KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 PLEN 135
CRIV 50 PLEN 135
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
woensdag mercredi
20-06-2001 20-06-2001
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Berichten van verhindering
1
Excusés
1
WETSONTWERPEN EN -VOORSTELLEN
1
PROJETS ET PROPOSITIONS DE LOI
1
Ontwerp van programmawet (1262/1 tot 15)
1
Projet de loi-programme (1262/1 à 15)
1
Algemene bespreking
1
Discussion générale
1
Sprekers: Leen Laenens, rapporteur, Yves
Leterme, voorzitter van de CVP-fractie, Marie-
Thérèse Coenen, Michèle Gilkinet, Hagen
Goyvaerts, François Bellot, Rik Daems,
minister van Telecommunicatie en
Overheidsbedrijven en Participaties, Josée
Lejeune, Pierrette Cahay-André, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen, Richard Fournaux
Orateurs: Leen Laenens, rapporteur, Yves
Leterme, président du groupe CVP, Marie-
Thérèse Coenen, Michèle Gilkinet, Hagen
Goyvaerts, François Bellot, Rik Daems,
ministre des Télécommunications et des
Entreprises et Participations publiques, Josée
Lejeune, Pierrette Cahay-André, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions, Richard Fournaux
Bespreking van de artikelen
9
Discussion des articles
9
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 38 van het
Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
inzake de bijdrage van de werkgever in de
reiskosten van de woonplaats naar de plaats van
tewerkstelling (1267/1 en 2)
9
Projet de loi modifiant l'article 38 du Code des
impôts sur les revenus 1992 en matière
d'intervention de l'employeur dans les frais de
déplacement du domicile au lieu du travail
(1267/1 et 2)
9
Algemene bespreking
9
Discussion générale
9
Sprekers: Jef Tavernier, rapporteur, Yves
Leterme, voorzitter van de CVP-fractie, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jef Tavernier, rapporteur, Yves
Leterme, président du groupe CVP, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Bespreking van de artikelen
12
Discussion des articles
12
Wetsontwerp tot bevordering van buurtdiensten
en -banen (1281/1 tot 4)
12
Projet de loi visant à favoriser le développement
de services et d'emplois de proximité (1281/1 à 4)
13
- Wetsvoorstel van mevrouw Trees Pieters tot
wijziging van artikel 52 van de wet van
26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan
voor de werkgelegenheid 1998 en houdende
diverse bepalingen, wat de dienstencheques
betreft (133/1 en 2)
12
-
Proposition de loi de Mme Trees Pieters
modifiant l'article 52 de la loi du 26 mars 1999
relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998
et portant des dispositions diverses en ce qui
concerne les chèques-services (133/1 et 2)
13
- Wetsvoorstel van de heer Jean-Jacques Viseur
tot wijziging van de wet van 26
maart
1999
betreffende het Belgisch actieplan voor de
werkgelegenheid 1998 en houdende diverse
bepalingen met het oog op de uitbreiding van het
toepassingsgebied van de dienstencheques
(278/1 en 2)
13
- Proposition de loi de M. Jean-Jacques Viseur
modifiant la loi du 26 mars 1999 relative au plan
d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des
dispositions diverses en vue d'étendre le champ
d'application des chèques-services (278/1 et 2)
13
Algemene bespreking
13
Discussion générale
13
Sprekers: Zoé Genot, rapporteur, Raymond
Langendries, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
Trees Pieters, Pierrette Cahay-André, Guy
D'haeseleer, Jean-Marc Delizée, Filip
Anthuenis, Paul Timmermans, De voorzitter
Orateurs: Zoé Genot, rapporteur, Raymond
Langendries, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions,
Trees Pieters, Pierrette Cahay-André, Guy
D'haeseleer, Jean-Marc Delizée, Filip
Anthuenis, Paul Timmermans, Le président
Bespreking van de artikelen
27
Discussion des articles
27
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Eventuele vervolgingen ten laste van een lid
28
Poursuites éventuelles à charge d'un membre
28
BIJLAGE
29
ANNEXE
29
INTERNE BESLUITEN
29
DECISIONS INTERNES
29
INTERPELLATIEVERZOEKEN 29
DEMANDES
D'INTERPELLATION
29
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
I
NGEKOMEN
29
D
EMANDES
29
MEDEDELINGEN
30
COMMUNICATIONS
30
SENAAT 30
SENAT 30
O
VERGEZONDEN WETSONTWERP
30
P
ROJET DE LOI TRANSMIS
30
A
ANGENOMEN WETSONTWERPEN
30
P
ROJETS DE LOI ADOPTES
30
G
EAMENDEERD WETSONTWERP
31
P
ROJET DE LOI AMENDE
31
E
VOCATIE
31
E
VOCATION
31
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
PLENUMVERGADERING SÉANCE
PLÉNIÈRE
van
WOENSDAG
20
JUNI
2001
14:15 uur
______
du
MERCREDI
20
JUIN
2001
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.16 uur door
de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.16 heures par M.
Herman De Croo, président.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering
is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de
l'ouverture de la séance:
Frank Vandenbroucke.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen
in bijlage bij het integraal verslag van deze
vergadering opgenomen worden.
Une série de communications et de décisions
doivent être portées à la connaissance de la
Chambre. Elles seront reprises en annexe du
compte rendu intégral de cette séance.
Berichten van verhindering
Excusés
Philippe Seghin, wegens ambtsplicht / pour
obligation de mandat;
Gerolf Annemans, Aimé Desimpel, Stef Goris,
buitenslands / à l'étranger;
Danny Pieters, Raad van Europa / Conseil de
l'Europe.
Wetsontwerpen en -voorstellen
Projets et propositions de loi
01 Ontwerp van programmawet (1262/1 tot 15)
01 Projet de loi-programme (1262/1 à 15)
Algemene bespreking
Discussion générale
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
01.01 Leen Laenens, rapporteur: Mijnheer de
voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag.
Le président: La parole est à la première
intervenante, Mme Michèle Gilkinet.
01.02 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, spreekt mevrouw Gilkinet als
rapporteur?
De voorzitter: Mevrouw Gilkinet is geen
rapporteur.
01.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, er wordt dus geen verslag uitgebracht?
De voorzitter: Ik heb de verschillende rapporteurs
opgesomd. De heer Desimpel was deze
voormiddag afwezig en ik vermoed dat dit ook
deze namiddag het geval zal zijn. Mevrouw
Laenens heeft verwezen naar haar schriftelijk
verslag. Mme Coenen renvoie à son rapport écrit.
De heer Cortois was deze morgen aanwezig maar
ik zie hem momenteel niet. Mme Minne renvoie
également à son rapport écrit. De heer Van
Grootenbrulle, doet volgens mij hetzelfde. M.
Seghin renvoie aussi à son rapport.
01.04 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, we kunnen de rapporteurs uiteraard niet
zomaar verplichten om een verslag uit te brengen.
Ik herhaal wat ik deze morgen en ook daarstraks
in de Conferentie van voorzitters heb gezegd. Ik
vind dit een degradatie van het debat in plenaire.
Nogmaals, respect voor en geloofwaardigheid van
dit Parlement opbouwen, is meer dan alleen maar
de plantsoenen vernieuwen. Er moet in plenaire
ook worden gedebatteerd op basis van een
verslag. Dit is onder meer nodig omdat betogen in
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
plenaire geduid worden vanuit een verslag. Ik
betreur nogmaals dat rapporteurs, die allemaal tot
de meerderheid behoren en die soms ook strijden
om rapporteur te mogen zijn, gewoon niet
aanwezig zijn. Ik vind dit niet kunnen. Ik vind dit
niet echt correct.
De voorzitter: U hebt gelijk en ik stel voor om dit
eens te bespreken op de Conferentie van
voorzitters. Ik weet dat het gaat om verschillende
commissies. Men moet dan trachten te komen tot
een zekere coördinatie. De verslagen staan
weliswaar op papier en ze werden ook
rondgedeeld, maar mondeling verslag uitbrengen
maakt deel uit van het parlementaire werk. Ik zie
de heren Van der Maelen en Coveliers en ik stel
voor om dit eens te bespreken zodat we kunnen
komen tot een modus vivendi. Ik deel uw mening
terzake, mijnheer Leterme. Deze programmawet
is enigszins speciaal. Het is een kleinere wet dan
de voorgaande programmawetten. Principieel
moet ik u evenwel gelijk geven.
01.05 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-
AGALEV): Monsieur le président, je ne ferai pas
de rapport car il n'y a pas eu de réel débat sur les
articles qui nous ont été proposés. Les deux
personnes qui auraient voulu discuter sur les
articles ont dit qu'ils s'exprimeraient en séance
plénière à cause d'un changement d'horaire dans
le vote et l'adoption de la loi-programme au sein
de la commission de l'Infrastructure. Cela dépend
des commissions mais il y a des articles très
techniques et puis d'autres qui le sont moins.
Le président: Le propos de M. Leterme n'est pas
de faire un rapport sur tout. Il ne faut pas
exagérer.
01.06 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, zoals u zelf aangeeft is het niet mijn
ambitie om het werk van de commissie, over
soms zeer technische aspecten, in detail te
verslaan. Als wij het echter hebben over de
begrotingscontrole of over programmawetten, dan
zit er toch een politieke lijn in en ik vind dat deze
moet kunnen worden uiteengezet, dat er kort
gepeild moet worden naar de reactie van de
oppositie en dat dit als vertrekbasis moet kunnen
dienen voor een zinvol plenair debat. Ik vind het
niet correct, zelfs bijna onbeleefd, om als
rapporteur eenvoudigweg zijn kat te sturen.
De voorzitter: Wij zullen dus enige coördinatie
moeten ontwikkelen bij dit type van ontwerpen,
nietwaar?
01.07 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-
AGALEV): Monsieur le président, M. Leterme
demande une coordination?
Le président: Madame Coenen, je ne crois pas
que M. Leterme vous prenne pour un chat.
01.08 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, bien que je ne sois pas la rapporteuse
de la commission, il est néanmoins intéressant
que j'intervienne à nouveau pour attirer votre
attention sur les articles 54 à 60 de la loi-
programme. Selon moi, cette partie-là de la loi est
très importante puisqu'elle concerne la création de
l'Agence fédérale pour l'accueil des réfugiés.
L'objectif de mon intervention est d'attirer
l'attention des membres sur plusieurs points
essentiels de ce débat. Je serai assez brève car il
ne faut pas répéter tout le débat mais il est
important de mettre quelques points en exergue.
Nous avons été quasi unanimes à nous interroger
sur le lien entre l'Agence fédérale pour l'accueil
des réfugiés et le Bureau pour le retour volontaire.
Nous nous sommes aussi tous demandé de
quelle manière le parlement pouvait être associé à
la mise sur pied de cette Agence en tant qu'outil
essentiel au service de la politique de l'Etat. Enfin,
nous nous sommes interrogés sur la manière
d'organiser des débats sur cette question au sein
du parlement. La discussion que nous avons eue
avec le ministre a porté ses fruits puisqu'il nous a
précisé que l'Agence ne ferait que reprendre
les
tâches actuellement accomplies par
l'administration. Par conséquent, la création de
cette Agence serait absolument neutre. C'est la
raison pour laquelle les articles ont été insérés
dans une loi-programme, loi qui était cependant
nécessaire pour créer un parastatal de type A.
Les articles à l'examen ne concernaient donc que
la création d'un outil, à savoir une Agence sous
forme de parastatal A. Par conséquent, l'Agence
n'est pas un instrument politique mais plutôt un
instrument de gestion de la politique d'accueil. Il
était essentiel de le préciser pour beaucoup
d'entre nous.
Quant à la proposition de mener un débat
parlementaire sur l'accueil, l'ensemble des
membres de la commission s'y sont montrés
favorables, ainsi d'ailleurs que le ministre. Nous
avons estimé qu'il serait intéressant de l'organiser
en commission réunie Chambre et Sénat. L'une
des bases de ce débat pourrait être la proposition
Cornil déposée il y a peu au Sénat. Ce point est
important car l'Agence est en création et il faut
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
donc prévoir son accompagnement.
En ce qui concerne le travail parlementaire, le
ministre a également précisé qu'il transmettrait les
arrêtés royaux à la commission et qu'il précisera,
dans un arrêté royal, que le rapport annuel de
l'Agence devra être transmis au parlement.
Tels étaient les points sur lesquels je souhaitais
attirer votre attention. Notre groupe est favorable à
la création de cette Agence et j'encourage le
parlement, tous partis démocratiques confondus,
à voter ce point.
01.09 Hagen Goyvaerts (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, geachte ministers,
collega's, de afgelopen weekends nam ik de
moeite om de voorliggende programmawet nog
eens grondig door te nemen. Er blijft mij de indruk
bij dat deze programmawet, evenals de
programmawet van december 2000 trouwens, in
feite een verzameling is van sleutelwerk aan
bestaande wetten voor een hele reeks van
departementen. Ik doel hiermee op het
wegwerken van heel wat legistieke fouten, het
rechtzetten van vergetelheden en een aantal
aanpassingen van juridisch-technische aard. Er
zijn ook fundamentele aanpassingen in deze
programmawet vervat, zoals het oprichten van
een aparte staatsdienst, met name het Federaal
Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers.
Men heeft, door deze fundamentele aanpassingen
in de programmawet onder te brengen, een
discussie en debat over het asielbeleid in het
algemeen en het thema van de asielzoekers in het
bijzonder vermeden. Bijgevolg krijgt zo'n
verzameling van aanpassingen en rechtzettingen
een wrange nasmaak en zou ik veeleer spreken
van de vuilnisbakwet dan van de programmawet.
Tevens heeft de regering van deze programmawet
gebruik gemaakt om snel nog een paar
amendementen toe te voegen teneinde wat
zaakjes te kunnen regelen. Het betreft hier het
amendement nr. 3 van de regering om voor de
uitbating van het IPC een staatsdienst met
afzonderlijk beheer toe te voegen aan de
Kanselarij en de algemene diensten. Voorts
werden de amendementen nrs 8 en 9 toegevoegd
om de budgettaire ontsporingen binnen de sociale
zekerheid, meer bepaald voor de medische
beeldvorming en de klinische biologie, onder
controle te krijgen.
Ik had graag deze twee amendementen in deze
plenaire vergadering besproken. Ik ga eerst in op
het regeringsamendement over de uitbating van
het IPC onder het beheer van de Kanselarij. Wij
herinneren ons nog allemaal de nogal
surrealistische discussie die wij in dit halfrond
voerden over de afschaffing van de kabinetten. Ik
noem de discussie surrealistisch vanwege de
verwijzing naar het schilderij van Magritte met als
titel "Ceci n'est pas une pipe", wat dan werd "Ceci
n'est pas un cabinet". In het kader van een
vernieuwd communicatiebeleid is blijkbaar de tijd
aangebroken voor het Slangen-tijdperk en schaft
de eerste minister zonder enige schroom en veel
sneller dan gepland nu ook de Federale
Voorlichtingsdienst af en brengt hij deze dienst
onder in de diensten van de Kanselarij. Dit alles
past in de strategie van deze regering - wij zouden
het beter het rariteitenkabinet noemen om de
greep op een aantal federale instellingen te
vergroten. In het recente verleden werden ook
andere diensten geheroriënteerd. Ik denk hierbij
aan het Commissariaat-Generaal voor de
Vluchtelingen, waar de toenmalige kabinetschef
van Binnenlandse Zaken en van SP-signatuur
benoemd werd tot commissaris-generaal.
Ook het centrum van pater Leman kreeg er bij de
installatie van een aantal nieuwe leden van
de Raad van Bestuur waarvan een aantal
rechtstreeks gedropt uit het kabinet van de vice-
eerste minister een aantal politieke waarnemers
bij. Blijkbaar is de Federale Voorlichtingsdienst
een zelfde lot beschoren. Het personeel wordt
zogezegd ondergebracht bij het IPC en de
directeur-generaal wordt ontslagen wegens
politiek niet helemaal betrouwbaar. Dit hebben de
conflicten tijdens de afgelopen maanden nu toch
wel duidelijk aangetoond. Bijgevolg is deze
beslissing niet genomen om beleidsredenen, maar
wel degelijk om politieke redenen. Deze manier
van handelen wordt gerechtvaardigd door de
Copernicus-hervorming en de zogenaamde
depolitisering van de verschillende diensten. U
kunt ons natuurlijk wel veel wijsmaken, maar met
Copernicus heeft dit volgens ons niets te maken
omdat de nieuwe voorlichtingsdienst nog moet
worden opgericht, en die zou moeten fungeren
onder de diensten van de eerste minister in het
licht van de algemene coördinatie. In plaats van te
depolitiseren wordt er nu gesuperpolitiseerd.
Het hele verhaal heeft, mijns inziens, ook een zeer
hoog 1984-gehalte gekregen. Ik verwijs hierbij
naar het legendarische boek uit 1950 van George
Orwell. Hier passen de diensten van de eerste
minister als ministerie van Waarheid perfect in,
met nieuwspraak in het Engels: newspeak als
enige communicatiemiddel. Het blijft mij steeds
verbazen hoe politiek actueel dit boek na vijftig
jaar nog steeds is. Naast de verplichte literatuur
van de Burgermanifesten, geschreven door een
zekere Verhofstadt, is dit boek zeker niet
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
misplaatst. Ik kan dan ook iedereen aanraden om
dit boek nog eens ter hand te nemen en vooral het
laatste hoofdstuk te lezen, over de beginselen van
de nieuwspraak. Misschien moeten wij bij een
volgende bespreking Macchiavelli erbij betrekken,
maar ik stel voor dit over te laten voor een
volgende gelegenheid.
Het is tevens merkwaardig hoe stil het is inzake
deze hervorming binnen de Vlaamse
meerderheidspartijen. Er wordt geen kik gegeven,
alsof hier geen open debat mogelijk zou zijn
geweest binnen de meerderheid. De stilte van de
Franstalige partijen verbaast ons dan weer niet: zij
zijn nooit voorstander geweest van een
onafhankelijke voorlichtingsdienst zonder politieke
inmenging. Zij wensen wel hun greep te behouden
op de informatieverstrekking via politieke
benoemingen en partijwoordvoerders. Of, zou het
compromis kunnen zijn dat niet de kabinetschef
van de eerste minister samen met de kabinetschef
van de vice-eerste minister de leiding zou nemen
over het communicatiebeleid, maar dat wordt
toegewezen aan de directeur-generaal van de
Kanselarij? In de praktijk komt dit op hetzelfde
neer: het hele gebeuren rond het Europees
voorzitterschap moet een politieke show worden,
peptalk en newspeak van de bovenste plank, met
als mededirigent de heer Coenen met instructies
van achter de schermen ingefluisterd door de
slangendokter van deze regering. De verpakking
moet blinken, de politieke inhoud is onbelangrijk:
dat zal het nieuwe credo worden. Naar analogie
van de links-liberale Tony Blair moet de
overheidsvoorlichting worden geleid door spin
doctors: niet de voorlichting van de burger is
belangrijk, wel de populariteit van de regering. Zo
werkte in het verleden trouwens de propaganda
van alle autoritaire, en voornamelijk socialistische,
regimes. Al de manoeuvres rond de Federale
Voorlichtingsdienst en het IPC hebben een zelfde
blauwdruk.
Dan is er het regeringsamendement over de
versnelde recuperatie van overschrijdingen in de
sector van de klinische biologie en de medische
beeldvorming. Dit amendement werd natuurlijk
ingegeven door de recente ontsporingen in de
ziekteverzekering en dat is bijgevolg een
van de redenen
waarom
een
vervroegde
begrotingscontrole blijkbaar absoluut noodzakelijk
is. Op zich is dit geen nieuw gegeven: ook in 2000
is er een belangrijke budgetoverschrijding
geweest, voor een bedrag van nagenoeg 16
miljard frank. Op basis van de
budgetoverschrijding tijdens de eerste drie
maanden van dit jaar, wordt het bijkomende tekort
geraamd op zowat 8 miljard frank. Er is een
automatisch mechanisme ingebouwd om
overschrijdingen te recupereren. Voor de klinische
biologie en de medische beeldvorming gebeurt dit
pas na twee jaar. Het komt er dus in feite op neer
dat met deze recuperatie de budgetten met
vertraging tot twee jaar binnen de afgesproken
grenzen worden gehouden. Dergelijk systeem
sust natuurlijk het geweten alleen op een strikt
boekhoudkundige manier.
Gezien de jaarlijkse overschrijdingen moet men
zich toch stilaan vragen gaan stellen omtrent de
doelmatigheid van deze uitgaven, zeker inzake de
klinische biologie en de medische beeldvorming.
Met de regelmaat van een klok worden er
gegevens gepubliceerd over de regionale
consumptieverschillen in de gezondheidszorg. Ik
verwijs in dat verband naar de studie van de KBC
van november 2000, naar de meer recente studie
van 21 februari 2001 en, naar de berichtgeving in
het tijdschrift De Huisarts over het verschil in
voorschrijfgedrag aangaande de klinische biologie
en de medische beeldvorming. Telkens blijkt dat
de regionale consumptieverschillen tussen
Vlaanderen enerzijds en Wallonië en Brussel
anderzijds, blijven bestaan en waarbij Brussel en
Wallonië systematisch een overconsumptie
hebben.
Ik weet niet hoeveel rapporten de werkgroep-
Jadot nog moet produceren. Ik heb zelfs de indruk
dat het vijfde rapport-Jadot stilaan een ezelsdracht
wordt.
Ik stel twee belangrijke elementen vast. Ten
eerste, ook deze regering wenst geen komaf te
maken met de consumptieverschillen tussen de
regio's en brengt terzake bijgevolg geen
fundamentele oplossingen aan.
Ten tweede, ook deze regering treft evenmin de
noodzakelijke voorbereidingen en neemt niet
de
nodige initiatieven binnen haar
bevoegdheidsdomein om het volledige
gezondheids- en gezinsbeleid met inbegrip van de
gezondheidsverstrekkingen en de gezinsbijslagen
- naar de deelstaten over te hevelen.
Wij blijven ervan overtuigd dat zolang de
gezondheidszorgen niet worden overgeheveld
naar de gemeenschappen, de regionale
verschillen nooit zullen worden weggewerkt en dat
bijgevolg de verschillen tussen Noord en Zuid
zullen blijven wegen op het beleid inzake
gezondheidszorgen en dus ook op de begroting.
Het voorgestelde amendement stelt geen
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
oplossing ten gronde voor. De regering wenst
louter via dit amendement een boekhoudkundige
truc uit te voeren teneinde de gaten in de
begroting een beetje te camoufleren, maar dit zal
geen structurele oplossing bieden voor het
probleem.
01.10 François Bellot (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, chers collègues, l'article 37
du projet insère un article 248ter dans la loi du 7
décembre 1998 organisant un service de police
intégré, structuré à deux niveaux.
Cet article vise à régler deux situations concernant
les biens immeubles nécessaires pour
l'hébergement des fonctionnaires fédéraux qui, en
exécution de la loi précitée, sont transférés à la
police locale. D'une part, les biens immeubles,
propriété de l'Etat belge et gérés par la Régie des
bâtiments, seront transférés en totalité ou en
partie aux zones de police pluricommunales ou
aux communes dans lesquelles les biens
immeubles concernés sont situés. Il est entendu
que les zones de police pluricommunales et les
communes reprendront les droits, obligations et
charges de la Régie des bâtiments concernant le
transfert des biens immeubles concernés.
Afin d'assurer une répartition équitable des
charges et obligations entraînées par le transfert
de ces biens immeubles, le gouvernement a prévu
des mécanismes de correction, dont les
conditions et les modalités seront déterminées par
arrêté royal délibéré en Conseil des ministres.
En effet, dans la mesure où les bâtiments
transférés présentent des différences tant en ce
qui concerne la superficie, leur âge ou leur état,
des communes recevront nettement plus ou
nettement moins que ce dont elles ont réellement
besoin. La liste des biens immeubles à transférer
sera déterminée par arrêté royal délibéré en
Conseil des ministres et publiée au "Moniteur
belge" afin de rendre ce transfert opposable aux
tiers.
D'autre part, l'article 248ter en projet dispose que
les zones de police pluricommunales et les
communes reprendront les droits, obligations et
charges de la Régie des bâtiments issus des
contrats de location que la Régie a conclus en ce
qui concerne les bâtiments ou parties de
bâtiments nécessaires à l'hébergement des
fonctionnaires fédéraux transférés à la police
locale.
Cet article prévoit encore que la Régie sera
autorisée à négocier avec les propriétaires le
transfert total ou partiel du contrat de location. Je
souhaiterais donc poser quelques questions sur
cette disposition.
En ce qui concerne les bâtiments transférés aux
zones de police, le troisième alinéa de l'article
248ter en projet détermine les principaux
paramètres, dont il sera tenu compte dans les
mécanismes de correction visés à l'alinéa 2. Il
s'agit de la surface, de l'âge et de l'état de chaque
bâtiment transféré.
Quels sont les autres paramètres qui entreront en
ligne de compte? Quel est le principe général des
mécanismes de correction envisagés par le
gouvernement? Quelles seront les méthodes de
calcul utilisées dans la détermination de ces
mécanismes de correction? La portée de ces
dispositions signifie-t-elle que le montant de la
dotation fédérale versée aux zones de police
variera en fonction de la surface, de l'âge et de
l'état des bâtiments transférés? Quel est le
mécanisme prévu pour les bâtiments hébergeant
des éléments de la police locale et de la police
fédérale?
Pour ce qui concerne le transfert des droits,
obligations et charges de la Régie des bâtiments,
qui proviennent des contrats de location que la
Régie a conclus, on est en droit de s'interroger
quant à la manière dont le transfert sera
concrètement effectué pour les bâtiments
hébergeant tant les effectifs de la police locale
que de la police fédérale. Durant les débats en
commission de l'Intérieur, il fut précisé que le bail
serait transféré en fonction de l'usage effectif que
feront les deux services de police. Cela implique-t-
il que le contrat de bail devra être modifié afin de
déterminer la proportion du contrat qui sera
transférée et celle qui reste à charge de l'Etat
fédéral?
Cette situation n'entraînera-t-elle pas une nouvelle
négociation du contrat de bail avec le propriétaire
du bâtiment? Est-ce bien la portée du troisième
alinéa du deuxième paragraphe? Cet alinéa
dispose que: "la Régie des bâtiments est
autorisée à négocier avec les propriétaires le
transfert total ou partiel du contrat de location." M.
le ministre peut-il confirmer que les charges et les
loyers des contrats de bail transférés aux zones
de police seront pris en charge par l'Etat fédéral
jusqu'à ce que la Régie des bâtiments mette fin
auxdits contrats?
01.11 Rik Daems, ministre: Monsieur le
président, si vous le permettez, j'aimerais
répondre tout de suite à M. Bellot, car je suis
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
appelé en commission.
Cher collègue, le but du mécanisme de correction
est en fait de garantir un équilibre entre les zones
de police qui reçoivent un bâtiment d'une ex-
brigade de gendarmerie de date récente et celles
qui reçoivent un ancien bâtiment. La Régie des
bâtiments demandera aux différents comités
d'acquisition des provinces de lui fournir une
estimation de la valeur des bâtiments des ex-
brigades de gendarmerie. Cette estimation tiendra
compte de la surface, de l'âge et de l'état du
bâtiment, et ce hors terrain.
Cette valeur estimée sera ensuite comparée à la
valeur théorique d'un bâtiment qui serait
nécessaire pour loger le nombre de gendarmes
transférés à la zone. Les critères pour déterminer
cette valeur théorique sont: un certain nombre de
mètres carrés bruts par ex-gendarme et le prix de
la construction au mètre carré pour une nouvelle
construction. Pour prendre un exemple: vingt ex-
gendarmes, multipliés par vingt-cinq mètres
carrés par personne, multipliés par 48.000 francs
le mètre carré, donne un résultat de vingt-quatre
millions. C'est ce produit que l'on comparera à la
valeur estimée par le comité d'acquisition.
