
betekent ook de aanvaarding van de vrijstelling
van de sociale zekerheidsbijdragen bij de dubbele
betaling van de laatste dagen van de vierde
vakantieweek. Ik heb u hierover ondervraagd in de
commissie. U kon toen nog geen volledige
duidelijkheid geven over deze kwestie. U zou
daarover samen met uw diensten nog eens
reflecteren. Ik zou graag vernemen, mijnheer de
minister, wat de consequenties zullen zijn voor de
inkomsten van de sociale zekerheid indien die
vrijstelling niet aanvaard wordt.
Ik heb u ook gevraagd wat er zou gebeuren voor
de promotie van de 4/5-tewerkstelling. Voor één
dag beroepsloopbaanonderbreking zou geen
bijdrage voor de sociale zekerheid betaald moeten
worden. Ik veronderstel evenwel dat die dag toch
zal worden gelijkgesteld met een arbeidsdag voor
de berekening van het pensioen.
Dit zijn allemaal nieuwe vormen van afgeleide
rechten binnen de sociale zekerheid waar wat de
begroting betreft nu geen problemen rijzen. Doch,
op die manier bouwen wij wel een stelsel waarvan
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
over een aantal jaren de gevolgen wel degelijk
zichtbaar zullen zijn in de financiering van de
sociale zekerheid, namelijk wanneer de
betrokkenen zich zullen aandienen voor de
berekening van hun pensioen. Ondanks hun sterk
verminderde inkomsten zullen zij moeten worden
uitbetaald alsof zij volledig tewerkgesteld waren.
Mijnheer de minister, de federale regering moet de
Vlaamse regering het duidelijk signaal geven dat
wat deze laatste met de maaltijdcheques voor het
onderwijspersoneel wil doen, niet kan. Een ezel
stoot zich normaal gezien geen twee keer aan
dezelfde steen. De Vlaamse regering gedraagt
zich hier echter een beetje als een muilezel. Een
aantal jaren geleden hebben wij een soortgelijke
situatie reeds meegemaakt. Volgens mij
beantwoordt de vorm waarin de Vlaamse regering
maaltijdcheques wil geven aan het
onderwijspersoneel geenszins aan de wettelijke
bepalingen die bestaan voor het toekennen van
maaltijdcheques.
01.05 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, les aspects "emploi" et "santé" étant
abordés par d'autres collègues, je me limiterai aux
problèmes concernant le volet "affaires sociales".
Il est important dans le débat public de tirer les
conséquences à la fois de la note de politique
générale et des débats qui ont eu lieu en
commission.
Dans le domaine des Affaires sociales, l'année à
venir s'annonce importante. La note de politique
générale énonce une série de projets de loi que le
parlement devra examiner. La table des matières
est excellente, mais à travers les différents
projets, nous devrons, de façon très pratique,
déterminer les orientations futures de cette
politique et arrêter les principes de solidarité pour
les prochaines années.
Sur ce plan, deux éléments sont essentiels à nos
yeux. Le premier est le rôle déterminant des
partenaires sociaux dans la détermination de la
politique sociale. L'originalité de notre système
repose, en effet, sur cette association importante
et ce rôle essentiel de la démocratie sociale; le
second principe étant de conserver à la sécurité
sociale le rôle qui lui est propre dans notre
société.
Sur ce plan, je crains de voir augmenter de plus
en plus la confusion entre sécurité sociale et aide
sociale. Je rappelle que si notre société n'est pas
une société plus duale que celle d'autres pays,
notamment des pays anglo-saxons, elle le doit en
partie au rôle essentiel que joue la sécurité
sociale. Cependant, il y a une profonde différence
entre le rôle de la sécurité sociale à base
assurantielle et celui de l'aide sociale. A cet égard,
je ne suis toujours pas rassuré quant au fait que la
confusion entre les deux éléments puisse
finalement aboutir à une détérioration de nos
principes.
En ce qui concerne les différents chapitres j'en
ai relevé sept , le premier défi important consiste
en la démocratisation du deuxième pilier de
pension. Parmi les trois piliers, celui-ci est
actuellement le moins équitable et le moins
solidaire. Le gouvernement a clairement indiqué
sa volonté de faire de ce second pilier un
instrument de solidarité, c'est-à-dire d'utiliser
largement la capitalisation dans une logique
solidaire.
Il sera donc très important, via le projet que vous
allez déposer, d'examiner la manière dont on peut,
par un élargissement au niveau des secteurs,
aboutir, d'une part, à une solidarité par le dessus,
(à savoir solidariser, comme dans la convention
collective Fabrimetal, l'ensemble des entreprises,
s'étendant des plus importantes jusqu'aux PME)
et, d'autre part, solidariser par le bas (par les
modes de distribution qui se réalisent), le tout
dans une logique qui doit conserver la volonté d'un
contrôle strict de l'utilisation de sommes
importantes. Il est question de deux milliards par
an dans le seul secteur de Fabrimetal.
Assurer un contrôle suffisant est nécessaire afin
que chaque secteur ne soit pas à la merci
d'accidents possibles. On s'est, pendant très
longtemps, référé aux accidents du fonds de
pensions Maxwell -
en arguant que cela ne
pourrait pas arriver. Or, on s'aperçoit que toute
utilisation non strictement contrôlée d'un système
de capitalisation peut conduire à des dérives.
On est en effet toujours étonné par le fait que les
instruments de placements financiers sont dotés
d'un caractère moutonnier et d'une naïveté qui
impressionnent fortement. Pour citer un exemple
tout à fait actuel, quand on découvre la saga
Lernhout & Hauspie, on se rend compte à quel
point l'autorité publique doit fournir un contrôle
aussi strict que possible à l'égard de l'utilisation
par le deuxième pilier du recours à l'actionnariat,
pour éviter des dérives. Dans un système de ce
type-là, les châteaux en Espagne ne sont pas
aussi utopiques que dans notre système de
répartition.
Un gros problème qui se pose au niveau du
deuxième pilier, c'est comment faire en sorte que
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
les secteurs qui n'ont pas la possibilité d'accéder
au régime des pensions complémentaires ne
soient pas sacrifiés. C'est tout le problème du
non-marchand. Nous serons donc attentifs en la
matière à ce que la démocratisation du deuxième
pilier renforce vraiment la solidarité.
Le deuxième chapitre que je tiens à aborder est
celui du "zilverfonds". Le principe qui en est à la
base est évidemment essentiel. Et le "zilverfonds"
est un moyen pour arriver à faire comprendre à
quel point assurer le service des pensions est
essentiel dans notre société. Un récent sondage a
d'ailleurs démontré que si les gens devaient
choisir entre l'assurance de leur pension et la
réduction des impôts, ils choisiraient sans hésiter
la première possibilité. Ils ont bien raison, car
l'assurance d'une réduction de la dette et d'une
pension est un élément qui soutient l'économie,
puisqu'il amène la population à consommer
davantage.
Cela étant dit, je crois que le gouvernement a
commis une erreur en décrétant que l'alimentation
de ce "zilverfonds" se ferait par des recettes non
fiscales. Nos doutes sont en effet de plus en plus
sérieux quant au bénéfice que l'Etat retirera de
l'attribution des nouvelles licences UMTS. Je reste
donc convaincu de l'impérieuse nécessité de
consacrer une partie des marges, tirées
notamment des recettes fiscales, à la
consolidation de ce "zilverfonds". Par ailleurs, je
ne puis qu'approuver le fait que celui-ci sera
essentiellement constitué par des fonds d'Etat,
c'est-à-dire par une réduction de la dette.
En matière de facture maximale, je crains toujours
que nous n'aboutissions à la création d'une dualité
à l'égard des classes moyennes, et notamment
des groupes à revenus moyens ou faibles. Et ce
n'est pas sain.
En ce qui concerne l'assurance-autonomie, il
existe une contradiction entre ce que vous et le
ministre Vande Lanotte avez déclaré en
commission. Vous renvoyez à l'accord de
gouvernement et vous annoncez une concertation
avec les autres niveaux de pouvoir. M. Vande
Lanotte a été on ne peut plus clair en déclarant
que l'assurance-autonomie en tant que telle ne
faisait pas partie des projets. Pour lui, les mesures
en faveur des malades chroniques, les moyens
supplémentaires pour les soins palliatifs et la
facture maximale rendent inutile l'instauration
d'une assurance-autonomie.
Je pense que cette approche recèle deux lacunes.
D'une part, ce morcellement ne garantit pas la
prise en charge de la perte d'autonomie liée au
vieillissement. Et d'autre part, à même niveau de
sécurité sociale, c'est-à-dire comparativement au
Benelux, à la France et à l'Allemagne, nous
serons sans doute le seul pays qui affrontera ces
problèmes d'autonomie en ordre dispersé.
Reste la décision prise par le gouvernement
flamand et le Vlaamse Raad qui, à moins d'une
issue favorable du recours à la Cour d'arbitrage
introduit par la Communauté française, pourrait
reposer le problème sur un plan plus
spécifiquement fédéral.
Ma conviction est la suivante: la sécurité sociale
est une matière évolutive, et la prise en compte de
la plus grande dépendance, de la perte
d'autonomie est un problème qui doit se régler au
niveau fédéral. Les réponses à cet égard sont
embarrassées ou négatives, et je ne peux que le
regretter.
Cinquième point, les réductions des cotisations
sociales, les conséquences sur l'allégement du
coût de l'emploi et l'augmentation de celui-ci. Je
considère qu'il y a une limite à ne pas dépasser. Il
semble clair que si la protection sociale est
étroitement liée au paiement des cotisations
sociales par l'entremise d'un employeur, c'est en
raison non pas seulement de l'histoire mais
également de la volonté qu'il y a de voir ce
système de sécurité sociale largement associer
les partenaires sociaux, y compris dans la gestion.
Ce que nous avons pu constater, c'est que les
réductions de cotisations sociales font l'objet d'une
évaluation quant à l'augmentation du taux
d'emploi, mais par ailleurs, il faut conserver la
gestion de la sécurité sociale par les partenaires
sociaux ou en association avec eux, et nous
n'avons pas la garantie légale, un amendement
que j'avais déposé à cet égard ayant été rejeté,
que la subvention de l'Etat compensera la
diminution globale des cotisations sociales.
Le sixième point concerne le budget des soins de
santé. Le défi est double. D'une part, la norme de
croissance de 2,5% va-t-elle pouvoir être
maintenue dans des termes qui sont
suffisamment proches de cette norme et, d'autre
part, les dépenses liées aux initiatives nouvelles
vont-elles vraiment rentrer dans la norme
budgétaire qui est prévue? En qui concerne le
budget ordinaire, on peut se réjouir de l'accord
intervenu en médicomut. Cela entraîne une prise
de conscience et de responsabilité, mais pour le
reste, le secteur des médicaments devra faire
l'objet de débats dans les prochains mois.
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Je regrette vraiment que l'on ait à nouveau écarté
des mesures qui étaient pourtant appliquées dans
la plupart des pays européens, comme la
référence dans le chef du prescripteur à la
dénomination commune internationale. Je pense
que l'idée qui consisterait à pénaliser dans un
premier temps le patient, ne lui remboursant que
la molécule la moins chère, est une mauvaise
voie, car là où cela a été pratiqué, le malade fait
confiance à son médecin. Par contre, en nous
inscrivant dans cette logique que la France vient
d'adopter après d'autres pays, à savoir obliger le
prescripteur à indiquer la référence à la
dénomination commune internationale et
permettre ainsi un certain pouvoir de substitution
dans le chef du pharmacien, nous pouvons aboutir
à des diminutions dans le secteur des
médicaments et rencontrer l'objectif de maintien
des dépenses. Il est clair que ce n'est pas par une
expansion sans limites du secteur des
médicaments que l'on améliore vraiment la santé,
c'est avant tout par un équilibre entre les divers
éléments.
Dernier point sur lequel je voulais insister, c'est le
problème des hôpitaux. Nous avons pris
conscience du fait que le système actuel de
financement est épuisé et qu'il faut lui substituer
un système dans le lequel nous prenons
davantage en compte les pathologies et la qualité
du service médical.
Tous les hôpitaux ont besoin d'aboutir, à travers
ce système de financement, à une logique
qualitative plutôt que quantitative et à une logique
centrée sur le malade - en tant qu'objet à travers
la pathologie et les différents soins qui lui sont
prodigués - et sur l'attention plutôt que sur la
multiplication des actes, laquelle se retrouvait au
coeur du système actuel.
J'ai l'espoir que les textes suivront rapidement sur
ce plan-là. Des simulations ont d'ailleurs déjà été
faites et à partir d'elles, nous pourrons très vite
nous rendre compte du passage d'un système à
l'autre pour pouvoir développer une logique de
financement des hôpitaux qui soit conforme à la
démarche privilégiant le malade, la qualité et
évitant la dualité au sein de l'hôpital lui-même.
L'hôpital est certainement un lieu où notre
originalité doit être maintenue, à savoir des soins
de grande qualité offerts à toute la population.
Cette conclusion est à la fois une reconnaissance
de politique réelle qui pose un certain nombre de
problèmes quant aux risques découlant du
passage d'un système social à l'autre. Cette
transition nécessitera une attention particulière
mais, avant de coter le gouvernement, attendons
de voir à travers ses projets s'il suit une véritable
politique sociale dans la tradition de celle qui a fait
de la Belgique un pays où il y a moins de pauvres
qu'ailleurs et où la dualité est moindre que dans
les pays voisins.
01.06 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, zowel mevrouw D'Hondt als de heer
Viseur hebben verwezen naar het akkoord dat tot
stand is gekomen in de nationale commissie
geneesheren-ziekenfondsen. Ik heb mijn
medewerkers gevraagd om de leden van de
commissie voor de Sociale Zaken meteen de
volledige tekst van dat akkoord en van mijn
begeleidend persbericht ter beschikking te stellen.
Ik ga er dus van uit dat u dat vandaag nog zult
ontvangen, maar dadelijk zal ik nog wel enkele
kopies beschikbaar stellen voor wie het graag zou
zien.
Ten eerste, ik meen dat er misschien een
verduidelijking moet worden gegeven ten aanzien
van wat mevrouw D'Hondt heeft gezegd. U zult
zich herinneren, mevrouw D'Hondt, dat ik een
aantal maanden geleden in de commissie voor de
Sociale Zaken en voor de Volksgezondheid heb
gezegd dat de regering de actoren zelf, dus de
artsenorganisaties en de ziekenfondsen, heeft
uitgenodigd om een definitieve regeling te treffen
met betrekking tot het probleem van de
supplementen dat nu al zo lang aansleept. De
regering verkoos een goede regeling te krijgen in
overleg en op basis van een akkoord, liever dan
op basis van wetgeving in te grijpen. Dat was een
moeilijke uitdaging voor de partners en het heeft
lang geduurd, maar ten slotte is er een akkoord tot
stand gekomen dat volledig beantwoordt aan deze
vraag. Het akkoord houdt wel in dat wij de
bestaande wettelijke bepalingen zouden
vervangen door nieuwe wettelijke bepalingen,
waarbij onder meer wordt gesteld dat er voor niet-
geconventioneerde artsen een verbod is op
ereloonsupplementen in twee- en
meerpersoonskamers voor sociaal zwakke
categorieën, zoals mensen met WIGW-
voorkeurtarief en mensen die recht hebben op de
sociale franchise. De Koning kan deze
categorieën nog uitbreiden als hij dat zou wensen,
daarmee zijn de actoren in de commissie het
eens.
Ten tweede, zouden wij wettelijk moeten
vastleggen dat er een informatieplicht is van de
ziekenhuizen aan de ziekteverzekering en de
ziekenfondsen met betrekking tot de maximale
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
honoraria die kunnen worden gevraagd in de
ziekenhuizen. Dat is een uiterst belangrijke
doorbraak, want dat geldt dan ook voor de niet
geconventioneerden.
Ten derde, moeten patiënten in een ziekenhuis op
voorhand schriftelijk geïnformeerd zijn over
supplementen die zouden worden gevraagd.
Ten vierde, zouden wij bij wet moeten vastleggen
dat elk ziekenhuis moet garanderen dat een
patiënt kan worden verzorgd aan de tarieven
opgenomen in de conventie. Dit is een nieuw
wetgevend dispositief dat in de plaats zou komen
van het bestaande wetgevende dispositief,
destijds ingevoerd op initiatief van de
volksvertegenwoordigers Vermassen en
Lenssens, beiden ondertussen geen lid meer van
deze Kamer. Hun werk heeft inderdaad dit
belangrijke effect gehad dat er nu een duurzaam
akkoord is gekomen. Wij zullen die bestaande
bepalingen op suggestie van de partners wel
vervangen door nieuwe bepalingen. Dat is goed
en dat komt overeen met het engagement dat de
regering heeft aangegaan. Die kwestie bevat veel
details. Ik zal hopelijk in de loop van de dag de
leden van de commissie voor de Sociale Zaken de
tekst officieel kunnen laten bezorgen, zodat zij
meteen geïnformeerd zijn. De tekst staat
overigens ook al te lezen op mijn website, maar ik
neem aan dat men nu in de vergadering moet zijn
en niet de website kan consulteren. Ik zal straks
ook wel enkele kopies bij de hand hebben voor de
zeer geïnteresseerde leden, zodat ik die meteen
kan overhandigen.
De voorzitter: Mijnheer de minister, u kondigt
zaken aan die nog moeten komen.
01.07 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mijn dank voor die
toelichting. Uiteraard was mijn uiteenzetting ook in
die zin bedoeld. Het is niet neutraal, mijnheer de
minister. De zeldzame collega's die hier nog zitten
en die mee hebben onderhandeld op het kabinet
van de toenmalige minister van Sociale Zaken,
weten in hoeveel beurten wij tot dit moeizame
evenwicht zijn gekomen dat nu de wet uitmaakt,
en welke moeite wij hiervoor hebben gedaan. Ik
denk dat de heer D'hondt, mevrouw Cahay, de
heer Goutry, mevrouw Pieters, de heer Delizée en
ik daar nog bij waren. Hopelijk zullen wij de
gelegenheid krijgen voor de definitieve beslissing
om dit nog eens te bekijken. De nationale
commissie geneesheren-ziekenfondsen vraagt
voor een niet onbelangrijk psychologisch deel dat
wij als wetgever terugkomen op wat wij in eer en
geweten hebben gemeend te moeten doen.
Wellicht zullen wij nog de gelegenheid krijgen
deze materie te bespreken - dat hoop ik althans -
maar gezien de moeilijke totstandkoming van dit
akkoord, waarschuw ik voor een te snelle
opheffing van de wet.
01.08 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik dank mevrouw D'Hondt omdat zij
ons herinnerde aan het belang van deze kwestie,
alsook voor de serene manier waarop zij deze
aangelegenheid wenst te behandelen.
Voor alle duidelijkheid, nog dit. De regering
verzocht de artsen en de ziekenfondsen, op basis
van een akkoord, een regeling uit te werken die
tariefzekerheid biedt. Ik geef steeds de voorkeur
aan een akkoord dat de goedkeuring van
betrokkenen en van mijzelf wegdraagt, boven een
geforceerde regeling op basis van de wetgeving,
die permanent aanleiding geeft tot conflicten.
Uiteraard zullen de zaken moeten worden
besproken.
De regering legde betrokkenen een moeilijke taak
op en in de commissie werd vaak genoeg
gevraagd hoever het daarmee stond. Welnu, de
taak is klaar en volgens mij goed vervuld.
De commissie voor de Sociale Zaken steunde de
regering terzake. Destijds bracht ik de
commissieleden onmiddellijk op de hoogte van de
beslissing van de Ministerraad in dat verband, en
deze werd goed onthaald. Er werd dus gewacht
tot de partners hun taak beëindigden. Dit is thans
volbracht en daarmee moet uiteraard rekening
worden gehouden.
Bij een andere gelegenheid, mijnheer de
voorzitter, zullen wij ongetwijfeld nog discussiëren
over deze zaak.
Ik wens mij hoe dan ook te verontschuldigen voor
de vertraging die werd opgelopen tijdens dit debat
omwille van dit onderwerp, maar het gaat om
belangrijke actualiteit waarnaar twee leden
verwezen.
Later zal ik volledige informatie verstrekken over
de details van het akkoord dat tot stand kwam,
waarna erover kan worden gedebatteerd.
De voorzitter: Mijnheer de minister, dit was een
constructief gesprek over een actuele materie.
Mijnheer Bultinck, gelieve mij te verontschuldigen
voor deze vertraging, maar ik geef u nu meteen
het woord.
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
01.09 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, dames en heren ministers, tijdens
deze plenaire vergadering wordt gedebatteerd
over de beleidsbrieven en de begrotingen met
betrekking tot Sociale Zaken, Volksgezondheid,
Leefmilieu en Pensioenen.
Ik zal mij beperken tot de bevoegdheidsdomeinen
van minister Aelvoet enerzijds en van minister
Vandenbroucke anderzijds. Mijn collega Guy
D'haeseleer zal zich later meer toespitsen op de
bevoegdheidsdomeinen van minister Onkelinx.
Alvorens dieper in te gaan op een aantal thema's,
stel ik vast dat de fundamentele discussie over de
grondige hervorming van het sociaal
zekerheidsstelsel niet meer wordt gevoerd. Met de
aantreding van deze paarsgroene regering werd
het fundamenteel debat herleid tot het lanceren
van de term actieve welvaartsstaat.
Mijnheer de voorzitter, ik was van plan mij even
meer specifiek te richten tot de collega's van de
VLD, maar zoals zo vaak schitteren zij ook
vandaag door hun afwezigheid.
De voorzitter: Mijnheer Bultinck, mijn achtbare en
illustere voorganger, de heer Van Acker, zei over
het toen reeds betreurenswaardige absenteïsme,
in zijn kernachtige taal, en ik citeer: "S'ils ne sont
pas ici, c'est qu'ils sont ailleurs".
01.10 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Wij
zullen ervan uitgaan, mijnheer de voorzitter, dat zij
andere belangrijke plichtplegingen hebben.
Waar is de tijd dat zij, onder leiding van Pierre
Chevalier, in maart 1994 een congres hielden over
de nieuwe sociale zekerheid en het voorwaar
aandurfden een gedeeltelijke privatisering van de
sociale zekerheid voor te stellen en een opdeling
in drie takken, zijnde een beroepsverzekering, een
gezondheidsverzekering en een volksverzekering.
Voor zover wij tegenwoordig nog een liberale
interventie horen over de sociale zekerheid, is er
van het taalgebruik uit de jaren negentig alvast
niets meer over. Blijkbaar onderschrijven zij de
actieve welvaartsstaat.
Het andere fundamentele debat over de
financiering van de sociale zekerheid wordt
evenmin gevoerd. Op de vraag of deze
financiering blijvend moet gebeuren via bijdragen
die drukken op de arbeidskost of via algemene
middelen, wordt niet meer geredetwist.
Met deze regering die de zogenaamde
communautaire pacificatie predikt, is een debat
over een tweepijlersysteem binnen de sociale
zekerheid en een overdracht van een aantal
sectoren in de sociale zekerheid naar de
gemeenschappen terug naar af. Ondanks het feit
dat vorig jaar in het Vlaams Parlement een grote
consensus bestond om grote delen van de sociale
zekerheid te defederaliseren, lijkt vandaag dit
thema opnieuw taboe. Als Vlaams-nationale partij
kunnen we niet anders dan dit betreuren.
Na deze algemene beschouwingen zou ik toch
graag wat dieper ingaan op een aantal thema's die
in de respectievelijke beleidsbrieven worden
aangereikt. Net zoals vorig jaar gaat in de
beleidsbrieven dit jaar nogal wat aandacht naar de
eerstelijnsgezondheidszorg. Ook nu is er sprake
van aanzetten tot echelonnering. Het Vlaams Blok
erkent zeer duidelijk de voordelen van een
echelonnering op het vlak van kwaliteitsverhoging
aangezien de huisarts de patiënt beter kent dan
wie ook en meestal ook zijn familiale achtergrond
en zijn leef- en werkomgeving kent. Het Vlaams
Blok is daarentegen geen voorstander van een
verplichte echelonnering. Voor ons is essentieel
dat alle niveaus betaalbaar blijven en dat het
raadplegen van een specialist niet het voorrecht
wordt van een gegoede klasse.
Daarnaast wil ik wijzen op de vaagheid van de
beleidsnota van de minister van Volksgezondheid
als ze het heeft over de vorming van eenduidige
zorgregio's waarbij zou worden verder gebouwd
op bestaande gemeenschapsstructuren.
Oorspronkelijk konden we ons niet van de indruk
ontdoen dat de minister met een betere
structurering van de eerste lijn op termijn de
verplichte vorming van groepspraktijken op het
oog had. Uit de commissiewerkzaamheden
onthouden we echter dat dit niet de intentie is van
minister Aelvoet. Vanuit onze hoek, mevrouw de
minister, zullen we alvast scherp toekijken dat in
deze de vrije keuze van patiënt en arts
gegarandeerd blijft.
Wat het nieuwe ziekenhuisbeleid betreft, kunnen
wij ons terugvinden in een concept waarbij gesteld
wordt dat er nood is aan een zorgcontinuüm voor,
tijdens en na het ziekenhuisverblijf. Ook een
verschuiving van financiering die eerder gericht
was op structuren naar een financiering die meer
oog heeft voor de activiteiten omtrent de patiënt
kan de goedkeuring van het Vlaams Blok krijgen.
Ik wil toch een aantal specifieke punten in dit
debat onder de aandacht brengen. Ten eerste
willen we de minister nogmaals op het hart
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
drukken dat als de plaats van de patiënt in het
ziekenhuis aan de orde is, we er ook op rekenen
dat er opgetreden wordt tegen Brusselse
openbare ziekenhuizen die de taalwetgeving niet
respecteren. Ik wil hier geenszins vooruitlopen op
het debat over de conceptnota patiëntenrechten
dat we ongetwijfeld begin januari zullen voeren.
Op dat ogenblik zullen we trouwens ook de
discussie moeten voeren of het hier wel uitsluitend
om een federale bevoegdheid gaat. Ik denk in
deze onder andere aan het dossier van de
klachtenbemiddeling. Het recht om in zijn eigen
taal geholpen te worden is een fundamenteel
patiëntenrecht.
Ten tweede zou ik in dit dossier willen terugkomen
op de akkoorden tussen de ziekenhuizen.
Uiteraard is ook het Vlaams Blok gewonnen voor
een zuinig en verantwoord financieel beheer in de
ziekenhuissector. In die zin zijn wij niet per
definitie tegen de samenwerkingsvormen tussen
diverse ziekenhuizen die behoren tot verschillende
ideologische zuilen. Naast het behoud van de
keuzevrijheid van de patiënt, vragen we dat ook
de nodige aandacht naar de typische eigenheid
van ieder ziekenhuis zou gaan. Dit dossier van
zinvolle en noodzakelijke schaalvergroting mag
niet leiden tot de creatie van ziekenhuisfabrieken.
De mens, de patiënt moet centraal blijven en mag
niet herleid worden tot een nummer. De
fusieoperatie van de jongste jaren moet volgens
ons dan ook met argusogen worden gevolgd. In
die zin waren we dan ook verheugd dat tijdens de
commissiewerkzaamheden de minister van
Volksgezondheid inderdaad aankondigde dat er
een ontwerp van koninklijk besluit in de maak is,
waarbij met betrekking tot de fusie vanaf 2002 een
beperking tot 700 bedden zou worden
doorgevoerd.
In ondergeschikte orde zou ik u toch willen vragen,
mevrouw de minister, wat uw houding is met
betrekking tot de klacht van vier Vlaamse
ziekenhuizen die naar de Raad van State stappen
wegens discriminatie. Concreet voelen ze zich
onrechtvaardig behandeld door de overheid.
Hoewel ze aan alle voorwaarden voldoen, mogen
ze geen modern radiologisch NMR-toestel
installeren.
De overheidsregels uit 1998 zijn blijkbaar
onduidelijk zodat uw collega van Volksgezondheid
op Vlaams niveau, minister Vogels, bevoegd voor
de erkenningen, uitleg vroeg aan u als federale
collega. U antwoordde dat dit jaar slechts 6 extra
toestellen in Vlaanderen mogen worden geplaatst,
terwijl 10 ziekenhuizen aan de voorwaarden
voldoen. Graag hadden we van u vernomen wat in
deze materie uw concrete houding is.
In dit debat over volksgezondheid moeten wij
uiteraard ook over het gestuntel van deze regering
inzake het drugsbeleid spreken. In uw beleidsnota
kondigt u nog aan dat de federale drugsnota tegen
november zou worden afgerond en vervolgens
door de regering zou worden voorgesteld.
Ondertussen weet ieder van ons veel beter. Dit
land is sinds mei 1998 reeds gezegend met een
richtlijn van de procureurs-generaal waarbij het
bezit van cannabis met het oog op eigen gebruik
een wanbedrijf is waaraan de laagste prioriteit in
het vervolgingsbeleid wordt gegeven. Blijkbaar wil
deze regering in het legaliseren van softdrugs nog
verdergaan. Het is allicht overbodig te zeggen dat
het Vlaams Blok de regering in deze materie niet
wil volgen. Blijkbaar kon ook de rijkelijk betaalde
communicatiestrateeg Slangen niet verhinderen
dat de communicatie rond het drugsbeleid volledig
uit de hand liep. De topactoren in dit debat, de
ministers Aelvoet en Verwilghen, senator Frans
Lozie en een voor drie dagen aangeduide
perswoordvoerder, konden niet verhinderen dat
door een samenspel van misschien wel
goedbedoelde naïviteit en gauchistisch fetisjisme,
na het immigratiedebat nu ook het drugsdebat de
tweede grote uitschuiver van de regering dreigt te
worden.
Ten slotte wil ik in dit verband nog even
terugkomen op het aangekondigd koninklijk
besluit met betrekking tot het medisch gebruik van
cannabis. Het Vlaams Blok verklaart nogmaals
zeer duidelijk dat medisch gebruik van cannabis
wat ons betreft inderdaad kan, maar even duidelijk
zullen we erop toezien dat het medisch gebruik
niet als schijnargument wordt gebruikt om alle
gebruik van cannabis te legaliseren.
Met betrekking tot het preventiebeleid inzake
gezondheidszorg kunnen we niet anders dan erop
wijzen dat dit hoofdzakelijk een
gemeenschapsaangelegenheid is. In die zin waren
we verbaasd zowel uit de mond van de minister
van Volksgezondheid als de minister van Sociale
Zaken te horen dat er pas schot in dit
preventiedossier kwam op het ogenblik dat het
federale niveau een tandje bijzette. Hierbij vragen
we ons af of het de bedoeling was van de federale
ministers om hun gemeenschapscollega's op de
vingers te tikken. Uiteraard kunnen wij het beleid
op inhoudelijk vlak volledig onderschrijven. Ik denk
bijvoorbeeld aan de campagne rond
borstkankerpreventie of de campagne die op het
terugdringen van antibioticagebruik is gericht.
In deze begroting valt zeer duidelijk de zeer grote
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
budgetverhoging voor de ziekteverzekering op.
Reeds bij eerdere besprekingen van sociale
programmawetten lieten we onze kritiek acteren
met betrekking tot de aanpassing van de
groeinorm van 1,5 tot 2,5%. Toen maakten we al
duidelijk dat het Vlaams Blok zijn twijfels had over
de aangekondigde strikte begrotingsdiscipline.
Met de budgetverhoging in de ziekteverzekering
van 500 miljard in 2000 naar ruim 542 miljard in
2001 krijgen we achteraf uiteindelijk gelijk.
Bovendien trekt de regering nogmaals ruim
22 miljard uit voor prioritaire projecten. Als sociaal
voelende partij is deze budgetverhoging voor ons
aanvaardbaar, maar we moeten toch de vraag
durven stellen of al die nieuwe initiatieven
budgettair nog wel beheersbaar blijven. Vorig jaar
onderschreven we zeer uitdrukkelijk de
bijkomende middelen voor palliatieve zorg en
chronisch zieken. In dat kader hebben we toen
ook de bemerking gemaakt dat het niet de
bedoeling mag zijn van de federale overheid om in
concurrentie te treden met het in Vlaanderen
uitgewerkte decreet op de zorgverzekering.
Als we twee specifieke prioriteiten even bekijken,
zien we dat in een bijkomend bedrag van 195
miljoen voor de logopediesector is voorzien. We
zijn verheugd over het feit dat het honorarium van
de logopedisten nu stapsgewijze zal kunnen
worden verhoogd en aldus kan worden afgestemd
op de honoraria van andere paramedici.