La différence, positive ou négative, entre le
montant estimé et le montant calculé sera étalée
sur vingt ans et ajoutée ou déduite de la dotation à
la zone. Voilà pour le calcul.
Par ailleurs, vous me posiez une question en ce
qui concerne le logement des ex-gendarmes.
Ceux-là resteront la propriété de l'Etat fédéral. Ils
ne sont donc pas transférés. De plus, les ex-
gendarmes pourront continuer à occuper leur
habitation, puisqu'il s'agit d'un droit acquis.
Pour les contrats de location, c'est la Régie des
bâtiments qui est la partie contractante avec le
propriétaire. Mais puisque la Régie n'est plus
compétente pour l'hébergement de la police
locale, il faudra conclure un avenant à ces
contrats afin que les zones de police puissent
reprendre ceux-ci. Il leur appartiendra de décider
d'arrêter ou de continuer le bail lors de l'échéance
des contrats.
Là où la police locale et la police fédérale seront
hébergées dans un même bâtiment loué c'était
votre dernière question, je crois
-, la zone
reprendra la partie du contrat qui est liée à
l'hébergement des ex-gendarmes transférés à la
zone de police. Ceci pourrait à nouveau se faire
par un avenant au contrat existant. Et le montant
prévu dans l'ancien budget de la Régie des
bâtiments, lié à la location des locaux pour
l'hébergement des ex-gendarmes, sera transféré
au budget du ministère de l'Intérieur. Ces moyens
seront disponibles au moins jusqu'à la fin du bail
concerné.
Enfin, je puis vous annoncer qu'une "task force" a
été créée au sein de la Régie des bâtiments en
vue du vaste travail qui nous attend. Le seul
problème qui se pose est une question de timing.
En effet, il faut que les comités d'acquisition nous
rendent les estimations à temps. Car tant qu'on ne
les a pas, on ne peut pas faire la comparaison
expliquée ci-avant. Toutefois, on pourrait, à la
limite, déjà procéder au transfert des bâtiments et
faire l'ajustement par la suite.
Le président: Je viens d'apprendre que M.
Flahaut est à Paris. Mais M. Vandenbrouck le
remplacera.
01.12 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Monsieur
le président, mesdames et messieurs les députés,
monsieur le ministre, nous sommes appelés à
voter la loi- programme. Cette loi comprend un
chapitre qui regroupe une série de dispositions
concernant le domaine de la défense nationale.
Un point est particulièrement important: celui qui
traite de l'instauration de l'assurance risque en
cours d'opération. Nous approuvons cette mesure
que nous avons soutenue en commission. Nous
rappelons que ce mécanisme d'assurance ne doit,
en aucun cas, mettre un terme ou diminuer les
mesures préventives et de suivi médical qui
doivent être prises non pas au profit mais au
service de la santé des militaires qui partent à
l'étranger.
Au-delà de cet aspect, nous considérons que
cette question n'est pas entièrement close.
Quelques membres de cette assemblée, la
population belge mais, avant tout, les victimes et
leurs familles ont été interpellés par les maladies
qui ont frappé une série de soldats qui avaient
participé à des missions de maintien de la paix en
ex-Yougoslavie.
Différentes études menées par des institutions
internationales ont démontré que les armes à
uranium appauvri n'étaient pas directement
responsables des cancers ou des leucémies dont
ils souffrent. Cet après-midi, nous serons très
attentifs aux résultats du rapport d'enquête
épidémiologique sur le syndrome des Balkans.
Sans présumer de ses conclusions, je me
permets de rappeler à M. Flahaut, ministre de la
Défense, absent aujourd'hui, et M.
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Vandenbroucke, ministre des Affaires sociales,
qu'ils ont à leur disposition la proposition de loi de
M. Moerman qui a pour mérite d'apporter une
solution législative et concrète à une série de
situations avant qu'elles ne deviennent, si ce n'est
déjà le cas, des problématiques judiciaires.
Je désire donc marquer notre attachement à ce
que ces différents cas concrets qui touchent des
individus et leurs familles dans leur vie
quotidienne, soient résolus de manière digne,
humaine et rapide.
01.13 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, mon intervention sera brève eu égard
au contenu inhabituellement peu volumineux de
cette loi-programme mais également eu égard aux
différents projets distincts que notre commission
examine en ce moment et qui apporte des
modifications importantes en matière d'emploi.
Je ciblerai mon intervention sur l'article 15 de ce
projet de loi qui envisage une amélioration mais
aussi une extension du champ d'application du
dispositif relatif aux prêts subordonnés pour les
chômeurs souhaitant s'établir en indépendant,
prêt qui sera désormais appelé, «
prêt de
lancement
». Désormais, non seulement les
chômeurs complets indemnisés mais tous les
demandeurs d'emploi entreront en ligne de
compte pour ce prêt de lancement. Nous
souscrivons entièrement à cette mesure positive
dans le sens où le prêt subordonné ne sera plus
tributaire de la qualité des chômeurs complets
indemnisés dans le chef de l'attributaire mais sera
ouvert à un public plus large, les demandeurs
d'emploi inoccupés.
Les jeunes starters comme on les appelle
rencontrent bien souvent des difficultés pour
démarrer leur activité indépendante ou pour créer
leur propre entreprise, dès la sortie de leurs
études. Etendre l'accessibilité de ce prêt leur
permettra très tôt de concrétiser leur projet en leur
évitant de se décourager et de craindre les
problèmes financiers. Cette mesure est également
très bénéfique pour les personnes plus âgées qui
ne pouvaient plus prétendre aux allocations de
chômage, tels les anciens travailleurs
indépendants ou encore les chômeurs dont le
bénéfice des allocations de chômage a été
suspendu. Au tournant de leur vie, ces personnes
pourront, elles aussi, envisager une nouvelle
carrière, un nouveau lancement, une nouvelle vie.
Le Fonds de participation doit continuer à jouer un
rôle important dans le soutien et la dynamisation
des travailleurs indépendants, des petites
entreprises et des professions libérales et pour
suivre une véritable politique d'aide au
financement de ces derniers. Nous devons
continuer à mettre davantage l'accent sur le
développement de l'entreprenariat et nous
estimons que c'est par de telles mesures que
l'objectif sera rencontré.
Voilà, monsieur le président, monsieur le ministre,
chers collègues, les remarques que je comptais
apporter concernant le volet Emploi de cette loi-
programme.
01.14 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, j'ai pris bonne note des
préoccupations de Mme Cahay. Après avoir
entendu l'intervention de Mme Lejeune sur la
problématique des combattants dans les
opérations en ex-Yougoslavie, je voudrais donner
une information ponctuelle.
Nous avons eu un débat approfondi sur la
proposition de M. Moerman en commission des
Affaires sociales. Il était très important pour nous
d'examiner auparavant le rapport des
épidémiologistes. Nous avons promis à
M. Moerman de réexaminer sa proposition et de
voir comment concrétiser ses préoccupations en
la matière.
J'ai appris que le rapport des épidémiologistes
était actuellement en discussion en commission
de la Santé publique. Un conseiller médical du
ministre Flahaut expose à la commission le point
de vue du ministre et donne des explications dans
ce domaine. Je ne vais donc pas épiloguer ici sur
le sujet.
J'ai pris bonne note de votre intervention, madame
Lejeune. Nous avons entamé ce débat avec M.
Moerman sur la base de sa proposition. Le rapport
élaboré actuellement en commission de la Santé
publique est extrêmement important.
01.15 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, chers collègues,
je serai bref.
Monsieur le ministre, par l'amendement déposé
par M. Poncelet, nous avons voulu traduire, à
l'occasion du débat qui se déroule aujourd'hui,
l'engagement politique qui s'est manifesté pour
tenter de prendre des mesures en vue de
soulager le budget des communes. L'intention
politique que j'évoque ne se traduit pas seulement
dans des discours tenus par tous nos partis ou
formations politiques respectives. Elle s'est
traduite fait important - lors du vote à l'unanimité,
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
tous groupes politiques confondus, au Sénat, voici
quelques semaines, d'une proposition qui allait
exactement dans le sens de l'amendement que
nous avons déposé aujourd'hui et qui vise à
demander à l'Etat fédéral de supprimer le
prélèvement de 3% par l'Etat sur les taxes
additionnelles à l'impôt des personnes physiques,
prélèvement qui s'opère au détriment des finances
communales.
On l'a déjà dit et redit mais je voudrais répéter
encore une fois que les réformes, que le
gouvernement fédéral gère actuellement, auront
une influence considérable et négative sur le
budget des communes. Je ne vise ici que la
réforme des polices et l'impact de la réforme
fiscale.
Monsieur le ministre, permettez-moi de vous faire
deux remarques de manière tout à fait sincère. Je
sais et nous savons qu'il fallait, au travers de la
réforme des polices, trouver la méthode pour
rétablir une certaine équité dans ce pays entre les
différentes institutions et communes en ce qui
concerne la manière dont nous gérions ensemble
les problèmes de sécurité ou d'insécurité
d'ailleurs. Je ne contesterai pas que la réforme
des polices a voulu remettre chacun des
protagonistes sur un pied d'égalité. C'était
d'ailleurs nécessaire. Mais il faut reconnaître que
lors du vote à l'unanimité de la réforme des
polices, personne ne s'est imaginé ou n'a voulu
imaginer quelles allaient en être les conséquences
pour les finances communales.
Monsieur le ministre, si l'on veut que cette réforme
réussisse, il faut impérativement trouver le moyen
d'aider les communes. Le gouvernement fédéral
l'a déjà fait, notamment dans le cadre d'une
concertation avec les unions des villes et
communes de toutes les régions du pays pour
tenter de soulager provisoirement les budgets
communaux. Mais il faut reconnaître que ce qui a
été entrepris ou accepté par le gouvernement
fédéral ne constitue qu'un pas provisoire dans
cette direction et l'inquiétude des communes reste
bien réelle
Il est dommage que M. Bellot, auquel vous avez
fait référence et qui a, notamment posé des
questions sur le problème du fonctionnement de la
Régie des bâtiments, ne soit plus présent dans cet
hémicycle. Comme moi, il participait, hier, à une
réunion de tous les bourgmestres de la province
de Namur. Trente-huit bourgmestres de toutes
couleurs et obédiences différentes étaient
présents. Je peux vous garantir qu'il n'y en a pas
eu un qui ne se soit pas exprimé pour exprimer
ses craintes quant à la concrétisation de la
réforme des polices à cause d'un manque de
moyens.
Monsieur le ministre, une manière toute simple
d'éviter de recréer des distorsions non pas de
concurrence mais de situation entre certaines
communes du royaume plus ou moins aidées ou
fournissant plus ou moins d'efforts en matière de
police, serait d'étudier comment soulager
structurellement les budgets communaux.
L'amendement que nous avons déposé et qui, je
vous le rappelle, a été voté à l'unanimité par le
sénat, nous semble pertinent.
Enfin, monsieur le ministre, permettez-moi d'être
encore plus ferme dans mon propos en ce qui
concerne l'impact de la réforme fiscale.
Si la réforme fiscale vise à faire en sorte que le
gouvernement fédéral puisse s'enorgueillir d'avoir
pris les mesures nécessaires pour réduire l'impôt
qui touche les citoyens, voire même plus tard, les
société, pourquoi pas! C'est une excellente chose.
Je n'y suis naturellement pas opposé.
Pourquoi pas? C'est une excellente chose et je ne
serai naturellement pas contre. Mais si l'effet
pervers de cette réduction d'impôt qui affectera le
budget des communes, cumulé à l'impact de
réformes comme celle de la police et d'autres
encore, est de voir les communes obligées
d'augmenter leur fiscalité communale, toutes vos
mesures n'auront rien changé du tout dans la
poche du citoyen. On aura roulé l'électeur en lui
faisant croire qu'on allait diminuer l'impôt alors
que, fondamentalement, il ne diminuera pas.
Je regrette que M. Eerdekens ne soit pas là mais
vous lui ferez passer le message: on a toujours
dit, notamment en Wallonie, que cette inflation
fiscale n'aura pas lieu parce que des cadenas ont
été mis. Je pense notamment au "pacte fiscal" qui
empêche certaines communes de faire progresser
leurs impôts de manière déraisonnable, ce qui
contraindrait le citoyen à débourser trop d'argent.
Je ne sais pas si vous le savez, monsieur le
ministre, mais certaines communes de Wallonie et
non des moindres, en ce compris beaucoup de
communes socialistes mais aussi des autres
formations politiques, ont introduit des recours
récents au Conseil d'Etat pour leur permettre de
présenter des budgets avec une ponction fiscale
qui dépasse la norme contenue dans le pacte
fiscal valable en Région wallonne; concrètement
donc, pour organiser une pression fiscale plus
importante sur le citoyen.
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Les échos que nous avons des débats
actuellement en cours au Conseil d'Etat et les
premiers avis des auditeurs sur les premiers
dossiers introduits semblent donner gain de cause
à ces communes, considérant que le pacte fiscal
était un voeu politique pieux mais sans aucune
base légale proprement dite.
Concrètement, et je le dis ici de manière très
claire, l'objectif de diminuer la pression fiscale
dans ce pays est un leurre dès lors que, tout
simplement par la force des choses, on organise
un transfert d'impôt du fédéral vers les pouvoirs
locaux, voire même provinciaux.
C'est en ce sens que je vous demande d'être non
seulement attentif à notre amendement, mais de
le soutenir et de permettre sa concrétisation. Je
me permets d'insister à nouveau sur ce fait,
d'autant plus qu'il a été accepté par le Sénat,
toutes familles politiques confondues, c'est-à-dire
tant du Nord que du Sud du pays, tant de la
majorité que de l'opposition.
De voorzitter: De algemene bespreking is
gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De
door de commissie aangenomen tekst geldt als
basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (1262/14)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 66,4) (1262/14)
Het ontwerp van programmawet telt 67 artikelen.
Le projet de loi-programme compte 67 articles.
De artikelen 1 tot 23 worden artikel per artikel
aangenomen.
Les articles 1 à 23 sont adoptés article par article.
Ingediend amendement:
Amendement déposé:
Art. 23bis (n)
- 10: Jean-Pol Poncelet, Jean-Jacques Viseur
(1262/15)
De stemming over het amendement wordt
aangehouden.
Le vote sur l'amendement est réservé.
De artikelen 24 tot 67 worden artikel per artikel
aangenomen.
Les articles 24 à 67 sont adoptés article par
article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De
stemming over het aangehouden amendement en
over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur
l'amendement réservé ainsi que sur l'ensemble
aura lieu ultérieurement.
02 Wetsontwerp tot wijziging van artikel 38 van
het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
inzake de bijdrage van de werkgever in de
reiskosten van de woonplaats naar de plaats
van tewerkstelling (1267/1 en 2)
02 Projet de loi modifiant l'article 38 du Code
des impôts sur les revenus 1992 en matière
d'intervention de l'employeur dans les frais de
déplacement du domicile au lieu du travail
(1267/1 et 2)
Algemene bespreking
Discussion générale
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
De heer Tavernier heeft mij gezegd dat hij verslag
kwam uitbrengen. Hij heeft mij gevraagd hem te
verwittigen zodra dit punt ter sprake kwam.
(De heer Jef Tavernier komt het halfrond binnen.)
De verslaggever, de heer Tavernier, heeft het
woord.
02.01 Jef Tavernier, rapporteur: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is
met zeer veel genoegen dat ik dit verslag uitbreng,
mijnheer Leterme.
Vooraleer de hele discussie over de hervorming
van de personenbelasting wordt gevoerd, is door
de regering een apart wetsontwerp ingediend
waarbij artikel 38 van het Wetboek van
Inkomstenbelastingen wordt gewijzigd. Dat artikel
handelt over de bijdrage van de werkgever in de
reiskosten van de woonplaats naar de plaats van
tewerkstelling. Dit noemt men in de volksmond het
woon-werkverkeer.
De bepalingen van dit wetsontwerp hebben
betrekking op de inkomsten voor 2000, dus het
aanslagjaar 2001. Het is op de valreep dat dit
wetsontwerp in de Kamer kan worden
goedgekeurd voordat de laatsten onder ons hun
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
aangifte doen van de inkomsten van het jaar
2000. Het is de bedoeling van dit wetsontwerp de
mobiliteit te bevorderen en het gemeenschappelijk
vervoer te bevoordelen. Enerzijds zullen
werkgevers een hogere bijdrage kunnen leveren
in de kosten van abonnementen op openbaar
gemeenschappelijk vervoer en anderzijds wordt
de grotere tussenkomst van de werkgever in
hoofde van de werknemer helemaal niet belast,
wat natuurlijk een stimulering van het openbaar
vervoer inhoudt.
Er werden een aantal opmerkingen gemaakt.
De heer Pinxten verklaarde dat deze zaak
eigenlijk zou moeten worden behandeld tijdens de
globale bespreking van de hervorming van de
personenbelasting. De heer van Weddingen
stelde de terechte vraag naar de budgettaire
weerslag van deze zaak.
Wat die budgettaire weerslag betreft, heeft de
minister van Financiën geantwoord dat, zeker voor
het begrotingsjaar 2001, de weerslag vrij beperkt
is en dat er geen enkel budgettair gevaar is op
een ontsporing van de overheidsfinanciën.
Na deze uitleg, met die opmerkingen, werd dit
ontwerp met 8 stemmen voor en 1 onthouding
goedgekeurd.
Mijnheer de voorzitter, sta mij toe even mijn rol als
verslaggever te buiten te gaan om een heel korte
commentaar te geven en ook een vraag te stellen
waarop ik graag, als u contact kunt opnemen met
de minister van Financiën, een antwoord zou
krijgen.
Ik heb nog een vraag over een maatregel die
betrekking heeft op de inkomsten van het jaar
2000. Een aantal personen hebben op basis van
de bestaande gekende wetgeving hun aangifte
gedaan met beperking van de tussenkomst van
de werkgever. Op welke manier kunnen zij
eventueel een addendum aan hun aangifte
toevoegen of de controleur erop wijzen dat er in
het Parlement weliswaar op de valreep een
verbetering van de vergoedingen voor woon-
werkverkeer wordt goedgekeurd? Op welke
manier kan dit worden opgelost? Moeten
werkgevers hun werknemers daarop attent
maken? Wat zijn de mogelijkheden? Of zal de
Administratie van de Belastingen automatisch de
gunstiger fiscale behandeling toepassen, ook als
dit niet aldus door de werknemers zou zijn
aangegeven? Het is een praktische vraag waarop
wij graag een antwoord zouden krijgen, ofwel
vandaag, ofwel morgen vooraleer erover wordt
gestemd. Het is belangrijk dat dit zou worden
opgenomen in het verslag van de plenaire
vergadering.
02.02 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank uitdrukkelijk collega Tavernier
voor zijn verslag. Zijn bereidheid om mondeling
verslag uit te brengen steekt schril af tegen het
ontbreken van een mondeling verslag over de
begrotingscontrole en de programmawet. Mijnheer
de rapporteur, ik dank u voor het werk dat u hier
hebt geleverd.
Het is evident dat wij zullen stemmen over de
voorgestelde wijziging van artikel 38 van het
Wetboek van Inkomstenbelasting, maar wij
hebben toch een aantal vragen. Zou u daarom de
minister van Financiën kunnen laten roepen,
mijnheer de voorzitter? Er is vandaag geen
commissie voor de Financiën en het ontwerp
betreft de Financiën; daarom vind ik het normaal
dat de minister van Financiën beschikbaar is.
De voorzitter: Ik laat het nakijken. Mijnheer
Leterme, spreekt u verder of gaan we over tot een
ander onderwerp?
02.03 Yves Leterme (CVP): Ik veronderstel dat
de medewerkers van de minister
indien zij
aanwezig zijn of de minister van Sociale Zaken
de essentie van mijn vraag zullen overmaken.
02.04 Minister Frank Vandenbroucke: Kunt u de
essentie van uw vraag nog eens herhalen?
02.05 Yves Leterme (CVP): Ik heb ze nog niet
gebracht, mijnheer de minister.
Dit wetsontwerp is een goed ontwerp. Het feit dat
het er nu komt en ter bespreking voorligt staat
rechtstreeks in verband met ons standpunt van
enkele maanden geleden, toen wij een vraag
stelden over de mogelijke belastbaarheid van de
100%-tussenkomsten van de overheden in de
regelmatige abonnementen voor openbaar
vervoer van de ambtenaren van de betrokken
overheden voor het inkomstenjaar 2000,
aanslagjaar 2001.
Ik bedoel het niet slecht, maar ik wil even
verwijzen naar onze ongelukkige collega, minister
Luc Van den Bossche, die ik uiteraard een
spoedig herstel toewens. In de foulée van de
gemeenteraadsverkiezingen had hij tegen de
ambtenaren grootmoedig gezegd dat ze gratis van
het openbaar vervoer zouden kunnen
gebruikmaken om van en naar het werk te gaan.
Toen bleek dat er op de 100%-tussenkomst in de
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
regelmatige abonnementen voor openbaar
vervoer een belasting of een fiscale aanslag
zoals collega Tavernier het heeft genoemd zou
moeten worden betaald. Ik herinner mij dat
minister Van den Bossche reageerde dat dit niet
mogelijk was en dat het krankjorum was; men had
er immers reeds lang in voorzien en opgelost.
Collega's, vandaag bespreken wij een
wetsontwerp en morgen zullen wij stemmen over
de aanpassing van artikel 38 van het Wetboek
van de Inkomstenbelasting op dit vlak. Dit bewijst
dat minstens die ene keer minister Luc Van den
Bossche het niet bij het rechte eind had. Net als
collega Tavernier hadden we gelijk dat een
probleem kon rijzen inzake de belastbaarheid van
die tussenkomst, waardoor het noodzakelijk was
een wijziging aan het Wetboek van de
Inkomstenbelasting aan te brengen.
In zijn toelichting heeft de minister van Financiën
verwezen naar de andere maatregelen voor het
woon-werkverkeer die vervat zitten in het
hangende wetsontwerp houdende hervorming van
de personenbelasting. Dit wetsontwerp bevat een
aantal nieuwe, voor de CVP soms complexe en op
bepaalde punten slechte regelingen die weliswaar
een lovenswaardig doel nastreven zoals een
groter belang van het collectief vervoer in het
woon-werkverkeer, de strijd tegen de files en
meer aandacht voor de fietsers en het
voetgangersverkeer. Het is me echter een raadsel
waarom men niet onmiddellijk werkt met de korf.
In de beleidsnota, het regeerakkoord en de
passus over de hervorming van de
personenbelasting wordt meer dan eens verwezen
naar het systeem van korven dat onder meer zou
worden ingevoerd bij de aftrekken voor het woon-
werkverkeer. Ik herhaal dat het me een raadsel is
waarom men niet werkt met een korf maar een
punctuele maatregel uitwerkt.
Even duister is de reden waarom dit kleine
wetsontwerp niet werd opgenomen in het grote
ontwerp houdende hervorming van de
personenbelasting. De meest voor de hand
liggende reden kan zijn dat de minister van
Financiën op het ogenblik dat het probleem zich
voordeed terecht wellicht - vreesde dat zijn groot
ontwerp van de hervorming van de belastingen
problemen zou kunnen opleveren. Dat is wellicht
de meest evidente reden. Daarom heeft de
minister ervoor gekozen dit probleem met een
klein wetsontwerp op te lossen.
In het gedrukte stuk 1267/2, het verslag dat de
heer Tavernier op uitmuntende wijze heeft naar
voren gebracht, staat een voor de CVP-fractie
moeilijk te begrijpen passage over de budgettaire
kostprijs van deze maatregel voor het
begrotingsjaar 2001. Mijn vragen hebben hierop
betrekking.
De berekening van de budgettaire kostprijs die in
het kader van het voorliggend ontwerp werd
gemaakt, is eveneens van belang voor de
berekening van de kostprijs van de maatregelen
die vervat zijn in het globale ontwerp houdende
hervorming van de personenbelasting. Volgens
mij zal de inkohiering voor het aanslagjaar 2001,
inkomsten 2000, vanaf oktober plaatsvinden. De
inkohieringen die het bedrag bevatten dat moet
worden bijbetaald door of teruggegeven aan
de belastingplichtige de
essentie
van een
inkohiering is de fiscale schuld aan weerszijden
duidelijk maken - worden ongeveer twee maanden
later afgerekend. Dat staat in het verslag. Dit
systeem van inkohiering zou eveneens kunnen
worden toegepast met betrekking tot de
maatregelen ter hervorming van de
personenbelasting. Een element uit het antwoord
van de minister begrijp ik niet. Aangezien 18% van
het aantal inkohieringen in 2001 gebeurt, neem ik
aan dat ongeveer een derde of 6% effectief
afgerekend wordt in 2001.
Ik neem aan dat ongeveer een derde van de 18%,
dus 6% effectief afgerekend wordt in 2001. U kunt
die logica trouwens vinden in het verslag van
collega Tavernier. Als ik de totale kostprijs van
deze maatregel, die op kruissnelheid op jaarbasis
op 510 miljoen frank wordt berekend hierbij
rekening houdend met de negatieve en positieve
inkohieringen
-, vermenigvuldig met 6%, dan
bekom ik een bedrag van 30,6 miljoen frank. Deze
berekening zou ik dan perfect kunnen toepassen
voor de berekening van de maatregelen van het
grote ontwerp dat we de volgende weken gaan
bespreken en waarover wij zullen stemmen.
Ik vermoed dat deze berekening voor het verslag
ook schriftelijk is medegedeeld en achteraf is
toegevoegd. Tot mijn verbazing las ik in het
verslag dat de budgettaire kostprijs slechts 10,2
miljoen frank bedraagt, met name 2% van 510
miljoen frank. Volgens de minister, opnieuw
luidens het verslag, komt dit door de negatieve
inkohieringen die voor het begrotingsjaar 2001niet
aan 18%, maar aan 6% moeten worden
aangerekend.
Graag had ik van de minister uitleg gekregen over
de juiste betekenis van de term "in deze negatieve
inkohieringen". Dat is van belang om de
maatregelen die met dit ontwerp worden genomen
te kunnen inschatten, maar ook om het te kunnen
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
toetsen aan de realiteit. Waarom zou er "in deze"
van een negatieve inkohiering sprake kunnen zijn,
want men kan hier niet op worden aangepakt met
een terugbetaling van een negatieve inkohiering.
Neen, het gaat om een voordeel dat toegekend
wordt en dat uitsluitend positief kan werken.
Over het wetsontwerp houdende de hervorming
van de personenbelasting heeft rapporteur
Tavernier een uitstekend verslag uitgebracht.
Toch rijst de vraag hoe men is gekomen tot de
redenering van de 2%.
Mijnheer de minister, is mijn redenering juist dat
indien 18% van de inkohieringen in het
aanslagjaar zelf worden verrekend, slechts 6%
effectief wordt verrekend via een betaling door of
teruggave aan de belastingplichtige? Dit is niet
van enig politiek belang "gespeend", om het met
de woorden van de voorzitter te zeggen, onder
meer voor de aanrekening van de gefaseerde
inwerkingtreding van de hervorming van de
personenbelasting als voor de debatten die
daarover de komende weken nog zullen worden
gevoerd.
Tot daar een korte uiteenzetting over dit ontwerp,
waarop ik het antwoord van de minister tegemoet
zie.
Mijnheer de voorzitter, vermits wij mee aan de
basis liggen van dit concrete ontwerp, willen wij dit
ontwerp zeer graag mee opvolgen.
De voorzitter: Dit toont aan dat kleine ontwerpen
veel discussie kunnen uitlokken en grote
ontwerpen weinig.
02.06 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik verneem zopas dat er over de
kwestie die de heer Leterme hier te berde heeft
gebracht, gisteren reeds in commissie is
gesproken en dat de minister daar een antwoord
heeft verstrekt. Sta me toe daarnaar te verwijzen.
Wat de vraag van de heer Tavernier betreft, stel ik
voor dat ik ze doorspeel aan de bevoegde minister
die ze zo snel mogelijk zal beantwoorden.