Voor de toewijzing van 150 miljoen frank om het
verschil in terugbetalingen door het RIZIV op te
heffen tussen abortussen, uitgevoerd in
gespecialiseerde centra en deze uitgevoerd in
ziekenhuizen, kan de minister daarentegen
uiteraard niet op onze steun rekenen.
Als we zeggen dat de begroting van de
ziekteverzekering drastisch wordt verhoogd, dan
moeten we daar logisch aan vastkoppelen dat in
het dossier van de Noord-Zuidtransfers alles
jammer genoeg bij het oude blijft. Inderdaad, wat
het vierde rapport-Jadot betreft stelt minister
Vandenbroucke in zijn beleidsnota ik citeer -:
"Men moet in feite concluderen dat verschillen
tussen de grote regio's van het land een afgeleide
zijn van hardnekkige en systematische
praktijkverschillen tussen individuele verstrekkers.
De vraag of die verschillen gerechtvaardigd zijn
blijft open en het is voorbarig daaromtrent een
standpunt in te nemen". Verder lees ik: "De
problematiek van verschillen in medische praktijk
werd in het verleden nooit systematisch
aangepakt. In de eerste plaats is het noodzakelijk
deze verschillen in kaart te brengen. Op dat vlak
ben ik van plan op korte termijn werk te maken
van het operationaliseren en beschikbaar stellen
van twee belangrijke gegevensbanken". Impliciet
geeft de minister hiermee aan dat de heer Jadot
schromelijk in zijn wettelijke opdracht tekort is
geschoten. Tegelijk laat hij verstaan dat wij geen
snelle bijsturing moeten verwachten met
betrekking tot de transfers van Noord naar Zuid
inzake de sociale zekerheid. In dit verband verwijs
ik naar de recente studie van twee KBC-
economen, de heren Edwin De Boeck en Johan
Van Gompel, die nogmaals bevestigen dat ook in
1999 alleen al in de sector van de sociale
zekerheid er een transfer van ongeveer 110
miljard vanuit Vlaanderen naar Wallonië en
Brussel plaatsvond. Daaruit blijkt ook dat de snelle
veroudering van de Vlaamse bevolking de
transfers slechts zeer beperkt afremt. Met andere
woorden, Vlaanderen mag nog decennialang
betalen en ondertussen wachten we vol ongeduld
op beleidsdaden van de bevoegde ministers.
Met betrekking tot het sociaal akkoord van 1
maart 2000 blijft het Vlaams Blok bij zijn vrees dat
het voor de verpleegkundigen onvoldoende is om
het tekort aan deze beroepskrachten op te
vangen. De verhoging van de lonen tot de
ziekenhuisbarema's, een arbeidsduurvermindering
vanaf 45 jaar en het opstarten van een
opleidingsproject voor 600 minder
gekwalificeerden zijn naar ons aanvoelen slechts
een druppel op een hete plaat. Ik herhaal namens
mijn partij ons pleidooi voor de herwaardering van
het beroep van verpleegkundige. Dit betekent in
concreto dat deze beroepsgroep een betere
verloning verdient en dat mogelijkheden moeten
worden onderzocht om de werkdruk te
verminderen. De verpleegkundigen verdienen
meer dan de aalmoes die zij nu van de
paarsgroene regering krijgen.
We hebben er geen moeite mee te erkennen dat
de ministers er inderdaad in geslaagd zijn de
moeilijke onderhandelingen met de
farmaceutische sector tot een goed einde te
brengen. Reeds tijdens het themadebat
Geneesmiddelenbeleid op 28 maart van dit jaar
stelde ik namens de Vlaams Blok-fractie dat wij
ons konden terugvinden in de beleidskeuzes van
de ministers om het voorschrijven van generische
geneesmiddelen te stimuleren. Nu wordt in een
procedure voorzien om bij budgettaire ontsporing
de farmaceutische industrie tot de recuperatie te
laten bijdragen. Zolang de patiënt of de apotheker
hier niet moet voor opdraaien, is er voor ons geen
enkel probleem.
In het kader van de beleidsvoorbereiding wordt
een betere samenwerking tussen de administratie
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
Volksgezondheid en het RIZIV als noodzakelijk
omschreven. Naast de bestaande technische cel,
de geneesmiddelencel en de informatiecel wordt
voor 2001 de cel voor permanente doorlichting
van de nomenclatuur aangekondigd. Ook al is
deze zeker nodig, toch onderstreep ik dat het
Vlaams Blok er de voorkeur aan geeft om eerst de
bestaande organen van het RIZIV grondig te
inventariseren en te analyseren. Wanneer blijkt
dat een aantal commissies niet functioneert of
overbodig is, dan moet men ook de moed
opbrengen die weg te snoeien. Uit de bespreking
van het rapport-Peers bleek trouwens dat in het
RIZIV niet minder dan 150 commissies, comités
en raden opgericht zijn. Dit is overduidelijk van het
goede te veel.
Cynisch gesteld, zouden we kunnen zeggen dat
de nieuwe regeringscommissaris, in opvolging van
Freddy Willockx, zijn handen meer dan vol zal
hebben aan de vereenvoudiging van de Sociale
Zekerheid. Waar men voor Freddy Willockx
telkens weer een nieuwe invulling van zijn functie
moest vinden, zal Robert Voorhamme als getipte
nieuwe regeringscommissaris allicht geruime tijd
niet het risico lopen technisch werkloos te zijn.
In deze bespreking kunnen we uiteraard ook niet
voorbijgaan aan de werkzaamheden van de
werkgroep Cantillon. Enige tijd geleden werd
professor Bea Cantillon samen met een ploeg
experten aan het werk gezet om na te gaan in
welke mate het sociaal zekerheidsstatuut van de
zelfstandige kan groeien naar het statuut van de
werknemer. We stellen vast dat de
aankondigingen van een aantal ministers in deze
toch schril afsteken tegen wat voorzien is in de
begroting voor 2001. Ooit noemde de minister van
Middenstand een bedrag 10 miljard frank. In de
begroting voor 2001 is echter maar 900 miljoen
frank uitgetrokken.
Als we rekening houden met de 3 miljard die nodig
zijn voor het optrekken van de
minimumpensioenen voor zelfstandigen en met de
maatregelen voor arbeidsongeschiktheid en
kinderbijslag, komt daar nog ongeveer 1,3 miljard
bij. Zeer vaak lijkt de minister van Sociale Zaken
in deze de concurrent van de minister van
Middenstand. Mijnheer de minister, ik denk dat dit
allesbehalve bevorderlijk is voor de goede afloop
van het naar elkaar groeien van beide
socialezekerheidsstelsels.
Ook de gelijkschakeling van de kinderbijslag voor
het eerste kind van een zelfstandige met dat van
een werknemer, blijft voor ons essentieel. De
verhoging met 600 frank is voor ons dan ook een
te beperkte eerste stap.
Uit het dossier over de sociale bescherming van
vergeten groepen, stellen wij vast dat ook nu weer
een sociaal statuut voor de erkende en
gesubsidieerde onthaalouders wordt
aangekondigd. Uiteraard is ook het Vlaams Blok
gewonnen voor een kwalitatief hoogstaande
kinderopvang. Dat is voor ons echter zeer duidelijk
een gemeenschapsbevoegdheid. Wij zullen erop
blijven wijzen dat bijna alle groepen een sociaal
statuut krijgen, behalve de ouders die ervoor
kiezen zelf voor hun eigen kinderen te zorgen. Als
deze regering blijft weigeren om een
opvoedersloon voor de thuiswerkende ouder in te
voeren, creëert zij een nieuwe discriminatie tussen
onthaalouders, die andermans kind opvangen,
enerzijds en ouders, die voor hun eigen kinderen
zorgen anderzijds. Dit kan toch niet de bedoeling
van deze regering zijn?
Ook wordt in de beleidsbrief gesproken over het
sociaal statuut van de meewerkende echtgenoot
van een zelfstandige. Uiteraard draagt dat onze
goedkeuring weg. Daardoor komen we echter
zeer dicht in de buurt van de discussie over de
individualisering van de socialezekerheidsrechten.
Er bestaan reeds zeer veel afgeleide rechten,
rechten die iemand haalt uit zijn verwantschap en
waarvoor hij of zij zelf niet heeft gewerkt. De
zogenaamde vrouwenbeweging wil al langer af
van deze afgeleide rechten, omdat deze rechten
de afhankelijkheid van de vrouwen aan de
mannen zouden stimuleren. Als traditionele
gezinspartij waarschuwen wij toch voor die
eventuele afschaffing van de afgeleide rechten.
Een thuiswerkende ouder geniet op dit ogenblik
afgeleide rechten via de werkende partner. Het
kan toch niet de bedoeling zijn dat precies op het
moment dat men voor alle groepen een
verbeterde sociale bescherming aankondigt, men
de thuiswerkende ouder de afgeleide rechten
afneemt. Graag had ik dan ook van de minister
van Sociale Zaken vernomen hoe hij staat
tegenover een verregaande individualisering van
de sociale zekerheidsrechten.
Als we de pensioensector nauwkeuriger bekijken,
zien we in eerste instantie het Zilverfonds. Het
Vlaams Blok stelde reeds dat zij geen probleem
heeft met een spaarzame overheid die aan
schuldafbouw doet. Dat staat echter wel in
contrast met de Sinterklaaspolitiek die deze
regering in haar eerste jaar voerde.
Ondertussen hebben we gezien dat de regering
haar ambities met betrekking tot het Zilverfonds
reeds wat terugschroefde. Waar men
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
oorspronkelijk alle gevolgen van de vergrijzing
voor de sociale zekerheid wou oplossen via het
Zilverfonds, wil men dit fonds nu enkel nog
aanwenden om het wettelijk pensioen veilig te
stellen. De vraag rijst of de regering nu echt denkt
dat het pensioenprobleem opgelost zal worden
door het oprichten van dit fonds. Vanuit onze hoek
blijven wij trouwens bezwaar aantekenen tegen
het verankeren van het Zilverfonds in de federale
sociale zekerheid. Zeker nu de eerste inkomsten
van dit fonds moeten komen uit de opbrengsten
van de licenties voor de mobilofonie van de derde
generatie en niet uit sociale bijdragen is er geen
enkel argument voor het betonneren van dit fonds
binnen de sociale zekerheid. Integendeel, we zien
dit als een handige zet om de discussie over de
overheveling van delen van de sociale zekerheid
naar de gemeenschappen nog voor vele tientallen
jaren te blokkeren. Dat is een van de redenen
waarom het Vlaams Blok niet echt warm loopt
voor het Zilverfonds. Tot onze tevredenheid stellen
wij trouwens vast dat wij met onze kritiek niet
alleen staan. Ik verwijs hierbij onder andere naar
de studiedienst van de KBC die het Zilverfonds
met goede argumenten afdoet als een zwak
budgettair disciplineringsinstrument.
Met betrekking tot de tweede pijler moeten wij
vaststellen dat de regering nu ook het aanvullend
sectoraal pensioenstelsel gaat stimuleren. In
eerste instantie kan het Vlaams Blok dit als
positief beschouwen, ook al omdat het een stelsel
is dat vooral werkt op basis van het
kapitalisatiestelsel in plaats van het
repartitiestelsel. We zien de minister van Sociale
Zaken graag op papier zetten dat: "transparantie
en regelmatige en duidelijke informatie over
bijvoorbeeld de evolutie van het rendement, de
kostenstructuur, de berekening van de
winstdeelname enzovoort een van de eerste
vereisten zijn met betrekking tot de sectorale
pensioenfondsen". De minister zal het ons niet
kwalijk nemen dat we bij dergelijk goedbedoeld
proza even onze wenkbrauwen fronsen vanuit
onze parlementaire ervaring met de fondsen voor
bestaanszekerheid. Wat ons betreft, moeten deze
sectorale pensioenfondsen los komen te staan
van de fondsen voor bestaanszekerheid. De
onduidelijke geldstromen van deze laatste maken
een duidelijke controle onmogelijk en zouden het
project met betrekking tot de tweede
pensioenpijler reeds op voorhand hypothekeren
en discrediteren. Met betrekking tot de
ambtenarenpensioenen kondigt de minister van
Pensioenen inderdaad een aantal technische
wijzigingen aan. Mijnheer de minister, graag
hadden we van u vernomen welke aanpassingen
u overweegt. Overweegt u al dan niet om te gaan
schuiven met of foeteren aan de
perequatieregeling die typisch is voor de
ambtenarenpensioenen? Dit is immers een
cruciaal gegeven in het dossier van
ambtenarenpensioenen.
Mijnheer de voorzitter, dames ministers, mijnheer
de minister, collega's, graag had ik deze
uiteenzetting over de begroting voor Sociale
Zaken, Volksgezondheid en Pensioenen
afgesloten met een eerder politiek-filosofische
bedenking. In de beleidsvisies valt telkens op dat
men naast het fenomeen van de vergrijzing
onvoldoende aandacht schenkt aan een aantal
andere maatschappelijke evoluties die repercuties
hebben op het algemeen sociaal en
gezondheidsbeleid. Het stijgend aantal
eenoudergezinnen en alleenstaanden en de
ontrafeling van de gezinsbanden vormen een
onrustwekkend fenomeen. Het formuleren van
principes van familiale mantelzorg en thuiszorg is
uiteraard zeer goed. Als men echter niet gelijktijdig
de moed heeft om te pleiten voor het
herwaarderen van het traditionele gezin en de
familiebanden, als men niet de moed heeft om
een pleidooi te houden voor een volwaardig
statuut en een volwaardige verloning voor de
thuiswerkende ouder, dan blijven de intenties met
betrekking tot thuiszorg, familiale ziekenzorg en
dergelijke slechts mooie bespiegelingen zonder
realiteitswaarde. Men kan bijvoorbeeld als
alleenstaande ouder onmogelijk zijn werk opgeven
om voor een van zijn ouders te zorgen in een
terminale fase. Palliatieve thuiszorg blijft hierdoor
een mooie theorie die echter praktisch onhaalbaar
wordt. Vandaar dat we zo sterk het gemis
aanvoelen aan enige aandacht voor een echt
gezinsbeleid dat wel degelijk ook repercuties heeft
op de sociale zekerheid en de betaalbaarheid
ervan.
Tot hier de enkele beschouwingen die onze fractie
wou formuleren bij de begroting voor Sociale
Zaken, Volksgezondheid en Pensioenen.
De voorzitter: Mijnheer Bultinck, ik zal straks de
Conferentie van voorzitters voorzitten en de vice-
voorzitter, de heer Henry, zal mij hier vervangen.
01.11 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, je vais enfin pouvoir
expérimenter cette nouvelle tribune. Mais la
télévision n'est pas présente...
Le président: Mais vous ne venez quand même
pas parler pour la télévision!
01.12 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
Certainement pas après les heures que j'ai
passées en commission dans cette assemblée. Si
j'étais venue pour la télévision, je n'y aurais pas
passé autant d'heures qui étaient d'ailleurs très
instructives.
01.13 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
wij hebben inderdaad tot in de nachtelijke uren
intens aan de begroting gewerkt. Het incident
ontstond door uw dierbare collega's, voornamelijk
de heer Anthuenis, van de VLD. Ik betreur dat de
mensen van de VLD, die de hoofdtoon in de
regering voeren, deze voormiddag in deze
vergadering totaal afwezig zijn. Ik wil dit graag in
het verslag genoteerd zien.
De voorzitter: Mijnheer Goutry, ik kan u geen
ongelijk geven.
01.14 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
Monsieur Goutry, je vous comprends et j'étais à
vos côtés travaillant de nombreuses heures. Mme
D'Hondt a félécité Mme Onkelinx pour ses
réponses bien argumentées à trois heures du
matin! Nous étions stupéfaits de sa fraîcheur à
cette heure tardive.
Le président: Vous n'avez pas connu M.
Dehousse, madame.
01.15 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, je l'ai connu parce qu'il est
liégeois. Nous avons en tout cas beaucoup admiré
la résistance de notre ministre de l'Emploi.
Monsieur le président, madame la vice-première
ministre, monsieur le ministre, chers collègues,
j'aborderai surtout le volet sécurité sociale et
emploi.
Nous nous réjouissons de la mesure prise par le
gouvernement pour libérer la sécurité sociale de
ses dettes. En effet, il faut rappeler que ces
dettes, pour le régime des travailleurs salariés,
s'élèveront fin 2000 à 34 milliards de francs
belges, tandis que les dettes du régime des
travailleurs indépendants atteindront
23,5 milliards.
Comme le ministre des Affaires sociales et des
Pensions nous le faisait remarquer, un Etat social
actif doit garantir à tous un haut niveau de
protection sociale aujourd'hui et à l'avenir. En
reprenant intégralement les dettes de la sécurité
sociale, le gouvernement entend renforcer de
manière durable la situation financière de la
sécurité sociale ainsi que la confiance de la
population.
Nous ne pouvons qu'approuver cet objectif
louable qui permettra, à l'avenir, de dégager les
deux régimes du paiement des intérêts des
emprunts.
Président: Jean-Pol Henry, premier vice-président.
Voorzitter: Jean-Pol Henry, eerste ondervoorzitter.
Je voudrais maintenant aborder le chapitre de la
protection sociale en faveur des catégories
oubliées: les artistes, les conjoints aidants des
travailleurs indépendants, les gardiennes et
gardiens d'enfants.
Nous souhaitons insister sur le fait que cela fait
des années qu'une protection sociale adéquate
leur fait défaut. Quand on considère la déclaration
gouvernementale et les notes de politique
générale, on peut dire que ce gouvernement a
décidé de s'attaquer, aujourd'hui, au coeur du
problème des catégories oubliées. La tâche sera
ardue, nous en convenons, mais il faut avancer, il
ne faut plus se contenter de déclarations de
bonnes intentions qui engendrent à terme peu
d'effets concrets. L'absence totale de statut pour
ces personnes constitue un obstacle important à
leur épanouissement au sein de notre société et
nous devons y remédier.
Nous apprécions les mesures envisagées en
matière de corrections sociales. La majoration des
minima dans le secteur de l'invalidité, l'extension
de la liste des maladies professionnelles, la lutte
contre la pauvreté et la précarité sont autant de
mesures contribuant à asseoir un haut niveau de
protection sociale.
En ce qui concerne les problèmes
démographiques que nous allons rencontrer, la
charge future du vieillissement dans la sécurité
sociale n'est plus à démontrer. Notre groupe s'est
déjà exprimé en faveur du «
fonds de
vieillissement
» lors de la discussion sur la
déclaration gouvernementale. Celui-ci assumera
entre 2010 et 2030 la couverture des régimes
légaux de pension que viendra compléter le
développement du deuxième pilier des pensions.
A cet égard, le ministre des Pensions et des
Affaires sociales reconnaît ce que nous avons
toujours prôné, à savoir que le deuxième pilier
jouera un rôle important dans l'ensemble de nos
systèmes de protection sociale et plus
particulièrement dans le maintien du niveau de
vie. L'encouragement et le développement du
deuxième pilier présentent l'avantage de
responsabiliser chacun des acteurs face aux
échéances de l'avenir en évitant de reporter sur
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
les générations plus jeunes la totalité du poids du
coût des retraites futures. Cependant, il importera
de rencontrer les obstacles majeurs qui expliquent
la faiblesse du développement de ce deuxième
pilier. Il conviendra de sensibiliser davantage
toutes les couches de la population, d'assurer une
meilleure transparence dans les différentes
formules proposées et d'étendre le régime du
deuxième pilier à une population beaucoup plus
large. On devra s'orienter vers une généralisation
progressive du deuxième pilier en assouplissant et
en élargissant le champ d'application en faveur de
catégories socioprofessionnelles qui n'en
bénéficient pas encore aujourd'hui telles que les
ouvriers, les fonctionnaires, les PME,...
Voilà, monsieur le président, mesdames et
messieurs les ministres, chers collègues, les
différentes remarques que ce volet sécurité
sociale nous a inspirées.
J'en arrive maintenant au volet emploi de ce projet
de budget.
La note de politique générale de Mme la ministre
de l'Emploi présente trois grands axes de politique
dans le cadre de l'exécution de ses missions pour
les années à venir.
Trouver une meilleure harmonie entre la vie
professionnelle et la vie hors travail, maintenir les
personnes plus âgées plus longtemps dans
l'emploi et enfin offrir une réelle chance aux
personnes les moins favorisées sur le marché du
travail sont des objectifs auxquels nous ne
pouvons que souscrire.
Outre ces trois axes, d'autres efforts sont prévus,
à juste titre d'ailleurs, notamment en faveur des
jeunes, d'une adaptation des travailleurs à l'entrée
dans la société de l'information et de la
connaissance et enfin en faveur de l'égalité des
chances.
Le gouvernement comptait sur une responsabilité
des partenaires sociaux pour mener sa politique
d'emploi et les impliquer de manière active dans
ses choix. Il leur appartenait de la sorte de définir
les modalités les plus adéquates pour la
réalisation de ces objectifs. Les négociations y
afférentes ont abouti à un accord
interprofessionnel pour 2001 et 2002 et il faut s'en
réjouir. Le gouvernement doit, dès lors, s'engager
maintenant à apporter son aide à son exécution et
le respecter.
En ce qui concerne, madame la ministre, votre
volonté de développer l'esprit d'entreprise en
rendant la parafiscalité plus favorable à l'emploi,
nous exprimons là notre total accord.
La réduction importante des cotisations sociales,
en particulier celles qui visent les travailleurs aux
salaires les plus bas, permettra à ces travailleurs
d'avoir un réel intérêt à chercher activement du
travail. D'un autre côté, cette mesure sera
favorable aux employeurs qui pourront engager
des travailleurs faiblement qualifiés.
Nous sommes tout à fait favorables également au
développement des activités qui relèvent du
secteur des services de proximité. Outre une
meilleure satisfaction des besoins nouveaux, le
développement de ces activités présente un autre
avantage appréciable: la possibilité d'intégrer des
personnes présentant un profil de qualifications
insuffisant face aux exigences du marché et
connaissant un chômage persistant, voire de très
longue durée.
Les simplifications et les modernisations des
obligations administratives des employeurs et des
travailleurs sont plus que souhaitables. Il est, en
effet, indispensable de supprimer les barrières
auxquelles ceux-ci doivent faire face dans leur
démarche.
J'en terminerai avec le concept de portefeuille de
compétences qui est tout à fait novateur.
A mon sens, il a un objectif louable: permettre de
reconnaître et de certifier les compétences, les
savoir-faire et certaines formations acquises au
cours de la carrière professionnelle. Mais ce
nouveau concept nous amène toutefois à émettre
des réserves, non sur le fond mais quant à son
application, quant à la manière dont vous pourrez
le faire appliquer. Je suis persuadée que vous y
avez déjà réfléchi et que vous disposez de pistes
pour la praticabilité de cet objectif que je partage
totalement.
Monsieur le président, mesdames et messieurs
les ministres, chers collègues, nous soutiendrons
ce projet de budget et l'action du gouvernement,
étant convaincus que la politique qu'il entend
mener contribuera au développement d'un Etat
social actif.
01.16 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de voorzitter, dames ministers, mijnheer
de minister, collega's, het is niet mijn bedoeling de
debatten die gevoerd zijn in de commissies te
herhalen. Het moet mij echter van het hart dat de
besprekingen in de commissie niet normaal
konden verlopen omwille van de laattijdigheid
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
waarmee de regering met deze belangrijke
beleidsnota's naar het Parlement is gekomen en
omwille van de manier waarop een aantal fracties
en collega's de zaken in de commissies hebben
geboycot. Nochtans zijn dit de belangrijkste
beleidsnota's van deze legislatuur. Vorig jaar
waren de ministers immers nog maar pas
aangesteld. Ik vermoed dat de regering volgend
jaar geen reeks nieuwe maatregelen uit de mouw
zal schudden. Deze beleidsnota's geven dus de
grote lijnen van het beleid weer, dat de
verschillende ministers op hun departement willen
uitzetten. Daarom was het debat ten gronde heel
interessant, tenminste voor degenen die de
moeite namen het te volgen.
Inzake de sociale zekerheid had ik het in de
commissie over wat noodzakelijk is om in de
toekomst een efficiënte en betaalbare sociale
zekerheid te kunnen garanderen. Ik stelde ook de
vraag of deze regering, alvorens knopen door te
hakken, niet te veel beloftes heeft gedaan,
waardoor men bij een aantal groepen valse hoop
heeft gecreëerd. Het beste voorbeeld is de prijs
van de liefde. Zelfs in onze huidige, gunstige
economische context moet deze regering toch een
aantal keuzes maken, vandaar mijn vraag aan de
regering om meer te bezinnen voordat men
bepaalde pistes lanceert. Ik sluit mij terzake aan
bij Jos Geysels. Hij zei dat het veel beter is om na
een genomen beslissing te communiceren. Dat is
voor iedereen duidelijker en valse verwachtingen
worden tegengegaan.
De gunstige economische context die deze
regering meekreeg, nam de druk weg om zich
vragen te stellen bij de financiering van het hele
systeem van de sociale zekerheid. Ik heb in de
commissie gezegd dat ik dit betreur omdat een
aantal structurele aanpassingen nodig zijn. De
financiering van het hele systeem blijft immers al
te zwaar doorwegen op arbeid alleen, waardoor
een aantal mensen kunnen ontsnappen aan de
solidariteit die zij eigenlijk zouden moeten
opbrengen. Om diezelfde reden valt ook de druk
weg om de discussie aan te gaan over de
mogelijke federalisering van een aantal sectoren
in de sociale zekerheid. De ministers die hier
aanwezig zijn, waren daarvoor nooit vragende
partij, maar ik verwijs naar de afwezige collega's
van de VLD die in de vorige legislatuur terzake
stoere taal spraken. Vandaag stellen wij echter
vast dat het debat zou stilvallen ware het niet dat
onder andere de discussies, die in het
Arbitragehof op gang worden gebracht, ons
opnieuw herinneren aan onze zeer ingewikkelde
bevoegdheidsverdeling, waarvan de patiënten in
de gezondheidszorg soms de dupe dreigen te
worden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Een debat
over een verdere overdracht van bevoegdheden
naar de gemeenschappen moet ons inziens in de
toekomst verder worden gevoerd. Wij zullen daar
dan ook regelmatig op terugkomen.
Een ander element inzake de sociale zekerheid is
de vraag van alle sectoren om niet telkens nieuwe
maatregelen en plannen aan te kondigen, maar
ook de bestaande maatregelen te harmoniseren
en de administratieve verplichtingen te
vereenvoudigen.
Mijnheer de minister, ik wil vermijden u vanmiddag
nog apart een vraag te moeten stellen. Ik las de
passage in de beleidsnota waarin u stelde dat er
werk zou worden gemaakt van de administratieve
vereenvoudiging in de sociale zekerheid en dat dit
met de hulp van de zogenaamde
vereenvoudigingsambtenaren van de administratie
zou gebeuren. Daaruit bleek ook dat u terzake de
hulp van de regeringscommissaris moet krijgen.
Ik had niet begrepen dat er een aparte
regeringscommissaris nodig is voor de sociale
zekerheid. Ik dacht dat er in opvolging van de heer
Willockx een algemene commissaris zou
aangesteld worden voor de administratieve
vereenvoudiging van de hele administratie. Maar,
wij weten allemaal dat de functie van
regeringscommissaris eigenlijk bedoeld is om een
aantal mensen het statuut te kunnen geven van
mini-minister binnen de regering en om die
mensen op die manier een cadeautje te kunnen
geven. Nu blijkt dat het hier gaat over een
regeringscommissaris voor de vereenvoudiging
van de administratie in de sector van de sociale
zekerheid, tenzij ik mij vergis. Daar is de vraag
over gerezen, mijnheer de minister. Wordt het een
regeringscommissaris toegewezen aan minister
Van den Bossche voor de hele administratie, of is
het iemand die zal toegewezen worden aan
minister Vandenbroucke voor de sector Sociale
Zekerheid?
01.17 Minister Frank Vandenbroucke: Daarover
is nog helemaal niets beslist, mevrouw. Ik kan
echt niet vooruitlopen op beslissingen van de
regering met betrekking tot het aanstellen van een
regeringscommissaris.
01.18 Annemie Van de Casteele (VU&ID): En u
weet daar ook helemaal niets van? Ik kan mij dat
moeilijk voorstellen want het is duidelijk dat het
iemand van uw partij zal zijn. Of die dan bij
minister Van Den Bossche of bij u terechtkomt
hangt waarschijnlijk af van de persoonlijke
relaties. Als het iemand is die beter aansluit bij uw
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
profiel, dan zal die aan u toegewezen worden, zo
begrijp ik het. Men heeft al een aantal namen
gesuggereerd.
01.19 Minister Frank Vandenbroucke: Maar daar
vergist u zich over. Dat mag u navragen bij de
andere collega's. De Vlaamse socialisten hebben
een goede verstandhouding in de regering; wij zijn
bijna substitueerbaar, dus dat kan het probleem
niet zijn. Ik denk echt dat het veel te vroeg is om
die vraag te stellen. Er is daar nog geen enkele
beslissing over genomen, er is ook geen enkele
oriëntatie gegeven. Er is nog wel een beetje tijd.
De heer Willockx is nog niet weg.
01.20 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Ik zal
mijn vraag anders stellen, mijnheer de minister.
Vindt u het zinvol dat men iemand zoals de heer
Voorhamme in een federale context gaat
"parachuteren" om hier te komen helpen bij het
vereenvoudigen van de administratie van de
Sociale Zekerheid? In mijn ogen heeft hij namelijk
helemaal geen voeling met die federale context,
aangezien hij de laatste jaren actief is geweest in
het Vlaams Parlement. Ik zal zeker niet ontkennen
dat de heer Voorhamme de Sociale Zekerheid
kent, maar de vraag is of het opportuun is om zo
iemand naar hier te halen?
Hetzelfde vraag ik mij af voor mevrouw Van
Asbroeck, een andere naam die wordt
gesuggereerd. Is het opportuun dat men mevrouw
Van Asbroeck, die in Brussel een beetje uit de
boot is gevallen, naar hier zou halen om die taak
op zich te nemen? Moeten wij wachten tot dat
pakje onder de kerstboom is gelegd door de
Socialistische Partij? Zal diegene voor wie het
bestemd is dat dan uiteindelijk op kerstavond te
weten komen, of met nieuwjaar misschien?
01.21 Minister Frank Vandenbroucke: De
minister van gelijke kansen deelt mij informeel
mee dat het opportuun is dat het een vrouw is.
01.22 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Daar
ben ik het mee eens. Maar het is natuurlijk ook
wel erg, mevrouw de minister, dat men het statuut
van regeringscommissaris moet gebruiken om
een evenwicht te brengen in de federale regering
omdat dat evenwicht er op dit moment niet is. Ik
vind dat het statuut daarvoor ook niet misbruikt
mag worden. Maar goed.
Mijnheer de minister, het heeft geen zin dat ik u
deze namiddag verder het vuur aan de schenen
probeer te leggen. Ik zal waarschijnlijk toch geen
antwoord krijgen. Mijn collega mevrouw Brepoels
was van plan om de eerste minister daarover te
ondervragen. Hij heeft zijn antwoord aan een
collega meegegeven, dus we zullen afwachten of
hij misschien beter weet dan u wie de gelukkige
zal worden. Misschien deelt hij ons ook mee dat
men tot inzicht is gekomen: dat een
regeringscommissaris absoluut niet meer nodig is,
dat men zal besparen en een
regeringscommissaris minder zal aanduiden. Dat
was eigenlijk de kern van mijn vraag. Ik heb
bewondering voor u als minister van Sociale
Zaken. Hebt u zo'n regeringscommissaris eigenlijk
wel nodig? Kunt u die taak niet alleen aan met de
hulp van de mensen die daarvoor in de
administratie aangeduid zijn? Ik vermoed van wel
en dus zal het nog meer op een cadeau lijken als
er uiteindelijk iemand wordt aangesteld.
Een laatste opmerking over de Sociale Zekerheid
in globo, mijnheer de minister. Ik heb u ook in de
commissie al gezegd dat men stilaan de
uitkeringen wat meer inkomensgebonden maakt in
de plaats van categoriegebonden.
Men doet dat in de sector van de
ziekteverzekering met de maximale factuur. Ik wil
verwijzen naar een opmerking die collega Pieters
vorig jaar heeft gemaakt in verband met de
kinderbijslagen. Is het terzake niet zinvoller in
plaats van per categorie aan dubbele
kinderbijslagen te denken dit bedrag meer
inkomensgebonden te maken? Dit lijkt mij
logischer omdat we kunnen vaststellen dat ook
daar inactiviteitvallen ontstaan doordat mensen
dubbel kindergeld krijgen als ze werkloos zijn
terwijl dit wegvalt op het moment dat zij aan het
werk gaan. Men neemt dan een maatregel om dit
dubbel kindergeld gedurende een aantal maanden
te laten doorlopen om die inactiviteitval tegen te
gaan. Eigenlijk is dit kurieren am Symptom en ik
vraag mij dan ook af of men geen oplossing kan
vinden die beter aansluit bij de inkomenssituatie
en noden van de gezinnen.