De voorzitter: Ik vind het ook beter dat minister
Reynders, die nu nog in Luik is, morgen voor de
stemmingen antwoordt.
02.07 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik stem daarmee in.
Ik laat wel opmerken - ik roep collega Tavernier
tot getuige dat dit onderwerp gisteren in de
commissie helemaal niet aan bod is gekomen, in
tegenstelling tot wat minister Vandenbroucke
vandaag beweert.
02.08 Jef Tavernier (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de voorzitter, de heer Leterme heeft
gelijk. Dit aspect werd niet opgeworpen en er is
dus niet op gerepliceerd.
02.09 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, het is logisch dat ik het punt hier naar
voren breng, omdat het in het uitmuntende verslag
verwoord werd en gisteren niet aan bod is
gekomen.
De voorzitter: Mijnheer de minister, mag ik u
vragen om de heer Reynders ervan op de hoogte
te brengen dat ik morgen voor de stemming van
hem een antwoord op de vragen verwacht? Het
integraal verslag zal te zijner beschikking zijn.
02.10 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, er wordt mij gemeld dat een
medewerker onmiddellijk een antwoord kan
verstrekken. Gelieve enige ogenblikken te
wachten.
De voorzitter: Mijnheer de minister, morgen zal
minister Reynders antwoorden, zodanig dat ik de
algemene bespreking nu kan sluiten.
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De
door de commissie aangenomen tekst geldt als
basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (1267/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 66,4) (1267/1)
Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Le projet de loi compte 3 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel
aangenomen.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De
stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur
l'ensemble aura lieu ultérieurement.
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
03 Wetsontwerp tot bevordering van
buurtdiensten en -banen (1281/1 tot 4)
- Wetsvoorstel van mevrouw Trees Pieters tot
wijziging van artikel 52 van de wet van
26
maart
1999 betreffende het Belgisch
actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en
houdende diverse bepalingen, wat de
dienstencheques betreft (133/1 en 2)
- Wetsvoorstel van de heer Jean-Jacques
Viseur tot wijziging van de wet van
26
maart
1999 betreffende het Belgisch
actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en
houdende diverse bepalingen met het oog op
de uitbreiding van het toepassingsgebied van
de dienstencheques (278/1 en 2)
03 Projet de loi visant à favoriser le
développement de services et d'emplois de
proximité (1281/1 à 4)
- Proposition de loi de Mme Trees Pieters
modifiant l'article 52 de la loi du 26 mars 1999
relative au plan d'action belge pour l'emploi
1998 et portant des dispositions diverses en ce
qui concerne les chèques-services (133/1 et 2)
- Proposition de loi de M. Jean-Jacques Viseur
modifiant la loi du 26 mars 1999 relative au plan
d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des
dispositions diverses en vue d'étendre le
champ d'application des chèques-services
(278/1 et 2)
Algemene bespreking
Discussion générale
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
La parole est à Mme Zoé Genot qui remplace M.
Paul Timmermans pour faire rapport.
03.01 Zoé Genot, rapporteur: Monsieur le
président, j'ai été désignée co-rapporteuse par la
commission. Ce projet de loi a été joint aux
propositions de Mme Pieters et de M. Viseur,
déposées antérieurement mais visant le même
type de besoins. L'objectif de ces chèques-
services est de répondre aux nombreux besoins
créés par la mutation de la famille et
parallèlement, de répondre aux nombreux
demandeurs d'emploi peu qualifiés qui souhaitent
s'investir sur le marché du travail. Il existe une
concordance entre les objectifs de lutte contre le
travail au noir et ceux de la création d'emploi. Tout
cela n'est possible que via une solvabilité de la
demande.
Le Conseil d'Etat a relevé des problèmes liés aux
compétences de chaque niveau. Il préconise que
l'aide aux personnes passe par le filtre des
communautés. La ministre a donc construit un
système dans ce sens-là. L'agrément au niveau
des services concernant l'aide aux personnes,
passe d'abord par les communautés avant
d'arriver aux régions. A l'heure actuelle, cette
mesure concerne uniquement les particuliers.
Les secteurs concernés sont: l'aide à domicile, la
garde d'enfants et l'aide aux personnes âgées.
Les entreprises pouvant prester ces services
peuvent tout aussi bien être de type commercial,
qu'une ASBL, une mutualité ou une société à
finalité sociale... Les emplois crées sont
« véritables », c'est-à-dire des contrats de travail
régis par la loi de 1978, devant être au minimum à
mi-temps.
Comment va fonctionner le système? La personne
qui souhaite faire appel à un travailleur engagé
dans le cadre de cette opération, devra acheter
des chèques à la société émettrice et signer un
contrat avec l'entreprise prestataire de services.
La société émettrice, après avoir reçu le chèque
de l'employeur, ira collecter la moitié de la somme
versée par l'Etat à la région, l'autre moitié à
l'ONEM, et paiera l'ensemble à la société agréée
prestant le service.
Le budget au niveau de l'Etat fédéral sera assuré
par l'ONSS gestion globale. La société émettrice
sera, elle aussi, financée par l'Etat fédéral. La
déductibilité fiscale sera à la même hauteur que
celle qui est à l'heure actuelle accordée aux ALE,
afin de ne pas avoir une concurrence déloyale
entre les deux systèmes. Une évaluation sera
établie tous les six mois sur la base du nombre de
chèques-services émis et du bilan de la situation
relative à l'utilisation des budgets, cela afin d'éviter
les éventuels dépassements.
Mme Pieters a déploré que la version
néerlandaise du texte soit si mal écrite, ce que
d'autres députés néerlandophones ont également
relevé. Elle a regretté que le Conseil national du
travail ne soit pas saisi une seconde fois après la
réécriture du projet, et s'est inquiétée que la notion
de conflit d'intérêts avec les communautés
continue à être patente. Mme Pieters a
l'impression, mais cela a été contredit par d'autres
interlocuteurs néerlandophones par la suite, que la
Région flamande n'a pas spécialement besoin de
ce type d'emploi, étant donné que l'aide aux
personnes est déjà très développée.
De plus, les Agences locales pour l'emploi
participent déjà à cette réinsertion des chômeurs
de longue durée et permettent déjà une lutte
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
contre le travail au noir dans le secteur de l'emploi
à domicile. Elle trouve aussi que les entreprises
d'économie sociale qui sont actives dans ce type
de service sont déjà bien développées en Flandre.
Elle regrette que les titres-services de type
peinture et pose de papier peint aient été
supprimés un peu rapidement par Mme Onkelinx
et elle se demande comment s'articulera la
concurrence entre ces nouveaux titres-services et
l'ensemble des services d'aide familiale qui
existent déjà sur le terrain. Cette demande sera
d'ailleurs formulée plusieurs fois par les
intervenants.
En ce qui concerne l'accueil des enfants, il est
clair qu'un besoin subsiste mais étant donné que
ces titres-services ne pourront pas être utilisés par
les structures collectives, ce type de mesure ne
pourra pas répondre à ce besoin. Elle se
demande si ce texte apporte réellement quelque
chose. Elle s'inquiète du fait qu'on risque de
n'avoir qu'un effet de substitution entre services
existants et nouveaux services reconnus. Elle se
demande si du personnel supplémentaire sera
embauché. Si ce n'était pas le cas, elle estime
que ce serait une subvention pure et simple
d'entreprises privées.
M. Viseur estime que la proposition va dans la
bonne voie. Il se demande pour quelles raisons il y
a des différences de traduction. En français, on
parle de "titres-services" tandis qu'en néerlandais,
on garde l'ancienne dénomination "diensten-
cheques". Il s'inquiète des problèmes de
complémentarité et de concurrence entre les
services existants et les nouveaux services qui
seront agréés, tout particulièrement dans le
domaine de l'aide aux personnes. Il demande à
Mme Onkelinx, qui marque son accord, de
préciser que les maisons de repos ne peuvent pas
faire appel à ce type de mesure.
M. Viseur se demande encore comment on pourra
faire concorder la faible qualification des
travailleurs qui recherchent un emploi dans ce
type de secteur avec la nécessité d'offrir des
services de qualité.
Par ailleurs, M. Viseur et d'autres intervenants
s'interrogent sur le problème de la limitation dans
le budget. A l'heure actuelle, un milliard seulement
est prévu au niveau fédéral. Cela risque d'être
rapidement insuffisant.
M. Viseur et d'autres intervenants se posent la
question de savoir comment la personne inscrite
dans une structure de type ALE se sentira
concernée par une nouvelle structure d'économie
sociale. Une concurrence va donc en résulter.
Il rappelle que les besoins rencontrés par ces
titres-services pourraient l'être aussi par cette
assurance "dépendance" dont on parle beaucoup
mais qui ne voit jamais le jour. Il y demeure
cependant très attaché. Il s'interroge surtout sur le
coût exact de ces chèques-service du fait que
dans le projet, il n'est nulle part indiqué quel en
sera le coût pour l'Etat et les régions.
M. Bonte émet des regrets vis-à-vis de la version
néerlandophone qui a été un peu revue entre-
temps. Il regrette surtout les importantes
délégations de compétences qui sont accordées
au Roi. Un amendement est d'ailleurs prévu pour
les réduire.
Plusieurs personnes, dont M. Bonte, s'inquiètent
de savoir si les CPAS pourront eux aussi être
reconnus en tant qu'entreprises agréées. Elles
annoncent le dépôt d'un amendement, qui sera
voté par la suite, visant à ce que les travailleurs
concernés soient considérés comme des
demandeurs d'emploi non occupés.
Mme Cahay s'inquiète du risque de concurrence
avec des petits indépendants, tout
particulièrement en ce qui concerne les emplois
de jardinage. Mme Onkelinx lui répondra que le
jardinage et la tonte ne sont pas permis par le
système contrairement au système des ALE.
Mme Van de Casteele s'inquiète des confusions
qui sont possibles entre les différents systèmes
qui existent à l'heure actuelle: les chèques ALE,
les chèques "soins" et les titres-services. Tout
cela risque d'amener la confusion parmi les
utilisateurs.
M. Delizée se réjouit que l'on sorte du
cloisonnement entre secteurs privé et public, entre
secteurs marchand et non marchand. Il apprécie
également que l'on sorte de la dualité des petits
boulots qui pouvaient exister dans le système ALE
pour évoluer vers un système plus professionnel.
Etant donné que les régions sont compétentes
pour l'agrément, il s'inquiète du risque possible
d'en arriver à un système à géométrie variable, où
les services offerts seraient différents dans les
trois régions. Il souhaite vérifier que les agences
d'intérim ne peuvent être agréées, ce qui est
confirmé.
Voilà pour l'essentiel, monsieur le président.
Le président: Chers collègues, je vous prie de
prendre note de la rectification suivante. Le
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
document 1281/3 ne portait que le nom de Paul
Timmermans en première page.
Je constate que Mme Genot était bien co-
rapporteur: selon la signature mais pas selon
l'intitulé.
Je crois que M. Langendries souhaite intervenir.
03.02 Raymond Langendries (PSC): Monsieur
le président, je voudrais savoir si Mme la ministre
sera présente. Dans le cas contraire, je
n'interviendrai pas.
03.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik heb met mevrouw Onkelinx
afgesproken dat ik haar zou vervangen. Het
probleem is dat zij momenteel een
commissievergadering bijwoont.
03.04 Raymond Langendries (PSC): Monsieur
le président, dans ce cas, je préfère intervenir
demain, à l'occasion du vote.
Le président: J'en prends acte.
03.05 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik betreur eveneens dat de minister,
mevrouw Onkelinx, hier niet aanwezig is voor een
wetsontwerp waaraan zij ogenschijnlijk zoveel
belang hecht en waarop zij zo lang heeft moeten
studeren vooraleer het hier ter tafel kwam. Nu wij
de plenaire bespreking moeten aanvatten, is zij
afwezig. Hetzelfde geldt voor de meerderheid.
In
de commissievergaderingen werden wij
voortdurend geconfronteerd met de partiële
afwezigheid van de meerderheid, zodat we niet
konden voortwerken. Ik vind dat niet goed. Ik
vraag u daarom om de ministers ervan te
verwittigen dat hun wetsontwerpen hier worden
besproken, zodat zij aanwezig kunnen zijn.
Ik dank mevrouw Genot voor het verslag dat ze
gebracht heeft. In grote lijnen heeft zij de
bezorgdheden van onze partij weergegeven.
In eerste instantie wees ik erop dat de memorie
van toelichting in een afschuwelijke taal is
neergeschreven. De oorspronkelijke tekst was in
het Frans gesteld en dat is duidelijk te merken.
Men heeft geen enkele moeite gedaan om een
goede vertaaldienst aan dat document te laten
werken. Ik vind het schandalig dat wij met
dergelijke Nederlandse teksten worden
geconfronteerd. De minister heeft zich daarvoor
verontschuldigd. Dat is uiteraard positief, maar het
verandert niets, het feit is dat de tekst ongewijzigd
blijft. Mijn bemerking in verband met het slechte
Nederlands trek ik dus niet in.
Bij vragen rond dienstencheques, buurtdiensten
en Plaatselijke Werkagentschappen (PWA's)
heeft de minister zich in de commissie meermaals
verantwoord voor het lange aanslepen van dit
wetsontwerp. De reden daarvoor was dat zij zeer
veel instanties moest raadplegen, zoals de Raad
van State, Europa en de Nationale Arbeidsraad.
Wij hebben de minister geconfronteerd met de
volgende twee zaken. Ten eerste, wat de
Europese dimensie betreft, is er al snel een brief
gekomen van de permanente vertegenwoordiger
van de Europese Unie. Hij deelde de minister mee
dat zij dat ontwerp niet moest overzenden aan
Europa. Het argument "Europa" valt dus weg. Ten
tweede, van de Nationale Arbeidsraad heeft de
minister een advies gekregen op 18 juli 2000,
aangevuld met zeer veel opmerkingen. Een van
de vragen van de NAR was dat wanneer het
wetsontwerp ingediend zou worden, de Nationale
Arbeidsraad de zaak opnieuw zou kunnen
bestuderen en een advies geven. De minister
vindt het echter niet nuttig om de Nationale
Arbeidsraad opnieuw te consulteren en heeft het
ontwerp dus niet meer voorgelegd. Ondertussen
zijn er sinds de afschaffing van de
dienstencheques al twee jaren verstreken. Morgen
kunnen wij eindelijk overgaan tot de stemming. Er
is dus ongelooflijk veel tijd verloren gegaan aan
zaken die vooropgesteld werden, maar die nooit
zijn ingevuld.
De minister heeft het ontwerp geplaatst in de
werkgelegenheidspolitiek. Uiteraard is dat een
federale bevoegdheid. Daarentegen zijn de
activiteiten waarop de buurtdiensten slaan, louter
vormen van bijstand aan personen. Bijgevolg
stelde de Raad van State dat het om een
geregionaliseerde materie gaat. Wij hebben
verwittigd voor een belangenconflict met mogelijke
schorsing van de procedure. Momenteel wordt dat
belangenconflict bij urgentie besproken in het
Vlaams Parlement. Wij wachten nog op het
resultaat van die bespreking.
Om u even te wijzen op het belang van de
adviezen van de NAR, wil ik elementen van het
advies van 18 juli 2000 naar voren brengen. De
NAR vraagt uitdrukkelijk om betrokken te worden
bij de evaluatie van het systeem. De NAR vraagt
in tweede instantie dat dezelfde voorwaarden
zouden gelden voor alle werknemers en de drie
gewesten. Hieraan is niet tegemoetgekomen, niet
in het oorspronkelijk wetsontwerp dat aan de NAR
werd voorgelegd en evenmin in het uiteindelijke
voorontwerp dat bij de Kamer werd
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
ingediend. Ten derde,
spreken
de
werknemersvertegenwoordigers over het gebrek
aan voorafgaand onderzoek en evaluatie van het
bestaande dienstenaanbod en de bestaande
behoeften. De bepalingen van het ontwerp leiden
volgens de NAR tot een opeenstapeling van
verschillende ongestructureerde systemen, wat
verwarrend kan zijn voor de potentiële gebruiker.
Ik wil daar heel duidelijk aan toevoegen dat
dergelijke wetsontwerpen niet passen in wat een
behoorlijk bestuur hoort te zijn. Ten vierde,
waarschuwen de werknemersvertegenwoordigers
voor de kans op verschuivingen van het
bestaande aanbod van diensten naar het nieuw
voorgestelde systeem, wat uiteindelijk geen
banengroei kan opleveren. De werkgevers van
hun kant dringen aan op een gelijke
erkenningsregeling voor de drie gewesten. De
NAR bleef dus met een aantal vragen zitten
waarop hij geen antwoord heeft gekregen. Ik heb
dat zeer duidelijk gezegd aan de minister, wat
mevrouw Genot in het verslag ook heeft
meegedeeld. De minister heeft echter laten
verstaan dat zij het absoluut niet opportuun vond
om de NAR in tweede instantie te consulteren. De
opmerkingen van de NAR zullen een rode draad
vormen door onze uiteenzettingen.
Mijnheer de voorzitter, het nieuwe systeem van
dienstencheques wordt opgezet omdat er nog veel
behoeften bestaan. Dat wordt in de eerste alinea
van het ontwerp vermeld. Wij moeten echter
constateren dat de hulp aan personen ik spreek
vanuit de Vlaamse context
zeer sterk is
uitgebouwd. Tal van organisaties hebben in het
verleden initiatieven genomen om nieuwe
behoeften van individuen en gezinnen in te vullen.
Bekende voorbeelden zijn poetsdiensten en
thuisverpleging. Deze diensten werden mee als
gevolg van de stijgende arbeidsparticipatie van de
vrouw en de groeiende levensverwachting
uitgebouwd vanuit de filosofie dat mensen zo lang
mogelijk in het vertrouwde thuismilieu moeten
vertoeven. Een vroegere poging om voornamelijk
voor langdurig werklozen nieuwe marktsegmenten
aan te boren, wat ook in dit wetsontwerp is vervat,
waren de PWA's. De PWA's kunnen als een
tewerkstellingsmaatregel worden beschouwd
aangezien het de bedoeling is werklozen te werk
te stellen en ze aldus te laten doorstromen naar
de reguliere arbeidsmarkt. De PWA's dienden
nieuwe doelstellingen te verwezenlijken, in eerste
instantie tewerkstelling creëren, in tweede
instantie inspelen op de nieuwe behoeften van de
gezinnen en ten slotte het witten van zwartwerk.
Wij kunnen ons de vraag stellen wat dan de
toegevoegde waarde is van de buurtdiensten die
nu aan de orde zijn. De dienstencheque, die door
de vorige minister van Tewerkstelling en Arbeid in
het leven werd geroepen, heeft verkeerdelijk de
naam dienstencheque gekregen. Ik geef dat toe.
Men had hem beter handelscheque kunnen
noemen omdat hij in de commerciële sector is
gesitueerd, namelijk de schilder- en
behangerssector.
Het was de bedoeling om daarmee zuurstof te
geven aan een zeer beperkt marktsegment, daar
het zwartwerk in te dijken, de kostprijs van deze
cheques te verminderen en uiteindelijk de
tewerkstelling te bevorderen. Verder dan een
experiment is deze handels- of dienstencheque
niet gekomen. Er rezen verscheidene problemen
omdat slechts in een beperkt budget was voorzien
en omdat de vraag bijzonder groot was.
Bij het aantreden van de nieuwe regering was het
budget opgebruikt en moesten dus nieuwe
middelen worden uitgetrokken. De minister van
Werkgelegenheid heeft echter onmiddellijk een
studie door de ULB laten uitvoeren. Uit deze
studie is gebleken dat het tewerkstellingseffect
niet was wat men uiteindelijk had verhoopt.
Wij hebben altijd onderstreept dat dit onmogelijk
was aangezien het systeem zeer fragmentair was
en omwille van de beperkte middelen die waren
uitgetrokken. In 1999 bedroeg het aantal
schildersbedrijven-acceptanten 3.708 en liep het
aantal gebruikers op tot meer dan 18.000. Er
werden meer dan 15.000 cheques verkocht voor
een bedrag van meer dan 13.328 miljoen
Belgische frank. 83% daarvan ging naar
Vlaanderen, 13,7 procent naar Wallonië. De
dienstencheques of de handelscheques waren
bijzonder goed. Ik heb een nieuw voorstel
ingediend dat een aantal bijsturingen bevatte naar
aanleiding van vastgestelde gebreken.
Mijnheer de voorzitter, vooraleer mijn uiteenzetting
zal ik de minister en de collega laten uitpraten.
Le président (A l'adresse de Mme Onkelinx, qui
tient une discussion avec M. Anthuenis à l'entrée
de la salle): Madame la ministre, je voudrais
mettre certaines choses au point. Il y a quelques
instants, M. Langendries a réclamé votre
présence en séance. Je lui ai répondu que le
ministre Vandenbroucke vous remplaçait, puisque
vous deviez être présente au Sénat. Je veux donc
bien que vous ayez une discussion en aparté avec
M. Anthuenis, mais je crois que vous avez mal
choisi le moment de le faire.
03.06 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, collega's, de dienstencheques worden
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
na twee jaar opnieuw bovengehaald, weliswaar
met een uitgesproken "dienst"karakter. Opnieuw
wenste men "buurtdiensten" te operationaliseren.
De beoogde activiteiten worden vandaag reeds
aangeboden, onder meer aan zorgafhankelijken in
de samenleving en het zijn voornamelijk de
OCMW's en de zuilgebonden organisaties die zich
hebben toegelegd op de ontwikkeling van dit
marktsegment van bejaarden- en gezinshulp. Het
zal wel toevallig zijn dat deze diensten in
Vlaanderen sterker zijn uitgebouwd dan in
Wallonië.
Mijnheer de minister, in het kader van een actieve
welvaartstaat moet kinderopvang zeker worden
uitgebouwd, maar ook hier bestaat reeds een ruim
aanbod, opnieuw sterker ontwikkeld in Vlaanderen
dan in Wallonië. In het ontwerp wordt expliciet
ingeschreven dat voor kinderopvang collectieve
structuren worden uitgesloten. Dat betekent dat
instellingen voor kinderopvang geen cheques
kunnen ontvangen.
Mijnheer de minister, zou dit betekenen dat de
diensten voor kinderopvang uitgesloten zijn als
toepassingsgebied van de wet, waardoor alleen
de opvangouders in aanmerking komen voor hun
prestaties als zelfstandigen? Dat beangstigt ons,
want dit is niet de context waarbinnen wij en u de
vraag naar onthaalhouders hebben gesteld.
Ik heb een tweede opmerking inzake de
meerwaarde van dit voorstel. Men wil nieuwe
activiteiten organiseren, maar deze activiteiten zijn
nu reeds georganiseerd. Wil men een oplossing
bieden aan de vraag van de opvanggezinnen naar
een valabel statuut? Is dat het kanaal dat wordt
gekozen om daarop een antwoord te geven?
Mijnheer de minister, de buurtdiensten gebruiken
om aan de opvanggezinnen een statuut te
verlenen, is geen correcte toepassing van de
wettelijke bepalingen van het arbeidsrecht en het
recht op sociale zekerheid dat de onthaalouders
vragen. Indien dit uw bedoeling zou zijn, is het
perfide en niet aanvaardbaar voor de
opvanggezinnen.
In de begroting is 1 miljard frank ingeschreven ten
laste van de federale overheid. De betrokken
gewesten zouden daar telkens 1 miljard frank
moeten aan toevoegen
De verantwoording van deze maatregel slaat
nergens op: men beweert dat in bestaande
behoeften niet wordt voorzien. Toch bestaan er
wel degelijk diensten die in het aanbod van het
beoogde diensten van het ontwerp voorzien.
Dat de vraag groter is dan het aanbod, is een feit.
Beter zou men echter het aanbod verruimen. Nu
wordt op de vraag ingespeeld. Bovendien zal de
vraag stijgen, gelet op het fiscaal gunstig regime
van de cheque. De vraag zal in het kader van
deze wet van niet-erkende diensten naar erkende
diensten verschuiven. Vandaag weten wij niet
welke onderneming al dan niet een erkenning zal
krijgen. Wij kennen ook de criteria niet. Wij komen
in een samenwerkingsakkoord terecht. Het gevaar
voor een onevenwicht is dus niet denkbeeldig. De
vaststelling dat vandaag in een aantal behoeften
niet wordt voorzien, zal dus over enkele jaren nog
sterker bestaan dan vandaag.
Het uitgangspunt om dit in het Parlement te
kunnen voorleggen, is dat men het als een
tewerkstellingsmaatregel voordoet. Ons inziens is
het banenscheppend karakter van deze maatregel
echter totaal vrijblijvend. Het komt alleen voor in
de definitie van artikel 2, 3°: ofwel gaat men de
criteria tot erkenning opnemen in een
samenwerkingsakkoord, ofwel kunnen
ondernemingen zich laten erkennen en
gebruikmaken van dienstencheques zonder
bijkomend personeel aan te werven.
De minister deelt ook mee dat zij via dit
wetsontwerp naar een vermindering van
gendergebonden ongelijkheden streeft. Met dit
wetsontwerp wil zij het voor vrouwen
aantrekkelijker maken om in te treden in de
zogezegde nieuwe activiteiten. Wij zijn ervan
overtuigd dat hier geen continue activiteiten
worden gecreëerd. Dit is een tijdelijke oplossing
voor vrouwelijke werkloosheid. Het budget is
immers beperkt en als de middelen opgebruikt
zijn, zullen deze vrouwen opnieuw in de
werkloosheid vallen. Het zou veel nuttiger zijn
geweest om structurele maatregelen te nemen
teneinde de vrouwelijke werkloosheid op te lossen
en teneinde deze activiteiten, die reeds bestaande
activiteiten zijn, via het reeds bestaande aanbod te
verbreden.
Kinderopvang en bejaardenhulp zijn geen nieuwe
activiteiten. Welke nieuwe economische
activiteiten zullen deze activiteiten, verbonden aan
de dienstencheques, genereren? Wij hebben het
meermaals aan de minister gevraagd. Wij hebben
daarop geen enkel antwoord gekregen. Wij zijn er
dan ook van overtuigd dat hier geen nieuwe
activiteiten worden gecreëerd, maar dat nieuwe
subsidiekanalen voor bestaande activiteiten
worden gecreëerd.
De Koning kan het toepassingsgebied
specificeren of uitbreiden. Het gevaar bestaat dus
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
duidelijk dat de federale overheid hier aan
bevoegdheidsoverschrijding doet. Dat gevaar
wordt trouwens expliciet vermeld in het advies van
de Raad van State. De maatregelen die de
federale overheid neemt, moeten worden beperkt
tot loutere tewerkstellingsaspecten en mogen
geen inhoudelijke regeling inhouden van
verleende bijstand, omdat die bijstand ressorteert
onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen.
Het belangenconflict dat momenteel wordt
uitgevochten, zal hierover uitsluitsel moeten
brengen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit
ontwerp is taalkundig ongelooflijk slecht
opgesteld. Als het de bedoeling van de regering
weergeeft, zal een verre van volwaardig statuut
het gevolg zijn. Voor Vlaanderen heeft het geen
zin om dit ontwerp te bekrachtigen.
03.07 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik wil mevrouw Pieters even
onderbreken. Het beleid, zoals het op dit moment
is uitgestippeld, voorziet niet dat onthaalouders via
deze regeling betaald zouden worden. Wel is er
sprake van de mogelijkheid om een kinderoppas,
die thuis op een ziek kind komt passen, te betalen
met dienstencheques. Het huidige ontwerp heeft
echter geen betrekking op het systeem van de
onthaalouders, waarover in Vlaanderen een debat
aan de gang is. Mevrouw Pieters, ik weet niet wat
de regering in de toekomst nog allemaal gaat
bedenken. Ik kan niet ingaan op vragen naar onze
eventuele intenties. Met het ontwerp zoals het
thans voorligt willen wij wel een oplossing bieden
voor de oppas van zieke kinderen thuis. Het is niet
de bedoeling met deze regeling onthaalouders te
ondersteunen.