Ik herinner u er ook nog aan dat ik gevraagd heb
naar de recentste toestand in verband met het
Fonds voor Collectieve Uitrusting en Diensten.
Mijn partij zal er blijven op aandringen dat het hier
gaat om een bevoegdheid van de
gemeenschappen. Ik heb terzake trouwens een
wetsvoorstel ingediend en ik hoop dat dit volgend
jaar zal kunnen worden behandeld. Ik weet dat
daarover momenteel met de gemeenschappen
wordt onderhandeld maar het lijkt mij nodig
terzake een wettelijk initiatief te nemen zodat op
zijn minst de middelen worden overgedragen. Op
die manier kan men in de gemeenschappen een
coherent beleid inzake kinderopvang voeren.
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
Wat het Zilverfonds betreft, verwijs ik naar mijn
betoog in de commissie. Ik betreur dat alles nogal
vrijblijvend is. De norm werd immers nog wat
losser gemaakt door de jaarlijkse discussie van
een zilvernota.
Mijnheer de minister, ik had ook nog een vraag
over de overheidspensioenen. Sinds de
bijeenkomst van de commissie blijkt er inzake
overheidspensioenen ook een afspraak te zijn
gemaakt over het tijdskrediet. U weet dat ik
voorstander ben van een tijdskrediet dat een
oplossing moet vormen voor de globale
problematiek. Met andere woorden, het moet
rekening houden met wat wij van onze
ambtenaren verwachten. Wat kunnen wij tijdens of
op het einde van de carrière financieren? Als ik
het goed heb begrepen werd een akkoord bereikt
over een tijdskrediet van 20%. Mijnheer de
minister, alles hangt uiteraard af van de volledige
carrièreduur om te weten of dat percentage al dan
niet aanvaardbaar is. Op het eerste zicht lijkt dat
natuurlijk veel, want 20% op een carrière van 40
jaar is 8 jaar. Ik heb daar per definitie niet zo veel
op tegen, maar ik zou de achterliggende
redenering toch willen kennen omdat maatregelen
in de overheidssector een cascade-effect kunnen
hebben naar de privé-sector.
01.23 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Van de Casteele, ik heb een volledig technische
uitleg met de nodige voorbeelden op mijn website
gezet.
01.24 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de minister, dan moet ik constant uw
website raadplegen.
01.25 Minister Frank Vandenbroucke: Zo zou het
moeten gaan, vind ik. E-parliament.
Ik verwijs daar naar omdat er veel voorbeelden te
vinden zijn. U zou dit misschien eens moeten
bekijken.
Ik ben bevoegd voor pensioenen. Het is niet de
minister van Pensioenen die een uitstapregeling
geeft aan de onderwijzers of de ambtenaren, want
het zijn respectievelijk de ministers van Onderwijs
in de gemeenschappen en de federale minister
van Ambtenarenzaken die terzake
uitstapregelingen organiseren. De vraag is welke
pensioenreglementering daarop van toepassing is.
Vandaag kan men voor de pensioenberekening
20% van de loopbaan valideren die worden
opgenomen in de vorm van loopbaanonderbreking
en aanverwante formules van niet-betaalde
afwezigheid. Daarbovenop kan men vanaf 55 jaar
uitstappen en dat daaraan toevoegen. Dat is de
huidige situatie.
Wat doe je met de pensioenberekening? Ik wil
erop wijzen dat niet ik het systeem van de
terbeschikkingstelling vanaf 55 jaar heb gecreëerd
en ik wil het ook niet afschaffen. De ministers van
Openbaar Ambt en Onderwijs moeten het
systeem in stand houden of afschaffen, indien zij
dat zouden willen.
Wat de pensioenberekening betreft geldt vandaag
de regeling dat, wanneer men valideert, dus mits
betaling van 7,5%, de jaren vanaf het
vijfenvijftigste levensjaar meetellen voor de
pensioenberekening. Daar bovenop kan men 20%
van de loopbaan valideren, behalve het eerste jaar
van een loopbaanonderbreking of de eerste drie
jaar bij de opvoeding van kleine kinderen. Ik wil
vanaf 1 januari 2011 tot een algemeen systeem
komen, waarbij de uitstapmogelijkheden bij het
einde van de loopbaan en ook tijdens de loopbaan
worden beperkt tot deze 20%. Dit percentage
wordt opgetrokken tot 25% wanneer men
gedurende 12 maanden loopbaanonderbreking
heeft genomen om kleine kinderen op te voeden.
Om de huidige generatie, die natuurlijk in de
verwachting leeft dat zij zonder problemen van het
huidige regime kan genieten, niet teleur te stellen,
zullen wij heel geleidelijk evolueren van het
huidige regime, dat de optelsom is van twee
verschillende regimes, naar het unieke regime in
2011. Ik meen dat ik zodoende volledig ben
tegemoetgekomen aan de vraag van de Kamer.
Ik herinner mij de debatten die wij hierover in de
zomer van 2000 hebben gevoerd. Men heeft mij
gezegd dat mijn voorstel te negatief was en dat
het moest worden omgebouwd tot een positief
alternatief, namelijk een algemeen tijdskrediet,
waarop het onderwijzend personeel en de
ambtenaren beroep zouden kunnen doen.
Hierover heb ik ondertussen onderhandeld met de
vakbonden, in overleg met de gemeenschappen.
Ik stel vast dat er hierover nu grote
eensgezindheid is bereikt met de
vertegenwoordigers van het personeel, meer in
het bijzonder met het onderwijzend personeel. Dit
is een progressief alternatief dat het onderwijzend
personeel en de ambtenaren toelaat om, met het
oog op hun pensioenberekeining - alleen daarvoor
ben ik bevoegd - hun loopbaan soepel te plannen.
Ik ben er blij mee dat het bereikte akkoord de
facto ook een consolidering inhoudt van de in de
gemeenschappen reeds bestaande systemen.
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
Deze systemen werden ook wat onderdrukt, denk
ik, en om die reden zijn ook de vakverenigingen
tevreden met wat op vraag van deze Kamer in
onderling overleg tot stand is gekomen. Ik zal
daarover nu een koninklijk besluit nemen, dat door
de Kamer zal moeten worden bekrachtigd
overeenkomstig de programmawet van 12
augustus van dit jaar.
01.26 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitleg. Ik
ga in elk geval de voorbeelden op uw website
raadplegen, wat het begrip van de zaak zeker zal
vergemakkelijken. Ik heb de indruk dat het om
een verbetering gaat, die ook in de lijn ligt van wat
wij hebben gevraagd.
Wel rijst de vraag of dit de enige aanpassing is die
de regering wil doorvoeren voor de pensioenen
van de ambtenaren. Hieraan gekoppeld volgt de
vraag of de betaalbaarheid van het
pensioenstelsel in de toekomst daarmee
gewaarborgd is?
01.27 Minister Frank Vandenbroucke: In de
programmawet waren twee elementen
opgenomen. Ten eerste, een
pensioencomplement voor ambtenaren die langer
werken dan hun zestigste. Deze regeling komt in
voege vanaf 1 januari. Ten tweede, wordt voorzien
in een specifieke pensioenregeling voor
ambtenaren met zware beroepen. Ik wacht op
voorstellen van de vakbonden, waarna ik een lijst
van deze zware beroepen zal opmaken.
01.28 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de minister, ik wil even ingaan op deze
pensioencomplementen. Het voorbeeld dat u hebt
becijferd voor de commissie geeft mij niet veel
illusies over het aantal personen dat hierop wenst
in te gaan. Indien men langer werkt dan zijn
zestigste jaar, zou men de eerste jaren
maandelijks bijkomend 800 frank ontvangen, wat
eerlijk gezegd niet zoveel is en ik weet niet of vele
mensen daarvoor nog enige moeite aan de dag
zullen leggen. Het pensioencomplement zou
maximaal 53.000 frank per jaar kunnen bedragen
en ik vraag mij af of vele mensen daarvoor in ruil
langer willen presteren. U zal misschien zeggen,
het gaat om veel geld en dat is misschien ook zo,
maar in verhouding tot de te leveren inspanning
en wetende dat er ook nog eens een bijkomende
rem bestaat van drievierde van het loon, kan men
zich afvragen, in hoeveel gevallen het om een
bedrag van 53.000 frank zal gaan.
Mijnheer de minister, u zegt terecht dat u vanuit
uw functie alleen invloed hebt op het aspect van
de pensioenen. Ik stel echter vast dat uw collega,
mevrouw Onkelinx, het systeem van tijdkrediet
vooral gaat gebruiken voor een soort versoepeling
van de loopbaanonderbreking. Ik zal daarover ook
met haar spreken. Ik zie liever dat het globale
debat wordt gevoerd. Als men alleen de
versoepeling van de loopbaanonderbreking
doorvoert, moet men nadien nog eens een
discussie voeren over de pensioenleeftijd, de
uittreding en de carrièreduur. Volgens mij had
men een globale discussie moeten voeren, zoals
dit voor de overheidssector is gebeurd.
Mijnheer de minister, sta mij toe even stil te staan
bij de sector gezondheidszorg. Ik heb in de
commissie reeds veel nadruk gelegd op het
belang van de gegevensinzameling. Ik stel vast
dat er wat de gezondheidszorg betreft toch een
nieuwe wind waait op het departement. Ik juich dit
toe, hoewel er een aantal vraagtekens blijft
bestaan. Wij kijken bijvoorbeeld uit naar een
nieuwe financiering van de ziekenhuizen die meer
op de activiteiten gericht is, maar wij hebben er
nog heel wat vragen over. Alle aanpassingen aan
de financiering die reeds gebeurden hebben
immers tot nieuwe misbruiken geleid. Wij zullen
dus goed moeten toezien dat er een goede manier
komt om de ziekenhuizen te financieren, welk
verschil er moet blijven tussen universitaire
ziekenhuizen en andere. Ik ga het debat daarover
hier niet voeren.
Samen met andere collega's die reeds het woord
voerden ben ik verheugd over het akkoord met de
artsen. Dat evolueert zeker in een goede richting
wat het globaal medisch dossier betreft. Ik deel
ook een aantal prioriteiten van de regering in
verband met palliatieve en geestelijke
gezondheidszorg, ouderen, oncologie, enzovoort.
Ook wat de betaalbaarheid voor de patiënt betreft,
denk ik dat wij ons kunnen aansluiten bij het idee
van de maximale factuur in de ziekteverzekering.
Ik wil hier benadrukken, zoals ik ook reeds in de
commissie heb gedaan, en zoals ook enkele
collega's telkens opnieuw pleiten, dat de maximale
factuur over de federale ziekteverzekering gaat.
Zolang deze nog federaal blijft, kunnen we niet
anders dan ze federaal te regelen. Wij zullen ons
echter blijven verzetten tegen de druk om op het
federale niveau een autonomieverzekering in te
stellen. Wij zullen alle initiatieven steunen op het
vlak van de Gemeenschappen om daar aan de
inderdaad groter geworden zorgbehoeften
tegemoet te komen met een eigen systeem van
zorgverzekering.
Mijnheer de minister, ik wil nog even stilstaan bij
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
de geneesmiddelensector. Ik kan het niet laten.
Het is immers de sector waarin ik mij het meeste
thuis voel. Ik sluit me aan bij hen die enige hoop
koesterden dat wij met dit budget al enigszins in
de goede richting evolueren. Toch moet ik zeggen
dat, in tegenstelling tot wat mijn collega van het
Vlaams Blok zei, dat het budget niet sterk
verhoogd is. Vergeleken met de uitgaven van
vorig jaar, niet vergeleken met de begroting, zitten
wij maar met een realistisch budget. Ik wil u er nog
eens aan herinneren dat er andere maatregelen
nodig waren dan de bestaande. Ik ben blij dat u
ook tot dat inzicht bent gekomen, mijnheer de
minister, want bij de besprekingen van de
begroting van vorig jaar hebt u zich nog sterk
gemaakt dat u het budget met uw lineaire
maatregelen wel onder controle zou krijgen. Wij
moeten echter opnieuw vaststellen dat het budget
overschreden werd. Wij kunnen dit alleen
vaststellen. Nu voorziet u een enveloppensysteem
dat de uitgaven beheersbaar moet maken voor de
toekomst.
Waar u zei dat er een akkoord is met de
farmaceutische industrie, is dit bij mijn weten
slechts voor een jaar geldig, mijnheer de minister.
Na een jaar zal men herbekijken hoe het systeem
functioneert. Het verheugt me ook dat u
voorzichtig erkent dat er een weerslag kan zijn op
andere sectoren. Onlangs werden wij in
Antwerpen op een studiedag over het
geneesmiddelenbeleid geconfronteerd met een
studie die in Nederland was gemaakt over dit
onderwerp. Ik raad u aan dit verslag ter hand te
nemen. Uw medewerkster was er aanwezig. Daar
bleek duidelijk dat heel wat elementen meespelen
in het geneesmiddelenbudget. Er zijn inderdaad
een aantal besparingen in een aantal
sectoren..Niet alleen in andere sectoren van de
sociale zekerheid, maar ook binnen het hele
economische circuit moeten bijvoorbeeld
afwezigheden op het werk worden meegerekend.
U belooft nogmaals kortere termijnen voor
terugbetalings- en registratiedossiers. Ik herinner
u er nog maar eens aan dat dit een Europese
verplichting is. Men heeft dit nu nog eens beloofd,
maar ook uw voorgangster deed dat al. Hoe
dikwijls zal men dat nog als pasmunt geven?
Vandaag lopen de termijnen nog steeds uit de
hand. Ik kan alleen mijn vrees uitdrukken bij het
zien van de samenstelling van de
terugbetalingscommissie, dat wij daar nu met een
blokkeringminderheid zitten die er opnieuw voor
zou kunnen zorgen dat een aantal dossiers op de
lange baan wordt geschoven. Wie de sector kent
weet immers dat de ziekenfondsen omwille van
hun zogenaamde responsabilisering een aantal
terugbetalingdossiers in het verleden op de lange
baan hebben geschoven. Er is niets dat zegt dat
zij dat ook niet in de toekomst zullen doen.
Immers, er moet een tweederdemeerderheid zijn
en zij zijn met meer dan een derde. In dat opzicht
hebben wij het in de commissie gehad over de
macht van de ziekenfondsen in heel ons systeem
van ziekteverzekering. Ik vind dit te ver gaan, dit
zou ons nog parten kunnen spelen.
Het doel blijft nieuwe geneesmiddelen sneller
beschikbaar te stellen en daar scharen wij ons
achter. U weet dat wij ook uw initiatief steunen om
de generieken meer te bevorderen op basis van
een referentieterugbetaling. Ook daar zijn er
echter nog heel wat vragen. U weet dat er naast
de klassieke generieken ook een aantal firma's
zijn die sterk onder de prijs van de anderen gaan.
Als ook daarop de referentieterugbetaling van
toepassing wordt, vreest de sector dat men op
een bepaald moment zelfs geen remgeld meer
zou hebben. Ik vraag u dit te onderzoeken.
U hebt ook gezegd de artsen te zullen stimuleren.
Wij hebben het erover gehad dat de patiënten dat
wel zullen doen en zullen moeten doen anders
zullen zij meer betalen. In het akkoord met de
artsen heb ik gelezen dat daarvoor in een
incentive zou worden voorzien, wat echter niet
naar de individuele artsen zou gaan, maar wel
naar de verenigingen. Als dat dan wordt gebruikt
om hen mee in te schakelen en mee te
begeleiden, heb ik daarmee geen probleem. U
weet dat voor apothekers de druk groot wordt om
een selectie te kunnen maken uit de bestaande
generieken. Mevrouw de minister, als ik het goed
voorheb, hebt u een ontwerp van
selectieovereenkomst gehad vanuit de sector, met
de vraag om dat als overheid te bekijken. Dat
moet waterdichte garanties opleveren en
vermijden dat de wet wordt overtreden, en ervoor
zorgen dat het systeem in overleg kan worden
toegepast tussen artsen en apothekers.
Mijnheer de minister, nog een opmerking in
verband met de registratie. U doet in uw nota alsof
er geen Europese registratie bestaat. Ik zou toch
willen dat problemen zoals het feit dat een
geneesmiddel in sommige landen wel en in
andere niet op de markt is, op Europees niveau
wordt aangepakt. Ook voor de prijs van de
geneesmiddelen zou het veel beter zijn als men
op termijn naar een prijsbepaling op Europees
niveau kan gaan. Alle inspanningen die u -
terecht
- aankondigt en waarmee men wil
inschatten wat de meerwaarde is van een
geneesmiddel vooraleer men de prijs of het
terugbetalingstarief bepaalt, zouden ook beter op
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
Europees niveau gebeuren.
Er zijn heel wat vragen over de samenstelling van
de prijs van geneesmiddelen. Als wij die bekijken,
merken wij dat er voor nieuwe geneesmiddelen
productiekosten en zwaar doorwegende
researchkosten zijn, maar ook en vooral kosten
voor promotie en voorlichting inzake de
geneesmiddelen waarover meer vragen bestaan.
Ik haal dit aan omdat het een verschil uitmaakt
met de prijszetting voor een generiek. Tijdens de
bespreking van de programmawet zei ik reeds dat,
in afwachting van een nieuw financieringssysteem
voor de distributie en wil men de apotheker
meekrijgen om de generieken te stimuleren, men
ervoor moet zorgen dat zij de vinger niet in hun
eigen oog steken. De distributiemarge is immers
niet vast.
Ik stelde daarom ook vragen aan minister Picqué
in verband met de wijze waarop de
referentieterugbetaling zal worden geregeld en
met betrekking tot het garanderen van absolute
marges in een overgangsfase.
Op de reactie dat apothekers steeds komen
aandraven met geldproblemen kan ik meteen
antwoorden dat artsen dat ook doen wat hun
tariefovereenkomst betreft. Daarover wordt ook
onderhandeld. Ik ben zeker niet tegen een nieuw
financieringssysteem. Dan zal men meer de
farmaceutical care financieren naast de
handelsmarge, wellicht met als gevolg dat dan
jaarlijks met het RIZIV zal moeten worden
onderhandeld. En daarvoor zijn de apothekers
bang. Immers, in het verleden evolueerde hun
inkomen mee met de prijs of de omzet van de
geneesmiddelen. De laatste tijd gebeurde dat veel
minder, omwille van de dure specialiteiten. In de
toekomst zullen wij evolueren naar een systeem
waarbij de apotheker meer zal worden
gehonoreerd voor zijn intellectuele bijdrage in het
geneesmiddelenbeleid. Ik ben er trouwens van
overtuigd dat uit een onderzoek bij de patiënten
omtrent hun standpunt over de rol van de
apotheker in de eerste lijn, zou blijken dat de
apotheker veel meer doet dan het rationeel
gebruik van geneesmiddelen begeleiden. Een
apotheker heeft immers ook vaak een
opvangfunctie; de apotheker is een persoon bij
wie men voor alles en nog wat terechtkan. Het lijkt
mij belangrijk dit in stand te houden.
De rol van de apotheker in de eerste lijn zal in de
toekomst meer moeten worden gewaardeerd. De
apothekers willen het imago van winkelier kwijt. U
zegt dat apothekers het steeds over geld hebben,
mijnheer de minister, maar van dat beeld willen zij
af. Maar, dan moet u in een aantal andere
dossiers, zoals in verband met de restorno's,
knopen durven doorhakken. Ik heb trouwens ook
aan minister Picqué gevraagd om met hem een
gedachtewisseling te hebben over de ristorno's.
Volgens een uitspraak van de Orde, van vorige
week, kunnen thans directe kortingen worden
toegepast. Ik begrijp uw bekommering ten aanzien
van de patiënten, maar het gaat niet op harde
discussies te voeren in een
terugbetalingcommissie over de prijs van een
geneesmiddel, als er nadien kortingen kunnen
worden gegeven. Het zou veel beter zijn de
korting meteen te verrekenen in de prijs;
geneesmiddelen kunnen niet als normale
consumptiegoederen worden beschouwd.
Mevrouw de minister van Volksgezondheid, ik
richt mij thans tot u omdat ik geen antwoord
ontving op mijn vraag wat volgens u al dan niet
nog zal mogen worden verkocht in een apotheek.
In het verleden hebben we discussies gevoerd
over de definitie van geneesmiddelen. We hebben
echter een steeds grotere grijze zone. Ik ga ervan
uit dat producten die verkocht worden met
gezondheidsclaim ofwel terecht een
gezondheidsclaim hebben en een kwaliteit die kan
gegarandeerd worden en in een apotheek
thuishoren ofwel onterecht een gezondheidsclaim
hebben of waarvan de kwaliteit niet kan worden
gewaarborgd. Zo'n produkten moeten volgens mij
verboden worden. Zeggen dat een gedeelte niet
thuishoort in de apotheek maar wel naar een
ander circuit kan, kan niet. Laten we toch geen
grijze zone creëren waarop nog minder controle is.
Uiteindelijk willen we de gezondheid van de
consument beschermen. Ik vraag u er goed over
na te denken. De discussie over het toelaten van
bijvoorbeeld de verkoop van tandenborstels in de
apotheek is dan weer een heel andere discussie.
Ik wil vooral voorkomen dat men een deel van de
producten naar de groothandel
-
de grote
distributieketens bijvoorbeeld - of naar een soort
parawinkels versluist. De risico's voor de
consument worden dan immers ook groter.
Wat betreft eigendomsrecht en overnameprijs ben
ik ervan overtuigd dat wij er in de komende
maanden een discussie over voeren, net als over
de patiëntenrechten, drugs en niet conventionele
praktijken. We hebben dus nog heel wat werk,
mevrouw de minister.
Ik kom bij uw departement terecht voor wat betreft
voedselveiligheid. De uitdagingen zijn zeer groot.
We hebben er al heel wat discussies over gevoerd
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
en moeten toch vaststellen dat ook een groene
minister geen deus ex machina is die plots de
veiligheid 100% kan garanderen. Er kunnen
evengoed incidenten gebeuren. Dat is niet
afhankelijk van wie minister is. Dat neemt niet weg
dat wij achter alle maatregelen staan die de
gezondheid ten goede komen. We betreuren dat
het opstarten van het agentschap zo traag
verloopt en dat een aantal zaken die we de laatste
maanden hebben zien gebeuren - bijvoorbeeld
rond BSE of salmonellavergiftiging - bewijzen dat
zo'n instrument broodnodig is om communicatie te
voeren naar de mensen.
Wij hebben het gisteren gehad over het gebruik
van beenderen in voedingswaren. Daar was nogal
wat verwarring over. In Europa zegt men dat wat
niet verboden is, toegestaan is. Eigenlijk zou men
het beter omkeren. In de dioxinecommissie
hebben we dat ook gezegd. Men zou beter een
lijst maken van wat in humane voeding verwerkt
mag worden en wat niet. Gisteren heeft u
geantwoord dat beenderen volgens de Europese
regels gebruikt mogen worden. De vraag is niet
alleen of ze gebruikt mogen worden, maar of ze
gebruikt worden. Dat is de vraag die de
consument zich stelt. Zit er beendermeel in onze
worst? Daarover was het antwoord gisteren niet
zo duidelijk.
01.29 Minister Magda Aelvoet: In de vraag en het
technische antwoord dat ik te elfder ure gekregen
had, was alleen sprake van beenderen op basis
van de Europese bepalingen. Daar wordt
inderdaad gesteld dat het niet bij het
risicomateriaal gerekend wordt en dus toegelaten
wordt. Dat is in algemene zin. Het woord
beendermeel staat er niet in.
In België is wel degelijk een positieve lijst over wat
beschouwd wordt als een voedingsmiddel. Ik heb
dat op radio en televisie ook duidelijk gezegd. Wat
dat betreft is er het koninklijk besluit van 1983 dat
losstaat van het BSE-geval, maar wel zeer
duidelijk is. In dat koninklijk besluit staat een
positieve lijst waarin ingrediënten zijn opgesomd
die gebruikt mogen worden voor vleesverwerking.
Beendermeel staat daar niet tussen. De hele
heisa die anderhalve week geleden is ontstaan
naar aanleiding van een artikel dat een eigen
leven beginnen leiden is, heeft te maken met
verklaringen van een slagersbond die bij nader
inzien niet getraceerd kon worden. Alle contacten
die er tussen het IVK, de eetwareninspectie en de
betrokken sector zijn geweest, zijn zeer formeel.
Onze eigen wetgeving laat dat niet toe.
Ten tweede, fraude is altijd mogelijk, maar er zijn
geen gevallen gesignaleerd waar bij controle werd
vastgesteld dat de wetgeving niet wordt
gerespecteerd.
01.30 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mevrouw de minister, ik kan alleen vaststellen dat
Europa op dit vlak dubbelzinnige signalen uitzendt.
Dit bewijst voor mij nog meer dat de maatregelen
in verband met het dierenmeel vooral om
economische redenen, onder druk van een aantal
lidstaten, zijn genomen en zeker niet uit
weloverwogen gezondheidsoverwegingen. Dit
brengt mij op de vraag over de kosten.
Wij hebben via de media vernomen dat minister
Gabriels er niet in is geslaagd om de factuur aan
Europa door te sturen, zowel wat de verwerking
van het dierlijk afval en beenderen betreft als wat
de bijkomende testen betreft. Wij weten allemaal
dat de verwerking van het afval een
gewestbevoegdheid is. De gewesten zitten met
die factuur, hoewel zij waarschijnlijk zullen
proberen om die opnieuw naar het federaal niveau
over te hevelen, eventueel via een systeem van
vleestaks, waarover reeds werd gesproken.
De testen zijn duidelijk wel uw zorg, mevrouw de
minister. De vraag rijst of de bijkomende 2 miljard
met de huidige begroting kan worden
gefinancierd. Moet de regering haar eigen
begroting niet amenderen om tenminste die tests
te kunnen betalen als wij vanaf 1 januari zullen
verplicht zijn die uit te voeren?
Ik heb nog een laatste opmerking in verband met
de Sociale Zekerheid. Ik moet toch nog even iets
over de transfers zeggen. Ik heb dat ook in de
commissie gedaan. Ik wil wijzen op de sluipende
wijziging van de finaliteit van het rapport van de
heer Jadot, waarbij vooral de ongelijkheid in de
uitgaven voor de gezondheidszorg in beide
gemeenschappen in kaart moest worden
gebracht. Nu wordt dat de ongelijkheid in de
verschillende regio's. Op die manier verdoezelt
men dat er nog transfers tussen beide
gemeenschappen voorkomen die niet objectief
verantwoord zijn. Een ongelijke spreiding van het
aanbod kan daar mee de oorzaak van zijn, want
wij weten dat het aanbod ook de vraag initieert.
Anders zouden we geen numerus clausus hebben
ingesteld. Zeker wat de artsen betreft en naar
aanleiding van de druk vanuit vooral Franstalige
kant om aan de numerus clausus iets te doen,
blijven wij zeer waakzaam. Wij zullen in de
toekomst blijven vragen dat een rapport Jadot
wordt opgesteld en dat wij daar ook de cijfers uit
kunnen distilleren over het verbruik in beide
gemeenschappen. Als dat verbruik op termijn
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
gelijkloopt, zullen we dat alleen maar toejuichen.
Mevrouw de minister, ik zal nu het
tewerkstellingsluik behandelen. Ik zal proberen
kort te zijn. Ik kan alleen vaststellen, met een
aantal collega's, dat de Belgische arbeidsmarkt en
de grote regionale verschillen die daar bestaan,
een coherent tewerkstellingsbeleid bemoeilijken.
Wij stellen vast dat structurele werkloosheid in
beide gewesten voorkomt, maar de risicofactoren
zijn verschillend. Eigenlijk vraagt dat al om een
verschillend beleid. De arbeidstekorten in de
gewesten verschillen uiteraard. Ze zijn veel acuter
in Vlaanderen. Ze zijn ook veel meer
geconcentreerd rond bepaalde profielen.
Vlaanderen heeft veel minder nood aan
arbeidsherverdeling, terwijl dat in Wallonië
misschien nog een terechte zorg is.
Mevrouw de minister, wij kunnen ons niet van de
indruk ontdoen dat u eigenlijk vooral vanuit die
richting werd geïnspireerd. U behoort nu eenmaal
tot de gemeenschap waartoe u behoort.
Ook de versnippering van bevoegdheden
veroorzaakt problemen die een coherent
tewerkstellingsbeleid bemoeilijken. Ik ben
trouwens niet de enige die dat zegt. Ook het IMF
heeft meermaals verklaard dat opleiding en
plaatsing van werklozen beter geïntegreerd
moeten verlopen en beter op de markt moet
worden afgestemd. Er moeten ook meer
sanctiemogelijkheden komen. Tenminste zachte
dwang moet kunnen. Omdat die bevoegdheden bij
ons op verschillende niveaus zitten, wordt dat zeer
zwaar bemoeilijkt.
Het derde probleem in verband met onze
arbeidsmarkt, bestaat erin dat de geografische
mobiliteit miniem is. In sommige gewesten
bestaan er meer reserves dan in andere, maar
blijkbaar slaagt men er regionaal niet in om de
mobiliteit te stimuleren, waardoor bijvoorbeeld
Brusselse werklozen in Vlaanderen aan de slag
kunnen. Er is wel sprake van enige mobiliteit in de
rand rond Brussel, maar verder niet. Werknemers
in de bouwsector moeten zich ook soms van
West-Vlaanderen naar Limburg verplaatsen om te
werken. Mijns inziens moeten in dit verband extra
inspanningen worden gedaan.
Een vierde probleem is de passiviteit van ons
stelsel van sociale zekerheid, wat ook door het
IMF werd vastgesteld. We hebben het reeds
herhaaldelijk gehad over de inactiviteitsvallen die
in het stelsel verborgen zitten. De regering
probeert daaraan geleidelijk te remediëren.
Desalniettemin zou er, zeker wat het systeem van
de werkloosheidsuitkeringen betreft, meer druk
moeten kunnen worden uitgeoefend en zouden
bijvoorbeeld opleiding en trajectbegeleiding
verplicht moeten kunnen worden gemaakt.
Ten vijfde, er zijn teveel plannen. Het is dus
dringend nodig ze te evalueren en te toetsen aan
de efficiëntie, om dan uit te maken welke worden
gehandhaafd en welke niet. Als we bijvoorbeeld
vaststellen dat jongerenbanenplannen tot ouderen
- een contradictio in terminis - zouden moeten
worden uitgebreid, dan kunnen we niet anders dan
concluderen dat het hier fout is gegaan. Dit wil niet
zeggen dat er geen doelgroepen zijn die
verantwoorden dat de middelen er prioritair in
worden geïnvesteerd. In ieder geval, op deze
manier kan het niet verder, noch voor de
bedrijven, noch voor de werknemers. Het beste
voorbeeld is uw Rosetta-plan, mevrouw de
minister, het stageplan voor jongeren.
Oorspronkelijk stelden we dat Vlaanderen daar
niet echt nood aan had en dat het plan - dat was
onze indruk - vooral op maat van Wallonië was
gesneden. Nu blijkt dat hiermee in Vlaanderen wel
veel jongeren aan het werk geraken. De vraag rijst
wel of, als het plan niet had bestaan, ze ook niet
een job zouden hebben gevonden, en nog wel
zonder banenplan en zonder nepstatuut. Voor de
werknemers is het zeker niet interessant te
moeten wachten op allerhande speciale statuten
alvorens aan het werk te kunnen.
Wat de startbanen betreft, zou het overigens
interessant zijn te kunnen beschikken over de
uitgesplitste cijfers naargelang de
startbaanovereenkomst bestaat uit uitsluitend een
arbeidsovereenkomst, of een
arbeidsovereenkomst met opleiding of uit
scholing, weliswaar niet altijd voor de duur van
een jaar. Inderdaad, voor startbanen met
arbeidsovereenkomst is de kloof met de echte
baan met arbeidsovereenkomst veel minder groot.
Ik vind alvast een startbaanovereenkomst
waaraan opleiding of scholing gekoppeld is, veel
meer terecht. Vandaar dat enig cijfermateriaal
goed zou zijn, opdat we het systeem kunnen
evalueren.