03.08 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
ik ben blij dit van u te horen. Die vrees bestond
wel degelijk. Met de recente betoging van
onthaalouders is hij nog aangegroeid. Ik heb de
vraag eerder aan minister Onkelinx gesteld, maar
ik kreeg geen antwoord. Ik ben dus blij dat u me
bevestigt dat dit niet het kanaal is.
03.09 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Pieters, ik wil een duidelijk antwoord geven.
Wanneer u mij echter vraagt naar onze intenties
voor de toekomst, kan ik u niet antwoorden. Ik kan
u alleen zeggen wat de situatie vandaag is.
03.10 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik wil nog onderstrepen dat de regering
blijkbaar niets heeft geleerd uit het vroegere
experiment met de dienstencheques, wat de
rechtszekerheid voor de gebruikers betreft. Wij
hebben meermaals geconstateerd dat mensen
dienstencheques kochten maar ze nadien niet
konden verzilveren. Hier worden wij opnieuw met
hetzelfde principe geconfronteerd. Omdat er met
budgetten wordt gewerkt, zal het nu ook een
kwestie zijn van wie eerst komt, eerst maalt. Het
gaat hier dus om een flagrante inbreuk op het
gelijkheidsprincipe.
Mijnheer de minister, wanneer u dit principe
hanteert, zullen de zwakkeren en de meest
behoeftigen van onze maatschappij vaak laatst of
helemaal niet in aanmerking komen voor deze
regeling. U hebt duidelijk gezegd dat het
maximumbedrag al vastligt. Ik herinner me nog
duidelijk de desbetreffende vraag die ik aan u
gesteld heb in de commissie voor de Sociale
Zaken. U zegt dat het budget vast ligt. De uitgifte
van cheques kan dus uitsluitend gebeuren binnen
de perken van het budget. U hebt er tevens op
gewezen dat het niet mogelijk zal zijn om meer
cheques uit te geven dan budgettair mogelijk is,
want u zult de uitgifte van cheques automatisch
blokkeren zodra het budget overschreden wordt.
Ik stel vast dat u niets hebt geleerd uit het
verleden, want dit creëert problemen.
Dat de gemeenschappen en de gewesten
verschillende erkenningcriteria kunnen hanteren
heeft een uiteenlopend toepassingsgebied tot
gevolg waardoor het "shoppen" in de hand wordt
gewerkt. Het is dan ook niet denkbeeldig dat een
Vlaming die in de grensstreek woont de diensten
zal testen in Wallonië. Op die manier kan hij
uitzoeken waar het voor hem of haar het
voordeligst is om deze diensten te kopen. De
overeenkomsten tussen de gebruiker en de
onderneming zijn qua inhoud niet omschreven wat
moeilijkheden omtrent bewijsvoering, veiligheid en
aansprakelijkheid zal creëren.
Wij zijn zeer ongelukkig met de vele koninklijke
besluiten die nog moeten worden uitgevoerd. Dit is
bijna een volmachtenwet. Aan ieder artikel wordt
een koninklijk besluit toegevoegd dat voor
specifieke verduidelijkingen moet zorgen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, tot daar een aantal bemerkingen over dit
wetsontwerp dat onze verwachtingen alvast niet
inlost.
03.11 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, le projet de loi qui nous est soumis et
qui entend favoriser le développement de services
et d'emplois de proximité par un système de titres-
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
services vise simultanément trois objectifs: créer
des emplois, rencontrer divers besoins sociaux
actuellement insatisfaits et réprimer le travail
illégal. La création de titres-services répond
adéquatement à ce triple objectif.
L'évolution sociétale a créé des besoins
nouveaux, liés à l'évolution du mode de vie, à
l'augmentation du taux d'activité féminin, à
l'apparition de plus en plus fréquente de familles
monoparentales ou encore aux besoins
spécifiques d'une population de plus en plus âgée,
suscitant une demande potentielle de services de
proximité. Ces besoins se révèlent actuellement
insatisfaits, ou rencontrés partiellement par le
moyen du travail illégal.
Le système des titres-services est de nature à
pallier cette carence en créant de véritables
emplois dans les services de proximité aux
personnes, gage d'une amélioration de la qualité
de vie pour les utilisateurs. Il existe
potentiellement en ce domaine des millions
d'heures de travail disponibles. L'accessibilité à
cet énorme marché est un moyen simple et
efficace pour permettre aux demandeurs d'emploi
d'entrer dans le marché du travail ou d'y optimiser
leur activité.
Cette possibilité est d'autant plus opportune
qu'elle est proposée aux candidats, le plus
souvent peu qualifiés, pour lesquels le marché du
travail est actuellement peu accueillant.
L'évaluation périodique de la mesure devra
permettre d'en faire le bilan et, le cas échéant,
d'en prévoir les aménagements. Nous ne pouvons
qu'approuver un projet dont nous avions prôné le
principe dès lors que, de manière pragmatique, il
est largement susceptible de répondre
simultanément aux objectifs que sont la rencontre
de besoins sociaux nouveaux, nés de l'évolution
du quotidien, la création d'emplois au profit
particulièrement des demandeurs d'emploi peu
qualifiés tout en collaborant, facteur non
négligeable, à l'équilibre budgétaire de la sécurité
sociale et à la lutte contre le travail illégal.
Pour toutes ces raisons, monsieur le président,
monsieur le ministre, chers collègues, le groupe
PRL FDF MCC approuvera le projet de loi qui
nous est soumis aujourd'hui.
03.12 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, in tegenstelling tot wat men
op basis van het verslag van mevrouw Genot zou
kunnen denken heeft het Vlaams Blok toch wel
degelijk een aantal fundamentele opmerkingen.
Mijnheer de minister, ook wij als Vlaams Blok zijn
van mening dat het systeem van de
dienstencheque een nuttig instrument kan zijn in
de strijd tegen de illegale arbeid en uiteraard een
nuttig instrument kan zijn om laaggeschoolde
werklozen opnieuw op de arbeidsmarkt in te
schakelen en dit met een volwaardige
arbeidsovereenkomst. Het wetsontwerp op de
buurtdiensten en de buurtbanen moest eigenlijk
een alternatief vormen voor het systeem van
dienstencheques dat in april 1999 werd ingevoerd
maar dat door de minister van Werkgelegenheid
reeds na enkele maanden terug naar af werd
gestuurd. Er werd toen als reden aangegeven dat
het systeem te duur was en dat er amper
resultaten waren op het vlak van extra
tewerkstelling. Wij haalden toen reeds, bijna twee
jaar geleden, aan dat deze argumenten eigenlijk
geen hout sneden. De minister weet dat de
boodschap die de regering naar de sector zelf
uitdroeg, namelijk dat het slechts om een
experiment ging dat geëvalueerd moest worden,
de hoofdreden is waarom het ontwerp inzake
tewerkstelling niet tot het gewenste resultaat
leidde.
Er was dus een fundamenteel probleem van
continuïteit van het systeem waardoor de
betrokken bedrijven terughoudend waren op het
vlak van tewerkstelling. Ik ben ervan overtuigd dat
bijna de helft deze bedrijven, indien zij uitzicht
zouden hebben op een duurzame regeling, bereid
zou zijn om extra mankracht aan te werven, zoals
blijkt uit de studies die dienaangaande zijn
uitgevoerd. Het systeem werd inderdaad populair
en na enkele maanden was het vastgelegde
budget reeds opgesoupeerd. In totaal werden
meer dan 17.000 cheques uitgegeven voor een
totaalbedrag van ongeveer 378 miljoen frank.
Deze cijfers bewijzen dat er een grote vraag was
bij het grote publiek om behang- en
schilderwerken als het ware in het wit te laten
uitvoeren waardoor men klussen die zich vroeger
binnen de illegale arbeid situeerden wist af te
leiden naar het normaal economisch circuit.
Een van de belangrijkste doelstellingen van de
dienstencheques was volgens mij toch de strijd
aanbinden tegen het zwartwerk. De cijfers
bewezen dat het werkvolume van de betrokken
bedrijven gevoelig steeg. De hoofdreden van de
stopzetting van het vorige systeem heeft uiteraard
alles te maken met het feit dat de
dienstencheques vooral populair waren in
Vlaanderen. Vlaanderen had een aandeel van
maar liefst 86% in dit systeem van
dienstencheques. U weet, mijnheer de voorzitter,
dat deze minister van Werkgelegenheid niet
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
onmiddellijk ... (onverstaanbaar), dus gedaan met
de dienstencheques en er zou een alternatief
komen
Wat het nieuwe systeem betreft, merken we op
dat de invulling van de term buurtdiensten beperkt
is tot de huishoudelijke hulp, de kinderopvang en
de hulp aan huis aan bejaarden, zieken en
gehandicapten. Wij zijn er ons als Vlaams Blok
van bewust dat er op dit vlak nog heel wat
behoeften bestaan maar wij willen er toch de
aandacht op vestigen dat zeker in Vlaanderen op
dit vlak reeds talrijke initiatieven werden
ontwikkeld. Trouwens, ook het PWA-systeem is
op dit terrein actief en dan vooral inzake de hulp in
het huishouden.
Voortaan zullen kleine onderhoudswerken zoals
schilderwerken, behangwerken of tuinonderhoud
niet meer in aanmerking komen, niettegenstaande
dit de sectoren zijn waar de niet aangegeven
arbeid welig tiert. Men mag trouwens ook niet
vergeten dat ten opzichte van de gebruikte
materialen het aandeel van de factor arbeid met
75 tot 80% heel groot is in deze sector.
Wat de financiering betreft, hebben wij enkele
vragen omtrent het mechanisme dat werd
ingebouwd en dat moet toelaten om binnen het
voorziene budget te blijven. Indien de
buurtdiensten een groot succes zouden blijken te
zijn, is het perfect mogelijk dat elk jaar na enkele
maanden het systeem wordt geschorst voor de
rest van het jaar zodra de centen zijn opgebruikt.
Ik meen dat de erkende ondernemingen niet
onmiddellijk geneigd zullen zijn om extra
arbeidskrachten aan te werven als de continuïteit
van het systeem niet gewaarborgd is. Het door u
afgeschafte systeem van dienstencheques is
daarvan het perfecte voorbeeld. Men vervalt dus
eigenlijk in dezelfde zonde.
Wat de evaluatie van het effect op de
tewerkstelling betreft, verwijst de minister naar het
semestriële verslag dat zal worden opgesteld op
basis van de inlichtingen die men van de
betrokken paritaire comités zal ontvangen. Ook
voor de stopzetting van het systeem van de
dienstencheques werd door de minister
voortdurend verwezen naar verslagen en studies
waarin wij echter nooit inzage hebben gekregen.
Ook nu wordt geen enkele waarborg gegeven dat
het Parlement inzage zal krijgen in de
evaluatieverslagen.
Wat het advies van de Raad van State betreft,
blijven ook een aantal fundamentele opmerkingen
overeind. Ik blijf me afvragen waarom ineens de
hoogdringendheid werd gevraagd aan de Raad
van State als men weet dat er tussen de
opschorting van het vorige systeem van de
dienstencheques en dit nieuwe wetsontwerp bijna
twee jaar verliepen. Zo stelt de Raad van State dat
binnen de hem toegemeten tijd geen grondig
onderzoek heeft kunnen plaatsvinden naar de
legistieke en taalkundige kwaliteit van het ontwerp.
Bovendien heeft de Raad van State serieuze
vragen bij de bevoegdheidsdelegaties aan de
Koning. Het is toch wenselijkheid dat het
toepassingsgebied van een regeling en alle
essentiële elementen ervan in het wetsontwerp
zelf worden geregeld door de wetgever. Als gevolg
van die ruime bevoegdheidsdelegaties aan de
Koning heeft de Raad van State geen volledig
oordeel kunnen vellen over de conformiteit van het
systeem met de regels die de bevoegdheden van
de federale overheid, de gemeenschappen en de
gewesten regelen.
U weet dat het probleem van de
bevoegdheidsafbakening ons inziens zeer
gemakkelijk op te lossen is. Dit kan door de
volledige bevoegdheid inzake tewerkstelling en dit
in al zijn aspecten over te dragen aan de
deelgebieden zodat men eindelijk eens een beleid
kan voeren dat afgestemd is op de noden van de
deelgebieden. Wij hopen trouwens ook dat wij,
eens de samenwerkingsakkoorden zijn
ondertekend, als Parlement ook inzage in deze
documenten zullen krijgen. Mijnheer de voorzitter,
ik besluit met te zeggen dat dit wetsontwerp geen
goed ontwerp is. Het is een gemiste kans.
Bijgevolg zullen wij het ontwerp niet goedkeuren.
03.13 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le
président, monsieur le ministre, chers collègues,
on dit souvent que les services de proximité
constituent un gisement d'emplois, un potentiel
inexploité. Nous en avons discuté lors du débat en
commission et la question que nous nous posons
est de savoir comment il est possible de
transformer ce potentiel inexploité en véritables
emplois et, par conséquent, faire reculer le travail
au noir dans ce créneau.
Force est de constater que le développement des
services de proximité s'accompagne souvent de
recours à des formes alternatives de travail,
notamment par des travailleurs inclus dans des
programmes de résorption du chômage et
également des prestataires d'agences locales
pour l'emploi, des travailleurs indépendants, des
bénévoles ou aussi des personnes qui travaillent
au noir. Je pense que nous sommes tous d'accord
pour dire que nous devons tout mettre en oeuvre
pour faire reculer le travail au noir, pour faire
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
reculer cette forme d'économie souterraine.
Certaines familles assurent parfois certaines
prises en charge elles-mêmes.
Ces formes de travail peuvent s'accompagner
d'un objectif implicite ou explicite d'insertion
socioprofessionnelle de publics défavorisés
comme, par exemple, dans les structures
d'économie sociale. La coexistence d'une pluralité
de travailleurs aux statuts très inégaux et aux
qualifications variables dans des champs
d'activités soulève des problèmes tant vis-à-vis
des usagers que vis-à-vis des travailleurs.
Tout d'abord, le profil de ces travailleurs pose des
difficultés pour la mise en place d'un réseau de
services professionnels, de qualité et qui
s'inscrivent dans la durée. Ensuite, si les
prestations bon marché qui sont offertes dans le
cadre de certaines initiatives d'insertion peuvent
constituer une alternative au travail au noir, elles
n'en demeurent pas moins une forme de
concurrence par rapport à certains services
agréés comme le service d'aide familiale qui
occupe des travailleurs engagés sous contrats
classiques. Enfin, du point de vue des travailleurs
eux-mêmes, des différences en termes de
revenus, de conditions de travail, de protection
sociale et d'image professionnelle - que l'on oublie
trop
souvent - créent
incontestablement
un
problème d'équité mais aussi parfois un surcroît
de travail administratif dû à la multiplication des
types de contrats et d'aides financières.
Si aujourd'hui, de nombreux besoins restent
encore insatisfaits, une réforme d'envergure
s'impose tant pour ce qui concerne l'offre de
services, en ce compris la qualité des emplois
créés, qu'en ce qui concerne la demande.
En effet, le développement d'une offre structurée
et plurielle n'agira pas automatiquement sur la
consommation des ménages. De la même
manière, une subvention à la consommation ne
garantit pas pour autant d'office le développement
adéquat d'une offre de qualité pour répondre à
l'accroissement de la demande. Il faut cumuler les
deux éléments pour arriver à une solution
satisfaisante.
En outre, une intervention publique significative
est d'autant plus justifiée que l'on se trouve en
présence de services intensifs en emplois à faible
productivité. Il s'agit d'une question d'intérêt
général et d'équité quant à l'accès à ces services.
Par contre, faire reposer le développement des
services de proximité uniquement sur les seules
règles du marché comporte des risques
indéniables de dualisation. Ainsi, dans le domaine
de l'aide à domicile, par exemple, on sait que la
possibilité pour les personnes âgées dépendantes
de rester dans leur cadre naturel de vie est
fortement conditionnée par leur capacité
pécuniaire à couvrir le coût élevé de services
multiples et quotidiens. Le même raisonnement
peut être suivi en ce qui concerne la garde
d'enfants.
Le projet de loi que nous sommes amenés à
examiner aujourd'hui et à voter demain répond de
manière positive à l'ensemble de cette
problématique, même si l'essentiel dépendra
surtout du contenu des accords de coopération
qui doivent être conclus et de l'adoption d'une
série d'arrêtés d'exécution. Nous l'avions dit en
commission et je le répète après l'intervention de
Mme Pieters qui pose une série de questions sur
les modalités d'exécution. Aujourd'hui on ne peut
pas répondre de manière détaillée à toutes ces
questions puisque, dans un deuxième temps,
après avoir créé la base légale en adoptant la loi,
il faut que les accords de coopération soient pris.
Il y a certainement eu déjà beaucoup de
discussions à ce sujet. Il faut encore que les
arrêtés d'exécution viennent compléter le dispositif
pour entrer dans tous les détails, dans les
modalités d'application du système.
Il s'agit donc de structurer l'offre dans le sens où
l'objectif est de développer un marché potentiel
permettant tant à la filière marchande que non
marchande de s'inscrire dans un réseau cohérent
de prestataires de services de proximité, dans
lequel la qualité et la sécurité sont garanties.
Le rôle des régions est essentiel. Cela a été
souligné à de nombreuses reprises au cours de
travaux de notre commission. Les régions devront
fixer les critères d'agrément des entreprises
candidates au système des titres-services, sur la
base d'un accord de coopération avec l'Etat
fédéral, comme je l'indiquais, il y a quelques
instants. D'où l'importance, dans ce contexte, d'un
cofinancement public pour soutenir une
structuration durable de cette offre adaptée à une
demande sociale importante.
L'exigence de la qualité des prestations a pour
corollaire la professionnalisation et la qualification
des travailleurs concernés. Ici aussi, le rôle
régulateur des régions est essentiel parce que ce
sont précisément les régions qui détiennent la
solution permettant de remédier au déficit de
formation que l'on constate aujourd'hui dans les
services de proximité. Si les services ménagers
requièrent des qualifications moins exigeantes
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
que les services aux personnes, il n'en demeure
pas moins qu'un certain nombre de garanties sont
nécessaires afin d'assurer une offre de confiance
aux consommateurs potentiels.
Il est aussi important d'abandonner une politique
que l'on peut qualifier de traitement social du
chômage. L'existence de vrais contrats de travail,
donc soumis au droit commun, est aussi de nature
à véhiculer une image valorisante et de confiance
au travail de proximité, au même titre que l'autre
condition d'octroi de la subvention.
Nous nous réjouissons de cette orientation
concrétisée dans ce projet de loi et qui tranche
radicalement avec le système des agences
locales pour l'emploi. Pour ce qui concerne celles-
ci, comme nous l'avons déjà signalé à maintes
reprises, il faut que la dynamique amorcée par la
loi sur le contrat de travail en ALE se poursuive.
La ministre a, en effet, fait allusion lors des
travaux en commission au fait que, malgré ses
avantages, le travail en ALE s'apparente toujours
à de l'occupationnel amélioré par le lien du
travailleur au chômage.
Pour répondre au problème de la dualité que ces
deux lois vont immanquablement susciter, le
projet en examen crée les conditions propices à
l'engagement de personnes actuellement inscrites
en ALE dans les liens d'un vrai contrat de travail,
notamment par des accords avec des structures
d'économie sociale. C'est une excellente chose et
nous serons attentifs à cette évolution.
Si une demande reconnue et solvabilisée par
l'intervention financière de l'Etat dans le coût de la
prestation a un effet bénéfique sur l'emploi et la
lutte contre l'économie informelle, c'est également
un gage d'efficacité parce que la subvention à la
consommation traduit directement des besoins en
une demande effective.
Un autre avantage et non des moindres, c'est que
l'emploi y est presté aux conditions normales du
marché du travail, ce qui empêche l'assimilation
des activités à une forme de domesticité.
Nous avons dit aussi en commission que le titre-
service devrait être un instrument au service d'une
véritable politique de redistribution des revenus.
On peut comprendre que le gouvernement n'ait
pas voulu instaurer une concurrence entre les
ALE et les titres-services, mais il n'empêche
qu'une subvention décroissante, par exemple, en
fonction du revenu ou croissante en fonction des
besoins, aurait permis respectivement de limiter
d'éventuels effets d'aubaine et d'éliminer des
effets d'écrémage. Nous demandons donc au
gouvernement de réfléchir à cette modulation en
particulier lorsqu'il sera amené à étendre le champ
d'application à d'autres activités. Il y aura
certainement une phase d'évaluation des résultats
du présent dispositif.
Voilà, monsieur le président, monsieur le ministre,
chers collègues, si l'intérêt pour les travaux des
services de proximité traduit une volonté politique
de lutte contre le chômage, en particulier celui des
moins qualifiés, ce projet de loi est également
porteur d'un projet de société qui reconnaît la
pluralité des enjeux collectifs et la nécessité de
contribuer à leur implantation et à leur
développement de façon durable. C'est un projet
qui redéfinit les priorités publiques afin de donner
aux différents opérateurs un horizon de travail,
des perspectives d'avenir et de répondre aux
réalités de terrain.
Nous insistons encore sur le fait que, pour nous,
la promotion d'une économie nouvelle plurielle et
partenariale implique deux choses:
1.
Il faut sortir des cloisonnements entre le
marchand et le non-marchand, l'économique et le
social, le privé et le public. Cela se trouve dans le
rapport. Mme Genot l'a rappelé tout à l'heure.
Dans la mesure où les pouvoirs publics
reconnaissent les bénéfices collectifs générés par
certains services de proximité, et interviennent,
dès lors, dans le contrôle de leur qualité, nous ne
voyons aucune raison de limiter l'accès aux
subventions aux seules entreprises du secteur
non-marchand.
2. Il faut dépasser une vision réductrice selon
laquelle les services de proximité se résument à
un secteur d'insertion pour chômeurs de longue
durée.
Ce projet de loi répond de manière globale à nos
attentes. Nous le soutiendrons et nous lui
souhaitons un plein succès.
03.14 Filip Anthuenis (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de doelstellingen
van de maatregel worden door de VLD net als
door de andere partijen volmondig gesteund. Het
is inderdaad onze grote bekommernis reguliere
banen te kunnen creëren voor hoofdzakelijk
laaggeschoolde werknemers. De jobs die worden
beoogd door het systeem van de dienstencheque
zijn echter laagproductieve jobs die voor
particulieren te duur zijn en bijgevolg vaak in het
grijze of zwarte circuit terechtkomen, of gewoon
door hen zelf worden verricht. Met de introductie
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
van dienstencheques komt er een betaalbare en
fiscaal interessante regeling die blijkens een
studie van het Planbureau voorziet in een
terugverdieneffect van ongeveer 75% en soms
zelfs 95%. Het systeem van dienstencheques kan
bijdragen aan de bestrijding van de illegale arbeid
en voor de gebruikers de combinatie gezin-arbeid
vergemakkelijken. Dit beantwoordt ook aan de
opties die door de VLD werden geformuleerd in
haar werkgelegenheidsplan.
Wel hebben wij enkele aandachtspunten en
bedenkingen. Het systeem van dienstencheques
wordt beschouwd als complementair aan de
PWA-cheques. Wij zagen het PWA-systeem liever
volwaardig geïntegreerd in het systeem van de
dienstencheques. Het is echter zeer belangrijk dat
in het wetsontwerp wordt voorzien in een fiscaal
gelijke behandeling van de PWA-cheque en de
dienstencheque. Op die manier krijgen
particulieren de keuze tussen een reguliere
werknemer en een klussende werkloze, of kunnen
zij beide combineren. Inzake het
toepassingsgebied vragen wij ons af waarom het
kleine tuinonderhoud werd uitgesloten voor de
buurtdiensten. In de commissie antwoordde de
minister dat hierdoor een te grote concurrentie zou
ontstaan tussen de betrokken bedrijven. Die uitleg
klinkt aannemelijk, maar dan vragen wij ons af
waarom de PWA's wel in dat kleine tuinonderhoud
mogen voorzien en bijgevolg in directe
concurrentie mogen treden met de betrokken
ondernemingen. De grootste bedreiging voor het
welslagen van het systeem van de
dienstencheques lijken ons de PWA's zelf. Wat is
de situatie? Op dit ogenblik zijn ongeveer 15.000
mensen actief in de PWA's; zij zijn vrijgesteld als
werkzoekende. Veelal gaat het om
samenwonende werklozen die, in tegenstelling tot
alleenstaanden en gezinshoofden, het risico lopen
geschorst te worden en dat via de PWA's kunnen
vermijden. Bovendien gaat het vaak om werklozen
met kinderen die in de PWA's een goede
combinatie van arbeid en gezin zien. Het systeem
van dienstencheques betreft reguliere jobs. Dit
impliceert de doorstroming van werklozen naar de
arbeidsmarkt. Een groot aantal werklozen zit
echter stevig verankerd in de PWA's
die
trouwens ook al niet aan de vraag kunnen
beantwoorden en zal zich niet geroepen voelen
een betrekking aan te nemen die, alles in acht
genomen, financieel weinig of niet aantrekkelijker
zal zijn dan het PWA-statuut. Bovendien is
intussen duidelijk tot welke werkloosheidsval die
PWA's verworden zijn. Ik meen dat een rapport
van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid onlangs
nog in die zin ging. Het mag niet de bedoeling zijn
dat PWA's de doelgroep voor dienstencheques
uithollen. Het wordt misschien eens tijd dat wij de
vrijstelling voor PWA's nog eens ter discussie
stellen.
Wij moeten erover waken dat dienstencheques
geen doodgeboren kind worden. In de commissie
waren er een aantal opmerkingen bij het
amendement op het fameuze artikel 3, tweede lid.
Dat bepaalt dat een erkende onderneming de
diensten moet laten uitvoeren door een niet
werkende werkzoekende die daarvoor minimaal
op halftijdse basis wordt aangeworven. Hier spant
men de kar voor het paard. Het is de bedoeling
eerst bijkomende economische activiteit te
creëren, die moet resulteren in bijkomende
aanwervingen. Men mag niet eerst bedrijven
verplichten bijkomende aanwervingen te
verrichten opdat zij bijkomende activiteiten zouden
kunnen verrichten, in dit geval in het kader van de
buurtdiensten. Anders zal dit nieuwe systeem
volgens mij weinig succes kennen.
Dat in het verslag wordt gestipuleerd dat erkende
ondernemingen niet worden verplicht om een
bijkomende werknemer aan te werven alvorens in
te stappen in het systeem van de
dienstencheques, juichen wij toe. De minister van
Werkgelegenheid deelde mij daarnet in de
wandelgangen mede dat dit de bedoeling is; dat
verheugt ons.
Aangezien de invoering van de dienstencheques
expliciet bijkomende jobcreatie beoogt, kunnen wij
ons vanzelfsprekend ermee akkoord verklaren dat
een onderneming die een bijkomende werknemer
aanwerft ingevolge de gestegen activiteit door de
dienstencheques, alsdan een niet-werkende
werkzoekende ingeschreven persoon bij de
VDAB, BGDA of FOREM moet aanwerven. Laat
het evenwel duidelijk zijn dat wij artikel 3, 2
de
lid op
deze wijze wensen te lezen.
03.15 Paul Timmermans (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, ce n'est pas l'envie qui me manque de
m'exprimer ici en raison d'une certaine frustration
de ne pas pu l'avoir fait au sein de la commission,
à cause d'une chute de ce qui me sert de cheval
je parle de mon vélo.
03.16 Le président: A chacun sa monture,
monsieur Timmermans!
03.17 Paul Timmermans (ECOLO-AGALEV):
Absolument, monsieur le président, à chacun son
mode de vie. Ce n'est sans doute pas l'enjeu ici et
je me contenterai de porter un regard relativement
critique sur ce projet, après l'ensemble des débats
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
dont il faut reconnaître la qualité.
En préambule, je voudrais mettre en valeur un
certain nombre d'éléments avant de revenir sur
deux points de contenu.
1. Je veux souligner quant à la procédure, l'intérêt
d'avoir permis un véritable débat sur cette
problématique alors qu'on aurait pu céder à la
tentation d'en faire un des multiples points d'une
loi-programme. Il faut reconnaître que l'avoir
extraite d'une loi-programme est quelque chose
d'intéressant et avoir permis un véritable débat
mérite d'être relevé.
2. Je tiens à rappeler enfin, même si on continue à
le croire, en tout cas certains, que ce projet n'a
rien à voir avec les titres-services "peinture et
tapissage" qui procèdent d'une autre intention,
d'un autre contexte, d'un autre marché, même si
les termes qui qualifient chacune de ces
opérations continuent à prêter à confusion, malgré
les précisions apportées. Je vous avoue qu'il y
aura sans doute encore d'autres confusions
possibles avec les ALE puisqu'il s'agit là aussi de
chèques et d'activités relativement semblables.
3. Je regrette que ce débat découle ou s'inscrive
dans le cadre d'un plan de lutte contre le travail au
noir dont il constitue la première étape. Ce faisant,
il pourrait faire croire et il fait croire dans certains
milieux, que la priorité des priorités dans la lutte
contre le travail au noir est la lutte dans les
services de nettoyage, sachant qu'il y a des
fraudes sociales et fiscales organisées dans ce
secteur par des entreprises. Mais l'essentiel du
travail au noir exercé dans ce secteur du
nettoyage est le fait de personnes de milieux
populaires à faibles revenus, de familles
monoparentales avec des problèmes de garde
d'enfants, de cohabitants, d'exclus de l'article 80 -
peut-être sera-t-il supprimé un jour ainsi que les
problèmes qui y sont liés. Il n'est donc pas sûr que
ces femmes, pour la majeure partie, qui se prêtent
au travail en noir dans le nettoyage afin
d'augmenter leur pouvoir d'achat, aient les
compétences requises pour occuper les emplois
que ce nouveau système vise à développer.
4. Je veux souligner que ce débat et la qualité des
échanges, avaient leur place dans un débat bien
plus large sur les services de proximité. Nous
aurions aimé en débattre globalement. Le Conseil
des ministres du 4 mai dernier a d'ailleurs
approuvé en même temps que la réforme des
titres-services, la réforme des ALE et la réforme
des emplois de services, appelés aussi emplois
Smets. Nous aurions aimé que le débat soit
globalisé, comme il l'a été au Conseil des
ministres et que l'on débatte des services de
proximité et des gisements d'emplois qui y sont
liés.
Ces préalables étant faits, je vais m'attacher à
revenir sur deux points de contenu. Certains de
mes prédécesseurs à la tribune ont dit tout le bien
qu'ils pensaient de la réforme et cela me
dispensera de le faire. Je développerai
rapidement un point de vue légèrement plus
nuancé sur deux aspects majeurs: celui de la
création de l'emploi et de l'activité et celui du rôle
de l'Etat dans la répartition des richesses.
Sur les matières "emploi" et autres activités
créées à cette occasion, on nous annonce 3.000
équivalents temps plein, c'est une bonne chose.
Je souligne d'ailleurs que l'amendement j'ai une
autre perception que M. Anthuenis adopté à
l'article 3 et adopté largement en commission,
précise fort heureusement - et je m'inscris de
cette manière dans les propos de M. Delizée - qu'il
s'agit de nouveaux emplois à créer, de nouveaux
contrats réservés à des demandeurs d'emplois
non occupés et, y compris si j'ai bien lu le rapport,
à des chômeurs non indemnisés.
On aurait aimé que cette mesure soit assortie d'un
contrôle strict sur l'effet net produit sur l'emploi
pour s'assurer qu'il ne s'agit pas d'un simple effet
de substitution. Il y a un tel "turn over" dans ce
secteur du nettoyage qu'il n'y aura aucune peine
pour les entreprises à fournir de nouveaux
contrats comme pièces justificatives.
A ce titre d'ailleurs, les formules techniques mises
en place pour contrôler le développement de
l'emploi dans le plan jeune appelé aussi "plan
Rosetta" pourraient servir d'exemple. Il s'agit
effectivement d'effets nets sur l'emploi.
Un autre paragraphe de la loi garantit que les
emplois seront aussi des mi-temps, c'est une
excellente chose. C'est un emploi qui s'inscrit
dans le cadre de la sécurité sociale et qui garantit
une véritable insertion dans le travail. C'est une
position heureuse mais qui a aussi ses aspects
très délicats dans la mesure où elle risque de
confiner à nouveau des femmes dans des emplois
mi-temps souvent faiblement rémunérés, aux
conditions de travail pénibles et flexibles.
Il existe là un risque pour lequel selon nous, il
n'est pas question de garde-fou si ce n'est une
évaluation « ex-post » qui pourra nous en montrer
les dérives. Ce risque nous apparaît comme peu
compatible avec une politique d'égalité des
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
chances, prônée par ailleurs avec une sincère
conviction par le ministre de l'emploi et du travail
et le gouvernement.
Trois mille équivalents temps plein, trois milliards
d'investissements publics, c'est beaucoup pour
lutter contre le travail au noir. Cette subvention par
ailleurs ne dépasse pas les subventions
habituelles
-
le bureau du plan le prétend
-
accordées aux créations d'emploi. Mais comme il
s'agit dans ce cas-ci d'emplois à faibles
qualifications et à qualité, il faut bien le
reconnaître, relativement réduite, nous restons
relativement sceptiques. Il ne s'agit pas d'emplois
durables comme les écologistes et le
gouvernement l'espèrent.
Une discrimination à ce propos, prévue dans la loi
pour les entreprises à finalité sociale, les ALE ou
les entreprises d'économie sociale, aurait permis
de garantir plus sûrement une insertion de qualité,
une priorité aux peu qualifiés parmi les
demandeurs d'emploi et une plus grande qualité
dans la réponse aux besoins de la population. Ces
entreprises d'économie sociale, tout comme les
ALE, ont accès au système. Ayant fait des calculs
avec ces entreprises là, je doute que les
conditions de financement leur permettent d'être
concurrentiels ou rentables par rapport aux
entreprises privées qui seront présentes sur ce
marché. Bien sûr, des mesures complémentaires
peuvent être prises par le département fédéral de
l'économie sociale ou par les régions ou les
communautés, mais comme nous n'en avons
nulle trace à ce stade-ci, nous restons sceptiques.
Nous aurions pu imaginer que les trois milliards
soient repartis en parts distinctes: une partie
réservée aux entreprises privées et une autre aux
entreprises d `économie sociale. Nous verrons
donc dans un an, lors de l'évaluation, si nos
craintes se vérifient.
Enfin, dernier point en ce qui concerne l'emploi,
nous soulignerons avec satisfaction la volonté
exprimée par la commission, de limiter l'extension
à d'autres activités telles que celles prévues et
rappelées par Mme Genot lors de la présentation
du projet, et de lier l'extension à une évaluation et
à un débat parlementaire. Tout le monde n'était
pas convaincu au départ. Mais il s'avérera plus
que nécessaire, dès la fin de la mise en oeuvre de
la première phase, de procéder à ce débat
parlementaire et de reprendre l'ensemble des
problèmes.
Dernier point en ce qui concerne la réduction des
inégalités: je pense que c'est un des rôles majeurs
du pouvoir public que d'assurer la redistribution
des richesses et de lutter contre les inégalités. Il
faut reconnaître que nous avons à ce propos
quelques insatisfactions et quelques craintes. Le
projet de loi fait largement référence à des
gisements d'emploi, à de nombreux besoins
insatisfaits. Ceux-ci sont indéniables.
Monsieur Vandenbroucke, vous évoquiez tout à
l'heure dans une réponse à Mme Pieters, qu'on
pouvait faire garder ses enfants malades en
échange d'un chèque. Je ne connais pas
beaucoup de familles, même aisées, qui sont
disposées à accorder 250 francs de l'heure pour
faire garder un enfant malade, à moins d'une toute
petite maladie qui dure un tout petit moment.
Il existe donc de fait une discrimination qui s'opère
entre les familles aisées et les familles populaires
au sein desquelles pourtant les mêmes besoins
sont rencontrés. Rien n'est prévu sur le plan
fédéral pour ces familles plus pauvres. Nous
imaginons de possibles interventions des CPAS et
des mutualités pour compenser le coût, mais nous
ne savons ni quand, ni combien. Tout est donc
encore possible. Il est difficile de favoriser d'abord
les plus pauvres, mais par ailleurs, curieusement
dirais-je, des encouragements sont prévus pour
les familles les plus riches sous la forme de
déductibilité fiscale. Bien sûr, nous nous
réjouirons d'avoir évité le pire, c'est-à-dire de
cumuler les déductibilités fiscales des ALE avec
celles des titres services. Il faut reconnaître que
nous aurions là fait dans l'outrance.
J'estime que c'est déjà un privilège de pouvoir se
payer quelqu'un qui nettoie chez soi. C'est un
double privilège que de faire supporter par la
collectivité une partie du coût engendré par ce
service. On aurait pu imaginer que le sens civique
des familles les plus aisées aurait suffi et que la
déductibilité n'était pas nécessaire. On aurait pu
imaginer encore que le chèque varie selon les
revenus des gens comme cela se fait dans les
ALE. Pourquoi pas 300 francs pour les familles les
plus riches et 150 francs pour les familles les plus
pauvres? Cette hypothèse n'a pas été retenue.
N'a pas été retenue non plus et c'est dommage
, l'utilisation collective et mutualisée du chèque
pour répondre à des besoins collectifs. On aurait
pu par exemple faire garder plusieurs enfants par
la même personne en mutualisant les chèques.
Ce projet de loi sera donc fort probablement voté
puisqu'il fait l'objet de beaucoup d'attention de la
part du Conseil des ministres. Il fait même l'objet
d'une procédure d'urgence. L'absence de Mme
Onkelinx se justifie d'ailleurs par le fait que ce
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
même débat a lieu simultanément au Sénat. Les
choses pressent; nous aurions aimé autant de
célérité pour les projets permettant d'octroyer
l'aide sociale aux candidats à la régularisation.
"Nul ne gouverne innocemment", comme le disait,
je pense, Saint-Just. Nous espérons que cette
même diligence et cette même conviction
animeront le gouvernement lorsqu'il s'agira de
contrôler la mise en place du système et d'en faire
l'évaluation en termes de besoins satisfaits, de
volume et de qualité des emplois créés, et ce afin
de procéder aux ajustements nécessaires.
En tant qu'écologistes, nous voulons relayer le
souhait de bon nombre de syndicalistes, de
représentants d'associations professionnelles et
de l'économie sociale et nous assurer que cette
énorme subvention publique, à savoir un milliard
prélevé sur les caisses de la sécurité sociale, ne
soit pas un cadeau de plus à des entreprises à but
lucratif, avec des effets sur l'emploi trop peu
souvent évalués. On connaît les effets des
importantes cotisations sociales qui ont été mises
en oeuvre. C'est donc sans enthousiasme qu'une
majorité des écologistes soutiendra ce projet.
03.18 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik wil eerst reageren op wat de heer
Anthuenis heeft gezegd. Hij heeft een element
aangehaald dat correct is. Ik herhaal een deel van
zijn uiteenzetting: "Aangezien de invoering van
dienstencheques exclusief de creatie van nieuwe
jobs beoogt, kunnen wij ons er vanzelfsprekend
mee akkoord verklaren dat, indien een
onderneming een bijkomende werknemer
aanwerft ingevolge de gestegen activiteit, ten
gevolge van de dienstencheques ze een niet-
werkende werkzoekende, die ingeschreven staat
bij de VDAB, BGDA of FOREM, moet aanwerven".
Volgens mij is dit de correcte interpretatie.
Uit de uiteenzetting van de heer Anthuenis en uit
het verslag van de commissie heb ik begrepen dat
er vragen blijven bij de wijze waarop het in het
wetsontwerp wordt omschreven. De heer
Anthuenis vraagt zich ook af of er later geen
interpretatiemoeilijkheden zullen zijn. In artikel 2,
tweede lid, staat: "De Koning kan bij een besluit
vastgesteld na overleg in de Ministerraad het
toepassingsgebied bepalen en uitbreiden tot
andere activiteiten of tot andere categorieën van
personen, nadat een evaluatie en een bespreking
hebben plaatsgegrepen in de federale
wetgevende Kamers". Mevrouw Onkelinx en ik
gaan ervan uit dat, indien er in de praktijk
onduidelijkheid zou blijken over wat er in artikel 3
precies wordt bedoeld, we naar aanleiding van
een dergelijke evaluatie en bespreking in de
Kamer bij koninklijk besluit bepaalde elementen
van de toepassing kunnen preciseren. Het lijkt me
belangrijk hieraan te herinneren.
Mevrouw Pieters heeft gesproken over de
vergelijking tussen dit voorstel en de
schildercheques. Ik denk dat we niet kunnen
zeggen dat de maatregel succesvol is omdat er
ontzettend veel cheques worden verspreid.
Uiterlijk is dit natuurlijk een teken van succes,
maar succes moet worden afgemeten aan netto
nieuwe tewerkstelling. Eigenlijk moeten we
concluderen dat deze negatief was door het zeer
grote buitenbaaneffect. Aangezien het gaat om
activiteiten die in het normale circuit nog niet
bestaan, gaan we met de nieuwe regelgeving een
veel sterker tewerkstellingseffect hebben.
Mevrouw Pieters, u bent het daarmee niet eens,
maar we moeten opletten met de verwijzing naar
het verleden. Het grote succes van de
schildercheques was een groot succes op het vlak
van cheques. Op zijn zachtst gezegd blijft het de
vraag of het ook een groot succes was op het
gebied van jobs. Dit ontwerp biedt meer garanties
wanneer we het evalueren op het gebied van netto
tewerkstelling. Op dat gebied zullen we inderdaad
kunnen spreken van een succes.
Wat de kinderopvang betreft, heb ik al
gereageerd. Het gaat niet over de gewone
kanalen, zoals onthaalmoeders en kindercrèches.
Het gaat alleen over uitzonderlijke situaties van
bijstand bij een ziek kind in het huis van het gezin
zelf. Ik heb genoteerd wat de heer Timmermans
daarover heeft gezegd. Het is echter belangrijk dat
dit ter sprake komt.
M. Timmermans a parlé d'un budget énorme. Je
rétorquerai par la négative. Il y a 3.000 emplois
pour lesquels les investissements publics se sont
élevés à 2 milliards, ce qui ne représente pas un
million par emploi. Nous croyons que les subsides
publics entraînent des effets retour importants
pour le budget de l'Etat, notamment le taux de
TVA de 21%.
M. Timmermans nous reproche d'oublier les
familles pauvres. A vrai dire, c'est une
préoccupation que nous partageons. Il s'agit
évidemment d'une discussion qui relève de la
compétence des communautés. En effet, l'aide
sociale, la problématique des subsides aux ASBL
d'aide sociale, aux CPAS, sont des thèmes qui
relèvent de la compétence des communautés.
A sa question relative à l'avantage fiscal, je dirai
qu'il importe d'établir un équilibre entre le système
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
fiscal pour les ménages faisant appel au chèques-
services, ceux faisant appel aux ALE et ceux
faisant appel aux services de proximité.
Il est donc important d'examiner ce projet dans
une perspective comprenant ce système
spécifique pour les ALE et c'est cet équilibre qui
peut justifier l'usage d'un avantage fiscal ici aussi.
De heer Timmermans heeft vragen gesteld over
de deeltijdse werknemers. De lonen voor de
deeltijdse werknemers zijn vastgelegd door de
paritaire comités. Een voltijdse job in de
schoonmaak is goed voor 55.000 frank bruto, een
halftijdse job is goed voor ongeveer 28.000 frank.
Wij hopen dat het voorliggend ontwerp nieuwe
kansen zal bieden aan mensen die op dit ogenblik
een deeltijdse job vervullen. Denken wij maar aan
mensen die 's morgens en 's avonds een aantal
uren werken in een bedrijf. Deze mensen kunnen
deze prestaties aanvullen met werk in een gezin.
Wij gaan ervan uit dat bepaalde mensen dankzij
deze techniek boven de drempel van een
deeltijdse job zullen kunnen geraken.
Mijnheer de voorzitter, ik hoop een duidelijk
antwoord te hebben gegeven op de diverse
vragen en meer bepaald op de problematiek die
de heer Anthuenis heeft aangekaart.
03.19 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Monsieur
le président, j'aimerais adresser une petite
remarque à M. Vandenbroucke, qui est également
en quelque sorte le ministre de la sécurité sociale.
On sait qu'à l'heure actuelle, un milliard est prévu
pour concrétiser ce projet mais à terme, si le
projet évolue dans le sens souhaité par Mme
Onkelinx, ce montant ne suffira pas. N'êtes-vous
pas inquiet par tous ces projets qui se greffent peu
à peu autour de la sécurité sociale et qui, bien
qu'ils ressortissent au domaine de l'Emploi,
relèvent aussi du domaine de la "solvabilisation"
de la demande. Je m'interroge quant à la
surcharge exagérée ou non du département de la
sécurité sociale et ce, d'une manière
dommageable, au vu du déficit de l'INAMI, etc.
De voorzitter: De algemene bespreking is
gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De
door de commissie aangenomen tekst geldt als
basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (1281/4)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 66,4) (1281/4)
Het wetsontwerp telt 11 artikelen.
Le projet de loi compte 11 articles.
Artikel 1 wordt aangenomen.
L'article 1 est adopté.
Ingediend amendement:
Amendement déposé:
Art. 2
- 2: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
03.20 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, wij wilden in artikel 2 precies de
woorden "De Koning kan bij een in Ministerraad
overleg besluit" schrappen. De minister haalt deze
woorden aan om de heer Anthuenis in te volgen,
terwijl wij van mening zijn dat dit een verregaande
bevoegdheidsdelegatie is van de Koning en dat na
een gunstige evaluatie de wetgever in staat zal
zijn om het toepassingsgebied nader te
omschrijven. Wij hebben daarop commentaar.
03.21 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik wil opmerken dat ik het volledige
lid van artikel 2 juist heb voorgelezen. Onder meer
ook met wat is ingebracht in het commissiedebat,
met name dat de Koning deze bevoegdheid zal
uitoefenen na evaluatie en discussie in de
wetgevende Kamers. Dat is nu precies een
amendement dat uit de commissie komt om de
Kamer daarbij te betrekken. Hier hebben we te
maken met uitvoerende macht die bepaalde
dingen moet invullen, preciseren, eventueel
uitbreiden. Dat is geen overtrokken
bevoegdheidsdelegatie, zeker niet gezien wat er is
bijgekomen in het commissiedebat.
De stemming over het amendement en het artikel
2 wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement et l'article 2 est réservé.
Ingediende amendementen:
Amendements déposés:
Art. 3
- 3: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 4: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 6: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 5: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 12: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
03.22 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
voorzitter, in artikel 3 komen wij nog eens terug op
de term niet-werkende werknemer. De heer
Anthuenis heeft die zelf al veranderd in niet-
werkende werkzoekende. Men heeft dit in de
commissie niet als een geldig amendement
geaccepteerd. Wij hebben dat nogmaals laten
natrekken. De term is niet-werkende
werkzoekende.
03.23 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, dat is ter sprake gekomen in de
algemene discussie.
De stemming over de amendementen en het
artikel 3 wordt aangehouden.
Le vote sur les amendements et l'article 3 est
réservé.
Artikel 4 wordt aangenomen.
L'article 4 est adopté.
Ingediend amendement:
Amendement déposé:
Art. 5
- 7: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
De stemming over het amendement en het artikel
5 wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement et l'article 5 est réservé.
Ingediend amendement:
Amendement déposé:
Art. 6
- 8: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
03.24 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, bij artikel 6 wil ik het 2° schrappen.
De stemming over het amendement en het artikel
6 wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement et l'article 6 est réservé.
De artikelen 7 tot 11 worden artikel per artikel
aangenomen.
Les articles 7 à 11 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De
stemming over de aangehouden amendementen
en artikelen en over het geheel zal later
plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur
les amendements et les articles réservés ainsi
que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
04 Eventuele vervolgingen ten laste van een lid
04 Poursuites éventuelles à charge d'un
membre
Bij brief van 18 juni 2001 zendt de procureur-
generaal bij het hof van beroep te Luik een
dossier over, om de Kamer in de mogelijkheid te
stellen eventuele vervolgingen ten laste van één
onzer collega's toe te laten.
Overeenkomstig artikel 93 van het Reglement
wordt het dossier verzonden naar de commissie
voor de Vervolgingen.
Par lettre du 18 juin 2001, madame le procureur
général près la cour d'appel de Liège a
communiqué un dossier afin de mettre la
Chambre en mesure d'autoriser éventuellement
des poursuites à charge de l'un de nos collègues.
Conformément à l'article 93 du Règlement, le
dossier est renvoyé à la commission des
Poursuites.
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
De vergadering wordt gesloten om 17.00 uur.
Volgende vergadering donderdag 21 juni om
14.15 uur.
La séance est levée à 17.00 heures. Prochaine
séance le jeudi 21 juin à 14.15 heures.
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
BIJLAGE
ANNEXE
PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
WOENSDAG 20 JUNI 2001
MERCREDI 20 JUIN 2001
INTERNE BESLUITEN
DECISIONS INTERNES
INTERPELLATIEVERZOEKEN DEMANDES
D'INTERPELLATION
Ingekomen Demandes
1. de heer Francis Van den Eynde tot de minister
van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties over "de noodtoestand bij Sabena".
1. M. Francis Van den Eynde au ministre des
Télécommunications et des Entreprises et
Participations publiques sur "la situation de crise à
la Sabena".
(nr. 829 verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
(n° 829 renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques)
2. de heer Richard Fournaux tot de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast
met het Grootstedenbeleid, over "de wet tot
beteugeling van bepaalde vormen van bedrog met
de kilometerstand van voertuigen".
2. M. Richard Fournaux au ministre de l'Economie
et de la Recherche scientifique, chargé de la
Politique des grandes villes, sur "la loi réprimant les
fraudes aux compteurs kilométriques".
(nr. 830 omgewerkt in mondelinge vraag)
(n° 830 transformée en question orale)
3. de heer Karel Van Hoorebeke tot de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast
met het Grootstedenbeleid, over "de benoeming
van de leden van de Raad voor de Economische
Mededinging".
3.
M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, chargé
de la Politique des grandes villes, sur "la nomination
des membres du Conseil de la Concurrence".
(nr. 831 verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw)
(n° 831 renvoi à la commission de l'Economie, de
la Politique scientifique, de l'Education, des
Institutions scientifiques et culturelles nationales,
des Classes moyennes et de l'Agriculture)
4. de heer Luc Goutry tot de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie
en Sociale Economie over "de verhoging van het
bestaansminimum met 4 % en de wijziging van de
benaming in 'leefloon'".
4.
M. Luc Goutry au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de
l'Economie sociale sur "l'augmentation de 4 % du
minimum de moyens d'existence et la
transformation de celui-ci en 'revenu vital'".
(nr. 832 verzonden naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijk Hernieuwing)
(n° 832 renvoi à la commission de la Santé
publique, de l'Environnement et du Renouveau de
la Société)
5. de heer Richard Fournaux tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de afschaffing van de
civiele bescherming".
5. M. Richard Fournaux au ministre de l'Intérieur sur
"la suppression de la protection civile".
(nr. 833 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
(n° 833 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
6. de heer Pieter De Crem tot de eerste minister
over "de straatprotesten in Göteborg en het
komende Belgisch voorzitterschap van de EU".
6. M. Pieter De Crem au premier ministre sur "les
manifestations qui ont eu lieu à Göteborg et la
prochaine présidence belge de l'Union
européenne".
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
(nr. 834 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
(n° 834 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
7. de heer Filip De Man tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de te verwachten rellen
tijdens het Europees voorzitterschap".
7. M. Filip De Man au ministre de l'Intérieur sur "les
émeutes auxquelles il faut s'attendre au cours de la
présidence de l'Union européenne".
(nr. 835 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
(n° 835 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
8. de heer Karel Pinxten tot de vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken over "de
aanklacht tegen de Israëlische premier Sharon en
gevolgen hiervan voor de Belgische diplomatie".
8. M. Karel Pinxten au vice-premier ministre et
ministre des Affaires étrangères sur "la plainte
déposée contre le premier ministre israélien, M.
Sharon, et les conséquences de cette plainte pour
la diplomatie belge".
(nr. 836 verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)
(n° 836 renvoi à la commission des Relations
extérieures)
9. de heer Pieter De Crem tot de eerste minister
over "het inschakelen van parlementsleden in het
buitenlands beleid van de regering".
9. M. Pieter De Crem au premier ministre sur "le
recours à des parlementaires pour accomplir
certaines missions dans le cadre de la politique
étrangère du gouvernement".
(nr. 837 omgewerkt in mondelinge vraag)
(n° 837 transformée en question orale)
10. de heer Yves Leterme tot de minister van
Financiën over "de toepassing van de
Ecotakswetgeving".
10. M. Yves Leterme au ministre des Finances sur
"l'application de la législation relative aux écotaxes".
(nr. 838 verzonden naar de commissie voor de
Financiën en de Begroting)
(n° 838 renvoi à la commission des Finances et
du Budget)
MEDEDELINGEN COMMUNICATIONS
SENAAT SENAT
Overgezonden wetsontwerp
Projet de loi transmis
Bij brief van 14 juni 2001 zendt de Senaat over, met
het oog op de koninklijke bekrachtiging, het niet-
geamendeerde wetsontwerp tot bekrachtiging van
de bepalingen betreffende de verplichte bijdragen
van het koninklijk besluit van 15 oktober 2000
betreffende de verplichte en vrijwillige bijdragen
verschuldigd door de veevoedersector aan het
Fonds voor de schadeloosstelling van
landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis
(nr. 1159/5).
Par message du 14 juin 2001, le Sénat transmet, en
vue de la sanction royale, le projet de loi confirmant
les dispositions relatives aux cotisations obligatoires
de l'arrêté royal du 15 octobre 2000 relatif aux
cotisations obligatoires et contributions volontaires
dues par le secteur de l'alimentation animale au
Fonds pour l'indemnisation d'entreprises agricoles
touchées par la crise de la dioxine; le Sénat ne
l'ayant pas amendé (n° 1159/5).
Ter kennisgeving
Pour information
Aangenomen wetsontwerpen
Projets de loi adoptés
Bij brieven van 14 juni 2001 zendt de Senaat de
volgende wetsontwerpen over, zoals hij ze in
vergadering van die datum heeft aangenomen:
Par messages du 14 juin 2001, le Sénat transmet,
tel qu'il les a adoptés en séance de cette date, les
projets de loi suivants:
-
wetsontwerp tot wijziging van verscheidene
bepalingen inzake het federaal parket (nr. 987/16);
- projet de loi modifiant diverses dispositions en ce
qui concerne le parquet fédéral (n° 987/16);
CRIV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
-
wetsontwerp houdende diverse institutionele
hervormingen betreffende de lokale instellingen van
het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (nr. 1302/1)
waarvoor de Kamer een beslissing moet nemen
binnen een termijn die 60 dagen niet te boven mag
gaan, overeenkomstig artikel 81 van de Grondwet;
-
projet de loi portant diverses réformes
institutionnelles relatives aux institutions locales de
la Région de Bruxelles-Capitale (n° 1302/1), pour
lequel la Chambre doit se prononcer dans un délai
ne pouvant dépasser 60 jours, conformément à
l'article 81 de la Constitution;
Verzonden naar de commissie voor de Herziening
van de Grondwet en de Hervorming van de
Instellingen
Renvoi à la commission de la Révision de la
Constitution et de la Réforme des Institutions
- wetsontwerp tot aanvulling van het Wetboek van
de inkomstenbelastingen 1992, wat de steun aan de
productie van audiovisuele werken betreft
(nr. 1303/1) waarvoor de Kamer een beslissing
moet nemen binnen een termijn die 60 dagen niet
te boven mag gaan, overeenkomstig artikel 81 van
de Grondwet;
- projet de loi complétant le Code des impôts sur les
revenus 1992 en ce qui concerne le soutien de la
production d'oeuvres audiovisuelles (n°
1303/1),
pour lequel la Chambre doit se prononcer dans un
délai ne pouvant dépasser 60 jours, conformément
à l'article 81 de la Constitution;
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
-
wetsontwerp houdende instemming met het
Akkoord tussen het Koninkrijk België en de
Internationale Organisatie voor Migratie betreffende
de voorrechten en immuniteiten van deze
organisatie in België, ondertekend te Londen op
4 december 1996, tot wijziging van het Akkoord
tussen het Koninkrijk België en het
Intergouvernementeel Comité voor Europese
Migratie, ondertekend te Genève op 2 juli 1973
(nr. 1304/1);
- projet de loi portant assentiment à l'Accord entre le
Royaume de Belgique et l'Organisation
internationale pour les migrations relatif aux
privilèges et immunités de cette organisation en
Belgique, signé à Londres le 4 décembre 1996,
modifiant l'Accord entre le Royaume de Belgique et
le Comité intergouvernemental pour les migrations
européennes, signé à Genève le 2
juillet
1973
(n° 1304/1);
-
wetsontwerp houdende instemming met de
Overeenkomst nr.