Wat de opleiding betreft, de gewesten zijn
uiteraard bevoegd voor deze materie. Welnu, uw
initiatieven in verband met
vaardigheidsattesteringen en referentiekaders zijn
op zichzelf niet slecht. De vraag is wel of het
federaal niveau zich daarmee moet bezighouden.
Sluit dit niet veeleer aan bij de
arbeidsbemiddeling, een bevoegdheid die op het
gewestelijk niveau thuishoort?
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
Een van de punten die bij die opleiding niet uit het
oog mogen worden verloren, is de taalvereiste,
mevrouw de minister. Daarstraks heb ik
gesproken over de mobiliteitsproblemen van
potentiële werknemers tussen de gewesten. Het
taalprobleem is daar mee de oorzaak van.
Daarom zou het niet slecht zijn als men een aantal
Franstalige structurele werklozen in Brussel zou
verplichten Nederlandstalige opleidingen te
volgen.
De sociale partners hebben gevraagd om de
overheidstussenkomst voor het educatief verlof op
te trekken. Als ik goed heb geluisterd heb ik de
minister niet op dat verzoek horen antwoorden.
Daarom vraag ik haar nu of zij van plan is daar
bijkomende middelen voor uit te trekken. Ook is
het mij niet duidelijk wat de plannen van de
minister zijn voor de uitbreiding ervan naar
deeltijdse werknemers. Ik dacht dat zij heeft
gezegd dat het binnen de werkuren moest
gebeuren. Is het eigenlijk wel zinvol om te vragen
dat deeltijdse werknemers binnen de werkuren
worden opgeleid?
Dat brengt mij bij een vraag van de werkgevers.
Ook vorig jaar heb ik daar al naar gevraagd. Meer
een meer, zeker in Vlaanderen, mevrouw de
minister, zijn de inspanningen van de individuele
bedrijven om werknemers op te leiden zeer
onzeker geworden. Het is namelijk zo dat andere
bedrijven vaak de kat uit de boom kijken en goed
opgeleide werknemers van een ander bedrijf
afsnoepen. Uiteraard vindt men het niet fijn dat
men geen enkel rechtsmiddel heeft om te
verhinderen dat werknemers waarin men
bijvoorbeeld twee jaar lang heeft geïnvesteerd na
die twee jaar naar een ander bedrijf gaan.
Er zijn twee mogelijkheden. Enerzijds zou de
federale overheid de inspanningen die bedrijven
leveren op de een of andere manier kunnen
honoreren of stimuleren. Anderzijds hebben de
bedrijven zelf het voorstel gedaan om bij de
contracten een beding te voegen, vergelijkbaar
met de situatie in het leger. Dat beding zou dan
stellen dat de inspanningen moeten kunnen
worden gerecupereerd. Men kan een werknemer
uiteraard niet verplichten in het bedrijf te blijven,
maar men kan de nieuwe werkgever wel
verplichten tot een financiële compensatie voor de
opleiding die het andere bedrijf heeft gefinancierd.
Voor de tewerkstellingsproblematiek is het nuttig
om naar de activiteitsgraad te kijken. We kennen
allemaal de doelstelling van 70% die Lissabon ons
oplegt om die activiteitsgraad te verhogen. Wij
weten dat wat de jongeren betreft, België door de
hogere leerplicht een kleine handicap ten opzichte
van de andere Europese landen heeft. Ik denk
echter niet dat het probleem daar zo acuut is. Bij
de 25 tot 54-jarigen ligt onze activiteitsgraad hoger
dan het Europees gemiddelde. Bij de ouderen
echter scoren wij dramatisch laag. De laatste
cijfers over de werkloosheidsevolutie wijst
bovendien op een stijgende werkloosheid bij de
ouderen.
De inspanningen die de regering wil leveren om
de activiteitsgraad te verhogen, zouden eigenlijk in
hoge mate op die groep van ouderen moeten
worden geconcentreerd. Dat houdt ook verband
met de problematiek van de pensioenen,
waarover wij in de commissie ook uitgebreid
hebben gesproken. Mevrouw de minister, de
maatregelen die u neemt voor de
arbeidsduurverkorting wekken meer en meer de
indruk dat alle maatregelen eigenlijk op de 25- tot
54-jarigen zijn gefocust. Een van die maatregelen
is de versoepeling van de loopbaanonderbreking.
Nu ben ik daar geenszins tegen. Ik vind ook dat
men de loopbaan aantrekkelijker moet maken en
dat stress moet verminderen zodat mensen
geneigd zijn langer te werken. Daar zal echter ook
een aantal andere maatregelen voor nodig zijn.
Het signaal dat de regering geeft met de lineaire
arbeidsduurverkorting is evenwel een verkeerd
signaal. Wij zijn vragende partij voor flexibiliteit om
arbeid en gezin beter op elkaar af te stemmen.
Mevrouw de minister, u trekt echter veel meer
middelen uit om tot een 35-urenweek te komen en
om collectieve arbeidsduurvermindering te
financieren. Wij vragen ons af of dit nodig en
haalbaar is en of dit de werkdruk niet nog zal
verzwaren. Wat de 38-urenweek betreft, zijn er
vragen in verband met de aanpassing van de
arbeidsduur. Op dit moment is een vierdagenweek
met de 38-urenweek niet mogelijk. Bent u van
plan om dat eventueel aan te passen? Wat met
overuren?
Mevrouw de minister, ik heb al gezegd dat er
vooral inspanningen moeten worden gedaan voor
de oudere werklozen. Ik heb in uw afwezigheid
tegen minister Vandenbroucke gezegd dat men
zal moeten trachten om de discussie over de
pensioenleeftijd hierin te integreren. Ik zei dat het
systeem van tijdkrediet in feite al te veel alleen
een versoepeling van de loopbaanonderbreking is
geworden terwijl wij de discussie moeten voeren
over hoeveel iemand nog moet werken om een
bijdrage aan het systeem te leveren die
verantwoordt dat men voor de rest van zijn leven
iets terugkrijgt van de sociale zekerheid. Die
rekening wordt al te weinig gemaakt. Ook een
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
aantal andere collega's hebben erop gewezen dat
men steeds meer niet-actieve periodes heeft
waarvoor ook rechten blijven bestaan in de sociale
zekerheid. De houdbaarheid van dat systeem
wordt in vraag gesteld tenzij u ons met cijfers kunt
aantonen dat dit in de toekomst geen probleem
zal vormen.
Over de werknemersparticipatie werden ook in de
commissie al verschillende opmerkingen
gemaakt. Ik ga ervan uit dat we dit ten gronde
zullen bespreken als de regering ter zake een
wetsontwerp invoert.
Een laatste vraag houdt verband met de interim-
arbeid in de bouwsector. Wat is de houding van
de regering daartegenover? De sociale partners
hebben zich daar ook over gebogen. Is het
normaal dat deze markt zo sterk wordt
afgeschermd terwijl er een tekort aan
arbeidskrachten is? De vraag dringt zich op of het
voorstel van de heer Desimpel de steun van de
regering zal krijgen. Wat de interim-arbeid in het
algemeen betreft, moet er een evolutie komen.
We hebben de interim-arbeid enorm zien
toenemen, vooral in de zin van een
overgangssysteem. Mensen komen via interim-
arbeid aan een vaste job. Met de grotere
flexibiliteit die wij willen invoeren, zullen wij ook
nood hebben aan flexibele arbeidskrachten, met
andere woorden aan een echt systeem van
interims die in een flexibele situatie werken en
daar ook voor vergoed worden. Deze mensen zijn
inzetbaar waar zich acute noden voordoen.
01.31 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le
président, mesdames les ministres, monsieur le
ministre, chers collègues, je me faisais la réflexion
suivante: il en est au parlement comme de la
circulation en ville, il y a des heures de pointe et
des heures creuses. En ce moment, c'est une
heure creuse et qui risque de se creuser encore
un peu plus. En effet, cet après-midi, nous avons
une commission des Affaires sociales en même
temps que le débat en séance plénière et cet
agenda ne contribuera pas à améliorer la
présence dans cet hémicycle, ni les commentaires
sur l'absentéisme.
Hier, mon collègue Claude Eerdekens est déjà
intervenu sur deux sujets importants dans les
chapitres que nous avons à examiner maintenant,
à savoir le fonds de vieillissement, l'aménagement
et la réduction du temps du travail, en ce compris
l'accord interprofessionnel et je n'y reviendrai donc
pas.
Dans le domaine des pensions, je voudrais
évoquer le deuxième pilier, pour rappeler que la
position du PS est claire en la matière: la pension
complémentaire ne peut être en aucun cas une
alternative à la pension légale. Sous prétexte de
création d'un fonds de vieillissement, il n'est pas
question pour nous de dégraisser le régime légal
pour que le deuxième pilier supplante
progressivement dans les faits le premier pilier.
C'est le risque majeur que l'on prendrait si des
efforts ne sont pas entrepris chaque année pour
éviter la dégradation tendancielle des pensions et
donc la convergence vers un montant uniforme de
base pour tous.
En ce qui concerne le renforcement ou la
réorganisation de ce deuxième pilier, nous avons
plusieurs exigences. Tout d'abord, pour la
solidarité qu'ils impliquent et pour rencontrer la
demande qui existe au sein des PME, les plans
sectoriels doivent être prioritaires et les
possibilités de ce qu'on appelle "l'opting out"
doivent être soumises à des conditions strictes. Je
rejoindrai en cette matière ce qu'a dit M. Viseur ce
matin: il faut rester dans une logique solidaire
dans ce domaine. Ensuite, il nous paraît légitime
qu'un régime préférentiel sur le plan fiscal ou sur
celui de la norme salariale soit réservé au plan de
pension et contienne un certain nombre de droits
sociaux minimaux. Nous pensons aussi qu'il n'y a
pas de raison que le contenu de cette solidarité ne
soit pas défini par le législateur. Enfin, nous
refusons toute formule qui consiste à ce que le
risque de placement incombe finalement aux
travailleurs. L'imposition d'un rendement minimum
garanti, ce n'est pas une forme de paternalisme,
contrairement à ce que disent ou insinuent
certains.
01.32 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
Delizée, je n'ai pas bien compris votre troisième
élément concernant les droits sociaux. Qu'avez-
vous dit exactement?
01.33 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le
ministre, sur le plan fiscal ou sur celui de la norme
salariale, nous souhaitons que le plan de pension
contienne une priorité pour les bénéficiaires des
droits sociaux minimaux. Par exemple, il faut tenir
compte des personnes malades ou en interruption
de carrière et leur octroyer éventuellement un
régime préférentiel.
Autre élément: les corrections sociales. Pour la
première fois depuis de nombreuses années, ce
budget prévoit un grand nombre de corrections
sociales et nous nous en réjouissons, bien
entendu. Certaines s'inscrivent au coeur même du
projet de l'Etat social actif, comme la lutte contre
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
les pièges à l'emploi, d'autres sont plus passives.
Il n'est évidemment pas possible de commenter
toutes les mesures mais je voudrais faire une
remarque générale. Dans les notes de politique
générale, on utilise de plus en plus souvent les
termes "lutte contre la pauvreté", ce qui témoigne
d'une réalité à laquelle on ne peut échapper. Mais
peut-être faut-il rappeler ce qu'est la vocation
première de la sécurité sociale? C'est de prévenir
la précarité, d'avoir un rôle préventif plutôt que
curatif.
Dans le domaine des soins de santé, nous avons
l'heureuse surprise de constater qu'il y a une nette
tendance à sortir des choix implicites auxquels
nous étions habitués depuis de nombreuses
années. C'est une véritable politique de santé
avec une vision à long terme qui nous est
proposée par les ministres des Affaires sociales et
de la Santé publique. Les priorités sont clairement
définies pour 2001.
Le renforcement de l'accessibilité financière est
l'une des priorités importantes pour les années à
venir. Elle a été améliorée une première fois en
1994 de manière imparfaite avec le mécanisme
de franchise sociale et ensuite avec celui, moins
généreux et plus inefficace, de franchise fiscale.
Elle a été une deuxième fois améliorée le
1
er
juillet 1997 sur l'initiative de Mme De Galan
avec l'introduction d'un tronc commun entre les
bénéficiaires de l'intervention majorée et ceux de
la franchise sociale. C'est ainsi que 200.000
personnes supplémentaires non VIPO ont pu
bénéficier du remboursement préférentiel.
Une remarque sur la sélectivité. Une sélectivité
n'est pas sans risque dans un régime d'assurance
sociale dont le principe de base doit être que
chacun cotise selon sa capacité contributive mais
reçoit les prestations selon ses besoins, sans
discrimination selon les revenus. Mais on est
conscient que la situation étant ce qu'elle est, une
certaine dose de sélectivité est de plus en plus
indispensable dans un contexte où la rareté des
moyens ne permet pas l'accès de tous aux soins
de santé.
On a parlé aussi de la facture maximale.
L'introduction progressive d'une facture maximale
nous paraît plus équitable que les systèmes
actuels. Elle permettra de sortir à la fois du
cloisonnement de la franchise sociale et de
l'inefficacité de la franchise fiscale, dont je parlais
tout à l'heure. Nous demanderons au ministre de
veiller à une modulation raisonnable des plafonds
en fonction des revenus, sans quoi il est évident
que l'objectif ne sera pas atteint.
Pour réaliser l'égalité, encore faudrait-il que
l'assurance couvre tous les soins objectivement
nécessaires à la population, avec des bases de
remboursement suffisantes afin d'éviter les
suppléments onéreux à charge de certains
patients. Aujourd'hui, nous sommes loin d'une
telle situation.
Dans le domaine de la santé publique, je voudrais
parler des médicaments. Nous retrouverons les
trois lignes de force principales qui pour nous sont
indispensables si nous voulons rapidement aboutir
à une politique rénovée du médicament:
1. Des choix politiques réalistes et objectifs fondés
sur des enveloppes budgétaires suffisantes.
L'accord avec l'industrie pharmaceutique, qui est
assez inédit dans ce pays, a incontestablement
permis de concrétiser cet objectif. Le système de
récupération a posteriori à charge des firmes
pharmaceutiques devra cependant être apprécié
par rapport à la responsabilité de l'ensemble ou
d'une partie du corps médical dans les éventuels
dépassements budgétaires car, en définitive, c'est
bien à celui-ci qu'incombe la responsabilité
exclusive de la prescription. Il ne faut pas l'oublier
sous prétexte que des actions sur le
comportement prescripteur seront menées par
différentes autorités. La responsabilité accrue des
acteurs de terrain est un corollaire indispensable à
la responsabilisation budgétaire. Il nous faudra
aussi développer une approche budgétaire moins
segmentée, par le biais par exemple des
compensations intersectorielles.
2. L'incitation à l'usage rationnel des médicaments
tant pour le prescripteur que pour le patient.
Comme je viens de le dire, la rénovation de la
politique du médicament au sommet n'a
évidemment aucun sens si elle ne s'accompagne
pas d'une politique appropriée à la base.
Pour nous, une offre d'informations objectives doit
impérativement être réalisée à trois niveaux, en
amont des actes médicaux, en osmose avec les
prestations et surtout en aval pour objectiver les
efforts et pour rendre compte des résultats. Nous
insistons donc sur ce dernier point. Les
organismes assureurs y ont un rôle important à
jouer, dans la mesure où ce sont eux qui peuvent
fournir le reflet quantifié des efforts consentis par
les prestataires en matière de prescription.
3. Des procédures plus efficaces pour la mise sur
le marché des médicaments et leur
remboursement. Nous en avons déjà parlé à de
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
nombreuses reprises en commission. Le respect
des délais européens n'est pas un objectif à
atteindre à n'importe quel prix. Cet argument peut
être utilisé pour réduire les procédures à une pure
formalité, mais cela comporte des risques
indéniables tant en termes de santé publique que
de prix.
En définitive, l'important n'est pas l'accélération de
la mise sur le marché de nouvelles molécules,
mais l'accès à des innovations pharmaco-
thérapeutiques efficientes, à des prix toutefois
abordables pour le patient.
La rationalisation et l'amélioration qualitative du
cheminement administratif du médicament sont
donc un préalable. Ce sont les conditions de base
qui doivent permettre de tendre vers le respect
des délais impartis. Nous constatons que la
réforme proposée par le gouvernement prend la
bonne direction. Notre revendication n'était pas
seulement l'intégration des différentes étapes de
la filière administrative, mais l'évaluation explicite
de la plus-value médicale du médicament comme
fil conducteur de toute la procédure.
Un autre phénomène prenant de plus en plus
d'ampleur est celui de la responsabilité médicale.
En médecine comme ailleurs, il n'y a pas de
risque zéro ni d'obligation absolue de résultats. On
doit, en tout cas, constater l'évolution inquiétante
des conflits en matière de responsabilité médicale
qui ne peut laisser indifférent. Ne pas s'interroger
sur ce problème d'actualité, c'est laisser libre
cours à une médecine de plus en plus défensive
et qui, à terme, portera préjudice à la qualité des
soins et à l'équilibre financier de l'assurance.
Dans la mesure où notre société a développé un
modèle de soins basé sur la solidarité la plus
large, il paraît logique de prendre également en
considération le risque de dommages encourus à
l'occasion de l'acte médical. Par conséquent, nous
sommes favorables à la socialisation du risque
médical mais indépendamment de l'existence
d'une faute.
Plusieurs sujets ponctuels revêtent également une
certaine importance. Je ne reprendrai pas mon
argumentation relative à l'aide médicale urgente
pour les hôpitaux isolés géographiquement et de
petite taille. Nous en avons déjà débattu
largement en commission. Je voudrais
simplement dire aux deux ministres concernés
que j'espère voir apporter une réponse rapide à ce
problème et qu'on n'attendra pas une réforme
globale des procédures, des normes et d'un
certain nombre d'éléments plus généraux pour
trouver une solution spécifique dont nous avons
amplement parlé.
En ce qui concerne la création de l'Agence
fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire,
elle entre maintenant dans sa phase définitive.
Nous sommes conscients de la complexité de la
restructuration amenée, mais nous insistons aussi
auprès de la ministre pour que des accords précis
soient conclus rapidement, afin de garantir la
continuité des services publics.
Dans le même ordre d'idées, la suspension des
farines animales et le dossier relatif au
financement des tests ESB posent encore de
multiples questions sur le mode de destruction
des farines, leur coût et leur financement. Ces
mesures commandées par la nécessité de
restaurer la confiance du consommateur dans la
viande bovine et de rééquilibrer un marché en
plein effondrement auront, en effet, des
implications financières considérables pour les
budgets nationaux et peut-être régionaux.
Enfin, à la suite d'agissements inacceptables de
certains individus sur les marchés de bestiaux de
Ciney et d'Anderlecht, notre groupe entend
réaffirmer ici sa profonde désapprobation envers
ces actes de cruauté gratuite et souhaite que les
personnes soient identifiées et poursuivies. Il en a
également été question lors des débats en
commission.
Les actions structurelles visant au contrôle et à
l'organisation de ces marchés sont absolument
nécessaires en matière de bien-être animal.
Pour le volet de l'intégration sociale, des questions
d'actualité ont été posées jeudi dernier au ministre
Vande Lanotte au sujet de l'accueil des candidats
réfugiés politiques. Les réponses du ministre ont
apporté quelques apaisements. Mais certains
points restent pendants, notamment l'information
à donner aux autorités locales et les modalités
d'application des mesures proposées. J'insiste en
tout cas particulièrement pour que les CPAS
n'aient pas à supporter une surcharge financière
et pour que le processus se déroule
progressivement et sans formule brutale mettant
les autorités locales devant le fait accompli.
En matière environnementale et à la suite de
l'échec de la conférence de La Haye sur les
changements climatiques, nous demandons au
gouvernement de prendre dès à présent une
position, ainsi que des initiatives dans le cadre de
la future présidence belge de l'Union européenne.
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
J'en viens maintenant au volet de l'emploi. Lors du
débat en commission, je n'ai eu que 45 secondes,
à 3 heures du matin, pour exprimer la position du
PS. Je vais en prendre un peu plus maintenant,
sans toutefois m'éterniser sur le sujet.
Pour ce qui est du relèvement du taux d'emploi, le
grand défi pour les années à venir sera celui de
l'inactivité croissante des aînés. Il est temps
aujourd'hui de s'attaquer sérieusement à ce
problème, d'autant plus qu'il serait tout à fait
regrettable que notre pays soit à nouveau épinglé
comme il l'a été en 1998 avec le chômage de
longue durée chez les jeunes.
Par le passé, tout a été fait pour inciter les
chômeurs âgés à se déclarer non demandeurs
d'emploi; l'objectif étant peut-être de faire baisser
artificiellement les statistiques du chômage. Nous
pensons qu'il faut tourner le dos à ce type de
politique passive, non pas en s'attaquant au
complément d'ancienneté ou aux prépensions
conventionnelles, mais par des actions
préventives qui tiennent compte de la demande
légitime de ces travailleurs de bénéficier d'un
emploi aménagé et réduit. Un exemple qui peut
être mis en exergue est celui intervenu dans le
secteur des soins de santé, où des mesures
originales de réduction du temps de travail ont été
prises. En parallèle, c'est une politique active qu'il
convient de mener en offrant à ceux qui ne sont
plus dans le circuit du travail des emplois
convenables eu égard à leurs compétences, leur
expérience et leur état physique.
Chaque année, à l'occasion de l'examen des
budgets, nous assistons à un débat sur la
formation des travailleurs, et en particulier pour les
plus âgés et les moins qualifiés. Le gouvernement
nous propose la constitution d'un portefeuille de
compétences comme outil d'insertion des moins
qualifiés. C'est une excellente initiative, parce que
tout effort non sanctionné positivement souffre
d'un déficit de lisibilité et constitue un handicap à
l'emploi.
Par ailleurs, si la bonne qualification à l'embauche
est essentielle, la formation tout au long de la vie
l'est tout autant, voire plus, dans la perspective
d'une continuité et d'une qualité des carrières
individuelles. En investissant dans les ressources
humaines, les entreprises ont d'ailleurs tout à
gagner. Il semble bien cette fois que les
partenaires sociaux sont décidés à investir
davantage dans la formation pour les deux
années à venir. On se réjouit de ce point très
positif de l'accord interprofessionnel. Une
intensification de l'effort était déjà perceptible, à
quelques exceptions près, dans l'ensemble des
secteurs.
Il y a aussi, en dépit des recommandations
européennes, le constat que l'écart se creuse
entre les hommes et les femmes. Si le budget
moyen consacré à la formation des travailleurs a
progressé en moyenne de 4% en 1999, on doit
malheureusement constater que celui consacré
aux travailleuses, qui ne représente déjà que 60%
du premier groupe, s'inscrit pour sa part en recul
d'environ 2%.
Nous soutenons par contre totalement votre
volonté de sortir les agences locales pour l'emploi
de leur léthargie; certains disent même "de leur
autisme". Les initiatives annoncées vont dans le
bon sens parce qu'elles rappellent à ces agences
qu'une de leur vocation première était
d'augmenter les chances des chômeurs à
retrouver un emploi normal.
Nous sommes, aujourd'hui, loin du compte
lorsque l'on se rend compte que certains ont
tendance à thésauriser alors qu'une partie de leur
budget doit être affectée à la formation et/ou au
financement des initiatives locales pour l'emploi.
A terme, nous ne cachons pas notre ambition
d'intégrer les ALE dans des structures locales, qui
jouent un rôle de service aux demandeurs
d'emploi, d'interface ou de développement de la
nouvelle économie des services. En effet, sur
base des objectifs très précis du gouvernement en
matière de services de proximité, il faudra
s'interroger, comme je l'ai déjà indiqué en débat
de commission, sur l'opportunité de maintenir une
dualité dans l'offre des services avec d'une part,
des petits boulots prestés par des travailleurs qui
ont un statut hybride à mi-chemin entre travail et
chômage, et d'autre part, un système
professionnel performant largement soutenu par
une politique de « solvabilisation »de la demande.
En ce qui concerne la participation des travailleurs
au capital et aux bénéfices de leur entreprise, ce
n'est pas la tasse de thé de notre groupe. Nous ne
sommes pas demandeurs au vu des risques
indéniables que comporte la généralisation d'un
tel régime.
Toute initiative gouvernementale devra, dès lors,
répondre à une série d'exigences qui ne sont pas
discutables selon nous. Je pense entre autres, à
l'encadrement social du système, à la garantie
d'une norme salariale préalablement épuisée, au
maintien d'un engagement en faveur de l'emploi et
à la perception de recettes pour la sécurité sociale
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
des travailleurs salariés.
En ce qui concerne la poursuite de la lutte contre
les pièges à l'embauche, j'ai suggéré aux deux
ministres qu'un inventaire soit réalisé à la fois des
mesures déjà prises et de ce qui reste à faire
dans cette matière très technique et qui fait
souvent l'objet d'arrêtés royaux.
Un effort particulier devra être fourni pour
éradiquer les discriminations dont sont victimes
les travailleurs à temps partiel qui perçoivent une
allocation de garantie de revenus. La
neutralisation du revenu supplémentaire par la
baisse équivalente de l'allocation en cas
d'augmentation du temps de travail n'est pas le
seul problème.
Nous attirons l'attention de la ministre sur la
fluctuation à la baisse de l'allocation et donc aussi
de l'indemnité de chômage à l'issue du contrat. Il y
a, encore là, la non-possibilité de retour à un
chômage mieux indemnisé.
Nous sommes fort préoccupés en ce qui concerne
l'indemnisation de chômage, l'augmentation des
minima pour les isolés et les chefs de famille, la
poursuite de la revalorisation du taux prévu pour
les isolés en seconde période... Nous devons
bien constater que, malheureusement, on ne parle
jamais de revaloriser les allocations octroyées aux
cohabitants.
La notion de cohabitant est injuste, car elle
renvoie au ménage la charge d'assumer
pratiquement seul, le risque lié à la perte du travail
d'un de ses membres. Plus particulièrement, le
système d'indemnisation au forfait pour les
cohabitants en troisième période de chômage est
antinomique avec le fondement même de notre
sécurité sociale qui veut que l'on soit indemnisé
sur base d'un salaire perdu et non sur une base
forfaitaire qui n'entretient plus aucun lien avec
cette rémunération.
En conclusion, chers collègues, mesdames et
messieurs les ministres, les budgets que je viens
de parcourir définissent les grands enjeux de la
sécurité sociale et de l'emploi de demain.
Dans un esprit de prévoyance et de justice
sociale, ils déterminent clairement les priorités et
les modalités de la nécessaire adaptation de notre
sécurité sociale et du marché de l'emploi aux
profondes mutations auxquelles notre société est
confrontée et le sera encore dans les prochaines
années.
La stratégie qui se dégage est celle de
l'investissement dans les ressources humaines à
tous les niveaux. Pour renforcer la cohésion
sociale, il ne s'agit plus de se focaliser
uniquement sur le quantitatif mais, au contraire,
d'intégrer une dimension qualitative dans les
différentes politiques.
C'est le gage du succès de l'Etat social actif dont
le concept fut d'ailleurs imposé au niveau
européen cette année lors du sommet de
Lisbonne. Le groupe socialiste soutient les
orientations et la stratégie du gouvernement et
votera donc les budgets pour lui permettre de
mettre en oeuvre ses objectifs.
01.34 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ten eerste, wat zal er met de commissie
voor de Sociale Zaken, gepland voor deze
namiddag, gebeuren? Ik stel immers vast dat nog
een heel aantal sprekers op de lijst staat in het
onderdeel Sociale Zaken en Volksgezondheid. De
mensen van de commissie zijn immers allemaal in
de plenaire vergadering aanwezig. Ik wil
bovendien niet de oorzaak van een nieuwe
nachtelijke zitting worden genoemd.
Ten tweede, ik vind de geringe aanwezigheid van
de parlementsleden in het halfrond schandalig.
Le président: Madame, nous aviserons. Même si
nous ne sommes pas nombreux, la qualité des
interventions est jusqu'à présent, selon moi, très
bonne.
De besprekingen zullen in de namiddag verder
gaan. Wij zullen zien hoe de werkzaamheden in
de namiddag zullen worden georganiseerd. De
sprekers die nog aan het woord moeten komen,
zullen worden opgeroepen zodat ze van de
commissie naar hier kunnen komen. Dat kan een
oplossing zijn.
01.35 Greta D'Hondt (CVP): Monsieur le
président, la commission ne doit pas se réunir en
même temps que la séance plénière.
De voorzitter: Ik zal aan de voorzitter van deze
commissie vragen wat deze namiddag op de
agenda staat.
01.36 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
ik kan niet anders dan met mevrouw D'Hondt
vaststellen dat men masochist moet zijn om hier
het woord te voeren. Er komt nu toch opnieuw wat
beweging in de zaal. Vooral de mensen van de
VLD, waarmee wij tijdens de
commissiebesprekingen nogal wat conflicten
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
hadden, blinken opnieuw uit in hun afwezigheid,
behalve dan de heer Valkeniers, die hier vanaf
kwart na twaalf aanwezig was. Hebben dergelijke
openbare zittingen nog veel zin? Zou het niet beter
zijn om het systeem te veranderen zodat wij
overdag kunnen slapen en 's nachts kunnen
vergaderen? Wij hebben immers kunnen
vaststellen dat de aanwezigheid van de
meerderheid bij nachtelijke vergaderingen in de
commissie talrijk was. De commissie was
nagenoeg voltallig, er werd hard gewerkt, de
ministers waren aanwezig. Ik stel bij deze voor om
vanaf januari 2001 's nachts te vergaderen en
overdag te slapen.
Mijnheer de voorzitter, ik moet tot mijn spijt ook
opmerken dat de voorzitter van de commissie
voor de Volksgezondheid, mevrouw Avontroodt en
de voorzitter van de commissie voor de Sociale
Zaken, de heer Wauters het presteerden om deze
hele voormiddag niet bij de bespreking van de
materie, die hen aanbelangt, aanwezig te zijn. Dat
begrijp ik niet.
01.37 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Mijnheer de voorzitter, de besprekingen
die nu gevoerd worden, werden eigenlijk reeds
voor gisteren voorzien. Soms kan men gemaakte
afspraken niet meer verleggen.
De voorzitter: Ik zal nagaan hoe de
werkzaamheden in de namiddag kunnen worden
georganiseerd.
01.38 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, wij hebben geen vat op de
werkzaamheden in de commissie, noch op het
tijdstip dat de voorzitter in de commissie of in het
Parlement moet zijn.
Le président: Les présidents de commission n'ont
qu'à organiser leurs travaux correctement.
Ik begrijp de kritiek, maar de werkzaamheden
hangen van de voorzitter van de commissie af.
01.39 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
ik wil zeer uitzonderlijk nieuws melden: de heer
Anthuenis is ondertussen het halfrond bijna
binnengekomen. Hij beschikt zo te zien over een
dossier.
De voorzitter: Mijnheer Goutry, wat heeft dat met
de sociale zekerheid te maken?
01.40 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
de oppositie kan in dit geval niet anders doen dan
aanklagen wat hier gebeurt.
De voorzitter: Dat is een persoonlijk feit. U mag
natuurlijk kritiek uiten, maar dat heeft niets met de
begroting te maken.
01.41 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
ik moet de aanwezige excellenties bedanken voor
hun aandacht, ook in de commissies. Wij kunnen
tenminste nog met de regering communiceren.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil het hebben
over acht punten. Ik wil ten eerste minister
Vandenbroucke van Sociale Zaken even spreken
over zijn begroting voor de ziekteverzekering voor
2001. Ik zal dat tamelijk grondig doen. Ik heb dit
ondertussen ook wat nauwkeuriger voorbereid.
Daarna zou ik in het tweede punt iets willen
zeggen over de selectiviteit. Daarover kan ik kort
zijn, aangezien mevrouw D'Hondt er al een en
ander heeft over gezegd in haar uiteenzetting.
Daarna zou ik in vogelvlucht, bijna pro memorie
voor de plenaire zitting, in een aantal punten iets
willen zeggen over de ziekenhuizen, de geestelijke
gezondheidszorg, het bejaardenbeleid en de
revalidatie, en ten slotte, collega's, nog paar
woorden over het gehandicaptenbeleid en het
sociaal statuut voor de podiumartiesten.
Ik ga even ophouden want er zijn
subvergaderingen aan de gang. De
commissievoorzitter is aangekomen en er is enige
beroering ontstaan. De mensen thuis en op de
bureaus kunnen door wat ik nu zeg volgen wat er
gebeurt, want dit is geen audiovisueel medium. De
voorzitter begeeft zich nu naar zijn plaats en hij
vraagt het woord. Voorzitter?
De voorzitter: Ja, mijnheer, laten wij een beetje
orde brengen in het debat alstublieft. Mijnheer
Wauters, wenst u te spreken over de
werkzaamheden van deze namiddag?