182 van de Internationale
Arbeidsorganisatie betreffende het verbod van de
ergste vormen van kinderarbeid en de onmiddellijke
actie met het oog op de afschaffing ervan, gedaan
te Genève op 17 juni 1999 (nr. 1305/1);
- projet de loi portant assentiment à la Convention
n° 182 de l'Organisation internationale du travail
concernant l'interdiction des pires formes de travail
des enfants et l'action immédiate en vue de leur
élimination, faite à Genève le 17 juin 1999
(n° 1305/1);
-
wetsontwerp houdende instemming met het
Aanvullend Protocol nr. 5 bij de Herziene
Rijnvaartakte, en met de Verklaring, gedaan te
Straatsburg op 28 april 1999 (nr. 1306/1).
- projet de loi portant assentiment au Protocole
additionnel n° 5 à la Convention révisée pour la
navigation du Rhin, et à la Déclaration, faits à
Strasbourg le 28 avril 1999 (n° 1306/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen
Renvoi à la commission des Relations extérieures
Geamendeerd wetsontwerp
Projet de loi amendé
Bij brief van 14 juni 2001 zendt de Senaat terug,
zoals het in zijn vergadering van die datum werd
geamendeerd, het wetsontwerp betreffende de
verenigingen zonder winstoogmerk, de
internationale verenigingen zonder winstoogmerk
en de stichtingen (nr. 1301/1).
Par message du 14 juin 2001, le Sénat renvoie, tel
qu'il l'a amendé en séance de cette date, le projet
de loi sur les associations sans but lucratif, les
associations internationales sans but lucratif et les
fondations (n° 1301/1).
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
Renvoi à la commission de la Justice
Evocatie Evocation
20/06/2001
CRIV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
Bij brief van 15 juni 2001 deelt de Senaat mee dat
op 15 juni 2001, met toepassing van artikel 78 van
de Grondwet, tot evocatie is overgegaan van het
wetsontwerp betreffende de machtiging voor de
federale overheidsdiensten om zich te verenigen
met het oog op de uitvoering van werkzaamheden
inzake informatiebeheer en informatieveiligheid
(nr. 1150/6).
Par message du 15 juin 2001, le Sénat informe de
la mise en oeuvre, en application de l'article 78 de
la Constitution, le 15 juin 2001, de l'évocation du
projet de loi relatif à l'autorisation pour les services
publics fédéraux de s'associer en vue de l'exécution
de travaux relatifs à la gestion et à la sécurité de
l'information (n° 1150/6).
Ter kennisgeving
Pour information
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 PLEN 135
CRABV 50 PLEN 135
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
woensdag mercredi
20-06-2001 20-06-2001
14:15 uur
14:15 heures
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Berichten van verhindering
1
Excusés
1
WETSONTWERPEN EN -VOORSTELLEN
1
PROJETS ET PROPOSITIONS DE LOI
1
Ontwerp van programmawet (1262/1 tot 15)
1
Projet de loi-programme (1262/1 à 15)
1
Algemene bespreking
1
Discussion générale
1
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Marie-Thérèse Coenen, Michèle
Gilkinet, Hagen Goyvaerts, François Bellot,
Rik Daems, minister van Telecommunicatie
en Overheidsbedrijven en Participaties ,
Josée Lejeune, Pierrette Cahay-André,
Frank Vandenbroucke, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen , Richard Fournaux
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP , Marie-Thérèse Coenen, Michèle
Gilkinet, Hagen Goyvaerts, François Bellot,
Rik Daems, ministre des Télécommunications
et des Entreprises et Participations publiques ,
Josée Lejeune, Pierrette Cahay-André,
Frank Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions , Richard Fournaux
Bespreking van de artikelen
6
Discussion des articles
6
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 38 van het
Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
inzake de bijdrage van de werkgever in de
reiskosten van de woonplaats naar de plaats van
tewerkstelling (1267/1 en 2)
6
Projet de loi modifiant l'article 38 du Code des
impôts sur les revenus 1992 en matière
d'intervention de l'employeur dans les frais de
déplacement du domicile au lieu du travail
(1267/1 et 2)
6
Algemene bespreking
6
Discussion générale
6
Sprekers: Jef Tavernier, rapporteur, Yves
Leterme, voorzitter van de CVP-fractie, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jef Tavernier, rapporteur, Yves
Leterme, président du groupe CVP , Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Bespreking van de artikelen
8
Discussion des articles
8
Wetsontwerp tot bevordering van buurtdiensten
en -banen (1281/1 tot 4)
8
Projet de loi visant à favoriser le développement
de services et d'emplois de proximité (1281/1 à 4)
8
- Wetsvoorstel van mevrouw Trees Pieters tot
wijziging van artikel 52 van de wet van
26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan
voor de werkgelegenheid 1998 en houdende
diverse bepalingen, wat de dienstencheques
betreft (133/1 en 2)
8
- Proposition de loi de Mme Trees Pieters
modifiant l'article 52 de la loi du 26 mars 1999
relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998
et portant des dispositions diverses en ce qui
concerne les chèques-services (133/1 et 2)
8
- Wetsvoorstel van de heer Jean-Jacques Viseur
tot wijziging van de wet van 26
maart
1999
betreffende het Belgisch actieplan voor de
werkgelegenheid 1998 en houdende diverse
bepalingen met het oog op de uitbreiding van het
toepassingsgebied van de dienstencheques
(278/1 en 2)
8
- Proposition de loi de M. Jean-Jacques Viseur
modifiant la loi du 26 mars 1999 relative au plan
d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des
dispositions diverses en vue d'étendre le champ
d'application des chèques-services (278/1 et 2)
8
Algemene bespreking
9
Discussion générale
9
Sprekers:
Zoé Genot, Raymond
Langendries, Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen , Pierrette Cahay-André, Guy
D'haeseleer, Jean-Marc Delizée, Filip
Anthuenis, Paul Timmermans
Orateurs:
Zoé Genot, Raymond
Langendries, Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions , Pierrette Cahay-
André, Guy D'haeseleer, Jean-Marc Delizée,
Filip Anthuenis, Paul Timmermans
Bespreking van de artikelen
18
Discussion des articles
18
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
PLENUMVERGADERING SEANCE
PLENIERE
van
WOENSDAG
20
JUNI
2001
14:15 uur
______
du
MERCREDI
20
JUIN
2001
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.16 uur door
de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.16 heures par M.
Herman De Croo, président.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is
de minister van de federale regering: Frank
Vandenbroucke
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de
l'ouverture de la séance: Frank Vandenbroucke
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in
bijlage bij het integraal verslag van deze
vergadering opgenomen worden.
Une série de communications et de décisions
doivent être portées à la connaissance de la
Chambre. Elles seront reprises en annexe du
compte rendu intégral de cette séance.
Berichten van verhindering
Ambtsplicht: Philippe Seghin
Met zending buitenlands: Gerolf Annemans
Buitenlands: Stef Goris en Aimé Desimpel
Raad van Europa: Danny Pieters
Federale regering:
Louis Michel, vice-eerste minister en minister van
Buitenlandse Zaken: Griekenland
Luc Van den Bossche, minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen: gezondheidsredenen
André Flahaut, minister van Landsverdediging:
WEU (Parijs)
Jaak Gabriëls, minister van Landbouw en
Middenstand: Europese Landbouwraad
(Luxemburg)
Annemie Neyts-Uyttebroeck, staatssecretaris voor
Buitenlandse Handel: Rusland
Excusés
Devoirs de mandat: Philippe Seghin
En mission à l'étranger: Gerolf Annemans
A l'étranger: Stef Goris et Aimé Desimpel
Conseil de l'Europe: Danny Pieters
Gouvernement fédéral:
Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des
Affaires étrangères: Grèce
Luc Van den Bossche, ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de l'administration:
raisons de santé
André Flahaut, ministre de la Défense: UEO (Paris)
Jaak Gabriëls, ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes: Conseil européen agricole
(Luxemburg)
Annemie Neyts-Uyttebroeck, secrétaire d'Etat au
Commerce extérieur: Russie
Wetsontwerpen en -voorstellen
Projets et propositions de loi
01 Ontwerp van programmawet (1262/1 tot 15)
01 Projet de loi-programme (1262/1 à 15)
Algemene bespreking
Discussion générale
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
20/06/2001
CRABV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
De voorzitter: De rapporteurs verwijzen naar hun
schriftelijk verslag.
Le président: Les rapporteurs se réfèrent à leur
rapport écrit.
01.01 Yves Leterme (CVP): Ik vind het een
devolutie van het Parlement, wanneer alle
rapporteurs naar hun schriftelijke verslag verwijzen.
Dat kan toch niet.
De voorzitter: Ik stel voor dat probleem in de
Conferentie van voorzitters te bespreken om zo tot
een afspraak te komen. Principieel kan ik uw visie
delen.
01.01 Yves Leterme (CVP): Le fait que tous les
rapporteurs se réfèrent à leur rapport écrit constitue
à mes yeux une dévalorisation du Parlement. Ceci
n'est pas tolérable !
Le président: Je propose d'examiner cette question
en Conférence des présidents, afin d'arriver à un
accord sur ce point. Sur les plan des principes, je
peux me rallier à votre position.
01.02 Marie-Thérèse Coenen , rapporteur : De
twee leden die het woord wilden nemen, hebben
beslist dat in de plenaire vergadering te doen. Er
hoeft dus geen verslag te worden uitgebracht. De
ene commissie is echter de andere niet.
01.02 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV)
: Les deux membres qui voulaient intervenir ont
décidé de le faire ici, en séance plénière. Il n'y a
donc pas de raison de faire un rapport. Cela dit, une
commission n'est pas l'autre.
01.03 Yves Leterme (CVP): Er zit toch een
politieke lijn in de begrotingsaanpassing en in de
programmawet. Daarnaast is er de visie van de
oppositie. Daar moeten we op kunnen ingaan op
basis van een verslag. Het is onaanvaardbaar dat
de rapporteurs hun kat sturen of alleen verwijzen
naar hun schriftelijk verslag.
01.03 Yves Leterme (CVP): On peut certes
discerner une ligne politique dans l'ajustement
budgétaire et dans la loi-programme. Mais il y a
également le point de vue de l'opposition à prendre
en compte. Cela doit faire l'objet d'un rapport. Il est
inacceptable que les rapporteurs se dérobent ou ne
renvoient qu'à leur rapport écrit.
De voorzitter: Ik zal de zaak aankaarten in de
Conferentie van voorzitter.
Le président: Je soulèverai donc le problème en
Conférence des présidents.
01.04 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): De
artikelen 54 tot 60 van de programmawet voorzien
in de oprichting van het Federaal Agentschap voor
de Opvang van Asielzoekers. Er is gevraagd welke
band dit Agentschap met het Bureau voor de
vrijwillige terugkeer zal hebben en hoe het
Parlement bij het opvangbeleid zal worden
betrokken.
De minister antwoordde dat het Agentschap alleen
de taken van de administratie zal kunnen
overnemen. De vermelding ervan in de wet was
noodzakelijk om een parastatale van het type A te
kunnen oprichten. Het Agentschap is louter een
beheersinstrument en heeft geen politieke
dimensie.
Samen met de minister zijn wij tot het besluit
gekomen dat het debat over de kwaliteit van de
opvang in de verenigde commissies van Kamer en
Senaat moet plaatsvinden en bijvoorbeeld het
voorstel van de heer Cornil hiervoor als basis kan
dienen.
U zal het jaarverslag van het Agentschap
ontvangen.
01.04 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV) : Les
articles 54 à 60 de la loi-programme consacrant la
création de l'Agence pour l'Accueil des réfugiés.
La question a été posée de savoir quel serait le lien
de cette Agence avec le Bureau pour le retour
volontaire, et de savoir comment le Parlement serait
associé à l'élaboration de la politique d'accueil.
Le ministre a répondu que l'Agence ne pourrait que
reprendre les tâches de l'administration. Son
insertion dans la loi était nécessaire pour la création
d'un parastatal de type A. Il ne s'agit que d'un
instrument de gestion, sans dimension politique.
Nous avons pensé, en accord avec le ministre, que
le débat sur la qualité de l'accueil devrait se faire en
commission réunie avec le Sénat, sur la base, par
exemple, de la proposition Cornil.
Le rapport annuel de l'Agence vous sera transmis.
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
01.05 Hagen Goyvaerts (VLAAMS BLOK): Deze
programmawet is weer maar eens een verzameling
van allerlei aanpassingen van wetten en de
oprichting van allerlei instellingen. Daardoor wordt
elk debat in de kiem gesmoord.
Bovendien worden via amendementen nog vlug-
vlug een aantal zaken geregeld. Ik denk daarbij aan
de uitbating van het IPC door het kabinet van de
premier. Het nieuwe communicatietijdperk begint
via een "Slangengreep" met de afschaffing van de
federale voorlichtingdienst. Ook in het centrum van
Pater Leman worden enkele politieke creaturen
gedropt. Dat alles staat in schril contrast met de
mooie principes van Copernicus. De diensten van
de eerste minister treden steeds meer op als een
ministerie van de waarheid, die in "newspeak" de
burgers benadert.
De meerderheidspartijen laten dit betijen. Dat is niet
verwonderlijk van de Franstalige partijen die nooit
voorstander geweest zijn van een open
voorlichtingsbeleid. Maar ook de Vlaamse partijen
zwijgen. De politieke inhoud is onbelangrijk alleen
de populariteit van de regering telt. Dat is typisch
voor ondemocratische regimes, overal ter wereld.
I
n de sociale zekerheid is er opnieuw een tekort van
acht miljard frank, na dat van 16 miljard frank in
2000. In die sector worden de jaarlijkse
overschrijdingen, onder meer in de klinische
biologie en de medische beeldvorming, slechts met
vertraging in de begroting doorgerekend. Dat is
boekhoudkundige camouflage. Talrijke Jadot-
rapporten en andere wetenschappelijke studies
wezen al op de verschillen tussen Noord en Zuid.
Deze regering heeft geen fundamentele
oplossingen voor de bestaande
consumptieverschillen en neemt geen enkel
initiatief om de gezondheidszorgen integraal naar
de regio's over te hevelen. Nochtans kan alleen dàt
voorkomen dat de verschillen tussen de regio's op
de federale begroting blijven wegen. Het
amendement dat werd ingediend biedt geen
oplossing ten gronde, het is slechts een
boekhoudkundige ingreep.
01.05 Hagen Goyvaerts (VLAAMS BLOK): Cette
loi-programme n'apporte rien de nouveau : elle n'est
qu'une somme d'adaptations de lois existantes et
entraînera la création de toutes sortes d'institutions.
Il est, dès lors, impossible de mener un véritable
débat.
De plus, on règle encore à la va-vite certaines
choses par des amendements. Je pense à cet
égard à l'exploitation du CPI par le cabinet du
premier ministre. Celui-ci inaugure la nouvelle ère
de la communication par une manoeuvre perfide, à
savoir la suppression du service fédéral
d'information. Il n'hésite pas, par ailleurs, à
parachuter quelques créatures politiques au Centre
du Père Leman, en violation des principes de la
réforme Copernic. Les services du premier ministre
prennent de plus en plus les allures d'un ministère
de la Vérité.
Les partis de la majorité laissent faire. De la part
des partis francophones, il ne faut pas s'en
étonner : ils n'ont jamais été favorables à la mise en
oeuvre d'une véritable politique de l'information.
Mais les partis flamands, eux aussi, sont muets. Le
contenu politique est sans importance. Seule
compte la popularité du gouvernement. Or, c'est là
la caractéristique des régimes non démocratiques
de par le monde.
La sécurité sociale accuse à nouveau un déficit de
huit milliards de francs. En 2000, il y avait déjà un
déficit de 16 milliards de francs. Les dépassements
annuels, notamment en biologie clinique et en
imagerie médicale, ne sont répercutés dans le
budget qu'avec un certain retard. Il s'agit d'un
maquillage comptable. Les rapports Jadot et de
multiples études scientifiques n'ont cessé de
souligner les écarts de consommation entre le nord
et le sud du pays. Ce gouvernement n'a aucune
solution à proposer afin d'y remédier et ne prend
aucune initiative pour transférer les soins de santé
dans leur intégralité aux Régions. Or, ce serait le
seul moyen d'éviter que ces disparités entre régions
ne continuent à obérer le budget fédéral.
L'amendement déposé n'offre aucune solution
réelle, si ce n'est en termes comptables.
01.06 François Bellot (PRL FDF MCC): Door
artikel 37 van het ontwerp wordt de overheveling
van de onroerende goederen naar de politiezones
geregeld, met alle bijbehorende rechten, plichten en
lasten.
Met het oog op een billijke lastenverdeling zal bij
een in ministerraad overlegd besluit worden
vastgesteld wat elke gemeente wordt toebedeeld.
01.06 François Bellot (PRL FDF MCC) : L'article
37 du projet règle le transfert des biens immeubles
aux zones de police, avec les droits, obligations et
charges qui y sont attachés.
En vue d'une répartition équitable des charges, un
arrêté royal délibéré en Conseil des ministres
définira ce que recevra chaque commune.
20/06/2001
CRABV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
De ontwerptekst van artikel 248ter betreft de door
de Regie der gebouwen gesloten huurcontracten
om ambtenaren die naar de politiezones worden
overgeheveld, te kunnen onderbrengen.
Artikel 248ter, derde lid, omvat de parameters voor
de in het tweede lid van dat artikel bedoelde
correctiemechanismen.
Hoe zit het met de overige parameters?
Op welk algemeen principe stoelen de
correctiemechanismen?
Zal het bedrag variëren afhankelijk van de
oppervlakte, de ouderdom en de staat van de
gebouwen?
L'article 248ter en projet concerne les contrats de
location conclus par la Régie des bâtiments pour
abriter des fonctionnaires transférés aux zones de
police.
L'alinéa 3 de cet article traite des paramètres
intervenant dans les mécanismes de correction
visés à l'alinéa 2.
Qu'en est-il des autres paramètres?
Quel est le principe général des mécanismes de
correction?
Le montant variera-t-il en fonction de la surface, de
l'âge et de l'état des bâtiments?
In welke regeling werd voorzien in geval van een
gemengd gebruik van de gebouwen? Dan zou de
huurovereenkomst naar mijn mening
dienovereenkomstig moeten worden herzien.
Quel mécanisme a été prévu en cas d'utilisation
mixte des bâtiments ? Le contrat de bail, me
semble-t-il, devra alors être revu en conséquence.
01.07 Minister Rik Daems (Frans): Wij streven
uiteraard naar een evenwicht: de Regie der
Gebouwen zal zich baseren op een raming,
rekening houdend met het bouwjaar en de
oppervlakte van het gebouw.
Er zullen een aantal klassieke parameters worden
gehanteerd en men zal zich op een periode van
twintig jaar baseren.
Voor de voormalige rijkswachters geldt de
toepassing van het principe van de verworven
rechten.
Wat de huurovereenkomsten betreft is een
aanhangsel bij het contract noodzakelijk aangezien
de Regie der Gebouwen niet langer bevoegd is. Het
komt de zone toe te beslissen of zij de
huurovereenkomst al dan niet overneemt.
Voor de gebouwen waar de lokale politie samen
met de federale politie is gehuisvest, zal de zone
het gedeelte van het contract overnemen dat
betrekking heeft op de voormalige rijkswachters.
Een en ander zal geschieden via een aanhangsel bij
de huurovereenkomst en een overheveling van de
begroting van de Regie der Gebouwen naar de
begroting van het ministerie van Binnenlandse
Zaken, en dat tot wanneer de huurovereenkomst
verstrijkt.
Bij de Regie der Gebouwen werd een task force
opgericht, maar het bedrag van de overhevelingen
kan pas worden berekend als het aankoopcomité
01.07 Rik Daems , ministre (en français): Notre
souci est évidemment de garantir un équilibre : la
Régie des bâtiments se basera sur une estimation
tenant compte principalement de l'âge et de la
surface du bâtiment.
On utilisera un certain nombre de paramètres
classiques et on se basera sur une période de vingt
ans.
Quant aux ex-gendarmes, ils bénéficieront de
l'application du principe des droits acquis.
Pour les contrats de location, la Régie des
bâtiments n'étant plus compétente, un avenant au
contrat est nécessaire. La zone décidera si elle
reprend ou non le bail.
Pour les bâtiments où la police locale est hébergée
avec la police fédérale, la zone reprendra la partie
du contrat qui concerne les ex-gendarmes.
Cela se fera par le biais d'un avenant au contrat de
bail et par un transfert du budget de la Région des
bâtiments vers le budget du ministère de l'Intérieur,
et ce jusqu'à la fin du bail.
Une task force a été créée au sein de la Régie des
bâtiments, mais le montant des transferts ne pourra
pas être calculé avant que le comité d'acquisition
n'ait rendu ses estimations.
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
zijn ramingen heeft meegedeeld.
01.08 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Ik wil het
hier hebben over de invoering van de verzekering
voor risico's tijdens operaties.
In ex-Joegoslavië werden een aantal soldaten
getroffen door ernstige ziekten zoals leukemie en ik
breng in herinnering dat de heer Moerman een
Wetsvoorstel terzake heeft ingediend.
Het komt erop aan een waardige, humane en snelle
oplossing te vinden voor dit pijnlijke probleem.
(Applaus op vele banken).
01.08 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Je
souhaite évoquer ici l'instauration de l'assurance
risques en cours d'opération.
Des maladies graves, telle que la leucémie, ont
frappé une série de soldats en ex-Yougoslavie, et je
voudrais rappeler que M. Moerman avait déposé
une proposition de loi en cette matière.
Il importe de trouver une solution digne, humaine et
rapide à cette douloureuse question.
(Applaudissements sur de nombreux bancs)
01.09 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
Artikel 15 van de programmawet betreft de
"startlening".
Voortaan komen alle werkzoekenden die zich als
zelfstandige wensen te vestigen, en niet enkel meer
de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen, in
aanmerking voor deze lening die dus voor jonge
`starters' beschikbaar is evenals voor de vroegere
zelfstandige werknemers en voor de werklozen wier
uitkeringen werden geschorst.
Het Participatiefonds moet de zelfstandigen én de
oprichting van KMO's blijven ondersteunen. De
nadruk dient te worden gelegd op het
ondernemerschap, wat deze maatregel ook doet.
(Applaus op de banken van PRL FDF MCC)
01.09 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
L'article 15 de la loi-programme concerne le «prêt
de lancement.»
Désormais, tous les demandeurs d'emploi désireux
de s'établir comme indépendants, et plus seulement
les chômeurs complets indemnisés, pourront
obtenir le bénéfice de ce prêt, disponible pour les
jeunes travailleurs autant que pour les anciens
travailleurs indépendants et pour les chômeurs dont
les allocations ont été suspendues.
Le Fonds de participation doit continuer à soutenir
les indépendants et la création de PME. L'accent
doit être mis sur l'entreprenariat, ce que fait cette
mesure. (Applaudissements sur les bancs du PRL
FDF MCC)
01.10 Minister Frank Vandenbroucke (Frans): Wij
komen onze belofte na. Ik heb nota genomen van
de voorstellen van de heer Moerman die door
Mevrouw Lejeune worden overgenomen. Het doet
er niet toe welke commissie dit dossier behandelt.
Het belangrijkste is dat het probleem wordt
opgelost.
01.10 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): Nous n'oublions pas la parole donnée ici.
J'ai pris note des suggestions de M. Moerman
relayées par Mme Lejeune. Peu importe la
commission qui traite le dossier, l'essentiel, c'est de
résoudre ce problème.
01.11 Richard Fournaux (PSC): Wij hebben
uitdrukking willen geven aan de politieke intentie om
de druk op de gemeenten te verminderen. In de
Senaat werd dit reeds vertaald in de nagenoeg
eenparige goedkeuring van een voorstel van
dezelfde strekking als dit amendement, dat ertoe
strekt de 3% administratieve kosten die de
gemeenten moeten betalen voor de inning van de
persoonsbelasting, af te schaffen.
Er diende weliswaar opnieuw naar een zekere
billijkheid gestreefd te worden onder de gemeenten
inzake veiligheidsbeheer, vandaar de
politiehervorming, maar sommigen hebben daarbij
geen oog gehad of willen hebben voor de gevolgen
van dat alles voor de gemeenten.
01.11 Richard Fournaux (PSC) : Nous avons
voulu exprimer l'intention politique de soulager les
communes, qui s'est traduite, au Sénat, par le vote
à la quasi-unanimité d'une proposition allant dans le
même sens que cet amendement et visant à
supprimer les 3% de frais administratifs à charge
des communes sur la perception de l'IPP.
Il fallait certes rétablir une certaine équité entre les
communes, dans la gestion de la sécurité, par la
réforme des polices. D'aucuns n'ont pas imaginé,
ou voulu imaginer, quelles en seraient les
conséquences pour les communes.
20/06/2001
CRABV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
Al heeft de federale regering via het overleg de
gemeenten de hand gereikt, hun ongerustheid is
daarmee niet weggenomen.
Même si le gouvernement fédéral, par la
concertation, a fait un pas vers les communes, les
inquiétudes de ces dernières subsistent.
Ik betreur het vertrek van de heer Bellot. Hij woonde
net als ik gisteren een vergadering van 38
burgemeesters bij en had mij dunkt ons
amendement kunnen steunen.
Als de belastinghervorming de gemeenten ertoe
noopt de opcentiemen te verhogen, zal ze in de
praktijk niets opleveren.
Sommige Waalse gemeenten overschrijden
moeiteloos de normen van het fiscaal pact. Is dat
dan niet meer dan een vrome wens ?
Ik herinner u eraan dat dat amendement door de
Senaat zonder probleem werd aangenomen.
Je regrette le départ de M. Bellot. Présent comme
moi hier à une réunion de 38 bourgmestres, il aurait
pu, je crois, soutenir notre amendement.
Si la réforme fiscale amène les communes à devoir
accroître leurs additionnels, il n'y aura aucun
résultat pratique.
Certaines communes de Wallonie dépassent
allègrement les normes prévues dans le pacte
fiscal. Celui-ci ne serait-il qu'un voeu pieux ?
Je rappelle que cet amendement va être adopté
sans aucun problème au Sénat.
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De
door de commissie aangenomen tekst geldt als
basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (1262/14)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte
adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 66,4) (1262/14)
Het ontwerp van programmawet telt 67 artikelen.
Le projet de loi-programme compte 67 articles.
De artikelen 1 tot 23 worden artikel per artikel
aangenomen.
Les articles 1 à 23 sont adoptés article par article.
Ingediend amendement:
Amendement déposé:
Art. 23bis (n)
- 10: Jean-Pol Poncelet, Jean-Jacques Viseur
(1262/15)
Art. 23bis (n)
- 10: Jean-Pol Poncelet, Jean-Jacques Viseur
(1262/15)
De stemming over het amendement wordt
aangehouden.
Le vote sur l'amendement est réservé.
De artikelen 24 tot 67 worden artikel per artikel
aangenomen.
Les articles 24 à 67 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De
stemming over het aangehouden amendement en
over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur
l'amendement réservé ainsi que sur l'ensemble
aura lieu ultérieurement.
02 Wetsontwerp tot wijziging van artikel 38 van
het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
inzake de bijdrage van de werkgever in de
reiskosten van de woonplaats naar de plaats van
tewerkstelling (1267/1 en 2)
02 Projet de loi modifiant l'article 38 du Code des
impôts sur les revenus 1992 en matière
d'intervention de l'employeur dans les frais de
déplacement du domicile au lieu du travail
(1267/1 et 2)
Algemene bespreking
Discussion générale
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
02.01 Jef Tavernier , rapporteur: In het
voorliggende ontwerp wordt artikel 38 van het
Wetboek op de Inkomstenbelasting gewijzigd. Het
gaat om de inkomsten van 2000, die dus nog
gedurende twee weken kunnen aangegeven
worden voor het aanslagjaar 2001. De wijziging
strekt ertoe de mobiliteit te bevorderen en aan te
zetten tot een ruimer gebruik van het openbaar
vervoer. Tijdens de commissiebespreking sprak de
heer Pinxten zijn voorkeur uit voor een regeling in
ruimer verband, terwijl de heer van Weddingen naar
de budgettaire weerslag vroeg. Die blijkt, volgens
de minister van Financiën, verwaarloosbaar te zijn.
Het ontwerp werd door de commissie aangenomen
met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Ik heb nog een vraag aan de minister van
Financiën. Misschien kan hij daarop morgen vóór
de stemming antwoorden. Wat met de mensen die
hun aangifte van de inkomsten van 2000 al deden?
Hoe kunnen zij de controleur daarop wijzen? Wat
zijn de mogelijkheden? Wordt de meer gunstige
behandeling automatisch toegepast?
02.01 Jef Tavernier , rapporteur: Le présent projet
de loi modifie l'article 38 du Code des impôts sur les
revenus. Il s'agit des revenus perçus en 2000 et qui
peuvent encore être déclarés dans les deux
semaines pour l'exercice d'imposition 2001.
Cette modification vise à favoriser la mobilité et à
encourager une plus large utilisation des transports
publics. Lors de la discussion en commission, M.
Pinxten a estimé qu'il serait préférable d'examiner
l'ensemble de ces dispositions dans un cadre plus
vaste. Quant à M. Van Weddingen, il a demandé
quelle serait l'incidence budgétaire de la mesure
proposée. Le ministre des Finances a indiqué que
cet impact serait négligeable. La commission a
adopté ce projet de loi par 8 voix et 1 abstention.
Je souhaiterais encore poser une question au
ministre des Finances. Peut-être pourrait-il y
répondre demain avant le vote. Qu'en est--il des
personnes qui ont déjà rempli leur déclaration de
revenus pour l'année 2000 ? Comment peuvent-
elles attirer l'attention du contrôleur sur cette
disposition ? De quelles possibilités ces personnes
disposent-elles ? Appliquera-t-on automatiquement
le nouveau régime, qui est plus favorable ?
02.02 Yves Leterme (CVP): Ik dank de heer
Tavernier voor zijn verslag. Zijn bereidheid om
verslag te brengen steekt schril af tegen de onwil
van de rapporteurs bij de programmawet. Dat
verdient lof.
Wij zullen voor het ontwerp stemmen, maar willen
enkele vragen stellen aan de minister van
Financiën.
Dit is een goed ontwerp. Het komt tegemoet aan
onze stelling dat de volledige tussenkomst in de
abonnementen door de werkgevers voor het
inkomstenjaar 2000 een aanpassing vergde van het
WIB om ze belastingvrij te maken. Dit wordt
voorlopig opgelost met dit wetsontwerp. Het doel
dat wordt nagestreefd is correct, namelijk het
wegwerken van de files en het stimuleren van het
openbaar vervoer. Maar waarom wordt dit niet
opgenomen in het grote ontwerp ter hervorming van
de personenbelastingen en wordt alweer een
punctuele maatregel genomen? Waarom dit
ontwerp niet in een ruimer kader werd opgenomen,
blijft een raadsel. De passage over de budgettaire
weerslag van de maatregel in het verslag van de
heer Tavernier is merkwaardig. Volgens die tekst
zal de incohiering vanaf oktober plaatsvinden, terwijl
zij twee maanden later wordt afgerekend. Dat
betekent dat van de 18 procent van de
incohieringen die in 2001 gebeuren een derde ook
02.02 Yves Leterme (CVP): Je remercie M.
Tavernier pour son rapport. La disponibilité dont il
témoigne contraste singulièrement avec la
mauvaise volonté affichée par les rapporteurs dans
le cadre de la loi-programme.
Nous voterons en faveur du projet, mais nous
souhaitons poser quelques questions au ministre
des Finances.
Il s'agit d'un bon projet qui nous conforte dans l'une
de nos thèses, à savoir qu'il fallait adapter le CIR
pour que l'intervention des employeurs à
concurrence de 100% dans le coût des
abonnements soit exonérée d'impôt pour l'année de
revenus 2000. Ce projet de loi résout
provisoirement le problème. L'objectif poursuivi
lutter contre les engorgements et stimuler les
transports en commun est louable. Mais pourquoi
ne pas l'intégrer dans le vaste projet de réforme de
l'impôt des personnes physiques et pourquoi se
limiter, une fois encore, à une mesure ponctuelle ?
La raison pour laquelle ce projet n'a pas été inséré
dans un cadre plus large reste une énigme. Le
passage sur l'incidence budgétaire de la mesure
dans le rapport de M. Tavernier est pour le moins
remarquable: l'enrôlement se ferait à partir
d'octobre alors qu'il ne serait procédé au
remboursement que deux mois plus tard. Cela
signifie que sur les 18 pour cent d'enrôlements qui
seront effectués en 2001, le remboursement ne se
20/06/2001
CRABV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
werkelijk wordt afgerekend in 2001. Op grond van
die redenering komen wij aan een kostprijs van 30,6
miljoen frank. Maar hoe komt men dan plots aan
een kostprijs van 10,2 miljoen frank? De minister
verklaart dat verschil aan de hand van zogenaamde
negatieve incohieringen. Wat betekent dat precies?
fera réellement que pour un tiers en 2001. En
appliquant ce raisonnement, nous obtenons un coût
de 30,6 millions de francs. Comment s'explique
alors le chiffre de 10,2 millions de francs ? Le
ministre explique cet écart par les enrôlements dits
"négatifs". Que faut-il entendre exactement par là ?
02.03 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Over de vraag van de heer Leterme
sprak men gisteren in de commissie Financiën. Ik
verwijs dan ook naar het antwoord van de minister
in de commissie. Wat de vraag van de heer
Tavernier betreft, ik zal aan minister Reynders
meedelen opdat hij er morgen op antwoordt.
02.03 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): En ce qui concerne la question posée
par M. Leterme, ce sujet a déjà été abordé, hier, en
commission des Finances. Je renvoie, dès lors, à la
réponse que le ministre a fournie en commission.
Je transmettrai, par ailleurs, la question de M.
Tavernier au ministre Reynders afin qu'il puisse y
répondre demain.
02.04 Yves Leterme (CVP): Het klopt niet dat de
minister reeds op mijn vraag antwoordde in de
commissie. Collega Tavernier kan dat getuigen.
02.04 Yves Leterme (CVP): Il n'est pas exact que
le ministre a déjà répondu à ma question en
commission. M. Tavernier peut en témoigner.
02.05 Jef Tavernier (AGALEV-ECOLO):
Inderdaad. De kwestie kwam nog niet ter sprake. Ik
ga wel akkoord dat mijn vraag morgen door minister
Reynders wordt beantwoord.
02.05 Jef Tavernier (AGALEV-ECOLO): En effet,
la question n'a pas encore été abordée. J'accepte
toutefois que le ministre Reynders réponde demain
à ma question.
De voorzitter: Wij verwachten het antwoord van de
minister van Financiën morgen voor de stemming.
Le président: Nous attendons la réponse du
ministre des Finances, demain avant le vote.
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole ? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De
door de commissie aangenomen tekst geldt als
basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (1267/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte
adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 66,4) (1267/1)
Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Le projet de loi compte 3 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel
aangenomen.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De
stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur
l'ensemble aura lieu ultérieurement.
03 Wetsontwerp tot bevordering van
buurtdiensten en -banen (1281/1 tot 4)
- Wetsvoorstel van mevrouw Trees Pieters tot
wijziging van artikel 52 van de wet van
26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan
voor de werkgelegenheid 1998 en houdende
diverse bepalingen, wat de dienstencheques
betreft (133/1 en 2)
- Wetsvoorstel van de heer Jean-Jacques Viseur
03 Projet de loi visant à favoriser le
développement de services et d'emplois de
proximité (1281/1 à 4)
- Proposition de loi de Mme Trees Pieters
modifiant l'article 52 de la loi du 26 mars 1999
relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998
et portant des dispositions diverses en ce qui
concerne les chèques-services (133/1 et 2)
- Proposition de loi de M. Jean-Jacques Viseur
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
tot wijziging van de wet van 26
maart
1999
betreffende het Belgisch actieplan voor de
werkgelegenheid 1998 en houdende diverse
bepalingen met het oog op de uitbreiding van het
toepassingsgebied van de dienstencheques
(278/1 en 2)
modifiant la loi du 26 mars 1999 relative au plan
d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des
dispositions diverses en vue d'étendre le champ
d'application des chèques-services (278/1 et 2)
Algemene bespreking
Discussion générale
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
Het woord is aan mevrouw Zoé Genot die namens
de heer Paul Timmermans verslag zal uitbrengen.
La parole est à Mme Zoé Genot qui remplace M.
Paul Timmermans pour faire rapport.
03.01 Zoé Genot , rapporteur : Het wetsontwerp ligt
in het verlengde van de voorstellen van mevrouw
Pieters en de heer Viseur over hetzelfde
onderwerp.Met de dienstencheque wordt tegemoet
gekomen aan de nieuwe behoeften die ontstaan zijn
tengevolge van de gewijzigde gezinspatronen en
aan de noden van de laaggeschoolde
werkzoekenden. Het terugdringen van het
zwartwerk en het creëren van werkgelegenheid zijn
de vooropgestelde doelstellingen.
De Raad van State heeft opmerkingen
geformuleerd over de bevoegdheden van elk
beleidsniveau. Bijstandverlening aan personen zal
derhalve in de eerste plaats door de
Gemeenschappen worden behartigd, en pas in
tweede instantie door de Gewesten.
De maatregel geldt enkel voor particulieren, in een
welbepaald aantal sectoren, zoals thuishulp,
kinderopvang en bejaardenzorg. Voor de aldus
gecreëerde banen moet een volwaardige
arbeidsovereenkomst worden gesloten voor ten
minste een deeltijdse opdracht. De gebruiker koopt
de cheques bij het uitgiftebedrijf en sluit een
contract met een erkende onderneming, die in ruil
voor de cheque van het uitgiftebedrijf een bedrag
ontvangt, vermeerderd met een toeslag van het
Gewest en de RVA.
Dat budget wordt gefinancierd door de RSZ, het
uitgiftebedrijf komt ten laste van de rijksbegroting.
De regeling inzake belastingaftrek is dezelfde als
voor de PWA's.
03.01 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV) : Le projet de
loi est à situer dans la suite des propositions de
Mme Pieters et de M. Viseur, sur le même thème.
Le chèque-service répond aux besoins induits par
les mutations de la famille et aux nécessités des
demandeurs d'emploi peu qualifiés.La lutte contre le
travail au noir et la création d'emplois sont les
objectifs poursuivis.
Le Conseil d'État a fait des observations sur les
compétences de chaque niveau. L'aide aux
personnes passera dès lors, par les Communautés
avant d'arriver aux Régions.
Seuls les particuliers pourront bénéficier de la
mesure, dans les secteurs de la garde à domicile,
de la garde d'enfants et de l'aide aux personnes
âgées. Les emplois créés sont régis par de
véritables contrats de travail conclus au minimum à
mi-temps. Le bénéficiaire devra acheter des
chèques à la société émettrice et signer un contrat
avec une entreprise agréée qui, contre remise du
chèque à la société émettrice, recevra de celle-ci un
montant majoré de compléments de la Région et de
l'ONEM.
Le budget sera financé par l'ONSS et l'entreprise
émettrice sera financée par le budget de l'État.
La déductibilité fiscale sera la même que pour les
ALE.
Om de zes maanden zal een evaluatie
plaatsvinden.
Mevrouw Trees Pieters betreurde de slechte
kwaliteit van de Nederlandse tekst. Zij vond het ook
jammer dat de NAR niet werd geraadpleegd ook
nadat de nieuwe versie er was. Zij stelde tevens
vast dat er belangenconflicten blijven bestaan.
Volgens haar heeft men in Vlaanderen weinig
Une évaluation sera réalisée tous les six mois.
Mme Trees Pieters a regretté que la version
néerlandaise soit mal rédigée. Elle a déploré que le
CNT n'ait pas été consulté après réécriture. Elle a
constaté que les conflits d'intérêts subsistent. Selon
elle, la Région flamande n'a pas tellement besoin
de ce mécanisme, les ALE et les entreprises
20/06/2001
CRABV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
behoefte aan die regeling, aangezien de PWA's en
de ondernemingen die actief zijn in de sector van de
sociale economie in Vlaanderen vrij bedrijvig zijn. Zij
gaf toe dat er nog grote behoeften bestaan op het
vlak van de kinderopvang maar aangezien het
ontwerp geen betrekking heeft op de collectiviteiten,
vroeg zij zich af waartoe het dient.
De heer Viseur stond stil bij het probleem van de
complementariteit van en de concurrentie tussen de
bestaande diensten en die welke zullen worden
erkend. Hij vroeg zich af waarom natuurlijke
personen, zoals de beheerders van rusthuizen, van
de toepassing van de tekst worden uitgesloten.
Hij was tevens de mening toegedaan dat de
uitgetrokken kredieten ten belope van 1 miljard
frank ontoereikend zullen zijn.
Een aan de PWA-regeling onderworpen persoon
had misschien in een structuur van sociale
economie in dienst kunnen worden genomen via de
dienstencheques, maar de heer Viseur vroeg zich af
tegen welke voorwaarden.
d'économie sociale étant assez actives en Flandre.
Elle reconnaît qu'un besoin subsiste en matière de
garde d'enfants mais, étant donné que le projet ne
concerne pas les collectivités, elle se demande à
quoi il sert.
M. Viseur s'est inquiété du problème de
complémentarité et de concurrence entre les
services existants et ceux qui seront agréés. Il s'est
demandé pourquoi les personnes physiques,
comme les gérants de maisons de repos, étaient
exclues de la portée du texte !
Quant au budget, limité à un milliard, il estime qu'il
sera insuffisant.
Une personne soumise au régime ALE aurait peut-
être pu être engagée dans une structure
d'économie sociale, par le biais des titres services,
mais M. Viseur s'est demandé à quelles conditions.
Sommigen wilden de aan de Koning overgedragen
bevoegdheden beperken. Mevrouw Cahay-André
stelde de uitbreiding van het PWA-systeem tot niet-
gespecialiseerde tuinarbeid zoals het grasmaaien
ter discussie.
Velen veroordelen vooral het gebrek aan
professionalisme. (Applaus op alle banken)
Certains ont souhaité réduire les pouvoirs délégués
au Roi. Pour sa part, Mme Cahay-André s'est
interrogée à propos de l'extension du système des
ALE à des petits travaux de jardin, telle la tonte des
pelouses.
Bref, c'est enfin le manque de professionnalisme
qui, pour beaucoup, doit être stigmatisé.
(Applaudissements sur tous les bancs)
03.02 Raymond Langendries (PSC): Ik zal pas
spreken wanneer minister Onkelinx aanwezig is.
03.02 Raymond Langendries (PSC): Je ne
parlerai qu'en présence de Mme Onkelinx.
03.03 Trees Pieters (CVP): Ik betreur de
afwezigheid van de minister.
Onze bekommernissen kwamen al grotendeels aan
bod in het verslag van mevrouw Genot. Zo is de
memorie van toelichting gesteld in zeer slecht
Nederlands; zij werd letterlijk uit het Frans vertaald.
De minister excuseerde zich, maar veranderde
niets aan de afschuwelijke tekst. De minister
verontschuldigde zich eveneens voor de lange
wachttijd, die zij weet aan de adviseringsprocedure.
Het Europese advies bleek evenwel onnodig, terwijl
de Nationale Arbeidsraad al in juni 2000 advies
uitbracht. De Raad kreeg het laatste ontwerp nooit
te zien.
Voorts waarschuwden wij voor een conflict met de
bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten.
Het wekt dan ook geen verwondering dat in het
Vlaams Parlement vandaag een motie over een
belangenconflict in deze kwestie op de agenda
03.03 Trees Pieters (CVP): Je déplore l'absence
de la ministre.
Dans son rapport, Mme Genot a déjà largement fait
état de nos préoccupations. Ainsi, l'exposé des
motifs est rédigé en un néerlandais déplorable, qui
est une traduction littérale du français. La ministre
s'en est excusée mais n'a apporté aucune
modification à ce texte d'une piètre qualité. Elle
s'est également excusée du dépôt particulièrement
tardif du texte, qu'elle a attribué à la procédure
d'avis. L'avis des instances européennes n'était en
réalité pas requis, tandis que celui du CNT - auquel
le dernier projet n'a jamais été transmis - avait déjà
été formulé en juin 2000.
Par ailleurs, nous avons mis en garde contre
l'apparition d'un conflit de compétences avec les
Régions et les Communautés. Il n'est, dès lors,
guère surprenant qu'une motion relative à un conflit
de compétences à propos de cette matière figure
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
staat. De bestaande behoeften en het bestaande
aanbod werden ook niet geëvalueerd. Men creëert
verwarring in de plaats van tot een behoorlijk
bestuur te komen.
aujourd'hui à l'ordre du jour du Parlement flamand.
L'offre et les besoins existants n'ont jamais été
évalués. Plutôt que de favoriser l'application du
principe de bonne administration, le texte à
l'examen sème la confusion.
De werknemersvertegenwoordigers waarschuwen
voor verschuiving van jobs naar deze diensten. Dat
is geen creatie van werkgelegenheid. Toch wil de
minister geen rekening houden met de NAR-
adviezen en opmerkingen.
Hulp aan behoeftigen is zeer sterk uitgebouwd,
vooral in Vlaanderen. Er zijn poets- en huis-aan-
huis-diensten om ouderen en zieken zo lang
mogelijk thuis te verzorgen en zelfstandig te laten
wonen. De PWA's moesten, naast de creatie van
nieuwe werkgelegenheid, het zwartwerk tegengaan
en aan de nieuwe noden van de gezinnen tegemoet
komen. De handel- of dienstencheques moeten
zuurstof geven aan een zeer beperkt
marktsegment, namelijk de behang- en
schilderwerken en het zwartwerk dat daar welig tiert
verminderen. Verder dan een experiment is het niet
gekomen. De dienstencheques waren een
onvoorzien succes, het budget was vlug uitgeput en
het initiatief werd door de minister snel afgevoerd.
Les représentants des travailleurs mettent en garde
contre un déplacement de l'emploi vers ces
services, ce qui ne créerait pas de nouveaux
emplois. La ministre refuse cependant de tenir
compte des avis et des observations du CNT.
L'aide aux personnes est fort bien développée,
surtout en Flandre. Des services de nettoyage et
autres ont été instaurés pour que les personnes
âgées et les malades puissent être soignés le plus
longtemps possible chez eux. Outre la création de
nouveaux emplois, les ALE devaient diminuer le
travail au noir et répondre aux nouveaux besoins
des ménages. Les chèques-services avaient pour
but de donner de l'oxygène à un segment du
marché très limité, à savoir celui des travaux de
peinture et de tapisserie, où le travail au noir est
très répandu. Mais on a pas dépassé le stade de
l'expérience. Les chèques-services ont rencontré
un succès imprévu, le budget a vite été épuisé et la
ministre a rapidement mis un terme à l'initiative.
Het oude systeem zou volgens een ULB-studie niet
het beoogde werkgelegenheidseffect gegenereerd
hebben. Dat hoeft niet te verwonderen, want het
was fragmentair en had een te beperkt
tijdsperspectief. Toch was er wel degelijk sprake
van enig succes, zij het dan voornamelijk in
Vlaanderen: daar werden niet minder dan 83
procent van de uitgaven gedaan. Wellicht speelt dat
ook een rol in de afschaffing ervan door de minister.
(Minister Onkelinx komt het halfrond binnen)
De voorzitter: Mevrouw de Minister, ik weet wel dat
u in de Senaat was, maar een plenaire vergadering
in de Kamer primeert mijns inziens boven een
vertrouwelijke commissievergadering in de Senaat.
Selon une étude de l'ULB, l'ancien système n'aurait
pas eu l'impact escompté en termes d'emploi. Il ne
faut pas s'en étonner : il était fragmentaire et trop
limité dans le temps. Pourtant, il a eu un certain
succès, essentiellement en Flandre il est vrai, où
pas moins de 83 pour cent des dépenses ont été
réalisées. Peut-être est-ce l'une des raisons pour
lesquelles la ministre l'a supprimé.
(Mme Onkelinx, ministre, fait son entrée dans
l'hémicycle)
Le président: Je sais, Madame la ministre, que
vous étiez au Sénat. Mais je pense qu'une séance
plénière de la Chambre a le pas sur une réunion
confidentielle de commission du Sénat.
03.04 Trees Pieters (CVP): De dienstencheques
worden nu opnieuw opgevist, maar hebben een
ander karakter. De OCMW's maken nu reeds
dankbaar gebruik van de beoogde activiteiten,
vooral in Vlaanderen. Waarom kunnen
kinderopvangcentra geen gebruik maken van die
dienstencheques? Wij hebben vragen over de
meerwaarde van het voorstel. Is het de bedoeling
om via dit systeem een statuut te bezorgen aan de
zelfstandige onthaalmoeders? Door dit systeem zal
men zeker de behoeften niet invullen. Het
banenscheppend karakter lijkt ons evenmin erg
03.04 Trees Pieters (CVP): Les chèques-services
font leur réapparition, mais ils sont aujourd'hui d'une
autre nature. Les CPAS recourent déjà volontiers
aux activités visées, surtout en Flandre. Mais
pourquoi les centres d'accueil de la petite enfance
ne peuvent-ils utiliser ces chèques-services ? Quoi
qu'il en soit, nous nous demandons si la présente
proposition apportera un plus. Le but visé est-il de
conférer par le biais de ce système un statut aux
gardiennes indépendantes ? Ce système ne
permettra certainement pas de satisfaire les
besoins existants. D'autre part, nous ne sommes
20/06/2001
CRABV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
duidelijk. Het zal om een tijdelijke oplossing gaan
om de vrouwelijke werkloosheid op te lossen.
Kinderopvang en bejaardenhulp zijn echter geen
tijdelijke activiteiten. Bovendien bezondigt dit
wetsontwerp zich aan bevoegdheidsovertredingen.
Er is daarom een belangenconflict aanhangig
gemaakt in het Vlaams Parlement. Het gaat om een
slecht ontwerp dat geen banen zal scheppen en
stiekem gebruikt wordt om de onthaalouders een
nepstatuut te verschaffen.
pas du tout convaincus qu'il engendrera la création
d'emplois nouveaux. Il permettra tout au plus de
résoudre temporairement le problème du chômage
féminin. Toutefois, l'accueil de la petite enfance et
l'aide aux personnes âgées ne sont pas des
activités temporaires. De surcroît, le présent projet
de loi induira le non-respect de certaines
compétences. C'est la raison pour laquelle le
Parlement flamand a été saisi d'un conflit d'intérêts.
Ce projet de loi est mauvais et générera pas
d'emploi. De plus, il a été conçu pour conférer
sournoisement aux gardiennes d'enfants un statut
précaire.
03.05 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het ontwerp bepaalt niet dat men
hiermee onthaalouders kan betalen. In dat verband
spreekt de tekst alleen over de mogelijkheid om
zieke kinderen thuis te laten opvangen.
03.05 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Le projet ne précise pas que cette
mesure permet de rémunérer les gardiennes à
domicile. A cet égard, le texte fait uniquement état
de la possibilité d'organiser la prise en charge à
domicile des enfants malades
03.06 Trees Pieters (CVP): De bedoeling is dus
niet om hiermee een statuut te geven aan de
onthaalouders?
03.06 Trees Pieters (CVP): Le texte à l'examen ne
tend donc pas à octroyer un statut aux gardiennes à
domicile?
03.07 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik heb mij niet uitgesproken over de
toekomstige plannen van de regering.
03.07 Frank Vandenbroucke, ministre (en
néerlandais) : Je ne me suis pas prononcé au sujet
des projets d'avenir du gouvernement.
03.08 Trees Pieters (CVP): Er rijzen ook vragen
bij de rechtszekerheid: wie eerst komt, eerst maalt.
Dat tast het gelijkheidsbeginsel aan. Het zijn
trouwens vaak de meest behoeftigen, dus de
sociaal zwakkeren, die als laatste opdagen. Het
programma wordt immers automatisch stopgezet
als het bedrag voor dat jaar opgebruikt is.
03.08 Trees Pieters (CVP): Des questions se
posent également en matière de sécurité juridique :
les premiers arrivés seront les premiers servis.
Voilà qui porte atteinte au principe d'égalité.
Souvent d'ailleurs, ce sont les plus démunis les
personnes les plus fragiles sur le plan social qui
se font connaître en dernier lieu. Or, il est
automatiquement mis fin au programme lorsque le
montant prévu pour l'année est épuisé.
De Gemeenschappen en Gewesten kunnen
verschillende erkenningscriteria hanteren. Dat zal
het shoppen aanwakkeren. Men zal zoeken in
welke regio men het voordeligst aan zijn trekken
komt. Dit ontwerp is bijna een volmachtenwet;
zowat elk artikel moet via een KB uitgevoerd
worden. De slotconclusie is dat de CVP dit
langverwachte ontwerp niet kan goedkeuren.
(Applaus bij de CVP)
Les Communautés et les Régions peuvent
appliquer des critères d'agrément différents et l'on
va ainsi encourager le shopping : on cherchera à
savoir où la situation est la plus avantageuse. Ce
projet a tout d'une loi de pouvoirs spéciaux ; la
quasi-totalité des articles doit être exécutée par le
biais d'un arrêté royal. Le CVP ne peut donc pas
approuver ce projet de loi, si longtemps attendu.
(Applaudissements sur les bancs du CVP)
03.09 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC):
De instelling van "dienstencheques" beantwoordt
aan een drieledige doelstelling: banen scheppen,
tegemoetkomen aan de nog bestaande sociale
noden en het zwartwerk terugdringen door echte
arbeidsplaatsen te creëren in de buurtdiensten waar
potentieel nog miljoenen arbeidsuren voor
laaggeschoolden beschikbaar zijn.
03.09 Pierrette Cahay-André (PRL FDF MCC): La
création de «titres-services» répond adéquatement
au triple objectif de créer des emplois, de rencontrer
divers besoins sociaux insatisfaits et de réprimer le
travail illégal en créant de véritables emplois dans
les services de proximité, secteur où il existe
potentiellement des millions d'heures de travail
disponibles pour des candidats qualifiés.