Persoonlijk feit
Fait personnel
01.42 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Neen,
het gaat om een persoonlijk feit omdat ik
geridiculiseerd word. Ik heb de voorzitter gisteren
laten weten dat ik vandaag door familiale
omstandigheden, namelijk een begrafenis,
verhinderd zou zijn en dat ik mijn uiterste best zou
doen om hier om 13 uur terug te zijn. Ik tracht mijn
voorzitterschap op een goede manier te
volbrengen. Ik heb met de secretaris ook overlegd
op welke manier we dit gingen oplossen en ik heb
mij naar hier gehaast om te zien op welke wijze wij
ook deze namiddag zouden kunnen voortwerken.
Ik neem het niet dat men op zo'n manier over mijn
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
afwezigheid spreekt.
01.43 Luc Goutry (CVP): Mijnheer Wauters, wij
hebben u helemaal niet belachelijk gemaakt,
integendeel. Mijn excuses. Ik heb alleen
vastgesteld dat beide commissievoorzitters, zowel
mevrouw Avontroodt als uzelf, hier niet waren. Ik
ben vanmorgen voortdurend aanwezig geweest,
en er is niets gezegd over de reden van uw
afwezigheid, die ik overigens ten zeerste kan
respecteren. U kan ons dan toch niet kwalijk
nemen dat wij ons verwonderden over het feit dat
de beide commissievoorzitters de hele
voormiddag niet verschenen zijn. Nu wij uw uitleg
hebben gekregen ben ik ervan overtuigd dat u er
inderdaad alles aan hebt gedaan om de
werkzaamheden zo goed mogelijk te leiden. Ik
heb alleen kunnen vaststellen, mijnheer Wauters,
en samen met mij zult u dit moeten doen, dat het
vruchtbaarder is 's nachts te vergaderen dan
overdag, tegenwoordig.
De voorzitter: Het incident is gesloten, we
hebben de uitleg gehoord van allebei, dus we
zetten de besprekingen voort.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
01.44 Luc Goutry (CVP): Ik ga voort met het
budget van de ziekteverzekeringen. Ik vind dit een
zeer belangrijk onderwerp in deze
begrotingsbespreking, gezien hierover sinds
september al zeer veel geschreven is. Dat
minister Vandenbroucke zijn spierballen had
getoond en dat hij erin geslaagd was om zo maar
liefst 40 miljard frank bij te krijgen op de begroting
van de gezondheidszorgen, was een tijdje hét
nieuwsfeit in de actualiteit. Men zou iets laten zien
dat we nog nooit voordien hadden gezien,
namelijk een trendbreuk met het verleden. Men
zou ineens een serieus budget presenteren voor
de ziekteverzekering en dan zouden alle
problemen opgelost zijn. De waarheid heeft echter
zijn rechten, collega's. Ik zou, als u mij toestaat,
een iets nauwkeuriger analyse van de feiten willen
maken.
Voor alle duidelijkheid, de CVP is voorstander van
meer middelen voor het gezondheidszorgbeleid.
Zoveel is duidelijk. En als er hoogconjunctuur is,
zoals nu, dan is het evident dat
gezondheidszorgen...(De minister is niet
aandachtig)
U hebt nu de hele voormiddag zo aandachtig
geluisterd, mijnheer de minister, ik hoop dat u nog
even de moed zal hebben om naar mijn woorden
te luisteren. Dank u wel. Als er hoogconjunctuur is
dan is gezondheidszorg uiteraard een prioriteit.
Gezondheid is volgens mij het belangrijkste
aspect in het menselijk welzijn, het menselijk
bestaan, dus wij staan daar achter. Toch zou ik
het beleid van de minister hier kritisch willen
analyseren. Dit is geen leedvermaak, geen platte
oppositie, dat heb ik ook al gezegd. Wij
bekommeren ons wel, mijnheer de minister, om
transparantie en realisme inzake budget. Wat wij
willen vermijden is een onrealistische sfeer die
valse verwachtingen creëert, een sfeer waarin
men een grote verhoging van het budget verwacht
waardoor alle problemen opgelost zouden zijn en
waarbij iedereen zou kunnen spenderen wat hij al
zo lang wou.
Ik vrees er een beetje voor. Ik hoor rond mij dat er
heel wat valse verwachtingen leven bij de
verstrekkers maar ook bij de gebruikers van het
systeem.
Begin september kwamen de eerste ramingen
binnen over de begroting van het RIZIV. De
verzekeringsinstellingen raamden dat zij voor
2001 559 miljard Belgische frank zouden nodig
hebben met een groeinorm van 3,5 procent ofwel
553 miljard frank met een groeinorm van 2,5
procent. De vrij betrouwbare technische raming
van het RIZIV kwam uit op een bedrag van 554
miljard frank. Dit bedrag lag dan ook in de buurt
van wat de verzekeringsinstellingen vroegen. De
toon was gezet.
Mijnheer de minister, het Verzekeringscomité was
het er in september unaniem over eens dat met
een groeinorm van 2,5% 554 miljard frank nodig
was. Ik verwijs opnieuw naar de technische
raming van het RIZIV. Men zei toen dat het zo'n
vaart wel niet zou lopen en dat de regering wel op
een lager bedrag zou aansturen. Men schatte dan
ook dat men zou uitkomen op een bedrag van 540
miljard frank. Uiteindelijk is men zelfs
terechtgekomen op 542 miljard frank. Alhoewel
men op dat moment september nog geen zicht
had op het laatste kwartaal hield men in de
technische raming toch al rekening met een
overschrijding van 10 miljard frank. Dit is een
belangrijk cijfer dat straks nog zal terugkeren.
Er werd met andere woorden rekening gehouden
met een forse stijging met 8 procent. Bij nader
toezien zouden wij de sneeuwbal even willen
terugrollen. We zijn vertrokken van de begroting
2000 waarin 500 miljard frank werd voorzien. We
hebben daar de groeinorm van 2,5% bijgeteld wat
dus neerkomt op zowat 12 miljard frank. U zult
misschien beweren dat dit de marge is voor nieuw
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
33
beleid. Ik bestrijd dit echter ten zeerste want een
groeinorm is zoals de lucht in een zak, die
verspreid zich naar alle kanten. Iedereen kent de
marge van 2,5% en daarmee zal enkel de groei
voor een stuk worden opgevangen. Ik kom dan
reeds uit op een bedrag van 512 miljard frank.
Daarbovenop komt de index van 1,64% wat
neerkomt op 9 miljard frank zodat men uitkomt op
521 miljard frank. In dat bedrag is echter nog geen
enkele marge voorzien voor nieuw beleid.
Dan komt er een probleem. We moeten rekening
houden met de overschrijding van 2000 want die
komt sowieso terug. Vanaf dat moment gaan onze
wegen uiteen. De minister zei in de commissie dat
het volgens hem gaat om een bedrag van 7
miljard frank. Ikzelf durf dat te betwisten. Ik voel
mij gesterkt in die bewering omdat nogal wat
mensen zeggen dat het 12 miljard frank zal zijn.
01.45 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik heb niet gezegd dat het 7 of 8
miljard frank zal zijn. Ik heb gezegd dat we nu
kunnen voorspellen wat het zal zijn.
01.46 Luc Goutry (CVP): Dat is juist, mijnheer
de minister. U heeft dat zo gezegd.
Sta me toe zelf een voorspelling te doen. U houdt
in uw begroting rekening met 7 miljard frank. Ik ga
uit van 12 miljard frank maar ik wil als compromis
ook 10 miljard frank nemen. Ik baseer mij
daarvoor op het cijfer van de technische raming
van het RIZIV. Laat ons dan eens opnieuw tellen.
Rekening houdend met de groeinorm en de index
waren we uitgekomen op een bedrag van 521
miljard frank. We voegen daar 10 miljard frank
overschrijding aan toe en we komen uit op 531
miljard frank. Op dat moment hebben we echter
nog geen frank waarmee we nieuw beleid kunnen
voeren.
De resterende marge is op dat ogenblik nog 11
miljard frank. Mijnheer de minister, als ik mij hier
heb ingespannen om dit alles te kunnen nazien,
dan is het niet met de bedoeling u enkele steken
te kunnen toedienen. Men schetst voortdurend het
beeld dat dit vroeger allemaal niet kon, dat men
dat nu allemaal gaat veranderen en dat er nu wel
middelen zullen zijn. Ik heb het daarmee toch een
beetje moeilijk. Daarom proberen wij de zaken
realistisch te benaderen, om te kunnen bewijzen,
ten eerste, dat het vroeger ook niet zo'n puinhoop
was en ten tweede, dat wij in deze zaken
realistisch moeten zijn en dat de verwachtingen
vooral niet te hooggespannen mogen zijn. Het
gaat hier om een bedrag van 531 miljard frank, en
dan is er geen frank marge voor een nieuw beleid.
Maar nu komt de aap uit de mouw. Ik beweer en
ik ben niet alleen, dat de groeinorm van 2,5% -
mevrouw D'Hondt heeft deze morgen ook die
norm aangehaald - niet zal kunnen worden
gehaald, om de zeer eenvoudige reden dat hij tot
nu toe nog nooit is gehaald. Wij hebben een
groeinorm van 1,5% ingevoerd en u hebt gezegd,
laten wij realistisch zijn en er 2,5% van maken.
Welnu, wij kunnen deze groeinorm gewoon niet
houden. Daarbij wens ik te citeren uit een
interview, mijnheer de minister, dat u vorige week
in Trends hebt gegeven. Het was een goed
interview en u zegt daarin; "Ik denk dat voor de
gezondheidszorgen 2,5% een arbitraire groeinorm
is".
U zegt dat het moeilijk zal zijn om die norm te
houden. Als oppositielid en democratisch
tegenstander, ben ik de eerste om uw twijfel om te
zetten in een zekerheid, vertolkt door de stelling
dat een groeinorm van 2,5% niet haalbaar is en
dat u op zijn minst op 4% zult uitkomen.
Ik baseer mij op verschillende cijfers en op die van
de afgelopen jaren. Nu hebben wij het over de
reële groei, mijnheer de minister. Ik heb de cijfers
nagevlooid van de laatste vijf jaar, niet van de
laatste 10 jaar, want dan zou ik de slechte cijfers
van 1990, 1991 en 1992 hebben moeten
meerekenen. Ik heb de intellectuele eerlijkheid om
dat niet te doen, want u weet dat er in 1991 een
overschrijding was met 11%, wat het gemiddelde
op een abnormale wijze zou vervormen, vandaar
dat ik die jaren niet meereken.
Wij hebben de reële groei van de begroting
gedurende de laatste vijf jaar berekend en wij
komen uit op 5,2%, wat de reële stijging was
gedurende de laatste vijf jaar. Nu zegt men, dit
keer zal het 2,5% zijn en niets meer. Ik heb de
cijfers van de Nationale Bank erop nageslagen.
Hun pronostiek is hoger en zij komen uit op een
reële groei voor 2001 van 6%. Wij zijn sportief, het
is bijna Kerstdag, wij zijn mensen van goede wil,
dus wij nemen niet het gemiddelde van de
afgelopen 5 jaar, wij nemen evenmin de 4% die ik
pronostikeer, maar pinnen ons vast op 3,5%, of
een overschrijding van 1% van de groeinorm.
Dit zou uitstekend zijn, als u dit kunt realiseren,
mijnheer de eerste minister, dan krijgt u van mij
niet één, maar tien dikke proficiats. Maar dit zou
betekenen dat wanneer u uw norm met 1%
overschrijdt, dat er opnieuw 5 miljard frank
bijkomt. U had slechts een marge van elf miljard.
Bij een zeer onderschatte groei wordt van dit
bedrag vijf miljard frank afgetrokken en dan komt
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
34
u uit op een bedrag van zes miljard frank.
Nu heb ik een probleem. U hebt een zeer
interessante prioriteitenlijst gegeven, die
weergeeft wat u wenst te realiseren op het vlak
van de gezondheidszorg. Wij staan daar volledig
achter; palliatieve zorgen, oncologische consult,
geriatrie, het genoegzaam bekende lijstje. Wij
komen uit op een totale som van 22, 307 miljard
frank.
Wij vragen ons af hoe het in godsnaam mogelijk is
om met een marge van 6 miljard frank een nieuw
beleid van 22 miljard frank te gaan realiseren.
Mijnheer de minister, ik heb alles nauwkeurig op
een rijtje gezet zoals het volgens mijn aanvoelen
begrotingstechnisch zou moeten gebeuren. Bewijs
mij dat ik een rekenfout heb gemaakt, maar in
ontkennend geval zit u volgens mij met een
politiek probleem. Straks zult u de Kamer vragen
uw begroting goed te keuren. Wij worden geacht
te zeggen dat dit geen probleem vormt. Er zijn
voor 22 miljard frank aan beloften. Uiteindelijk is
er maar een marge van 6 miljard frank, maar dat
kan voor ons toch geen probleem zijn? We
moeten dus maar zien wat er eind 2001 uit de bus
gekomen is. Dan worden opnieuw de rekeningen
opgemaakt. En dan wordt ons gezegd: "er zijn wat
tegenslagen geweest", zoals elk jaar het geval is.
Wij waarschuwen u dus, mijnheer de minister, dat
u realistisch moet blijven. De verwachtingen zijn
volgens ons veel te hoog gespannen, onrealistisch
hoog.
Mijn eerste stelling luidt dat het niet volstaat in
meer middelen te voorzien zonder dat er
voldoende beheersingstechnieken zijn. Wat gaat u
doen als het geheel ontspoort, als de groeinorm
overschreden wordt? Wat gaat u doen als de
budgetten overschreden worden die u toegekend
hebt aan de forfaits? Wat zult u dan doen? U zult
dan geen 6 miljard frank overhouden, u dreigt dan
alles kwijt te spelen. Men zal aanvankelijk de
indruk hebben dat er 40 miljard klaarliggen voor
de gezondheidszorg, terwijl er in feite geen frank
over zal zijn voor het nieuwe beleid dat veel
mensen verwachten na uw aankondiging.
Dit is onze boodschap. Het is geen
onheilsboodschap, het is een boodschap van
realisme. Men kan ons veel verwijten maar men
kan ons nooit verwijten dat wij geen realistisch
beleid gevoerd hebben, vooral de laatste tien jaar.
Wij gingen uit van exacte cijfers. Wij konden
inderdaad niet gek doen. Wij konden niet veel
uitdelen. Wij hebben echter wel de verdienste dat
ons realisme aanleiding heeft gegeven tot een
zeer realistische uitgangspositie voor de huidige
regering. Wij vrezen dat wat wij met veel moeite
hebben bijeengesprokkeld nu schijnbaar
waardeloos is.
Mijn tweede stelling luidt dat we keuzen moeten
maken, of we dat nu willen of niet. Het verhaaltje
van steeds meer en meer is totaal
voorbijgestreefd. Het kan niet langer dat men waar
iets ontbreekt men er telkens gewoon nog iets
bijplakt. Wij moeten keuzen durven maken. Ik wil
hier een belangrijk citaat van de minister aanhalen
uit Trends van vorige week: "Mijn boodschap aan
artsen en ziekenfondsen is dat zij hun nieuwe
prioriteiten moeten realiseren door verschuivingen
binnen de norm van 2,5%. Ik wil die
verschuivingen helpen realiseren." Mijnheer de
minister, u zegt daar duidelijk dat het niet altijd
meer en meer moet zijn, maar dat men andere
keuzen moet gaan maken. Waar men vandaag
nog geld aan spendeert zal men morgen moeten
durven vervangen door iets anders. Men zal
risico's moeten durven nemen.
Mijnheer de minister, wat u in Trends zei raakt de
kern van de zaak. Dit is wat wij hier al twee jaar
zeggen. Wij zeggen dat het geen zin heeft altijd
maar extra geld te geven. Wij moeten ons durven
afvragen wat er echt gebeurt, waar die uitgaven
heengaan en of ze verantwoord worden
uitgegeven. Hebben wij die bepaalde middelen
wel nodig? Geef ons de nodige gegevens. Er is
immers een schat aan informatie beschikbaar. U
zegt drie keer in het artikel, mijnheer de minister,
dat de controle moet gebeuren via Peer-review,
wat wil zeggen dat de betrokkenen het onder
elkaar regelen en dat wij er niets mee te maken
hebben. Wij moeten enkel zorgen voor de centen.
Voor de rest mogen wij het ons niet aantrekken.
De dokters zullen bij een etentje wel onder elkaar
uitmaken of ze goede dokters zijn of niet. Zij zullen
ons dan alle gegevens bezorgen. Wij krijgen
echter niets, maar we moeten hier wel de
verantwoordelijkheid nemen om de begroting
goed of af te keuren. Dit is wat er nu aan het
gebeuren is. Ook in Trends zegt u, mijnheer de
minister: "Dit is mijn boodschap aan de artsen en
de ziekenfondsen." U zegt niet dat het uw
boodschap aan het Parlement is, of aan de
volksvertegenwoordigers. Nee, aan de artsen en
de ziekenfondsen.
01.47 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik zal het kort houden. Mijnheer
Goutry, een zeer belangrijke verworvenheid van
het akkoord dat maandagnacht tussen de artsen
en de ziekenfondsen tot stand is gekomen, is dat
men het op zich neemt de hele nomenclatuur door
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
35
te lichten. Daarvoor zal een comité worden
opgericht waarin een aantal experts zal zetelen.
De partners van de MEDICOMUT zijn nu echter
mee geëngageerd in dit proces. In het interview in
Trends waarnaar u verwijst, wilde ik zeggen dat
als er een nieuw akkoord komt tussen artsen en
ziekenfondsen, het een dynamisch beleid moet
zijn. Er moet ook dynamiek in de nomenclatuur
komen. Dat is trouwens precies wat u zegt.
Welnu, een belangrijk aspect van dit akkoord is
dat er voor het eerst een dergelijke dynamiek door
de MEDICOMUT-partners mee wordt
onderschreven. Dat is ook de reden waarom ik mij
er zo positief heb over uitgelaten. Voor het eerst
engageren zij zich daaraan te werken.
Wij zullen het comité nu installeren en ik hoop dat
wij tegen het einde van volgend jaar daar de
eerste adviezen van kunnen krijgen.
01.48 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister,
wij steunen ten volle de herijking van de
nomenclatuur, zoals reeds bij herhaling gezegd.
Dat is de enige manier om een serieus
keuzedebat te houden, om te zien waar wij heen
willen, wat wij in de verplichte verzekering willen
houden, wat wij verstaan onder basiszorgen, wat
er al dan niet bovenop kan komen. Vergeef ons
ons ongeduld. Dat is zelfs een zin uit onze
resolutie van 1998: ook toen wilden wij dit al wat
forceren. Mijn vraag gaat echter nog iets verder.
Tot nu toe hebt u daar nog niet expliciet op
geantwoord, ook niet in de commissie. Waarom
kan de volksvertegenwoordiging, het Parlement
als maatschappelijke vertegenwoordiging, niet
deelnemen aan het debat? Dat kan wel post
factum, als men de begroting van de RIZIV
goedkeurt die hier wordt gepresenteerd. Wij
kunnen daar wel wat over discussiëren, maar de
keuzes worden niet hier gemaakt. Die worden
gemaakt in het verzekeringscomité, in de
algemene raad, enzovoort. Wij worden daar op
geen enkele manier bij betrokken, tenzij via de
vertegenwoordigers van ziekenfondsen en
vakbonden. Dit is toch ruim onvoldoende.
Wij vragen al lange tijd wat ook in andere landen
gebeurt, namelijk dat hier in het Parlement een
maatschappelijk debat ten gronde zou worden
gevoerd. Dit gaat niet met een uiteenzetting op dit
uur, in een ochtendvergadering die om 13.20 uur
nog aan de gang is, met drie aanwezigen en een
minister die zich afvraagt hoe lang het nog gaat
duren. Dit is niet de manier om een debat te
voeren, dat weet u ook. Draai de rollen om en kom
hier eens staan, dan zal ik op uw plaats komen
zitten. U zult dan ondervinden hoe plezierig dat is.
Ik denk niet dat u daarvoor zult kiezen. Vandaar
nogmaals ons voorstel. Waarom zouden wij
eigenlijk geen parlementaire overlegcommissie in
het leven kunnen roepen, met permanent
karakter? Een vaste commissie als de Dutroux-
commissie of de commissie voor Legeraankopen.
Ik richt mij nu tot de voorzitter: waarom zou hier
geen permanente commissie kunnen komen
waarin volksvertegenwoordigers kunnen zetelen
en waarin men permanent, via hearings,
contacten en adviesvorming mee kan denken aan
het totstandkomen van keuzes en adviezen? Lees
trouwens ook wat in het rapport-Peers staat. Wat
ik hier zeg, vind ik niet uit. Ik citeer het rapport-
Peers dat stelt dat het dringend tijd is om iets in
die zin te gaan doen.
U zult zeggen dat ik het altijd over keuzes heb en
u vraagt zich misschien af wat ik eigenlijk bedoel.
Ik heb dat voor mijzelf even nagevlooid. Er zijn
nogal wat keuzes te maken waarvan ik mij
voorstel dat niet altijd artsen of ziekenfondsen
daaraan zouden moeten deelnemen. Een vraag
zou kunnen zijn welk zorgtype wij voor de
toekomst willen. Is dat "overgemedicaliseerde"
zorg? Kijk maar naar de bejaardenzorg0, dikwijls
"overgemedicaliseerd". Of is dit een zorg die de
grenzen van het technisch kennen goed inschat
tegenover de grenzen van het menselijk kunnen
en die niet alleen in machines, maar ook in
mensen investeert? Gewoonlijk was het
andersom: eerst de machines, dan de mensen.
Wat hebben wij veil voor diagnostiek? Wat betalen
wij voor behandeling? Overdrijven wij niet inzake
diagnostiek? Dat kan uit angst voor schadeclaims
of wat dan ook. Overdrijven wij niet fel met onze
dure apparaten MNR, petscan, enzovoort om
de diagnostiek al maar zuiverder te stellen? Wat
zullen wij doen met de genomica? Onlangs
bezocht ik een farmaceutisch bedrijf waar men
reeds zo ver is dat men binnenkort
geneesmiddelen à la carte kan ontwikkelen, op
maat van de persoon. U hebt nu een hoge
bloeddruk na dit verhaal, mijnheer de minister, en
ik van hier te staan op dit verhoog. Het is niet zo
dat wij met hetzelfde geneesmiddel tegen hoge
bloeddruk moeten worden geholpen. Men zal er u
een voorschrijven op basis van uw geschiedenis
en verleden en voor mij hetzelfde doen. Is dat de
weg die wij willen inslaan? Kunnen wij dat ethisch
voldoende hard maken? Wat zijn basiszorgen en
basisbehoeften? Wat zullen wij opnemen in de
verplichte verzekering? Wat moet intramuraal
gebeuren en wat extramuraal? Hebben wij daarin
reeds een grondige keuze gemaakt? Iedereen
moddert een beetje aan en probeert zijn patiënten
te houden en vermits wij geen forfaitair systeem
hebben, betekent elke patiënt inkomen.
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
36
Wat zal er bijvoorbeeld gebeuren inzake
preventie? Hoe dan ook, dit zijn onze keuzes en in
dat verband verwijs ik opnieuw naar het Peer-
rapport. Het is dergelijk debat dat wij willen
voeren.
Hiermee besluit ik het eerste en ook meest
uitvoerige deel van mijn betoog.
De selectiviteit en het gezondheidsbeleid komen
niet aan bod in mijn betoog aangezien mevrouw
D'Hondt hierover reeds heeft gesproken. Wel rijst
nog de vraag hoever selectiviteit binnen het
verzekeringsprincipe kan worden toegepast met
betrekking tot de lage inkomens.
De overige punten, mijnheer de voorzitter, zal ik
snel en bondig uiteenzetten.
Tot op heden kwam de kwestie van de
ziekenhuizen weinig aan bod. Graag had ik van de
minister vernomen welke het toekomstperspectief
is terzake. Tijdens de vorige regering werd beslist
de operatieschaal te verbreden en dat is inmiddels
gebeurd. Wat zal er nu gebeuren met de fameuze
echelonnering, in de vorm van een
basisziekenhuis te velde, een universitair
ziekenhuis of een supraregionaal ziekenhuis? Hoe
zal dit alles inhoudelijk worden ingevuld? Zal men
het personeel binnensmuur laten werken of zullen
van daaruit ruimere opdrachten worden gegeven
om de overgang de vergemakkelijken? Of blijft
men bij het klassieke ziekenhuis met veel bedden,
waarvan na een tijdje de ene afdeling na de
andere zijn deuren moet sluiten wegens een
gebrek aan patiënten in het verblijfsysteem?
In verband met de geestelijke gezondheidszorg
schetsten wij in de commissie vier belangrijke
uitdagingen. Het nieuw concept viel in de sector
van de psychiatrie in goede aarde. Het gaat om
een nieuw en dynamisch model van overleg en
samenwerking. Ik vrees evenwel dat als men er
niet in slaagt op korte termijn een nieuw
financieringsmodel te ontwerpen voor de
geestelijke gezondheidszorg, men het tweede
project mag vergeten. Immers, als een patiënt
opbrengt, dan zal men niet met elkaar kunnen
samenwerken en doorverwijzen. Niemand kan mij
van het tegendeel overtuigen. Slechts wanneer
voor elk van de actoren in de geestelijke
gezondheidszorg een inkomen is gegarandeerd
en het budget op voorhand is gekend zal men, los
van de patiënt, los van het bed, los van de
verpleegdagprijs, tot samenwerking kunnen
komen in de sector van de geestelijke
gezondheidszorg.
In de algemene psychiatrische ziekenhuizen zijn
er heel wat psychiaters bereid om te werken tegen
een vastgesteld inkomen. Als zij een inkomen
worden gegarandeerd dan zijn betrokkenen bereid
daarvoor hard hun best te doen. Dat zou meteen
de drang naar veel patiënten doen wegvallen en
dan pas is samenwerking mogelijk en kan een
circuit worden georganiseerd, los van alle
juridische implicaties terzake.
Al lang geleden vroeg ik aan de voorzitter van de
commissie voor de Volksgezondheid dat ons
wetsvoorstel over het PVT-fonds zou worden
behandeld. Via dit fonds zou een eerste stap
worden gezet naar een solidaire herverdeling van
wat een psychiatrische patiënt moet betalen. Ik
begrijp niet waarom dit voorstel niet aan de
agenda verschijnt; het werd nochtans jaren
geleden ingediend, na positief advies van de
betrokken sectoren. Misschien kan de voorzitter
van de commissie voor de Sociale Zaken die
hierover reeds praatte met zijn collega, de
voorzitter van de commissie voor de
Volksgezondheid, ditmaal minister Aelvoet
verzoeken het wetsontwerp over het PVT-fonds te
laten agenderen. Hiervoor zouden wij erg
dankbaar zijn.
Mijnheer de minister, ik stelde u een vraag over de
inhoudbedragen van de verpleegdagprijzen in de
psychiatrische ziekenhuizen, waarop u
antwoordde dat voor 1996 en 1997 tot een
herziening werd overgegaan en dat er een
aanzienlijke inhaalbeweging werd uitgevoerd. Ik
repliceerde dat er nog steeds een betalingsmarge
bestaat van twee jaar. Welnu, na andermaal de
zaken te hebben nagekeken, stel ik vast dat er
momenteel een achterstand is van ongeveer vijf
jaar wat betreft de definitieve uitbetaling van de
goedgekeurde verpleegdagprijzen. Er is dus een
decalage van vijf jaar in de prijsberekening, maar
toch moeten de psychiatrische ziekenhuizen zich
met weinig technische prestaties draaiende
houden.
Op het vlak van de registratie is het niet te
begrijpen, mevrouw de minister, dat er geen
rekening werd gehouden met de talrijke
goedbedoelde adviezen uit de betrokken sector.
Dat is niet de goede manier om de mensen op het
terrein te motiveren.
Op het punt van het bejaardenbeleid kan ik niet
meer ingaan. Toch vragen wij wat de reconversie
voor de komende periode zal zijn. Waarom voert u
in de rusthuizen een besparing door van 6%, want
hiermee straft u de rusthuizen met gewone
ziekenhuisbedden twee keer. U bespaart 5,9%.
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
37
Diegenen die geen RVT-bedden hebben en het al
zo moeilijk hebben, moeten nog voor 6% bloeden
en dat in de sector van de bejaardenzorg, een
sector waarvan iedereen erkent dat er te weinig
middelen zijn.
Over defederalisering wordt niet gesproken in het
bejaardenbeleid. Dat is onbegrijpelijk als er langs
Vlaamse kant een zorgverzekering, een
erkenningsbeleid en de behoefte-inschatting rond
bejaardenzorg is. Het is onbegrijpelijk dat we dan
normering en financiering niet kunnen
overbrengen naar de gemeenschappen waar ze
thuishoren. Voor de revalidatie geldt hetzelfde. Ik
ga niet meer op in. Logopedie, NOK- en PSI-
centra en medicaal model passen niet bij wat er
gebeurt. Vergewist u zich ervan, mijnheer de
minister, maar het zit niet goed met de quota.
Door de tijdseenheden kan men niet weten hoe
het gebeurt. Dokters zouden nooit aanvaarden dat
consultaties op tijd gezet worden en in de sector
van revalidatie aanvaardt men dat. Men werkt
daar tegen de klok.
Het gehandicaptenbeleid is eventjes aangestipt.
De geest ervan dwaalt wellicht nog rond. We
begrijpen nog altijd de prijs van de liefde niet.
Mensen met een integratietegemoetkoming
twee gehandicapten die gaan samenwonen en
een beperkt inkomen hebben, spelen hun
kostenvergoeding kwijt omdat ze twee
vergoedingen hebben. Dat is de prijs van de
liefde. Minister Vande Lanotte wil iets doen. Hij
begint met categorie 3 en 4. Dat zijn de zwaarst
gehandicapten. Die mensen gaan zelden
samenwonen, kunnen in de meeste gevallen geen
relatie ontwikkelen. Het zijn de mensen van
categorie 1 en 2 die het nodig hebben. Daar doet
men niets. Dat komt later. Men heeft 40 miljard
frank meer voor het gezondheidsbeleid, maar
vindt de enkele honderden miljoenen niet om een
dergelijke anomalie ongedaan te maken. Dat
geniet de steun van de volledige meerderheid.
Mevrouw Descheemaeker en anderen hebben het
er ook over gehad.
Als allerlaatste wil ik het hebben over de
podiumartiesten. U kan het ons niet kwalijk nemen
dat we dat een verhaal zonder einde vinden. Het
dossier is geblokkeerd. U hebt zeer goede ideeën.
De concrete voorstellen liggen klaar in het
Parlement. Onze wetsvoorstellen sluiten aan bij
uw ideeën of omgekeerd. U zit nu totaal
geblokkeerd omdat de PS een ander systeem wil.
Daarom duurt het zo lang. Dat is uw gewoonte
niet. Als u een oplossing hebt, weet de website het
soms eerder dan het Parlement. Het zou ons
verrassen, maar ik heb nog niets gelezen over de
podiumartiesten op de website.
De vergadering wordt gesloten om 13.37 uur.
Volgende vergadering woensdag
20 december 2000 om 14.30 uur.
La séance est levée à 13.37 heures. Prochaine
séance mercredi 20
décembre
2000 à 14.30
heures.
20/12/2000
CRIV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38
CRIV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
BIJLAGE
ANNEXE
PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
WOENSDAG 20 DECEMBER 2000
MERCREDI 20 DÉCEMBRE 2000
MEDEDELINGEN COMMUNICATIONS
COMMISSIE COMMISSION
Verslag Rapport
Volgend verslag werd ingediend:
Le rapport suivant a été déposé:
namens de commissie voor het Bedrijfsleven, het
Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw,
au nom de la commission de l'Economie, de la
Politique scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture,
- door mevrouw Leen Laenens, over het
wetsvoorstel van de heer Richard Fournaux tot
wijziging van de wet van 14 juli 1991 betreffende de
handelspraktijken en de voorlichting en bescherming
van de consument teneinde een regeling te treffen
voor het gebruik van de benaming "fabriekswinkel"
(nr. 164/2).
- par Mme Leen Laenens, sur la proposition de loi
de M. Richard Fournaux modifiant la loi du
14 juillet 1991 sur les pratiques du commerce et sur
l'information et la protection du consommateur en
vue de réglementer l'usage de la dénomination
"magasin d'usine" (n° 164/2).
SENAAT SENAT
Overgezonden wetsontwerpen
Projets de loi transmis
Bij brieven van 19 december 2000 zendt de Senaat
over, met het oog op de koninklijke bekrachtiging,
de volgende niet-geëvoceerde wetsontwerpen:
Par messages du 19 décembre 2000, le Sénat
transmet, en vue de la sanction royale, les projets
de loi suivants; le Sénat ne les ayant pas évoqués:
- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de
zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen
(nr. 823/3);
- projet de loi modifiant la loi du 19 février 1965
relative à l'exercice, par les étrangers, des activités
professionnelles indépendantes (n° 823/3);
- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
11 april 1999 betreffende de overeenkomsten
inzake de verkrijging van een recht van deeltijds
gebruik van onroerende goederen (nr. 855/4).
- projet de loi modifiant la loi du 11 avril 1999
relative aux contrats portant sur l'acquisition d'un
droit d'utilisation d'immeubles à temps partagé
(n° 855/4).
Ter kennisgeving
Pour information
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 PLEN 096
CRABV 50 PLEN 096
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
woensdag mercredi
20-12-2000 20-12-2000
10:00 uur
10:00 heures
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Berichten van verhindering
1
Excusés
1
BEGROTINGEN (VOORTZETTING)
1
BUDGETS (CONTINUATION)
1
Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar
2001 (904/1 tot 5)
1
Budget des voies et moyens pour l'année
budgétaire 2001 (904/1 à 5)
1
- Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor
het begrotingsjaar 2001 (905/1 tot 32)
1
- Projet de budget général des dépenses pour
l'année budgétaire 2001 (905/1 à 32)
1
- Algemene toelichting (906/1)
1
- Exposé général (906/1)
1
Hervatting van de algemene bespreking
1
Reprise de la discussion générale
1
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen , Jean-Jacques Viseur, Koen
Bultinck, Pierrette Cahay-André, Luc
Goutry, Annemie Van de Casteele, Magda
Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu , Jean-Marc
Delizée
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions , Jean-Jacques
Viseur, Koen Bultinck, Pierrette Cahay-
André, Luc Goutry, Annemie Van de
Casteele, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement , Jean-Marc
Delizée
Persoonlijk feit
20
Fait personnel
20
Sprekers: Joos Wauters, Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Joos Wauters, Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
PLENUMVERGADERING SÉANCE
PLÉNIÈRE
van
WOENSDAG
20
DECEMBER
2000
10:00 uur
______
du
MERCREDI
20
DÉCEMBRE
2000
10:00 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.03 uur door
de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.03 heures par M.
Herman De Croo, président.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is
de minister van de federale regering: Laurette
Onkelinx
Ministre du gouvernement fédéral présente lors de
l'ouverture de la séance: Laurette Onkelinx
De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in
bijlage bij het integraal verslag van deze
vergadering opgenomen worden.
Une série de communications et de décisions
doivent être portées à la connaissance de la
Chambre. Elles seront reprises en annexe du
compte rendu intégral de cette séance.
Berichten van verhindering
Buitenslands: Elio Di Rupo
Federale regering:
Guy Verhofstadt, eerste minister: met zending
buitenslands
Louis Michel, vice-eerste minister en minister van
Buitenlandse Zaken: met zending buitenslands
Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van
Mobiliteit en Vervoer: Europese Raad van de
ministers van Vervoer
Jaak Gabriëls, minister van Landbouw en
Middenstand: Landbouwraad
Excusés
A l'étranger: Elio Di Rupo
Gouvernement fédéral:
Guy Verhofstadt, premier ministre: en mission à
l'étranger
Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des
Affaires étrangères: en mission à l'étranger
Isabelle Durant, vice-première ministre et ministre
de la Mobilité et des Transports: Conseil européen
des ministres du Transport
Jaak Gabriëls, ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes: Sommet agricole
Begrotingen (voortzetting)
Budgets (continuation)
01 Rijksmiddelenbegroting voor het
begrotingsjaar 2001 (904/1 tot 5)
- Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor
het begrotingsjaar 2001 (905/1 tot 32)
- Algemene toelichting (906/1)
01 Budget des voies et moyens pour l'année
budgétaire 2001 (904/1 à 5)
- Projet de budget général des dépenses pour
l'année budgétaire 2001 (905/1 à 32)
- Exposé général (906/1)
Hervatting van de algemene bespreking
Reprise de la discussion générale
De algemene bespreking is hervat.
La discussion générale est reprise.
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Wij zetten de algemene bespreking voort met de
sectoren Sociale Zaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu, Tewerkstelling en Arbeid en
Pensioenen.
Nous poursuivons la discussion générale par les
secteurs Affaires sociales, Santé publique et
Environnement, Emploi et Travail et Pensions.
01.01 Greta D'Hondt (CVP): De CVP-leden van de
commissie Sociale Zaken stemden ermee in de
bespreking van start te laten gaan, al beschikten zij
maar over een voorlopige versie van sommige
beleidsbrieven. Ze namen actief deel aan alle
vergaderingen en maakten geen gebruik van de
onvolledige aanwezigheid van de meerderheid. Ook
nu zijn er niet veel aanwezigen. Toch meenden
sommige collega's ons nog lessen te moeten leren
over de opdracht van een parlementslid.
Sinds de bespreking in de commissie, waar wij een
zeer correct antwoord kregen van de minister, heeft
de wereld niet stilgestaan. De regering heeft het
interprofessioneel akkoord (IPA) volledig aanvaard.
De vraag rijst hoe dit IPA zich verhoudt tot de
beleidsnota. Het akkoord is ook niet budgettair
neutraal. Wat zullen de gevolgen zijn?
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Les membres du
CVP de la commission des Affaires Sociales ont
accepté de commencer de la discussion, bien qu'ils
ne disposent que de la version provisoire de
certaines notes de politique. Ils ont participé
activement à toutes les réunions et n'ont pas profité
de la présence réduite de la majorité. Aujourd'hui
encore, le taux de présence est assez bas. Certains
collègues ont néanmoins jugé utile de nous donner
des leçons sur la tâche du parlementaire.
Depuis la discussion en commission - où le ministre
nous a d'ailleurs fourni une réponse
particulièrement claire les choses n'ont cessé
d'évoluer. Le gouvernement a accepté tel quel
l'accord interprofessionnel. Toutefois, dans quelle
mesure le champ d'application de cet accord
concorde-t-il avec le contenu de la note de politique
générale? L'accord n'est pas budgétairement
neutre. Quelles en seront les conséquences?
De vijf gesloten enveloppen van de begroting zullen
moeten worden opengebroken ingevolge de
aanvaarding van de bepalingen van het
interprofessioneel akkoord. Wat met de data en
invoeringstermijnen in de begroting en de
beleidsnota, die niet overeenstemmen met die in
het interprofessioneel akkoord?
Welke instrumenten zullen worden gehanteerd om
de uitstoot van oudere werknemers uit de
arbeidsmarkt te voorkomen en hun herintreding in
de arbeidsmarkt te bevorderen? In dit verband is
meer coherentie nodig tussen de verschillende
ministers. Ik denk bijvoorbeeld aan de premies voor
vervroegde uittreding van minister Flahaut, die daar
haaks op staan.
Positief is de beslissing in het interprofessioneel
akkoord om het verschil tussen bruto en netto loon
te verkleinen voor de lage lonen. Wat is het
vooropgestelde tijdschema? Hoe kadert deze
maatregel in de belastinghervorming?
A la suite de l'accord interprofessionnel, les cinq
enveloppes budgétaires qui étaient restées fermées
devront être descellées. Qu'adviendra-t-il des
données et des délais d'entrée en vigueur énoncés
dans la note de politique générale qui ne seraient
pas conformes à l'accord interprofessionnel?
Quels instruments seront mis en oeuvre pour éviter
l'exclusion des travailleurs âgés du marché du
travail et favoriser leur réinsertion? A cet égard,
l'action des différents ministres compétents doit être
mieux coordonnée. Ainsi, les primes de départ
anticipé instaurées par le ministre Flahaut ne
s'inscrivent pas dans la logique de la politique
menée par d'autres ministres.
Je me réjouis de la décision, inscrite dans l'accord
interprofessionnel, relative à la réduction de l'écart
entre les montants bruts et nets pour les petits
salaires. Quel calendrier a été arrêté à ce propos?
Comment cette mesure s'inscrit-elle dans la
réforme fiscale?
Het voorstel om de bijdrageverlagingen en de
tewerkstellingsmaatregelen te stroomlijnen, steun
ik.
Het IPA wil de kostprijs van het vakantiegeld voor
jonge werknemers laten dragen door de RVA. Wie
zorgt voor de financiering?
Je soutiens la proposition d'harmonisation des
réductions de cotisation et des mesures pour
l'emploi.
L'AIP voudrait faire supporter le coût du pécule de
vacances des jeunes travailleurs par l'ONEM. Qui
en assurera le financement ?
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Wie werkt er nog langer dan 38 uur per week? Wat
zal de invoering van de 38-urenweek kosten? De
sociale partners gaan uit van 204.000 personen, de
minister rekent op een lager cijfer.
Wij staan positief tegenover een nieuwe
arbeidsorganisatie, maar wij hebben vragen bij de
beleidsbrief en het IPA. Wat gebeurt er met het
opgespaarde tijdskrediet als een werknemer een
onderneming verlaat? Komt er een absoluut recht
op één jaar tijdskrediet, dat op ondernemingsvlak
kan worden verhoogd tot vijf jaar? Dat is het
alternatief voor de huidige 3 procent. Dezelfde
ondernemingen en sectoren die daarbij dwars
lagen, zullen nu weinig geneigd zijn tot een
uitbreiding naar vijf jaar.
Qui travaille encore plus de 38 heures par
semaine? Que coûtera l'instauration de la semaine
de 38 heures ? Les partenaires sociaux se fondent
sur un nombre de 204.000 personnes mais le
ministre table sur un chiffre moins élevé.
Nous sommes partisans d'une nouvelle
organisation du travail mais nous nous interrogeons
au sujet de la note de politique et de l'AIP.
Qu'advient-il du crédit-temps accumulé lorsqu'un
travailleur quitte une entreprise ? Va-t-on instaurer
un droit absolu à une année de crédit-temps qui
pourrait être porté à cinq années au niveau des
entreprises ? C'est la solution de substitution aux
3% actuels. Les entreprises et secteurs qui s'y
opposaient ne seront guère enclines à étendre la
période à cinq ans.
De bestaande regeling inzake
loopbaanonderbreking voor de opvoeding van
kinderen is positiever, zowel wat de duur van de
onderbreking als wat de hoogte van de uitkering
betreft.
De sociale partners willen tegen het eind van het
interprofessioneel akkoord komen tot een
vormingsinspanning van 1,6. Bedoeling is echter te
komen tot het Europees gemiddelde van 1,9. De
inspanning dient dan ook te worden opgevoerd.
Wat met de afspraken met Gemeenschappen en
Gewesten inzake vaardigheidsattesten, die
belangrijk zijn voor oudere werknemers?
Wanneer komt het ontwerp in verband met de strijd
tegen zwartwerk er?
Een goed algemeen sociaal beleid en een sociale
zekerheid die sociaal en zeker is, helpen de
armoede te bestrijden. Sociale zekerheid mag
echter niet verworden tot een louter instrument van
armoedebestrijding.
Le règlement actuel en matière d'interruption de
carrière pour l'éducation des enfants est meilleur,
en ce qui concerne tant la durée de l'interruption de
carrière que le montant de l'allocation.
A l'issue de l'accord interprofessionnel, les
partenaires sociaux souhaiteraient déboucher sur
un effort de formation de 1,6. L'objectif est toutefois
la moyenne européenne, qui s'élève à 1,9. Les
efforts doivent dès lors être accrus.
Qu'en est-il des accords conclus avec les
Communautés et les Régions concernant les
accords de compétence partielle qui sont important
pour les travailleurs âgés ?
Quand disposerons-nous du projet relatif à la lutte
contre le travail au noir ?
Une bonne politique sociale générale et une
sécurité sociale qui soit à la fois sociale et sûre sont
des outils de lutte contre la pauvreté. Mais il n'est
question de faire de la sécurité sociale un
instrument qui ne servirait qu'à cela.
De sociale zekerheid moet een verzekering blijven.
Als er budgettaire ruimte is, mag die niet alleen
worden gebruikt voor een verhoging van de minima.
Ook de maxima moeten welvaartsvast zijn. Aan
diverse cheques hebben we niet veel, dat is
bijstand.Ik pleit voor een orthodoxe aanpak van de
`vergeten' categorieën: wie een statuut krijgt, moet
bijdragen.
Voor de gezondheidszorgen moeten er meer
middelen komen, maar er moet duidelijkheid zijn
over de groeinorm van 2,5 procent. Het zal 8
La sécurité sociale doit conserver son caractère
d'assurance. S'il subsiste une marge de manoeuvre
budgétaire, elle ne doit pas être affectée
exclusivement à l'augmentation des minima. Les
maxima doivent également être liés à l'évolution de
la prospérité. La multiplication des formules de
chèques - qui constituent une forme d'assistance -
ne présente que peu d'avantages. Je plaide en
faveur d'une approche orthodoxe des catégories
"oubliées" : ceux qui bénéficient d'un statut doivent
payer des cotisations.
En ce qui concerne les soins de santé, davantage
de moyens doivent être dégagés mais les
informations relatives à la norme de croissance de
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
procent zijn. Ook over de afbakening van de
gewone uitgaven moet men duidelijk zijn.
2,5 pour cent doivent être claires. La norme sera de
8 pour cent. La délimitation des dépenses
extraordinaires doit également être plus précise.
01.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het is meer: 2,5 procent is de reële
groeinorm, 8 procent is nominaal.
01.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Le chiffre de 2,5 pour cent correspond
à la norme de croissance réelle, celui de 8 pour
cent au taux nominal.
01.03 Greta D'Hondt (CVP): Duidelijk is dat we
ons niet aan de groeinorm kunnen houden.
Daarnaast zijn er nog de exogene factoren. Het
Rekenhof merkt op dat de buitengewone uitgaven
nu al 29,6 miljard belopen, of een stijging met 5,4
procent. Er moet dringend een KB komen dat
verduidelijkt wat die buitengewone uitgaven zijn.
Is de uitvoering van het vorige week goedgekeurd
amendement begrepen in de 3,3 miljard in de
begroting voor het sociaal akkoord in de social
profit-sector?
Het akkoord in de commissie artsen-ziekenfondsen
over de ereloonsupplementen verheugt me.
De financiering van het Zilverfonds, dat werd
voorgesteld als afdoende om in de toekomst de
betaling van de wettelijke pensioenen te
verzekeren, lijkt me niet de nodige waarborgen te
bieden, gezien de afhankelijkheid van de verkoop
van UMTS-licenties en de jaarlijkse dotatie.
Het krediet voor beroepsziekten daalt met 3 procent
naar 14 miljard, wat moeilijk te rijmen lijkt met de
aanbevelingen uit de beleidsbrief daarover.
01.03 Greta D'Hondt (CVP): Il apparaît clairement
que nous ne pourrons nous en tenir à la norme de
croissance. Par ailleurs, les facteurs exogènes
doivent également être pris en considération. La
Cour des comptes fait observer que les dépenses
extraordinaires s'élèvent d'ores et déjà à 29, 6
milliards de francs, soit une augmentation de 5,4
pour cent. Un arrêté royal proposant une définition
précise de ce qu'il faut entendre par dépenses
extraordinaires doit être pris d'urgence.
Qu'en est-il des 3,3 milliards pour le secteur non
marchand prévus dans l'accord social conclu la
semaine dernière?
L'accord conclu au sein de la commission médico-
mutuelliste à propos des suppléments d'honoraires
nous réjouit.
Quant au fonds pour le vieillissement qui est
censé sauvegarder le paiement des pensions
légales -, son mode de financement, qui est
subordonné à la vente des licences UMTS et à une
dotation annuelle, ne me semble pas offrir de
garanties suffisantes.
La réduction de 3 pour cent du crédit prévu pour les
maladies professionnelles, qui s'élève désormais à
14 milliards de francs, ne me semble pas
conciliable avec les recommandations formulées à
ce sujet dans la note de politique générale.
Het IPA bevat ook het vrijstellen van de dubbele
bijdrage voor de vierde vakantieweek. Wat zijn de
consequenties voor de inkomsten van de sociale
zekerheid? Dezelfde vraag heb ik voor de vier-
vijfdetewerkstelling. Dit zal gevolgen hebben voor
de financiering van de pensioenen.
Ik hoop dat er een duidelijk signaal vertrekt naar de
Vlaamse regering dat maaltijdcheques in het
onderwijs niet evident zijn. De wettelijke bepalingen
moeten worden gerespecteerd. (Applaus)
L'accord interprofessionnel prévoit également
l'exonération de la double cotisation pour la
quatrième semaine de vacances. Quelles sont les
conséquences de cette mesure pour les recettes de
la sécurité sociale? Je souhaiterais poser la même
question à propos de la semaine de quatre jours qui
affectera le financement des pensions.
J'espère qu'on fera comprendre clairement au
gouvernement flamand que les chèque-repas dans
l'enseignement ne vont pas de soi. Les dispositions
légales doivent être respectées.
(Applaudissements)
01.04 Jean-Jacques Viseur (PSC): Ik zou meteen
willen onderstrepen dat het verlenen van sociale
hulp niet de rol van de sociale partners en van de
01.04 Jean-Jacques Viseur (PSC): D'emblée, je
voudrais souligner le rôle des partenaires sociaux et
le rôle de la sécurité sociale elle-même, qui n'est
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
sociale zekerheid zelf is.
pas l'aide sociale.
De minister van Sociale Zaken stelt een belangrijk
jaar in het vooruitzicht met de bespreking van
verscheidene belangrijke wetsontwerpen in het
Parlement. Het zijn inderdaad belangrijke
ontwerpen die voor ons echter enkel kunnen
worden aangenomen als ze de voor onze sociale
zekerheid kenmerkende solidariteitsbeginselen
respecteren.
De antwoorden die de regering in commissie gaf,
waren niet volledig bevredigend.
Zo is er het punt in verband met de democratisering
van de tweede pensioenpijler. De regering opteert
duidelijk voor uitbreiding naar de KMO's, maar de
werknemers in de non-profitsector krijgen niet de
kans tot het stelsel toe te treden. Zij mogen niet het
kind van de rekening worden.
De antwoorden van de minister in verband met de
maximale factuur voldoen ons natuurlijk niet. De
stelling van de regering dat de categorie van de
middeninkomens niet over het hoofd zal worden
gezien, sluit niet uit dat het gevaar voor het ontstaan
van een duale gezondheidszorg reëel is.
Le ministre des Affaires sociales nous annonce
une grande année, avec la discussion par le
Parlement de plusieurs projets de loi importants. Si
ces projets sont importants, ils ne peuvent, à mon
sens, être adoptés que dans le respect d'une série
de principes fondamentaux de la solidarité propre à
notre sécurité sociale.
Les réponses du gouvernement, en commission, ne
nous ont pas complètement satisfaits.
D'abord, quant à la démocratisation du deuxième
pilier de pensions, si le gouvernement semble très
conscient et volontaire pour un élargissement aux
PME, les travailleurs du secteur non marchand,
eux, ne voient pas encore la possibilité d'y accéder.
On ne peut les sacrifier.
Les réponses du ministre concernant la facture
maximale ne nous donnent évidemment pas
satisfaction. Ce n'est pas parce que le
gouvernement nous affirme que les groupes à
revenus moyens ne seront pas oubliés que cela
évacue les risques de produire un système de soins
de santé dual.
Minister Vandenbroucke verwijst naar het
regeerakkoord en kondigt overleg aan met de
andere beleidsniveaus over de
afhankelijkheidsverzekering, terwijl minister Vande
Lanotte een dergelijke verzekering als zodanig
overbodig acht. Mij dunkt dat door die versnippering
de bejaarde onmogelijk de garantie kan krijgen dat
zijn verlies van zelfredzaamheid zal worden
ondervangen. Op die manier zal het probleem zeker
niet geregeld worden tegen 2010.
De inspanningen van de regering om de sociale
bijdragen te verminderen en de werkgelegenheid te
stimuleren wijzigen de financieringsgrondslag van
onze sociale zekerheid : gaandeweg verglijden we
naar een systeem waarbij de sociale bescherming
veeleer door subsidies zal worden gefinancierd.
En ce qui concerne l'assurance autonomie, tandis
que M. Vandenbroucke renvoie à l'accord de
gouvernement et annonce une concertation avec
les autres niveaux de pouvoir, M. Vande Lanotte,
lui, a annoncé que l'assurance autonomie, en tant
que telle, ne figurait pas dans ses projets, estimant
que la combinaison des diverses réformes prévues
rendait inutile l'instauration d'une telle assurance.
Un tel morcellement ne garantit pas, à mon sens, à
la personne âgée la prise en charge complète de la
perte d'autonomie liée à son vieillissement ; et cette
approche ne règle certainement pas le problème à
l'aube des années 2010.
Les efforts du gouvernement pour réduire les
cotisations sociales, alléger le coût de l'emploi et
augmenter le taux de l'emploi modifient les bases
de financement de notre sécurité sociale : on passe
peu à peu à un système où la protection sociale
sera davantage financée par les subventions de
l'État.
Het is niet bewezen dat een vermindering van de
sociale bijdragen de werkgelegenheid in de
verhoopte mate aanzwengelt, waardoor weer extra
sociale bijdragen geput kunnen worden uit de
nieuwe banen. Er is ook geen wettelijke garantie dat
de staatssubsidie die globale vermindering van de
sociale bijdragen zal compenseren.
Il n'est pas établi, jusqu'ici, que les réductions de
cotisations sociales ont pour effet d'augmenter dans
des proportions escomptées le taux d'emploi et les
cotisations sociales liées à ces emplois
supplémentaires. Et l'on n'a pas la garantie légale
que la subvention de l'État compensera cette
diminution globale de cotisations sociales.
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
Met de ingrepen in de ontvangsten van de sociale
zekerheid wordt de deur opengezet voor een
communautarisering van de sociale zekerheid, die
wij resoluut van de handwijzen.
De gewone begroting voor geneeskundige
verzorging moet binnen de groeinorm van 2,5
procent blijven. Dat moet volgens de minister
mogelijk zijn door het geneesmiddelenbudget stevig
in de hand te houden. Dat wil ik eerst nog zien. De
uitgaven voor nieuwe projecten mogen de
vooropgestelde begrotingsnorm evenmin
overschrijden, maar ook hier blijkt uit eerste
schattingen dat er met allerhande uitgavenstijgingen
rekening zal moeten worden gehouden. De
heuglijke berichten over de verhoging van de
begroting heeft hoge verwachtingen gewekt bij
artsen en patiënten, wat onvermijdelijk gevolgen zal
hebben voor de uitgaven in de gezondheidszorg.
De nieuwe regeling voor de financiering van de
ziekenhuizen gaat uit van pathologiefinanciering en
moet de kwaliteit van de medische dienstverlening
ten goede komen. De ziekenhuizen moeten kwaliteit
vooropstellen, geen kwantiteit. Ik hoop dat we snel
over de teksten zullen kunnen beschikken, en dat
de nieuwe financieringswijze dualisme binnen het
ziekenhuis zal voorkomen. Kortom, ik geef toe dat
er wel degelijk een beleidsvisie is, maar wij zullen
waakzaam blijven toezien hoe de overgang van een
sociale-zekerheidsregeling naar een andere haar
beslag krijgt, teneinde ons ervan te vergewissen dat
de regering de minstbedeelden niet vergeet.
(Applaus bij de CVP en de PSC)
La modification des recettes de la sécurité sociale
crée inévitablement le lit de la communautarisation
de la sécurité sociale, ce que nous refusons
clairement.
En matière du budget des soins de santé, il faudra
maintenir le budget ordinaire dans la norme de
croissance de 2,5 % et maintenir les dépenses des
initiatives nouvelles dans la norme budgétaire
prévue. Pour le budget ordinaire, le ministre nous
répond que cela devrait être possible en passant
par la maîtrise du budget du secteur des
médicaments. Nous verrons. Les bonnes nouvelles
liées à l'augmentation du budget ont créé des
espoirs chez les praticiens et chez les patients.
Cela aura des conséquences sur les dépenses des
soins de santé.
Quant au maintien des initiatiatives nouvelles dans
la norme budgétaire définie, il semble que, là aussi,
les premières estimations révèlent des surprises à
la hausse. Un nouveau système de financement
des hôpitaux doit tenir compte des pathologies et
servir la qualité du service médical. Les
responsables des services hospitaliers doivent
pouvoir aboutir à une logique qualitative centrée sur
le patient et non sur la multiplication des actes.
J'espère qu'on disposera rapidement des textes et
que la nouvelle logique de financement évitera la
dualité dans l'hôpital. Mon appréciation globale
consiste en la reconnaissance qu'il y a une vraie
politique. Cependant, le passage d'un système de
sécurité sociale à un autre mérite notre vigilance,
qui restera continue, afin de vérifier si le
gouvernement a effectivement le souci des plus
pauvres. (Applaudissements sur les bancs du CVP
et du PSC)
01.05 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Mevrouw D'Hondt en de heer Viseur
hebben verwezen naar het akkoord dat werd bereikt
in de commissie artsen-ziekenfondsen. De leden
van de commissie voor Sociale Zaken zullen de
tekst ervan vandaag ontvangen. Een aantal
maanden geleden hebben ik in de commissie
gezegd dat de regering de actoren heeft gevraagd
om een definitieve regeling uit te werken voor de
supplementen. Wij gaven daaraan de voorkeur
boven een wettelijk optreden. Het akkoord is er nu,
maar het vergt wel een wetswijziging. Die
wetswijziging moet de supplementen bepalen,
duidelijke informatie opleggen en alle ziekenhuizen
verplichten het mogelijk te maken dat een patiënt
kan worden verzorgd tegen de conventietarieven.
01.05 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Madame D'Hondt et M. Viseur ont fait
référence à l'accord dégagé au sein de la
commission médico-mutuelliste. Les membres de la
commission des Affaires sociales en recevront le
texte aujourd'hui. Voici quelques mois, j'avais
indiqué en commission que le gouvernement avait
demandé aux responsables d'élaborer un
règlement définitif pour les suppléments. Ce
règlement était préférable à nos yeux à une
intervention législative. L'accord existe mais il
nécessitera une modification de la loi qui doit fixer
les suppléments, imposer une information claire et
obliger tous les hôpitaux à permettre au patient de
se faire soigner aux tarifs conventionnels.
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
01.06 Greta D'Hondt (CVP): Ik dank de minister
voor de toelichting. De bestaande wet kwam zeer
moeizaam tot stand. De commissie artsen-
ziekenfondsen meent dat we daarop moeten
terugkomen. Ik hoop dat er voorafgaand overleg zal
zijn en meen dat we zeker niet overhaast te werk
mogen gaan.
01.06 Greta D'Hondt (CVP): Je remercie le
ministre pour son explication. La loi existante a été
élaborée à grand-peine. La commission médico-
mutuelliste estime qu'il faudrait revenir sur le texte
de cette loi. J'espère qu'il y aura une concertation
préalable. Nous devons nous garder de travailler
dans la précipitation.
01.07 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De regering vroeg artsen en
ziekenfondsen om tot tariefzekerheid te komen op
basis van een akkoord. De commissie Sociale
Zaken heeft mijzelf en de regering daarin gesteund.
De commissie artsen-ziekenfondsen heeft haar
taak naar behoren vervuld en met het resultaat
moet terdege rekening worden gehouden.
01.07 Frank Vandenbroucke , ministre: Le
gouvernement a demandé aux médecins et aux
mutualités de conclure un accord visant à garantir la
sécurité tarifaire. La commission des Affaires
sociales a soutenu la position du gouvernement et
du ministre à cet égard. La commission médico-
mutuelliste a fait du bon travail et ses résultats
devront très certainement pris en considération..
01.08 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): De
discussie over de grondige hervorming van ons
sociale-zekerheidsstelsel wordt sinds het aantreden
van deze regering niet meer gevoerd. Ooit
congresseerde de VLD daarover, vandaag zijn haar
leden er zelfs niet. Ook het debat over de
financiering van de Sociale Zekerheid wordt niet
meer gevoerd, laat staan dat over het twee-
pijlersysteem en de defederalisering van delen van
de Sociale Zekerheid.
De beleidsbrieven besteden veel aandacht aan de
eerste-lijnszorg. Echelonnering heeft voordelen,
maar men mag ze niet verplichten. Alle niveaus
moeten betaalbaar blijven. Wij zullen scherp
toekijken op het behoud van de keuzewijsheid van
de patiënt; groepspraktijken mogen geen regel
worden.
Er is nood aan een zorgcontinuüm voor, tijdens en
na het verblijf in een ziekenhuis. De financiering
moet rekening houden met de noden van de
patiënt.
01.08 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Depuis
l'arrivée au pouvoir de l'actuel gouvernement, la
discussion sur la réforme fondamentale de notre
régime de sécurité sociale n'a plus lieu. Il fût un
temps où le VLD organisait des congrès sur le sujet
Aujourd'hui, les membres du VLD brillent par leur
absence. On semble également abandonner le
débat sur le financement de la sécurité sociale. Et
que dire du débat sur le deuxième pilier et sur la
défédéralisation de certains secteurs de la sécurité
sociale?
La note de politique accorde une large attention aux
soins de première ligne. L'échelonnement offre
assurément des avantages mais on ne peut pas
l'imposer. Tous les niveaux de soins doivent rester
accessibles. Nous veillerons attentivement au
maintien de la liberté de choix du patient; les
pratiques de groupe ne peuvent devenir la règle.
La continuité des soins doit être assurée avant,
pendant et après un séjour à l'hôpital. Il est
essentiel que le financement tienne compte des
besoins des patients.
Er moet worden opgetreden tegen Brusselse
ziekenhuizen die de taalwetgeving met voeten
treden. Het recht om in de eigen taal te worden
geholpen is een fundamenteel patiëntenrecht. Wij
hebben daarnaast vragen bij de federale
bevoegdheid inzake de nota patiëntenrechten die in
het vooruitzicht wordt gesteld.
Wij zijn niet gekant tegen samenwerking tussen
ziekenhuizen, maar de patiënt moet de
keuzevrijheid behouden en de ziekenhuizen moeten
hun eigenheid kunnen bewaren. We mogen niet tot
ziekenhuisfabrieken komen. Tegen 2002 zou door
middel van een KB een beperking worden
ingevoerd tot 700 bedden. Dat is positief.
Il convient de prendre des mesures à l'encontre des
hôpitaux bruxellois qui enfreignent la législation
linguistique. Etre aidé dans sa propre langue
constitue un droit fondamental des patients.
Parallèlement, nous nous interrogeons sur les
compétences fédérales telles qu'elles exposées
dans la note relative aux droits des patients.
Nous ne sommes pas opposés à une coopération
entre hôpitaux, mais le patient doit conserver sa
liberté de choix et les hôpitaux leurs spécificités.
Nous devons éviter la constitution d'usines
hospitalières. Nous nous réjouissons d'apprendre
que d'ici à 2002, un seuil maximum de 700 lits
devrait être instauré par arrêté royal.
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Vier Vlaamse ziekenhuizen dienden klacht in bij de
Raad van State omdat ze niet de toelating kregen
gespecialiseerde radiologische apparatuur te
installeren. De regels daaromtrent zijn blijkbaar
onduidelijk. Wat is het standpunt van de minister?
Wij zijn tegen het drugbeleid. Sinds mei 1998 krijgt
het bezit van cannabis voor eigen gebruik de
laagste prioriteit. Nu wil men nog verder gaan. De
communicatie loopt echter totaal mank. De
topactoren in dit debat konden niet verhinderen dat
het een uitschuiver wordt voor de regering. Medisch
gebruik van cannabis kan voor het Vlaams Blok,
maar dit mag niet worden gebruikt om een
legalisering ervan door te voeren.
Quatre hôpitaux flamands ont déposé plainte
auprès du Conseil d'Etat parce qu'ils n'ont pas reçu
l'autorisation d'installer des appareillages
radiologiques spécialisés. Apparemment les règles
relatives à cette matière sont imprécises. Quel est
le point de vue du ministre à ce sujet?
Nous sommes opposés à la politique en matière de
drogues de l'actuel gouvernement. Depuis mai
1998, la détention de cannabis à usage personnel
se voit attribuer la plus faible des priorités en
matière de poursuites. Et voilà que le gouvernement
veut aller plus loin. La communication fait toutefois
totalement défaut. Les principaux acteurs de débat
n'ont pas pu empêcher que cette question devienne
pour le gouvernement une peau de banane. Le
Vlaams Blok admet l'utilisation du cannabis à des
fins médicales, mais on ne peut l' invoquer comme
argument pour légaliser le cannabis.