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
De periodieke evaluatie biedt de mogelijkheid om
indien nodig een maatregel te herzien die wij in
principe goedkeuren en die is vervat in een ontwerp
dat wij alleen maar kunnen toejuichen. (Applaus)
L'évaluation périodique permettra, si besoin est, de
réajuster une mesure dont nous avions exposé le
principe et qui est reprise dans un projet que nous
ne pouvons qu'approuver. (Applaudissements)
03.10 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): De
dienstencheque kan een instrument zijn in de strijd
tegen illegale arbeid en om laaggeschoolde
werklozen terug in te schakelen op de
arbeidsmarkt, met een echte arbeidsovereenkomst.
Buurtdiensten en banen moesten een alternatief
zijn voor het systeem van de dienstencheques maar
deze werden al snel afgevoerd door de huidige
minister van Werkgelegenheid wegens te duur en
nauwelijks werkgelegenheidsbevorderend. Wij
wezen erop dat dit drogredenen zijn. De regering
gaf zélf het signaal dat er geen continuïteit
gegarandeerd werd en dat schrok de bedrijven af.
Uit studies blijkt dat de helft der bedrijven voor extra
tewerkstelling wou zorgen op voorwaarde dat er een
duurzame regeling was. De dienstencheque was
zo'n succes dat het budget onmiddellijk uitgeput
was. Op enkele maanden werden 17.000 cheques
uitgegeven voor 378 miljoen frank. Het zwartwerk
liep daardoor gevoelig terug in de schilder- en
behangsector. Vlaanderen nam echter 86 procent
van de dienstencheques voor zijn rekening; daarom
moesten ze worden afgeschaft.
03.10 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Les
chèques-services peuvent être un moyen de lutter
contre le travail au noir et de réinsérer les
demandeurs d'emploi peu qualifiés sur le marché
du travail en leur accordant un vrai contrat de
travail. Les services et les emplois de proximité
devaient être une alternative aux chèques-services,
mais ils ont très vite été supprimés par l'actuelle
ministre de l'Emploi qui les a jugés trop coûteux et
trop peu créateurs d'emplois. Ces arguments sont
sans fondement. Le gouvernement lui-même n'a
pas donné toutes les garanties nécessaires en
termes de continuité, ce qui a effrayé les
entreprises. Des études montrent que la moitié des
entreprises seraient prêtes à embaucher du
personnel supplémentaire à condition que la
réglementation qui serait prise s'inscrive dans le
long terme. Le système des chèques-services a
remporté un succès tel que le budget a été épuisé
d'emblée. En quelques mois, 17.000 chèques ont
été distribués, pour un montant de 378 millions de
francs, faisant reculer sensiblement le travail au
noir, en particulier dans le secteur de la peinture et
de la tapisserie. Or, la Flandre a pris 86% des
chèques-services à son compte ; il fallait donc
mettre fin au système.
Het nieuwe systeem van buurtdiensten is beperkt
tot huishoudelijke hulp, kinderopvang en hulp aan
bejaarden, zieken en gehandicapten. In Vlaanderen
doorkruist dat andere initiatieven, onder meer het
PWA. Kleine onderhoudswerken in huis en tuin
komen niet meer in aanmerking, alhoewel precies
daar zwartwerk welig tiert.
Le nouveau système des services de proximité se
limite à l'aide ménagère, à la garde d'enfants, à
l'aide aux personnes âgées, aux malades et aux
handicapés. En Flandre, il entre en compétition
avec d'autres initiatives, entre autres les ALE. Les
menus travaux d'entretien dans les maisons et
jardins n'entrent plus en ligne de compte alors que
c'est précisément dans ces domaines que le travail
au noir est fort répandu.
De financiering werd zodanig geregeld dat men in
elk geval binnen het vastgelegde budget blijft. Het is
dus mogelijk dat het systeem na enkele maanden
geschorst wordt, omdat het geld voor dat jaar op is.
Dat zal de werkgevers niet stimuleren om extra
mensen aan te werven. De evaluatie van het
tewerkstellingseffect zal de vorm aannemen van
een halfjaarlijks verslag. Maar de inzage door het
parlement is niet gewaarborgd. De Raad van State
heeft het ontwerp vanwege de hoogdringendheid
niet grondig kunnen onderzoeken. Maar waarom
heeft men er eerst twee jaar mee gewacht?
Bovendien worden te veel bevoegdheden aan de
Koning gedelegeerd, zodat de Raad van State niet
volledig kan controleren of de
bevoegdheidsverdeling met de gemeenschappen
Le financement a été organisé de manière à éviter
tout dépassement du budget prévu. L'éventualité
d'une interruption du système après quelques mois,
faute de moyens, est donc réelle. Voilà qui n'est pas
de nature à pousser les employeurs à recruter du
personnel complémentaire. L'évaluation de l'impact
en matière d'emploi prendra donc la forme d'un
rapport semestriel. L'accès du Parlement à cette
évaluation n'est toutefois pas garanti. Saisi
conformément à la procédure d'urgence, le Conseil
d'Etat n'a pas eu le temps d'examiner ce projet en
profondeur. Dès lors, il est permis de se demander
pourquoi le gouvernement a attendu deux ans avant
de prendre cette initiative. Par ailleurs, la délégation
au Roi de compétences trop nombreuses empêche
un contrôle réel par le Conseil d'Etat du respect de
20/06/2001
CRABV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
en de gewesten werd gerespecteerd. Een complete
defederalisering van de bevoegdheid over
werkgelegenheid is aangewezen om alle conflicten
eens een voor goed op te lossen.
Op grond van het voorgaande wijst onze fractie dit
ontwerp af. (Applaus bij het Vlaams Blok)
la répartition des compétences entre l'Etat fédéral,
d'une part, et les Régions et les Communautés,
d'autre part. La scission intégrale des compétences
en matière d'emploi s'impose pour résoudre une
fois pour toutes l'ensemble des conflits.
Sur la base de ces considérations, mon groupe
rejettera le projet à l'examen. (Applaudissements du
Vlaams Blok)
03.11 Jean-Marc Delizée (PS): Het feit dat er
werknemers met uiteenlopende statuten, ook
zwartwerkers, en met een verschillende
scholingsgraad actief zijn, zorgt voor problemen ten
aanzien van de gebruikers en de werknemers in de
sector van de buurtdiensten, zowel voor de uitbouw
van een duurzame en kwaliteitsvolle dienstverlening
als wegens de concurrentie van de "goedkope"
diensten voor sommige klassieke erkende diensten.
Een hervorming was dan ook noodzakelijk, zowel
wat de vraag naar als wat het aanbod van diensten
betreft, en overheidsinmenging is zeker
gerechtvaardigd, temeer daar het gaat om het
algemeen belang en een billijke toegang tot die
diensten.
Het wetsontwerp biedt een positief antwoord op al
die problemen, ook al hangt veel, zo niet alles af
van de inhoud van de samenwerkingsakkoorden en
de uitvoeringsbesluiten.
03.11 Jean-Marc Delizée (PS): La coexistence de
travailleurs aux statuts inégaux, voire de travailleurs
au noir, et aux qualifications variables, pose des
problèmes vis-à-vis des usagers et des travailleurs
du secteur des services de proximité, tant en ce qui
concerne la construction d'un service durable et de
qualité, qu'en raison de la concurrence que
constituent les services « bon marché » par rapport
à certains services classiques agréés.
Une réforme s'impose aussi bien au niveau de
l'offre de services qu'au niveau de la demande, et
une intervention publique se justifie, d'autant plus
qu'il s'agit de l'intérêt général et d'équité par rapport
à l'accès à ces services.
Le projet de loi répond de manière positive à
l'ensemble de cette problématique, même si
l'essentiel dépendra du contenu des accords de
coopération et des arrêtés d'exécution.
Het komt erop aan het aanbod te structureren en de
profitsector en de non-profitsector de gelegenheid
te bieden gebruik te maken van een degelijk
uitgebouwd netwerk van dienstverleners dat
garanties biedt op het vlak van de veiligheid en de
deskundigheid.
Voor de Gewesten is een belangrijke rol weggelegd,
namelijk het vaststellen van de criteria voor de
erkenning van de ondernemingen op grond van een
samenwerkingsakkoord met de federale overheid
en het wegwerken van de lacunes inzake opleiding
in de sector.
Het feit dat men met volwaardige arbeidscontracten
werkt, draagt ertoe bij dat wordt afgestapt van een
sociale benadering van de werkloosheid, zoals dat
in het kader van de PWA's het geval was.
Een erkende en door de financiële tegemoetkoming
van de overheid gewaarborgde aanvraag zal een
gunstig effect op de werkgelegenheid hebben en zal
borg staan voor doeltreffendheid en voor het
afstemmen van het aanbod op de vraag.
Il s'agit de structurer l'offre et de permettre aux
filières marchande et non-marchande de s'inscrire
dans un réseau cohérent de prestataires de
services, offrant des garanties de sécurité et de
qualification.
Les Régions auront le rôle important de fixer les
critères d'agrément des entreprises sur la base d'un
accord de coopération avec le fédéral, et de
remédier au déficit de formation existant dans le
secteur.
Le fait que l'on ait eu recours à de véritables
contrats de travail contribue à abandonner une
politique de traitement social du chômage, tel que le
faisaient les ALE.
Une demande reconnue, et rendue solvable par
l'intervention financière de l'Etat, aura un effet
bénéfique sur l'emploi et sera un gage d'efficacité et
d'adéquation à la demande.
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
Wij vragen de regering dat zij zich zou bezinnen
over een aanpassing van de subsidies volgens het
inkomen omdat de `dienstencheques' een
instrument ter herverdeling van de inkomens
behoren te zijn.
Voor ons impliceert de bevordering van een nieuwe,
meervoudige en op partnership gerichte economie
enerzijds dat de overheid, die het nut van de
buurtdiensten erkent en er de kwaliteit van
controleert, de toegang tot subsidies niet zou
beperken tot de non-profitsector en dat men
anderzijds een visie op de sector van de
buurtdiensten zou ontwikkelen die verder reikt dan
het louter inschakelen van langdurig werklozen.
Het ontwerp beantwoordt aan onze verwachtingen
en wij zullen het steunen. (Applaus)
Nous demandons au gouvernement de réfléchir à
une modulation des subventions en fonction des
revenus, car les «titres-service» devraient être un
instrument de redistribution des revenus.
Pour nous, la formation d'une économie nouvelle,
plurielle et partenariale implique, d'une part, que les
pouvoirs publics, qui reconnaissent les bénéfices
générés par les services de proximité et en
contrôlent la qualité, ne limitent pas l'accès des
subventions au seul non-marchand et, d'autre part,
que l'on dépasse une vision des services de
proximité réduits à un secteur d'insertion pour
chômeurs de longue durée.
Ce projet répond à nos attentes, et nous le
soutiendrons.(Applaudissements)
03.12 Filip Anthuenis (VLD): Reguliere banen
voor laaggeschoolde werknemers is wat wij beogen.
Zij moeten betaalbaar gemaakt worden door een
bijzondere regeling, omdat zij op zich te weinig
toegevoegde waarde creëren. Wij pleiten voor een
fiscale gelijkschakeling van PWA- en
dienstencheque. Waarom werd overigens klein
tuinonderhoud uitgesloten uit het systeem van de
dienstencheques, terwijl PWA'ers wel dat soort
werk kunnen doen? Een probleem blijft dat
PWA'ers hun werklozenstatuut behouden, terwijl het
juist de bedoeling zou moeten zijn om hen naar de
reguliere arbeidsmarkt te leiden. Moet er niet aan
de mogelijkheden van vrijstelling gesleuteld
worden?
03.12 Filip Anthuenis (VLD): Nous voulons des
emplois réguliers pour les travailleurs peu qualifiés.
Il faut une réglementation spéciale pour les
rémunérer car ils créent peu de valeur ajoutée en
soi. Nous préconisons une harmonisation fiscale
des ALE et des chèques-services. Pour quelle
raison a-t-on d'ailleurs exclu le petit entretien de
jardins du système des chèques-services alors que
ce type de travail peut être effectué dans le cadre
des ALE ?
Il subsiste un problème concernant les travailleurs
qui travaillent pour une ALE et leur statut de
chômeur alors que l'objectif devrait précisément
consister à les orienter vers le marché du travail
régulier. Ne faudrait-il pas reconsidérer les
possibilités d'exonération ?
We moeten ervoor zorgen dat de dienstencheque
geen doodgeboren kind wordt. Wat dat betreft lezen
wij artikel 3 tweede lid als volgt: erkende
ondernemingen worden niet verplicht eerst een
extra kracht aan te werven vooraleer in het systeem
van de dienstencheques te stappen. Het is dus de
bedoeling om bijkomende economische activiteit te
creëren en dat kan tot bijkomende aanwervingen
leiden, niet omgekeerd. Dat blijkt ook zo uit het
verslag en dat stelt ons gerust. De invoering van de
dienstencheques beoogt het creëren van extra
banen. Wij gaan ermee akkoord dat een
onderneming een niet-werkende werkzoekende
aanwerft omdat de activiteit gestegen is door het
dienstenchequesysteem.
Nous devons veiller à ce que le principe des
chèques-services ne soit pas étouffé dans l'oeuf. A
ce propos, voici notre interprétation de l'article 3,
deuxième alinéa : les entreprises agréées n'ont pas
l'obligation d'engager une personne supplémentaire
pour pouvoir participer au système des chèques-
services. L'objectif consiste à créer une activité
économique supplémentaire qui pourrait déboucher
sur des embauches supplémentaires, et non pas
l'inverse. C'est ce qui ressort du rapport.
L'instauration des chèques-services vise à créer
des emplois supplémentaires. Nous adhérons à
l'idée qu'une entreprise engage un demandeur
d'emploi non occupé à la suite d'un surcroît
d'activité généré par le système des chèques-
services.
03.13 Paul Timmermans (ECOLO-AGALEV): Het
is een goede zaak dat de wetgever zich over deze
problematiek buigt met een specifiek ontwerp. Niet
alleen de schoonmaaksector heeft te lijden onder
zwartwerk. In feite is dit een probleem van de
03.13 Paul Timmermans (ECOLO-AGALEV): Il
est heureux qu'on légifère sur cette problématique
via un projet particulier. En effet, il n'y a pas que le
secteur du nettoyage qui souffre du travail au noir.
Le problème, en fait, touche les milieux modestes.
20/06/2001
CRABV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
minvermogenden. Het is de plicht van de staat om
de rijkdommen beter te verdelen, en in dat kader
moet ervoor gezorgd worden dat een en ander
gepaard gaat met het creëren van
werkgelegenheid.
Er werden zo'n 3.000 voltijds equivalenten in het
vooruitzicht gesteld. Dat zijn nieuwe
overeenkomsten, voor niet-tewerkgestelde en ook
voor niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden
bestemd. Een strenge controle, naar het voorbeeld
van de formules in het kader van het Rosetta-plan,
ware wenselijk geweest.
Het moet ten minste om deeltijdbanen gaan, zo
werd vooropgesteld, en dat is een gelukkig
voornemen, ook al dreigen de slecht betaalde
deeltijdjobs opnieuw vrouwen ten deel te vallen.
Er werd een miljoen uitgetrokken per baan, wat
neerkomt op een totaal van drie miljard aan
investeringen.
L'Etat a le devoir de mieux répartir les richesses et,
dans ce cadre, il importe de veiller à la création
d'emplois.
Quelque 3.000 équivalents temps plein sont prévus.
Ce seront des contrats nouveaux, réservés à des
demandeurs d'emploi non occupés, y compris non
indemnisés. On aurait souhaité un contrôle strict,
sur le modèle des formules imaginées dans le plan
Rosetta.
Prévoir que les emplois seront au moins des mi-
temps est heureux, même si le risque existe de voir
à nouveau conférer à des femmes des emplois
partiels faiblement rémunérés.
Un million est prévu par emploi, ce qui nous mène à
trois milliards d'investissements.
Een positieve discriminatie van de ondernemingen
met sociaal oogmerk had het mogelijk gemaakt de
kwaliteit op het stuk van de inschakeling en de
dienstverlening te garanderen en zou de
laaggeschoolden ten goede zijn gekomen. Gelet op
de financieringsvoorwaarden zullen zij niet rendabel
zijn. Het verheugt ons dat een uitbreiding van de
maatregel wordt gekoppeld aan een evalutie en een
parlementair debat.
Op het vlak van het beperken van de verschillen
leidt de prijs van tweehonderd vijftig frank per uur
tot een radicale discriminatie tussen welgestelden
en minvermogenden.
Mochten de welgestelden enige burgerzin aan de
dag hebben gelegd, had men eenzelfde resultaat
kunnen bereiken. Er werd evenwel voor
aftrekbaarheid geopteerd. Men had de prijs van de
cheque ook kunnen laten variëren naargelang van
het inkomen van de gebruikers of het gebruik van
de cheque kunnen uitbreiden teneinde collectief aan
collectieve behoeften te voldoen.
Geen enkele regering regeert er zomaar op los. Wij
verwachten van u dat u even slagvaardig zal zijn als
het erop aankomt de concrete invulling van het
stelsel te controleren, na te gaan in welke mate aan
de behoeften werd voldaan, het volume en de
kwaliteit van de gecreëerde werkgelegenheid te
evalueren en de nodige aanpassingen aan te
brengen.
Wij zullen echter voor het wetsontwerp stemmen.
(Applaus)
Une discrimination en faveur des entreprises à
finalité sociale aurait permis de garantir la qualité
dans l'insertion et les services et profité aux peu
qualifiés. Les conditions de financement ne leur
permettront pas d'être rentables. Nous sommes
satisfaits que l'extension de la mesure soit liée à
l'évaluation et à un débat parlementaire.
En ce qui concerne la réduction des inégalités, un
prix horaire de 250 francs opère une discrimination
radicale entre familles aisées et familles populaires.
Un élan civique des familles aisées aurait pu aboutir
à un résultat analogue. On a cependant opté pour la
déductibilité. On aurait aussi pu faire varier le prix
du chèque en fonction des revenus des utilisateurs
ou élargir l'utilisation du chèque afin de répondre
globalement à des besoins collectifs.
Nul ne gouverne innocemment. Nous attendons de
vous la même diligence quand il s'agira de contrôler
la mise en place du système, d'évaluer en termes
de besoins satisfaits, de volume et de qualité de
l'emploi, et de procéder aux ajustements
nécessaires.
Mais nous voterons en faveur de ce projet de loi.
(Applaudissements)
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
03.14 (Nederlands) Minister Frank
Vandenbroucke
: De invoering van
dienstencheques beoogt inderdaad bijkomende
tewerkstelling zoals collega Anthuenis zei. Indien
een bedrijf ten gevolge van de dienstencheques
bijkomende aanwervingen doet, moeten dat
inderdaad niet-werkende werkzoekenden zijn. Het
wetsontwerp wordt nog verschillend
geïnterpreteerd. Nochtans is art. 2 duidelijk en zegt
het dat via KB een aantal elementen kunnen
gepreciseerd worden en dat de wetgevende
Kamers hierbij zullen worden geconsulteerd. In
antwoord op Mevrouw Pieters wil ik erop wijzen dat
het succes van de dienstencheques niet af te meten
valt aan het hoog aantal aanvragen, maar wel aan
het aantal nieuwe jobs. Op dat vlak was er weinig
positiefs merkbaar. Inzake kinderopvang gaat het
om uitzonderlijke omstandigheden die via de
dienstencheques kunnen worden gedekt
03.14 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Comme l'a dit votre collègue
Anthuenis, l'introduction des chèques-services vise
effectivement à créer des emplois nouveaux. En
effet, si une entreprise procède à des recrutements
supplémentaires grâce au système des chèques-
services, il devra s'agir de demandeurs d'emplois
non occupés. Le projet de loi concerné donne
encore lieu à des interprétations divergentes.
Pourtant, l'article 2 est sans équivoque puisqu'il dit
qu'un certain nombre d'éléments pourront être
précisés par arrêté royal et que les chambres
législatives seront alors consultées. En réponse à
Mme Pieters, je voudrais souligner que l'on ne
pourra se fonder sur le grand nombre de demandes
pour considérer que les chèques-services sont un
succès. En effet, c'est le nombre de nouveaux
emplois qui sera le facteur d'évaluation déterminant.
Et de ce point de vue, l'on n'a pas constaté de
franche réussite. En matière d'accueil de la petite
enfance, le système des chèques-services
permettra de faire face à des circonstances
exceptionnelles.
(Frans) Mijnheer Timmermans, het is niet zo'n enorm
budget, en de overheidssubsidie zal een aanzienlijke
return opleveren voor de staat.
Wij delen uw bekommernis over de arme gezinnen,
maar daarvoor zijn in de eerste plaats de
Gemeenschappen bevoegd. Voorts moet er een
fiscaal evenwicht tot stand worden gebracht tussen
diegenen die een beroep doen op de buurtdiensten en
diegenen die zich tot een PWA wenden. Dit ontwerp
moet in een context geplaatst worden waarin de
PWA's een specifieke rol vervullen, wat het
belastingvoordeel verantwoordt.
(En français): A M. Timmermans, je dirai que le
budget n'est pas si énorme que cela, et que le
subside public entraîne des effets retours
importants pour l'État.
Nous partageons votre préoccupation concernant
les familles pauvres, mais cela dépend surtout de
la compétence des communes. Il faut, en outre,
établir un équilibre fiscal, entre ceux qui font
appel aux services de proximité et ceux qui font
appel aux ALE; Il faut voir ce projet dans une
perspective où les ALE ont un rôle spécifique à
jouer, ce qui justifie un avantage fiscal.
(Nederlands): Er waren ook enkele vragen over de
lonen in de context van dit wetsontwerp. Het gaat wel
degelijk om de lonen zoals vastgelegd in paritaire
comités. Voor schoonmakers gaat het bijvoorbeeld
om een loon van 55.000 frank bruto voor een voltijdse
baan en 28.000 frank bruto voor een halftijdse baan.
We willen de kansen voor bepaalde werknemers in de
hand werken door hun de mogelijkheid te bieden om
hun loon aan te vullen met prestaties in het gezin,
zodat ze boven de drempel van een deeltijdse job
kunnen geraken.
(En néerlandais) Quelques questions portaient
sur les salaires dans le contexte de ce projet de
loi. Il s'agit bel et bien des salaires tels qu'ils sont
fixés au sein des commissions paritaires. Pour
les nettoyeurs par exemple, le salaire est de
55.000 francs bruts pour un emploi à temps plein
et de 28.000 francs pour un emploi à mi-temps.
Nous voulons accroître les chances de certains
travailleurs en leur offrant la possibilité de
compléter leur salaire en effectuant des travaux
dans des ménages, ce qui leur permet de
dépasser le seuil de l'emploi à temps partiel.
03.15 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Momenteel
wordt er 1 miljard uitgetrokken, maar aangezien het
ontwerp op de sociale zekerheid geënt is, dreigt een
en ander dan op lange termijn geen kwalijke gevolgen
03.15 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV):
Actuellement, 1 milliard est prévu mais ce projet
se greffant sur la sécurité sociale, ne risque-t-on
pas à long terme d'entraîner un dommage?
20/06/2001
CRABV 50
PLEN 135
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
te hebben?
De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord?
(Nee)
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la
parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De
door de commissie aangenomen tekst geldt als
basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (1281/4)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte
adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 66,4) (1281/4)
Het wetsontwerp telt 11 artikelen.
Le projet de loi compte 11 articles.
Artikel 1 wordt aangenomen.
L'article 1 est adopté.
Ingediend amendement:
Amendement déposé:
Art. 2
- 2: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
Art. 2
- 2: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
03.16 Trees Pieters (CVP): Wij willen artikel 2
schrappen. Het betreft namelijk een verregaande
bevoegdheidsdelegatie van de Koning, ook al
moeten wij vaststellen dat de minister precies dit
artikel voorlas om tegemoet te komen aan de heer
Anthuenis.
03.16 Trees Pieters (CVP): Nous souhaitons biffer
l'article 2. La délégation de compétences au Roi va
en effet trop loin, même si nous devons constater
que le ministre a précisément donné lecture de cet
article pour rencontrer l'objection formulée par M.
Anthuenis.
03.17 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik heb het volledig lid van artikel 2
voorgelezen. De Kamer wordt dus bij de evaluatie
betrokken. Dit amendement komt uit de Kamer. Er
is geen bevoegdheidsdelegatie. De uitvoerende
macht moet het initiatief invoeren en uitvoeren.
03.17 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): J'ai donné lecture de l'article 2 dans
son intégralité. La Chambre sera donc associée à la
procédure d'évaluation. Cet amendement émane de
la Chambre. Il n'est nullement question de
délégation de compétences. Il appartient au pouvoir
exécutif d'instaurer et de mettre en oeuvre cette
initiative.
De stemming over het amendement en het artikel 2
wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement et l'article 2 est réservé.
Ingediende amendementen:
Amendements déposés:
Art. 3
- 3: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 4: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 5: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 6: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 12: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
Art. 3
- 3: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 4: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 5: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 6: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
- 12: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
03.18 Trees Pieters (CVP): Amendement 12 wil in
artikel 3 de woorden "niet-werkende" werknemer
vervangen door de woorden "niet-werkende
werkzoekende". Het amendement werd in
commissie niet aangenomen.
03.18 Trees Pieters (CVP): L'amendement 12
tend à supprimer, à l'article 3, les mots "travailleur
non occupé" par "demandeur d'emploi non occupé".
Cet amendement a été rejeté en commission.
03.19 Minister Frank Vandenbroucke 03.19 Frank Vandenbroucke , ministre (en
CRABV 50
PLEN 135
20/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
(Nederlands): Ik verwijs voor mijn reactie naar het
commissieverslag.
Trees Pieters (CVP): Eveneens op artikel 3 wil ik
via amendement nr. 7 het woord "verhoogt"
vervangen door "verhogen"..
néerlandais): Je me réfère au rapport des travaux
en commission.
Trees Pieters (CVP): Egalement à l'article 3, je
demande, par le biais de l'amendement n° 7, le
remplacement des mots "peut majorer" par
"majorer".
De stemming over de amendementen en het artikel
3 wordt aangehouden.
Le vote sur les amendements et l'article 3 est
réservé.
Artikel 4 wordt aangenomen.
L'article 4 est adopté.
Ingediend amendement:
Amendement déposé:
Art. 5
- 7: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
Art. 5
- 7: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
De stemming over het amendement en het artikel 5
wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement et l'article 5 est réservé.
Ingediend amendement:
Amendement déposé:
Art. 6
- 8: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
Art. 6
- 8: Trees Pieters, Greta D'Hondt (1281/2)
03.20 Trees Pieters (CVP): Bij art. 6 wil ik het 2°
schrappen.
03.20 Trees Pieters (CVP): A l'article 6, je
demande la suppression du 2°.
De stemming over het amendement en het artikel 6
wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement et l'article 6 est réservé.
De artikelen 7 tot 11 worden artikel per artikel
aangenomen.
Les articles 7 à 11 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De
stemming over de aangehouden amendementen en
artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.
Eventuele vervolging ten laste van een lid
De voorzitter: Bij brief van 18 juni 2001, heeft
mevrouw de procureur-generaal bij het hof van
beroep van Luik een dossier overgezonden om de
Kamer de mogelijheid te bieden eventueel
vervolging ten laste van een van onze collega's toe
te staan.
Overeenkomstig artikel 93 van het Reglement wordt
het dossier naar de commissie voor de
Vervolgingen verzonden.
La discussion des articles est close. Le vote sur les
amendements et les articles réservés, ainsi que sur
l'ensemble aura lieu ultérieurement.
Poursuite éventuelle à charge d'un membre
Le président: Par lettre du 18 juin 2001, Mme le
procureur général près la Cour d'appel de Liège a
communiqué un dossier pour permettre à la
Chambre d'autoriser éventuellement des poursuites
à charge de l'un de nos collègues.
Conformément à l'article 93 du Règlement, le
dossier est renvoyé à la commission des
Poursuites.
De vergadering wordt gesloten om 17.00 uur.
Volgende vergadering donderdag 21 juni om 14.15
uur.
La séance est levée à 17.00 heures.
Prochaine séance, jeudi 21 juin à 14.15 heures.
Document Outline