Het preventiedossier is vooral een
gemeenschapsmaterie. Heeft de federale regering
de Gemeenschappen op de vingers willen tikken?
De kosten voor de ziekteverzekering stijgen fors. Dit
geeft ons gelijk. De verhoging is aanvaardbaar,
maar alle nieuwe initiatieven moeten beheersbaar
blijven. Er mag geen concurrentie ontstaan met het
Vlaams decreet op de zorgverzekering.
De verhoging van de middelen voor de logopedisten
keuren wij goed. Het vierde rapport-Jadot wijst op
verschillen in de medische praktijk tussen de
zorgverstrekkers. De minister geeft aan dat er een
weinig zal gebeuren aan de transfers, die in 1999
110 miljard bedroegen. De snellere veroudering in
Vlaanderen remt die transfers nauwelijks af.
Le dossier de la prévention relève avant tout des
Communautés. Le gouvernement fédéral a-t-il voulu
rappeler les Communautés à l'ordre ?
Les dépenses de l'assurance-maladie sont en forte
hausse. Cette évolution nous donne raison. Cette
augmentation est acceptable, mais il faut pouvoir
maîtriser toute nouvelle initiative. Il ne peut y avoir
de concurrence avec le décret flamand sur
l'assurance-autonomie.
Nous approuvons l'augmentation des moyens pour
les logopèdes. Le quatrième rapport Jadot relève
des différences dans la pratique médicale entre
différents prestataires de soins. Le ministre fait
savoir qu'il n'y aura guère de changements en ce
qui concerne les transferts, qui s'élevaient à 110
milliards en 1999. Même le vieillissement rapide de
la population en Flandre ne freine pas ces
transferts.
De uitvoering van het sociaal akkoord van 1 mei zal
onvoldoende zijn om het tekort aan
verpleegkundigen te verhelpen. De lonen moeten
de hoogte in en de werkdruk moet omlaag.
De regering is erin geslaagd de onderhandelingen
met de farmaceutische industrie tot een goed eind
te brengen. De stimulans voor generische
geneesmiddelen was positief. De farmaceutische
industrie zou moeten opdraaien voor
budgetoverschrijdingen. Dat is goed, voor zover
apothekers en patiënten er niet de gevolgen van
moeten dragen.
Er zou een betere samenwerking komen tussen
RIZIV en administratie ter voorbereiding van het
beleid. Nu zou er een cel komen tot permanente
doorlichting van de nomenclatuur. Dat is positief.
La mise en oeuvre de l'accord social du 1er mai ne
suffira pas à mettre fin à la pénurie d'infirmiers. Il
faut augmenter les salaires et réduire la pression du
travail.
Le gouvernement est parvenu à mener à leur terme
les négociations avec l'industrie pharmaceutique.
En ce qui concerne les médicaments génériques,
l'incitant est un élément positif. L'industrie
pharmaceutique devrait supporter le coût des
dépassements budgétaires, à condition que les
pharmaciens et les patients n'en subissent pas les
conséquences.
Il avait été dit que la collaboration entre l'INAMI et
l'administration en vue de la définition de la politique
à mettre en oeuvre serait améliorée et qu'une cellule
serait créée pour évaluer en permanence la
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Eerst zal echter het RIZIV met zijn talloze
commissies en comités zelf moeten worden
gesaneerd.
De werkgroep-Cantillon moest de toenadering
tussen het sociaal statuut van zelfstandigen en
werknemers onderzoeken. De door minister
Gabriëls aangekondigde 10 miljard lag heel wat
hoger dan de 900 miljoen plus 1,3 miljard in de
begroting. De gelijkschakeling van de kinderbijslag
voor het eerste kind blijft voor ons essentieel.
nomenclature. C'est également un point positif. Il
conviendrait toutefois au préalable d'assainir
l'INAMI lui-même, avec ses innombrables
commissions et comités.
Le groupe de travail Cantillon est chargé d'examiner
la question de l'harmonisation du statut des
indépendants et des salariés. Le montant de 10
milliards annoncé par le ministre Gabriëls est
beaucoup plus élevé que les montants de 900
millions plus 1,3 milliard prévus au budget.
L'alignement en ce qui concerne les allocations
familiales pour le premier enfant demeure pour
nous un point essentiel.
De sociale bescherming voor vergeten groepen
moet ook denken aan de onthaalouders en aan de
ouders die zelf voor hun kinderen zorgen. Anders
worden ouders die thuis blijven om hun kinderen op
te voeden gediscrimineerd ten opzichte van mensen
die kinderen van anderen opvoeden.
De meewerkende echtgenoot van een zelfstandige
heeft recht op sociale zekerheid, maar dit brengt
ons op het terrein van de afgeleide rechten; die
mogen niet zomaar worden afgevoerd.
Thuiswerkende ouders hebben maar afgeleide
rechten.
Met een spaarzame overheid die aan schuldafbouw
doet, hebben we geen probleem. De regering heeft
haar ambities verhoogd en wil nu alleen nog de
wettelijke pensioenen veilig stellen dor het
Zilverfonds. Wij hebben geen bezwaar tegen de
verankering van dit fonds binnen de federale sociale
zekerheid. Het is een zet om de overheveling van
delen van de sociale zekerheid tegen te houden.
Ook de studiedienst van de KBC heeft kritiek op dit
fonds.
La protection sociale des catégories laissées pour
compte doit profiter aux parents d'accueil, mais
aussi aux parents qui élèvent leurs enfants eux-
mêmes. Sinon, les parents qui restent à la maison
pour élever leurs enfants seraient discriminés par
rapport aux parents qui élèvent les enfants des
autres.
Le conjoint travaillant avec un indépendant auquel il
est marié a le droit de bénéficier des avantages de
la sécurité sociale, mais cela nous amène sur le
terrain des droits dérivés, qui ne peuvent être
abandonnés de façon irréfléchie. Les parents qui
travaillent à la maison jouissent de plus de droits
dérivés que les autres.
Nous ne voyons aucune objection à ce que l'Etat
soit économe et s'attache au démantèlement de la
dette publique. Le gouvernement a tempéré ses
ambitions et, aujourd'hui, il ne se fixe plus pour
objectif que la sauvegarde des pensions légales par
la mise en place d'un fonds de vieillissement. Mais
nous ne sommes pas favorables à l'ancrage de ce
fonds dans la sécurité sociale fédérale.
Contrecarrer le transfert de parties de la sécurité
sociale est une manoeuvre stratégique. Le service
d'études de la KBC se montre critique à l'égard de
ce fonds.
De regering gaat het stelsel van het aanvullend
sectoraal pensioen stimuleren. Dit is een
kapitalisatiestelsel. Deze pensioenen moeten dus
los komen te staan van de fondsen voor
bestaanszekerheid. Voor de
ambtenarenpensioenen komen er technische
aanpassingen. Welke? Zal aan de
perequatieregeling worden geraakt?
In het beleid is er te weinig aandacht voor het
toenemend fenomeen van de eenoudergezinnen.
Intenties inzake thuis- en mantelzorg zijn mooi,
maar de gezinnen moeten worden geherwaardeerd
om deze mogelijk te maken. Van een echt
Le gouvernement entend stimuler le régime des
pensions sectorielles complémentaires, qui
constituent un système de capitalisation. Ces
pensions doivent être dissociées des fonds pour la
sécurité d'existence. De quels aménagements
techniques les pensions des fonctionnaires feront-
ils l'objet? Touchera-t-on à la péréquation?
Les autorités ne s'intéressent pas suffisamment au
phénomène des familles monoparentales qui gagne
en importance. C'est fort bien de formuler des
déclarations d'intention à propos des soins de
proximité et des soins à domicile, mais les familles
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
gezinsbeleid is echter geen sprake. (Applaus bij
Vlaams Blok)
doivent être revalorisées pour pouvoir les assumer.
Le gouvernement ne mène pas une politique
familiale digne de ce nom. (Applaudissements sur
les bancs du Vlaams Blok)
01.09 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
Wij hebben uren gediscussieerd in de commissie
01.09 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
Nous avons passé de nombreuses heures en
commission...
01.10 Luc Goutry (CVP):Ik betreur het dat de VLD
hier de hele ochtend afwezig is.
De voorzitter: Ik kan u geen ongelijk geven
01.10 Luc Goutry (CVP): Je regrette que le VLD
soit absent pendant toute la matinée.
Le président: Je ne puis vous donner tort.
01.11 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
De regering zal de schuldenlast van de sociale
zekerheid, die vandaag oploopt tot 34 miljard frank
voor het stelsel van de loontrekkenden en 23,5
miljard voor de zelfstandigen, volledig overnemen.
Door beide stelsels op die manier vrij te stellen van
de betaling van de intrest op de leningen, vergroot
de regering de sociale bescherming.
01.11 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC): Le
gouvernement entend reprendre intégralement les
dettes de la sécurité sociale qui s'élèvent,
aujourd'hui, à 34 milliards de francs pour le régime
des travailleurs salariés et à 23,5 milliards de francs
pour celui des travailleurs indépendants.
Décharger ainsi les deux régimes du paiement des
intérêts des emprunts renforcera le niveau de la
protection sociale.
Voorzitter: Jean-Pol Henry, eerste ondervoorzitter.
Président: Jean-Pol Henry, premier vice-président.
Een aantal bevolkingsgroepen geniet evenwel nog
geen adequate sociale bescherming : de
kunstenaars, de meewerkende echtgenoot van
zelfstandigen en de onthaalmoeders. De regering
wil hier met concrete maatregelen wat aan doen.
Ook andere maatregelen beogen een betere
sociale dekking : optrekken van de minima voor
invaliditeit, uitbreiding van de lijst van
beroepsziekten, strijd tegen de armoede, enz.
Om de vergrijzing van de bevolking het hoofd te
bieden steunt onze fractie de concretisering van
het Zilverfonds, dat de uitgaven voor de wettelijke
pensioenen tussen 2010 en 2030 zou moeten
dekken. Dit wordt aangevuld met een tweede
pensioenpijler, die een belangrijke rol zal spelen
voor het behoud van de levensstandaard.
Dankzij die tweede pijler zullen de kosten voor de
toekomstige pensioenen niet afgewenteld hoeven te
worden op de komende generaties. Die pijler moet
dan ook uitgebreid worden tot een bredere laag van
de bevolking.
Cependant, certaines catégories de la population ne
bénéficient pas encore d'une protection sociale
adéquate. Il s'agit des artistes, des conjoints aidant
des travailleurs indépendants ainsi que des
gardiennes et gardiens d'enfants. Le gouvernement
a également l'intention d'apporter des mesures
concrètes à cette situation.
D'autres mesures vont encore permettre d'asseoir
un haut niveau de protection sociale : majoration
des minima pour invalidité, extension de la liste des
maladies professionnelles, lutte contre la pauvreté
et la précarité, ...
Enfin, eu égard au vieillissement croissant de la
population, notre groupe encourage la
concrétisation du Fonds de vieillissement qui devrait
couvrir, entre 2010 et 2030, les régimes légaux de
pensions. Il sera complété par le deuxième pilier
des pensions, qui jouera à l'avenir un rôle
important, particulièrement dans le maintien du
niveau de vie.
Le développement de ce deuxième pilier permettra
d'éviter de reporter le coût des retraites futures sur
les plus jeunes générations. Pour cela, il faudra
étendre ce deuxième pilier à une population plus
large, en assouplissant son champ d'application
pour les catégories socioprofessionnelles telles que
les ouvriers, les fonctionnaires, les PME, ...
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Inzake werkgelegenheid berust het beleid op drie
pijlers: het streven naar een beter evenwicht tussen
beroepsleven en privéleven, het handhaven van de
ouderen in het arbeidscircuit en het ondersteunen
van kansarmen bij het vinden van een baan.
Tevens zullen inspanningen worden gedaan ten
voordele van de jongeren en de vrouwen alsook om
de werknemers beter op de informatiemaatschappij
voor te bereiden.
De onderhandelingen met de sociale partners
hebben tot een interprofessioneel akkoord voor
2001 en 2002 geleid. De regering moet zich ertoe
verbinden het akkoord na te leven en de
tenuitvoerlegging ervan te ondersteunen.
Wij staan volledig achter het streven van de
minister om de ondernemingszin te bevorderen
door de parafiscaliteit
werkgelegenheidsvriendelijker te maken en de
sociale bijdragen te verminderen. Wij steunen
tevens de ontwikkeling van activiteiten die onder de
sector van de buurtdiensten ressorteren en die
laaggeschoolden en langdurig werklozen ten goede
komen.
Een vereenvoudiging van de administratieve
verplichtingen van werkgevers en werknemers is
wenselijk.
Het concept van de bevoegdheidspakketten is
vernieuwend en streeft een lofwaardig doel na,
namelijk de erkenning van bevoegdheden, maar wij
maken voorbehoud bij de toepassing ervan.
Wij steunen voorliggende ontwerp-begroting omdat
wij ervan overtuigd zijn dat het regeringsbeleid tot
de ontwikkeling van de actieve welvaartsstaat zal
bijdragen. (Applaus bij de meerderheid)
En matière d'emploi, trois grands axes sont
présentés : la recherche d'une meilleure harmonie
entre vie professionnelle et vie privée, le maintien
des personnes plus âgées dans l'emploi et l'aide
aux moins favorisés à entrer sur le marché du
travail. Des efforts sont également prévus en faveur
des jeunes, des femmes et pour adapter les
travailleurs à la société de l'information.
Les négociations avec les partenaires sociaux ont
abouti à un accord interprofessionnel pour 2001 et
2002. Le gouvernement doit s'engager à apporter
son aide à son exécution et à le respecter.
Nous sommes totalement d'accord avec la volonté
de la ministre de développer l'esprit d'entreprise, en
rendant la parafiscalité plus favorable à l'emploi et
en réduisant les cotisations sociales.
Nous soutenons aussi le développement des
activités relevant du secteur des services de
proximité, qui sont favorables aux travailleurs peu
qualifiés et aux chômeurs de longue durée.
Les simplifications des obligations administratives
des employeurs et des travailleurs sont
souhaitables.
Quant au concept de portefeuille de compétences,
s'il est novateur et poursuit un objectif louable de
reconnaissance de compétences, son application
nous suggère des réserves.
Nous soutenons ce projet de budget, étant
convaincus que la politique gouvernementale
contribuera à l'État social actif.
(Applaudissements sur les bancs de la majorité)
01.12 Annemie Van de Casteele (VU&ID): De
bespreking in de commissies verliepen niet
optimaal. De regering kwam zeer laat met de
beleidsnota's naar het Parlement en sommige
fracties en leden hebben de besprekingen
geboycot.
In de commissie heb ik gezegd wat nodig is voor
een betaalbare en efficiënte sociale zekerheid. De
vele beloftes van de regering hebben valse hoop
opgewekt. Een beslissing wordt best meegedeeld
als ze genomen is. De goede economische context
heeft de druk wat weggenomen om de financiering
van het stelsel te hervormen. Die weegt nu veel te
zwaar op arbeid. Om dezelfde reden valt de druk
wat weg om bepaalde delen van de Sociale
Zekerheid te defederaliseren, een onderwerp
waarover tijdens de vorige regeerperiode de VLD
01.12 Annemie Van de Casteele (VU&ID):Les
discussions en commission ne se sont pas
déroulées de la meilleure façon possible. Le
gouvernement a présenté ses notes de politique
très tardivement au Parlement et certains groupes
et membres ont boycotté les discussions.
J'a dit en commission quels éléments sont
nécessaires pour mettre au point une sécurité
sociale qui soit finançable et efficace. Les
nombreuses promesses du gouvernement ont
suscité de vains espoirs. Il est préférable de rendre
une décision publique dès lors qu'elle a
effectivement été prise. Le contexte économique
favorable a contribué à réduire la pression en
faveur de la réforme du financement du système.
Celui-ci affecte trop lourdement le travail. Les
mêmes raisons conduisent à une réduction de la
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
stoere taal sprak. Wij zullen erop blijven
terugkomen.
Alle sectoren dringen aan op een harmonisering
van de bestaande maatregelen en op een
administratieve vereenvoudiging. Zij vragen dat de
regering niet steeds met nieuwe plannen en
maatregelen zou komen. De minister had het in dat
verband over de rol van de bevoegde ambtenaren
en van een regeringscommissaris, als ik het goed
heb begrepen specifiek voor de administratie
Sociale Zekerheid. Wat is de juiste toedracht? Komt
er een regeringscommissaris bij minister Van den
Bossche of bij minister Vandenbroucke?
pression en faveur de la défédéralisation de
certaines de la Sécurité sociale, alors qu'au cours
de la législature précédente, le VLD avait tenu à ce
sujet des propos fermes. Nous reviendrons sur ce
sujet.
Tous les secteurs demandent l'harmonisation des
mesures existantes et une simplification
administrative. Ils souhaitent que le gouvernement
ne présente pas sans cesse de nouveaux plans et
de nouvelles mesures. A cet égard, le ministre a
évoqué le rôle des fonctionnaires compétents et
d'un commissaire du gouvernement qui, si je l'ai
bien compris, est spécifiquement chargé de
l'administration de la Sécurité sociale. Que faut-il
exactement entendre par là? Un commissaire du
gouvernement assistera-t-il le ministre Van den
Bossche ou le ministre Vandenbroucke ?
01.13 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Daarover is nog geen beslissing
genomen.
01.13 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Aucune décision n'a encore été prise
sur ce point.
01.14 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Is het
zinvol iemand als de heer Voorhamme of mevrouw
Van Asbroeck te parachuteren in een dergelijke
functie? Misschien weet de premier er meer over?
Heeft de minister wel nood aan een dergelijke
regeringscommissaris?
De uitkeringen worden stilaan eerder
inkomensgebonden dan categoriegebonden. Dat is
positief. Ook voor de kinderbijslag kan daaraan
worden gedacht. Dat zou de werkloosheidsval
bestrijden die samenhangt met de dubbele
kinderbijslag voor werklozen.
01.14 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Parachuter quelqu'un comme M. Voorhamme ou
Mme Van Asbroeck à une telle fonction a-t-il un
sens? Le premier ministre en sait-il plus long?. Le
ministre a-t-il réellement besoin de l'assistance d'un
tel commissaire du gouvernement ?
De plus en plus, les allocations sont liées au niveau
de revenu plutôt qu'à la catégorie, ce qui est positif.
On pourrait également envisager la même chose
pour les allocations familiales. On lutterait ainsi
contre les pièges du chômage que constitue le
doublement des allocations familiales doublées
pour les chômeurs.
Wat is de toestand van het Fonds voor collectieve
uitrusting en diensten? Dit is een
gemeenschapsbevoegdheid. De middelen moeten
worden overgedragen.
In de commissie sprak ik over het Zilverfonds. De
norm werd jammer genoeg wat losser gemaakt. Er
schijnt een afspraak te zijn gemaakt over de
overheidspensioenen voor het tijdskrediet. Het
tijdskrediet moet voor een globale oplossing zorgen.
Er is nu een akkoord over een tijdskrediet van 20
procent. Welke redenering zit daarachter?
Quelle est la situation du Fonds d'équipements et
de services collectifs
? Ce fonds relève des
Communautés. Ses moyens financiers doivent donc
être communautarisés.
En commission, j'ai évoqué le fonds de
vieillissement. Malheureusement, on a réduit
quelque peu la sévérité de la norme. Il semblerait
qu'un accord ait été conclu au sujet des pensions
publiques en matière de crédit-temps. Ce crédit-
temps est censé apporter une solution globale au
problème. Actuellement, il y a un accord sur un
crédit-temps de 20 %. Quel raisonnement sous-
tend cet accord ?
01.15 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De technische redenering en de
voorbeelden staan op mijn web site. Ik ben bevoegd
voor pensioenen, niet voor uitstapregelingen. Voor
mij is de vraag welke pensioenregeling van
01.15 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Le raisonnement technique qui a été
suivi et les exemples qui l'illustrent se trouvent sur
mon site web. Je suis compétent pour les pensions,
non pour les réglementations relatives à la fin de
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
toepassing is. Vandaag kan 20 procent van de
loopbaan worden gevalideerd als
loopbaanonderbreking of andere soorten
afwezigheid; bovendien kan men uitstappen op 55
jaar. Ik wil vanaf 1 januari 2011 een algemeen
systeem dat de onderbrekingen tijdens de loopbaan
en op het einde van de loopbaan samen beperkt tot
20 procent of 25 procent voor wie twaalf maanden
loopbaanonderbreking heeft opgenomen om kleine
kinderen op te voeden. Over deze regeling bestaat
een consensus. Ik zal een KB nemen dat het
Parlement moet bekrachtigen.
carrière. La question que je me pose, c'est de
savoir quel régime de pensions est d'application.
Aujourd'hui, 20 % de la carrière peuvent être
validés à titre d' interruption de carrière ou d'autres
formes d'absence. En outre, il est désormais permis
de mettre un terme à sa carrière à 55 ans. A partir
du 1
er
janvier 2001, je souhaite instaurer un
système général qui limite l'ensemble des
interruptions en cours ou en fin de carrière à 20 %
ou à 25 % pour les travailleurs qui ont pris douze
mois d'interruption de carrière pour élever des
enfants en bas âge. Ce règlement fait l'objet d'un
consensus. Je prendrai un arrêté royal que le
Parlement sera appelé à ratifier.
01.16 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Ik zal
de voorbeelden op de web site bekijken. Ik krijg de
indruk dat het om een verbetering gaat. Komen er
nog andere maatregelen? Is de betaling van de
pensioenen gewaarborgd?
01.16 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
J'examinerai les exemples qui sont exposéss sur
votre site web. J'ai l'impression que vous améliorez
les choses. Mais prendrez-vous d'autres mesures
encore ? Le paiement des pensions est-il garanti ?
01.17 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Er komt een pensioencomplement
voor wie na zijn 60-ste werkt. De regeling gaat in op
1 januari 2001. Daarnaast komt er een specifieke
regeling voor de zware beroepen. In dat verband
wacht ik op voorstellen.
01.17 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Un complément de pension sera
prévu au bénéfice des travailleurs tr qui mettent fin
à leur carrière après 60 ans. Ce règlement entrera
en vigueur au 1
er
janvier. En outre, je compte
élaborer une réglementation spécifique pour les
professions astreignantes. Dans ce domaine,
j'attends des propositions éventuelles.
01.18 Annemie Van de Casteele (VU&ID): De
stimulans om langer te werken lijkt me zeer pover,
met een maximum van 53.000 frank extra per jaar,
waar zeker niet iedereen recht zal op hebben.
Minister Onkelinx lijkt het tijdskrediet enkel te willen
gebruiken voor een versoepeling van de loopbaan.
Ik meen dat een globale discussie aangewezen is.
01.18 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Les
dispositions visant à inciter les salariés à travailler
plus longtemps me paraissent être des mesurettes
étant donné que le plafonds n'est que de 53 000
francs de plus par an et que tout le monde ne
pourra certainement pas y prétendre.
La ministre Onkelinx semble ne vouloir recourir au
crédit-temps que dans le but d'assouplir la carrière.
J'estime qu'il serait opportun de consacrer un débat
global à cette question.
Voor de gezondheidszorg is gegevensinzameling
belangrijk. Wij kijken uit naar een nieuwe
financieringswijze voor de ziekenhuizen. Die
regeling moet objectief zijn. Ik ben verheugd over
het akkoord met de artsen. De betaalbaarheid voor
de patiënt krijgt nu aandacht. Wij blijven ons
verzetten tegen een autonomieverzekering op
federaal niveau.
Ik hoop dat we in de geneesmiddelensector in de
goede richting evolueren. Ten overstaan van de
uitgaven van vorig jaar is het budget niet zo fel
gestegen. Er was immers een overschrijding. Het
akkoord met de farmaceutische industrie is maar
één jaar geldig. Men erkent nu dat er een weerslag
Dans le domaine des soins de santé, la collecte de
données revêt une importance capitale. Le nouveau
mode de financement des hôpitaux que nous
attendons avec impatience - devra être objectif. Je
me réjouis de l'accord conclu avec les médecins. La
possibilité pour le patient de payer est enfin prise en
compte. Nous continuons à nous opposer à
l'instauration d'une assurance-dépendance au
niveau fédéral.
J'espère que nous évoluons favorablement dans le
secteur des médicaments. Par rapport aux
dépenses de l'année dernière, le budget n'a pas
augmenté de manière importante. Il y a en effet eu
un dépassement. L'accord conclu avec le secteur
pharmaceutique n'est valable que pour un an. L'on
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
is op andere sectoren. De minister belooft kortere
termijnen van terugbetalings- en registratiedossiers.
Dat is een Europese verplichting. In de
terugbetalingscommissie hebben de mutualiteiten
een blokkeringsminderheid die bepaalde dossiers
opnieuw op de lange baan kunnen schuiven.
reconnaît à présent qu'il affecte d'autres secteurs.
Le ministre a promis de raccourcir les délais relatifs
aux dossiers de remboursement et
d'enregistrement. Il s'agit d'une obligation
européenne. Au sein de la commission pour les
remboursements, les organismes assureurs
détiennent une minorité de blocage qui permet à
nouveau le report sine die de certains dossiers.
Nieuwe geneesmiddelen moeten sneller
beschikbaar zijn. Wij zijn gewonnen voor de
promotie van generische geneesmiddelen via een
referentieterugbetaling. Daarbij rijst echter het
probleem van middelen die nu al onder de prijs
worden verkocht. De artsen zullen ertoe worden
aangezet om deze middelen voor te schrijven. De
druk op de apothekers om een selectie te maken uit
de generische geneesmiddelen wordt groot.
Daarover zou moeten worden overlegd tussen
artsen en apothekers.
De minister heeft het niet over de Europese
registratie. De terugbetaling en de prijs van
geneesmiddelen wordt beter op Europees vlak
vastgesteld. De prijs van een geneesmiddel bestaat
uit de kosten voor research, productie en
voorlichting. In de prijs voor generische
geneesmiddelen spelen die factoren niet allemaal
mee. Er moet over worden gewaakt dat de
distributiemarge voor generische geneesmiddelen
dezelfde blijft in afwachting van een nieuw
financieringssysteem.
Zo'n financieringssysteem zal waarschijnlijk ook
jaarlijkse onderhandelingen met het RIZIV
meebrengen en daar hebben de apothekers schrik
voor. We moeten de rol van de apotheker in de
eerstelijnszorg meer waarderen. Een apotheker is
geen winkelier. In het ristornodebat moeten knopen
worden doorgehakt. Kortingen moeten in de prijs
worden verrekend.
Wat mag worden verkocht in een apotheek? Er is
een grote grijze zone. Ofwel dient een product de
gezondheid en hoort het thuis in een apotheek,
ofwel is de claim van het product onterecht en moet
het verboden worden. Kwaliteitscontrole is veel
beperkter in de grote distributiecentra.
Ook een groene minister is geen deus ex machine
die de voedselveiligheid voor honderd procent kan
garanderen. Dat neemt niet weg dat wij achter alle
maatregelen staan die de gezondheid kunnen
bevorderen. Wij betreuren het dat de oprichting van
het Agentschap voor Voedselveiligheid zo lang
uitblijft. Eigenlijk zou een lijst moeten worden
Les nouveaux médicaments doivent être
disponibles plus rapidement Nous sommes
favorables à la promotion des médicaments
génériques par le biais d'un remboursement de
référence. Dans ce cadre se pose toutefois le
problème des médicaments qui sont déjà vendus
en dessous de leur prix. Les médecins seront
invités à prescrire ce type de médicaments. La
pression dont les pharmaciens font l'objet pour
qu'ils opèrent une sélection parmi les médicaments
génériques s'accroît sans cesse. Une concertation
à ce sujet entre les médecins et les pharmaciens
serait nécessaire.
Le ministre n'a pas abordé la question de
l'enregistrement européen. Il conviendrait de fixer le
remboursement et le prix des médicaments au
niveau européen. Le prix d'un médicament est
fonction des coûts de la recherche, de la production
et de l'information. Ces facteurs n'interviennent pas
dans le prix des médicaments génériques. Il faut
veiller à ce que la marge de distribution des
médicaments génériques reste identique dans
l'attente d'un nouveau système de financement.
Un tel système de financement supposera
probablement des négociations annuelles avec
l'INAMI, ce que craignent les pharmaciens. Il
convient de revaloriser le rôle des pharmaciens
dans le cadre des soins de première ligne. Un
pharmacien n'est pas un commerçant. Il faudra
trancher dans le débat sur les ristournes. Celles-ci
doivent-être intégrées dans le prix.
Que peut-on vendre dans une pharmacie? Il y a là
toute une zone grise. Soit un produit a un effet sur
la santé et il doit être vendu en pharmacie, soit il est
présenté à tort comme un médicament et il doit être
interdit. Les contrôles de qualité sont beaucoup plus
restreints dans les grands centres de distribution.
Même un ministre vert n'est pas un deux ex
machina qui peut garantir à 100% la sécurité
alimentaire. Ceci dit, nous sommes bien
évidemment favorables à toutes les mesures qui
sont de nature à promouvoir la santé. Nous
déplorons le retard dans la création de l'agence
pour la sécurité alimentaire. Il faudrait en fait
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
opgesteld van alle producten die in de voeding
mogen worden verwerkt. De antwoorden die wij
gisteren kregen over beendermeel waren niet zo
duidelijk.
dresser une liste de tous les produits qui peuvent
entrer dans la composition des aliments. Les
réponses que nous avons obtenues hier à propos
des farines d'os ne sont pas très claires.
01.19 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): In de
vraag en in het technisch antwoord was enkel
sprake van beenderen, niet van beendermeel. Het
gebruik van beendermeel is Europees niet
verboden. In België bestaat wel een positieve lijst
van wat wordt beschouwd als een voedingsmiddel
en dus mag worden gebruikt. Beendermeel staat
daar niet op. Er zijn geen gevallen van overtreding
bekend.
01.19 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
La question comme la réponse technique ne
faisaient état que d'os, non de farine à base d'os.
L'Union Européenne n'interdit pas l'utilisation de
farine osseuse. En Belgique, une liste positive de
tout ce qui peut être considéré comme aliment et
peut donc être consommé a toutefois été dressée.
La farine osseuse n'y figure pas. Aucun cas
d'infraction n'est connu.
01.20 Annemie Van de Casteele (VU&ID): De
Europese maatregelen inzake dierenmeel waren
blijkbaar ingegeven door economische motieven,
niet door redenen van volksgezondheid.
Minister Gabriëls is er niet in geslaagd de factuur
door te schuiven naar Europa. De Gewesten zullen
dus moeten opdraaien voor de kosten voor de
verwerking van slachtafval en het federale niveau
voor de tests ten bedrage van 2 miljard. Is de
begroting daartoe toereikend?
Er is een tendens om de transfers inzake sociale
zekerheid weg te moffelen. De spreiding van het
aanbod moet grondig worden nagegaan. Wij zullen
erop toezien dat het rapport-Jadot ook over de
verschillen tussen de Gemeenschappen cijfers
geeft en daaruit de passende conclusies trekken.
De regionale verschillen op de arbeidsmarkt
bemoeilijken een nationaal tewerkstellingsbeleid.
De noden zijn verschillend. De minister wordt vooral
geïnspireerd door de noden in haar eigen
gemeenschap. Ook de versnippering van
bevoegdheden bemoeilijkt een coherent
tewerkstellingsbeleid. Er zijn wel reserves, maar de
arbeidsmobiliteit is zeer gering. Een extra
inspanning is nodig. Ons stelsel van sociale
zekerheid leidt tot werkloosheidsvallen. Op dat vlak
moet nog meer gebeuren.
Er zijn te veel plannen. Ze moeten dringend worden
geëvalueerd, waarna men kan beslissen wat moet
worden verdergezet en wat niet. De speciale
statuten zijn op de duur ook voor de werknemers
niet meer interessant. Er zijn drie types startbanen.
Heeft de minister daarover cijfers? Startbanen met
opleiding en/of scholing zijn meer verantwoord dan
andere startbanen. Opleiding is niet in de eerste
01.20 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Les
mesures européennes en matière de farine animale
ont été manifestement inspirées par des facteurs
économiques, non par des raisons de santé
publique.
Le ministre Gabriëls n'est pas parvenu à refiler la
facture à l'Union Européenne. Par conséquent, les
Régions devront écoper pour les coûts du
traitement des déchets d'abattage tandis que le
pouvoir fédéral devra payer les 2 milliards qu'ont
coûté les tests. Le budget est-il suffisant ?
On observe actuellement une tendance à dissimuler
les transferts qui s'opèrent dans la sécurité sociale.
Il convient de contrôler strictement la répartition de
l'offre. Nous veillerons à ce que le rapport Jadot
contienne également des chiffres sur les
différences entre les Communautés et à ce que les
conclusions qui s'imposent en soient tirées.
Les écarts entre Régions sur le marché du travail
entravent une politique de l'emploi nationale. En
effet, les besoins varient d'une Région à l'autre.
L'action de la ministre est surtout inspirée par les
besoins de la Communauté à laquelle elle
appartient elle-même. L'émiettement des
compétences complique également une politique de
l'emploi cohérente. Certes, il y a des réserves, mais
la mobilité du travail est très réduite. Il est
indispensable de fournir un effort supplémentaire.
Notre système de sécurité sociale génère des
pièges du chômage. Il reste des progrès à faire sur
ce plan.
Il y a une surabondance de plans. Il convient de les
évaluer d'urgence, après quoi on pourra décider
quelles actions doivent être poursuivies et
lesquelles ne doivent pas l'être. A la longue, les
statuts spéciaux ne présentent plus d'intérêt pour
les travailleurs non plus. Il y a aujourd'hui trois types
de premiers emplois. La ministre dispose-t-elle de
chiffres à ce propos ? Les premiers emplois
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
plaats een taak voor het federale niveau.
Structurele werklozen in Brussel moet men ook
verplichten Nederlands bij hun opleiding aan te
leren.
assortis d'une formation et/ou d'un écolage sont
plus judicieux que les autres catégories de premiers
emplois. La formation n'est pas en premier lieu de
la compétence du pouvoir fédéral. Il faut également
obliger les chômeurs structurels de Bruxelles à
apprendre le néerlandais dans le cadre de leur
formation.
De sociale partners vragen de
overheidstussenkomst voor het educatief verlof op
te trekken. Is de regering daartoe bereid? Is het
zinvol deeltijdse werknemers te verplichten de
bijkomende opleiding tijdens de werkuren te
volgen? Dienen de vormingsinspanningen van
bepaalde bedrijven niet te worden gehonoreerd?
Kan niet in een contractueel beding worden
voorzien in verband met een compensatie in geval
van voortijdig vertrek van een opgeleide
werknemer?
Ik kom tot de activiteitsgraad. Om deze te verhogen
zijn maatregelen nodig bestemd voor oudere
werknemers. De minister neemt echter vooral
arbeidsverkortende maatregelen, gericht op de
categorie van 25 tot 54-jarigen. Die maatregelen
vormen een verkeerd signaal, omdat de arbeid te
veel als een last wordt voorgesteld. Zullen al die
maatregelen de werkdruk niet al te veel de hoogte
injagen?
De 38-urenweek vergt een aanpassing van de
arbeidsweek. Wat met overuren? Vooral voor de
oudere werklozen moeten inspanningen worden
geleverd. Men moet berekenen hoe lang iemand
actief moet zijn om levenslang iets terug te krijgen
uit het systeem. Over de werknemersparticipatie
zullen we kunnen spreken als de regering een
ontwerp daarover indient. Wat is de houding van de
regering tegenover de interimarbeid in de
bouwsector? Interimarbeid is vaak een
overgangssysteem. Er zal echter ook nood zijn aan
flexibele arbeidskrachten, die daar dan ook voor
worden vergoed. (Applaus)
Les interlocuteurs sociaux, qui souhaitent
revaloriser le congé éducatif, demandent une
intervention des pouvoirs publics dans ce secteur.
Le gouvernement est-il disposé à réserver une suite
favorable à cette demande? L'obligation imposée
aux travailleurs à temps partiel de suivre une
formation complémentaire pendant les heures de
travail se justifie-t-elle? Les efforts en matière de
formation fournis par certaines entreprises ne
doivent-ils pas être récompensés? Une clause
contractuelle, instaurant une compensation en cas
de départ anticipé d'un travailleur ayant bénéficié
d'une formation, ne devrait-elles pas être prévue?
J'en viens à présent au taux d'activité.
L'amélioration de ce dernier requiert la mise en
oeuvre de mesures en faveur des travailleurs âgés.
Cependant, les mesures prises par la ministre se
concentrent en particulier sur la réduction du temps
de travail pour la catégorie des personnes âgées de
25 à 54 ans. Elles constituent un signal erroné en
ce sens que le travail est surtout présenté comme
une charge. Prises dans leur ensemble, ces
mesures ne risquent-elles pas de renforcer
considérablement la charge de travail?
La semaine des 38 heures requiert une adaptation
de la semaine de travail. Qu'en est-il des heures
supplémentaires? Des efforts doivent être fournis
en particulier en faveur des travailleurs âgés. Il
convient de calculer le nombre d'années d'activité
nécessaire à l'ouverture du droit de bénéficier à vie
de prestations sociales en retour. En ce qui
concerne la participation des travailleurs, nous en
reparlerons au moment où le gouvernement
déposera un projet de loi à ce propos. Quelle est
l'attitude du gouvernement à l'égard du travail
intérimaire dans le secteur de la construction? Le
travail intérimaire constitue souvent une formule de
transition. La nécessité d'une main-d'oeuvre flexible,
rémunérée en conséquence, se fera cependant
également sentir. (Applaudissements)
01.21 Jean-Marc Delizée (PS): De ontwikkeling
van de tweede pijler en de oprichting van een
Zilverfonds mogen niet ten koste van het wettelijk
stelsel en van de eerste pijler gaan.
Voor de tweede pijler zijn de sectorale plannen
prioritair; de "opting out"-mogelijkheden moeten aan
01.21 Jean-Marc Delizée (PS): Le développement
du deuxième pilier et la création d'un Fonds de
vieillissement ne doivent pas se faire au détriment
du régime légal et du premier pilier.
Pour le deuxième pilier, les plans sectoriels doivent
être prioritaires et les possibilités d'opting out
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
strikte voorwaarden voldoen. Een vanuit fiscaal
oogpunt of op het stuk van de loonnorm
preferentiële regeling moet voorbehouden blijven
aan pensioenplannen die minimale sociale rechten
bevatten en moet door de wetgever worden
vastgesteld. Formules die het beleggingsrisico bij
de werknemer leggen dienen te worden vermeden.
soumises à des conditions strictes.
Un régime préférentiel, sur le plan fiscal ou de la
norme salariale, doit être réservé aux plans de
pensions contenant des droits sociaux minimaux, et
être défini par le législateur. Enfin, toute formule
consistant à ce que le risque de placement incombe
au travailleur doit être écartée.
01.22 Minister Frank Vandenbroucke (Frans): Ik
heb uw derde punt in verband met de sociale
rechten niet goed begrepen.
01.22 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): Je n'ai pas très bien compris votre
troisième point, relatif aux droits sociaux, je crois.
01.23 Jean-Marc Delizée (PS): Ik verwees naar de
minimale sociale rechten. Dat de voorliggende
begroting zo veel maatregelen bevat die voor de
nodige sociale correcties moeten zorgen, is het
gevolg van de armoede die vandaag helaas een
realiteit is. De eerste opdracht van de sociale
zekerheid is echter van preventieve aard en het is
niet de bedoeling dat zij a posteriori ingrijpt.
Het is een echt gezondheidsbeleid, geconcipieerd
op de lange termijn, dat de regering ons voorstelt,
met duidelijke prioriteiten voor 2001.
01.23 Jean-Marc Delizée (PS): J'évoquais les
droits sociaux minimaux. Si ce budget prévoit
nombre de mesures de correction sociale, c'est que
la pauvreté est une réalité d'aujourd'hui. Mais la
vocation première de la sécurité sociale reste de
prévenir et non d'intervenir a posteriori.
C'est une véritable politique de santé, pensée à
long terme, que le gouvernement nous propose,
avec des priorités explicites pour 2001.
Wat het verbeteren van de financiële
toegankelijkheid betreft, lijkt de maximale factuur
billijker dan de huidige regelingen, omdat zij het
mogelijk maakt af te stappen zowel van de
verkokering waartoe de sociale franchise leidt als
van de ondoeltreffende fiscale franchise. Men zal er
echter moeten op toezien dat de
maximumbedragen op een redelijke manier
afhankelijk van de inkomens worden gemoduleerd.
Om de gelijkheid te bewerkstelligen, moet de
verzekering echter iedere objectief voor de
bevolking noodzakelijke verzorging dekken, waarbij
in toereikende terugbetalingen wordt voorzien
teneinde te voorkomen dat dure supplementen
moeten worden betaald. Momenteel ligt een
dergelijke situatie nog veraf.
In dat kader is het perfect gewettigd om in
uiteenlopende tegemoetkomingen naargelang van
het soort patiënt of in specifieke tegemoetkomingen
ten gunste van personen die aan een zware of
ongeneeslijke ziekte lijden, te voorzien. Wij
verheugen ons over de inspanning die in 2001 zal
worden geleverd om de terugbetaling te verhogen
van sommige verstrekkingen die verband houden
met chronische aandoeningen, alsook voor
experimenten op het stuk van de geïntegreerde en
de palliatieve verzorging.
Inzake de doelstellingen in de
geneesmiddelensector, onderstrepen wij de drie
krachtlijnen die onontbeerlijk zijn voor de
Quant au renforcement de l'accessibilité financière,
la facture maximale paraît plus équitable que les
systèmes actuels, parce qu'elle permettra de sortir
tant du cloisonnement de la franchise sociale que
de l'inefficacité de la franchise fiscale. Cependant, il
faudra veiller à une modulation raisonnable des
plafonds en fonction des revenus.
Pour réaliser l'égalité, encore faudrait-il que
l'assurance couvre tous les soins objectivement
nécessaires à la population, avec des bases de
remboursement suffisantes pour éviter des
suppléments onéreux. Actuellement, nous sommes
loin d'une telle situation.
Dans ce cadre, il est parfaitement légitime de
prévoir des interventions différenciées en fonction
du type de patient ou encore des interventions
spécifiques en faveur des personnes atteintes d'une
pathologie lourde ou incurable. Nous saluons l'effort
qui sera fourni, en 2001, pour améliorer le
remboursement de certaines prestations liées à des
affections chroniques, pour les expériences de
soins intégrés et pour les soins palliatifs.
En ce qui concerne les objectifs dans le secteur des
médicaments, nous retrouvons les trois principales
lignes de force qui sont indispensables à
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
totstandkoming van een vernieuwd
geneesmiddelenbeleid.
In de eerste plaats worden realistische politieke
keuzes gemaakt en stoelen de doelstellingen op
toereikende begrotingskredieten. Die doelstelling
werd concreet ingevuld in het akkoord dat met de
farmaceutische industrie werd gesloten. De regeling
van de terugvordering achteraf moet aan de
verantwoordelijkheid van de voorschrijvende artsen
worden getoetst; zulks is immers onontbeerlijk voor
de responsabilisering van de betrokkenen met
betrekking tot de begroting.
Tevens worden zowel de voorschrijvende artsen als
de patiënten tot een rationeel
geneesmiddelenverbruik aangezet.
Er wordt ook werk gemaakt van doeltreffender
procedures voor het op de markt brengen van
geneesmiddelen en de terugbetaling ervan. Het
komt er immers niet op aan het op de markt
brengen van nieuwe moleculen te versnellen, maar
wel de patiënten makkelijker en tegen betaalbare
prijzen toegang tot efficiënte nieuwe producten te
verlenen.
l'aboutissement d'une politique rénovée du
médicament.
Tout d'abord, il y a la volonté d'opérer des choix
politiques réalistes et objectifs fondés sur des
enveloppes budgétaires suffisantes. Cet objectif a
été concrétisé par l'accord avec l'industrie
pharmaceutique. Ceci dit, il faudra encore apprécier
le système de récupération a posteriori par rapport
à la responsabilité des prescripteurs, corollaire
indispensable à la responsabilisation budgétaire.
Ensuite, il y a l'incitation à l'usage rationnel des
médicaments, tant pour le prescripteur que pour le
patient.
Enfin, il faut évoquer des procédures plus efficaces
pour la mise sur le marché des médicaments et leur
remboursement. L'important n'est pas l'accélération
de la mise sur le marché des nouvelles molécules,
mais bien l'accès à des innovations efficientes à
des prix abordables pour le patient.
De rationalisering en kwalitatieve verbetering van de
erkenningsprocedure voor geneesmiddelen zijn een
conditio sine qua non. De door de regering
voorgestelde hervorming is alvast een stap in de
goede richting. Wij betreuren echter dat het RIZIV
nog altijd niet betrokken wordt bij de
prijszettingsprocedure.
De zorgwekkende evolutie van de conflicten in
verband met de medische aansprakelijkheid mag
ons niet onberoerd laten. Wij zijn voorstander van
een socialisering van het medische risico, ongeacht
of al dan niet een fout begaan werd.
Het Federale Agentschap voor de veiligheid van de
voedselketen moet eindelijk concreet gestalte
krijgen.
Het tijdelijke verbod op dierenmeel en de
financiering van de BSE-tests doen nog vele vragen
rijzen. Die maatregelen zullen immers grote
financiële implicaties hebben voor de federale en
misschien ook voor de gewestbegrotingen.
Wij onderstrepen nogmaals onze afkeer van zinloos
wreed gedrag zoals onlangs aan het licht gebracht
op de veemarkten van Ciney en Anderlecht, en
hopen dat de daders geïdentificeerd en vervolgd
zullen worden. Structurele maatregelen op het stuk
La rationalisation et l'amélioration qualitative du
cheminement administratif du médicament
constituent donc un préalable. La réforme proposée
par le gouvernement va dans la bonne direction.
Toutefois, nous regrettons que l'on ne semble
toujours pas vouloir associer l'Inami à la fixation du
prix.
Par ailleurs, l `évolution inquiétante des conflits en
matière de responsabilité médicale ne peut nous
laisser indifférents. Nous sommes favorables à la
socialisation du risque médical, mais
indépendamment de l'existence d'une faute.
D'autres sujets ponctuels ont retenu notre attention.
Ainsi, il est impératif que la création de l'Agence
fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire
entre dans sa phase définitive.
Dans le même ordre d'idées, la suspension des
farines animales et le financement des tests ESB
posent encore de nombreuses questions. Ces
mesures auront, en effet, des implications
financières considérables pour les budgets
nationaux et, peut-être, régionaux.
Par ailleurs, suite à certains agissements constatés
sur les marchés aux bestiaux de Ciney et
d'Anderlecht, nous réaffirmons toute notre
désapprobation envers ces actes de cruauté
gratuite et souhaitons que les coupables soient
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
van controle en organisatie van dergelijke
veemarkten zijn noodzakelijk.
Wat het hoofdstuk "maatschappelijke integratie"
betreft, willen wij terugkomen op de opvang van
kandidaat-politieke vluchtelingen. Er blijven nog
heel wat vragen onbeantwoord betreffende de
informatieverstrekking aan de lokale autoriteiten en
de toepassingsmodaliteiten van de voorgestelde
maatregelen. Wij zullen erop aandringen dat er
geen meerkosten worden afgewenteld op de
OCMW's.
Na het mislukken van de klimaatconferentie in Den
Haag vragen wij dat de regering haar toekomstige
standpunt inzake de milieuproblematiek bepaalt en
nieuwe initiatieven neemt in het kader van het
Belgische voorzitterschap van de EU.
identifiés et poursuivis. De plus, des actions
structurelles visant au contrôle et à l'organisation de
ces marchés sont indispensables.
Dans le volet « Intégration sociale », il nous faut
revenir sur la question de l'accueil des candidats
réfugiés. De nombreuses questions restent encore
pendantes concernant l'information à donner aux
autorités locales et les modalités d'application des
mesures proposées. Nous insistons pour qu'il n'y ait
pas de surcharge financière pour les CPAS.
En matière environnementale, suite à l'échec de la
Conférence de La Haye, nous entendons que le
gouvernement définisse sa position future et que de
nouvelles initiatives soient prises dans le cadre de
la future présidence belge de l'Union européenne.
Op het stuk van de werkgelegenheid moet het
probleem van de toenemende inactiviteit van de
ouderen aangepakt worden, voor we door Europa
op de vingers getikt worden. Men heeft er alles aan
gedaan om oudere werklozen ertoe aan te zetten
zich niet langer als werkzoekende op te geven
teneinde de werkloosheidsstatistieken kunstmatig
fraaier voor te kunnen stellen. Die politiek moeten
we laten varen, door preventieve maatregelen
inzake arbeidstijdherverdeling en door ouderen
passende betrekkingen aan te bieden.
Wij steunen het uitstekende initiatief van de
regering om een "vaardigheidsattestering" in het
leven te roepen als instrument voor de inschakeling
van laaggeschoolden in het arbeidscircuit.
Levenslang leren is van fundamenteel belang. Mij
dunkt dat de sociale partners de komende twee jaar
meer in opleiding zullen investeren. Niettemin wordt
de kloof tussen mannen en vrouwen op dat vlak
nog altijd groter en dieper.
Wij juichen de intentie van de minister van Arbeid
en Tewerkstelling toe om de PWA's op hun primaire
opdracht te wijzen; zij hebben inderdaad de neiging
fondsen op te potten in plaats van het geld te
besteden aan opleiding of lokale
werkgelegenheidsprojecten. De PWA's moeten in
gespecialiseerde lokale structuren worden ingebed.
De socialisten vragen geen participatie of
winstdeelneming voor werknemers, gezien de
risico's van dergelijke instrumenten.
Regeringsinitiatieven dienaangaande zullen dan ook
aan een reeks voorwaarden moeten voldoen, zoals
sociale begeleidingsmaatregelen of de garantie dat
En ce qui concerne l'emploi, il est temps de
s'attaquer à la problématique de l'inactivité
croissante des aînés avant d'être « épinglés » par
l'Europe. On a tout fait pour inciter les chômeurs
âgés à se déclarer non demandeurs d'emploi afin
de faire baisser artificiellement les statistiques du
chômage. Il faudra désormais tourner le dos à ce
type de politique, par des actions préventives
d'aménagement du temps de travail et en offrant
aux aînés des emplois convenables.
En matière de formation, nous saluons l'excellente
initiative du gouvernement de constituer un
«
portefeuille de compétences
» comme outil
d'insertion des moins qualifiés.
La formation «
tout au long de la vie
» est
également essentielle. Il semble que les partenaires
sociaux investiront davantage dans la formation au
cours des deux années à venir. Cependant, l'écart
se creuse encore, en cette matière, entre hommes
et femmes.
Nous soutenons, en outre, la volonté de la ministre
de l'Emploi de rappeler leur vocation première aux
ALE, qui ont tendance à thésauriser, au détriment
de la formation et des initiatives locales pour
l'emploi. Il faudrait intégrer les ALE dans les
structures locales spécialisées dans l'emploi
professionnel performant.
Les socialistes ne sont pas demandeurs de
participation des travailleurs au capital et aux
bénéfices de leur entreprise, au vu des risques que
comporte la généralisation de ce régime. Toute
initiative gouvernementale devra, dès lors, répondre
à une série d'exigences, telles que l'encadrement
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
de loonnorm reeds gehaald werd.
Er zal een extra inspanning moeten worden gedaan
om de discriminatie van deeltijdwerkers weg te
werken. Wij zijn over het algemeen tevreden met de
door de regering voorgestelde maatregelen
betreffende de werkloosheidsuitkering, zij het dat de
opwaardering van de uitkeringen voor
samenwonenden niet op het programma staat.
social de ce régime ou la garantie d'une norme
salariale préalablement épuisée.
Un effort particulier devra être fourni pour éradiquer
les discriminations subies par les travailleurs à
temps partiel, soumis notamment à une fluctuation
à la baisse de leur allocation de garantie de revenus
et de leur indemnité de chômage. Quant à
l'indemnisation du chômage, les mesures
présentées par le gouvernement nous satisfont,
sauf que la revalorisation des allocations octroyées
aux cohabitants manque au programme.
Samenwonenden worden gediscrimineerd. De
logica van ons sociale zekerheidssysteem houdt in
dat de vergoeding op grond van het gederfde loon
wordt berekend en niet forfaitair is vastgesteld.
De voorliggende ontwerpen van begroting stellen
duidelijk de prioriteiten vast evenals de manier
waarop de noodzakelijk aanpassing van het sociale
zekerheidssysteem aan de sociologische mutaties
moet geschieden. De ontwerpen weerspiegelen de
gekozen strategie: investeren in human ressources
en een kwalitatieve dimensie aan het beleid
toevoegen.
Het succes van de welvaartstaat hangt hiervan af.
De PS steunt de regering in deze beleidsoptie.
(Applaus bij de meerderheid)
La notion de cohabitant a des conséquences
injustes. Notre sécurité sociale veut que l'on soit
indemnisé sur base d'un salaire perdu et non sur
base forfaitaire.
Les présents budgets définissent clairement les
priorités et les modalités de la nécessaire
adaptation de notre sécurité sociale aux mutations
sociologiques. Ils traduisent une stratégie
d'investissement dans les ressources humaines et
d'intégration d'une dimension qualitative à travers
les politiques.
C'est le gage du succès de l'État social.
Le PS soutient le gouvernement dans cette voie.
(Applaudissements sur les bancs de la majorité)
01.24 Greta D'Hondt (CVP): We moeten nog een
belangrijk deel van de sprekers over het luik Sociale
Zaken aan bod laten komen. De meeste van die
sprekers zijn lid van de commissie Sociale Zaken.
Gaat die commissie dan tegelijkertijd
samenkomen? Dat gaat weer voor organisatorische
problemen zorgen.
De voorzitter: Wij zullen erover nadenken en ik zal
contact opnemen met de voorzitter van de
commissie voor de Sociale Zaken.
01.24 Greta D'Hondt (CVP): Pour le volet des
Affaires sociales, il reste un grand nombre
d'orateurs La plupart sont membres de la
commission des Affaires sociales. Cette
commission se réunira-t-elle simultanément ? Il en
résultera à nouveau des problèmes d'organisation.
Le président: Nous aviserons et je prendrai contact
avec le président de la commission des Affaires
sociales.
01.25 Luc Goutry (CVP): Als masochist zal ik toch
maar het woord voeren, hoewel onze VLD-
discussiepartners massaal afwezig zijn. Moeten we
voortaan misschien 's nachts werken? Zelfs de
commissievoorzitters zijn afwezig. Gelukkig volgen
de ministers de debatten met hun volle aandacht.
(De heer Wauters komt de zaal binnen)
01.25 Luc Goutry (CVP): Je vais faire preuve de
masochisme et prendre la parole, même si les
représentants du VLD sont massivement absents.
Allons-nous dorénavant devoir travailler la nuit?
Même les présidents de commission sont absents.
Les ministres suivent heureusement le débat avec
beaucoup d'attention.
(M. Wauters pénètre dans l'hémicycle)
Persoonlijk feit
Fait personnel
01.26 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Ik had 01.26 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Mon
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
zeer dringende familiale omstandigheden die mijn
afwezigheid rechtvaardigden. Ik pik het niet dat
zulks hier wordt geridiculiseerd, temeer daar ik de
voorzitter van de Kamer op de hoogte had gebracht.
absence est justifiée par des circonstances
familiales exceptionnelles. Je n'admets pas que l'on
tourne cela en dérision. J'en avais d'ailleurs averti le
président de la Chambre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
01.27 Luc Goutry (CVP): Waarmee het
misverstand opgeruimd is.
Minister Vandenbroucke had qua budget voor het
gezondheidszorgbeleid een stijlbreuk
aangekondigd: hij beloofde een substantiële
verhoging. De CVP is zeker geen tegenstander van
zo een budgetverhoging, maar dan moet die
verhoging op een ernstige manier worden gebruikt.
Bij nader toezien moet die spectaculaire
budgetstijging van 8 procent worden gerelativeerd.
Zo moet natuurlijk rekening worden gehouden met
de normale indextoename van 1,64 procent en de
groeinorm van 2,5 procent, aangevuld met de
budgetoverschrijding van dit jaar. Over dit laatste
cijfer lopen de meningen uiteen. In elk geval zit in
de 521 miljard geen frank marge voor een nieuw
beleid.
01.27 Luc Goutry (CVP): Ce malentendu est donc
dissipé.
Le ministre Vandenbroucke avait annoncé une
rupture avec le passé en ce qui concerne le budget
affecté aux soins de santé. Il avait en effet promis
une augmentation substantielle de ce budget. Le
CVP n'y est bien évidemment pas opposé mais il
faut que les moyens supplémentaires soient utilisés
sérieusement. A y regarder de plus près, il faut en
fait relativiser cette augmentation spectaculaire du
budget de 8%. C'est ainsi qu'il faut bien
évidemment tenir compte de l'indexation de 1,64%,
de la norme de croissance de 2,5% et du
dépassement budgétaire de cette année. Les avis
divergent à propos de ce dernier chiffre. En tout état
de cause, le budget de 521 milliards ne comporte
aucune marge pour mener une politique nouvelle.
01.28 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik heb verklaard dat we niets konden
voorspellen over de overschrijding.
01.28 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): J'ai dit que nous ne pouvions rien
prévoir en ce qui concerne le dépassement.
01.29 Luc Goutry (CVP): Laat ons uitgaan van de
technische raming van het RIZIV ten bedrage van
10 miljard overschrijding; naast de groei en de
indexaanpassing blijft er dan geen frank voor echt
nieuwe investeringen met dit budget van 531
miljard. Blijkbaar doet deze coalitie het niet beter
dan de vorige. We mogen geen illusies wekken bij
de bevolking.
De groeinorm van 2,5 procent is onhoudbaar. De
minister gaf zelf toe in Trends dat die norm arbitrair
en moeilijk haalbaar is. De reële groei van de
uitgaven in de gezondheidszorg van de laatste vijf
jaar bedraagt 5,2 procent; de Nationale Bank geeft
zelf een reële groei van 6 procent. Zelfs met slechts
1 procent overschrijding van de groeinorm van 2,5
procent komt de regering er niet toe om het
verlanglijstje ten bedrage van 22,307 miljard te
realiseren! Het uitgangspunt van deze regering was
dankzij onze aanpak in de vorige legislaturen
riant. De regering moet erkennen dat een realistisch
beleid nodig is en dat zij teveel belooft. De regering
krijgt met een politiek probleem te kampen als ze
met slechts 6 miljard marge 22 miljard aan beloftes
waar wil maken.
01.29 Luc Goutry (CVP): Prenons comme point
de départ l'estimation technique de l'INAMI qui situe
le dépassement autour des 10 milliards. Si l'on fait
abstraction des adaptations à la croissance et à
l'indice des prix, il ne restera pas un franc pour des
investissements vraiment nouveaux avec ce budget
de 531 milliards. Manifestement, la coalition arc-en-
ciel n'obtient pas de meilleurs résultats que la
précédente. Gardons-nous de bercer d'illusions nos
concitoyens.
La norme de croissance de 2,5 % ne pourra être
maintenue. Le ministre a reconnu lui-même dans
Trends qu'elle est arbitraire et difficilement
réalisable. La croissance réelle des dépenses dans
le secteur des soins de santé ces cinq dernières
années se chiffre à 5,2 %. La Banque Nationale
annonce quant à elle une croissance réelle de 6 %.
Or, même si la norme de croissance de 2,5 % n'est
dépassée que de 1 %, le gouvernement ne
parviendra pas à tenir ses engagements qui
représentent 22,307 milliards ! Le gouvernement
actuel a entamé son action sous des auspices
extrêmement favorables, grâce à la politique que
nous avons menée sous la législature précédente.
Le gouvernement de M. Verhofstadt doit
reconnaître qu'il est impératif de mener une
politique réaliste et qu'il fait trop de promesses. Il
20/12/2000
CRABV 50
PLEN 096
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
sera confronté à un problème politique s'il veut tenir
ses promesses d'un montant de 22 milliards avec
une marge de 6 milliards.
Er moeten onvermijdelijke keuzes worden gemaakt.
In Trends zei minister Vandenbroucke onlangs dat
artsen en ziekenfondsen hun prioritaire keuzes
zullen moeten realiseren via een aantal
verschuivingen binnen de groeinorm van 2,5
procent. Dat is de boodschap van de minister voor
artsen en ziekenfondsen. Waarom blijft het
Parlement buitenspel?
Certains choix sont inévitables . Le ministre
Vandenbroucke a déclaré il y a peu dans
l'hebdomadaire « Trends » que les médecins et les
mutualités devront opérer leurs choix prioritaires par
le biais de glissements dans les limites de la norme
de croissance de 2,5%. Voilà le message que le
ministre adresse aux médecins et aux mutualités.
Pourquoi le Parlement reste-t-il sur la touche ?
01.30 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het akkoord met artsen en
ziekenfondsen van eergisteren houdt in dat ze zich
engageren om de nomenclatuur door te lichten en
te hervormen. Ik verwacht een eerste advies eind
2000. Dat is een belangrijke evolutie.
01.30 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : En vertu de l''accord conclu avant-
hier avec les médecins et les mutualités, la
nomenclature devra être examinée et revue.
J'attends un premier avis pour la fin de cette année.
01.31 Luc Goutry (CVP): De CVP is natuurlijk
voorstander van een aanpassing van de
nomenclatuur. Maar waarom mag het Parlement
niet ab initio in dat herijkingproces van de
nomenclatuur participeren?
01.31 Luc Goutry (CVP): Le CVP est évidemment
partisan d'un réétalonnage de la nomenclature.
Pourquoi le Parlement n'y est-il pas associé
d'emblée ?
Misschien moeten wij een permanente
overlegcommissie oprichten met betrekking tot de
gezondheidszorg, waar alle financiële,
organisatorische, ethische en andere aspecten
kunnen worden gevolgd. Ik verwijs trouwens naar
wat het rapport-Peers vermeldt.
Wat is de toekomstvisie van de regering op de
ziekenhuizen, na de fusies en de schaalvergroting?
Wat met de echelonnering?
Ik pleit voor een nieuw financieringsmodel voor de
geestelijke gezondheidszorg. Zolang er geen
gegarandeerd inkomen bestaat, blijft samenwerking
in deze sector onhaalbaar. Heel wat mensen uit de
sector zijn bereid tegen een vastgelegd inkomen te
werken. Daarvan ben ik overtuigd.
De commissie Volksgezondheid heeft nog altijd niet
mijn wetsvoorstel over het PVT-fonds geagendeerd.
Waarom niet?
Qua bejaardenbeleid vraagt de CVP zich af waarom
de besparing van 6 procent werkelijk nodig is.
Mensen met een integratietegemoetkoming die
Peut-être devrions-nous constituer, pour les soins
de santé, une commission permanente de
concertation au sein de laquelle les aspects
financiers, organisationnels, éthiques et autres
pourraient faire l'objet d'un suivi systématique. Je
me réfère, par ailleurs, à ce qu'on peut lire à ce
sujet dans le rapport Peers.
Comment le gouvernement envisage-t-il l'avenir des
hôpitaux, au lendemain des fusions et de
l'agrandissement d'échelle? Qu'en est-il de
l'échelonnement?
En ce qui concerne les soins de santé mentale, je
plaide en faveur d'un nouveau modèle de
financement. A défaut d'instauration d'un système
de revenu garanti, toute forme de coopération dans
ce secteur restera vouée à l'échec. Je suis
convaincu que si elles bénéficiaient d'un revenu
fixe, bon nombre de personnes seraient disposées
à travailler dans ce secteur.
Par ailleurs, pourquoi la commission de la Santé
publique n'a-t-elle toujours pas inscrit ma
proposition relative aux fonds pour les MSP à son
ordre du jour?
En ce qui concerne la politique en faveur des
personnes âgées, le CVP s'interroge à propos de
l'opportunité des économies de 6 pour cent.
Pourquoi les isolés bénéficiant d'une indemnité
CRABV 50
PLEN 096
20/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
gaan samenwonen, worden hier financieel voor
gestraft. Waarom? Is dat de prijs van de liefde?
Het dossier over de podiumkunstenaars zit helaas
helemaal geblokkeerd. Hoever staat het hiermee?
(Applaus)
d'intégration qui décident de cohabiter sont-ils
pénalisés sur le plan financier? Cette sanction
financière doit-elle être considérée comme la
rançon de l'amour?
Quel est l'état d'avancement du dossier relatif aux
artistes de spectacle qui semble malheureusement
toujours bloqué? (Applaudissements)
De openbare vergadering wordt gesloten om 13.37
uur.
Volgende openbare vergadering, woensdag 20
december om 14.30 uur.
La séance publique est levée à 13.37 heures.
Prochaine séance publique, cet après-midi,
mercredi 20 décembre à 14.30 heures.
Document Outline