KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 PLEN 141
CRIV 50 PLEN 141
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
donderdag jeudi
28-06-2001 28-06-2001
07:00 uur
07:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Bespreking van de artikelen
1
Discussion des articles
1
Sprekers: Gerolf Annemans, voorzitter van
de VLAAMS BLOK-fractie, Francis Van den
Eynde, Bart Laeremans, Servais
Verherstraeten, Koen Bultinck, Hagen
Goyvaerts, Yves Leterme
, voorzitter van de
CVP-fractie, Guy D'haeseleer, Johan Vande
Lanotte
, vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie
Orateurs: Gerolf Annemans, président du
groupe VLAAMS BLOK, Francis Van den
Eynde, Bart Laeremans, Servais
Verherstraeten, Koen Bultinck, Hagen
Goyvaerts, Yves Leterme
, président du
groupe CVP, Guy D'haeseleer, Johan Vande
Lanotte
, vice-premier ministre et ministre du
Budget, de l'Intégration sociale et de l'
Économie sociale
Regeling van de werkzaamheden
21
Ordre des travaux
21
Sprekers: Francis Van den Eynde, Frieda
Brepoels
, voorzitter van de VU&ID-fractie,
Bert Schoofs
Orateurs: Francis Van den Eynde, Frieda
Brepoels
, présidente du groupe VU&ID, Bert
Schoofs
Bespreking van de artikelen (voortzetting)
22
Discussion des articles (continuation)
22
Sprekers: Servais Verherstraeten, Francis
Van den Eynde, Koen Bultinck, Hagen
Goyvaerts, Guy D'haeseleer, Alexandra
Colen
Orateurs: Servais Verherstraeten, Francis
Van den Eynde, Koen Bultinck, Hagen
Goyvaerts, Guy D'haeseleer, Alexandra
Colen
Regeling van de werkzaamheden
26
Ordre des travaux
26
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Frieda Brepoels, voorzitter van
de VU&ID-fractie, Bert Schoofs
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP, Frieda Brepoels, présidente du groupe
VU&ID, Bert Schoofs
Bespreking van de artikelen (voortzetting)
27
Discussion des articles (continuation)
27
Sprekers: Alexandra Colen, Bert Schoofs,
Yves Leterme
, voorzitter van de CVP-fractie,
Bart Laeremans, Koen Bultinck, Francis
Van den Eynde, Johan Vande Lanotte
, vice-
eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie, Hagen Goyvaerts
Orateurs: Alexandra Colen, Bert Schoofs,
Yves Leterme
, président du groupe CVP,
Bart Laeremans, Koen Bultinck, Francis
Van den Eynde, Johan Vande Lanotte
, vice-
premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l' Économie sociale,
Hagen Goyvaerts
Regeling van de werkzaamheden
47
Ordre des travaux
47
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1




PLENUMVERGADERING SÉANCE
PLÉNIÈRE
van
WOENSDAG
27
JUNI
2001
20:15 uur
______
du
MERCREDI
27
JUIN
2001
20:15 heures
______
01 (Suite de la brochure PLEN 140)
01 (Vervolg van de brochure PLEN 140)

De vergadering wordt hervat donderdagmorgen
om 7.00 uur. Voorzitter: de heer Herman De Croo.
La séance est reprise le jeudi matin à 7.00 heures
sous la présidence de M. Herman De Croo.

De vergadering is hervat.
La séance est reprise.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De
door de commissie aangenomen tekst geldt als
basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (1280/1 en 3
­ verslag met door de commissie
aangebrachte errata)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 66,4) (1280/1 et 3 ­ rapport
avec errata apportés par la commission)

Het ontwerp van bijzondere wet telt 41 artikelen.
Le projet de loi spéciale compte 41 articles.

Ingediend amendement:
Amendement déposé:

Opschrift/intitulé
- 87: Gerolf Annemans c.s. (1280/2)


De stemming over het amendement en het
opschrift wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement et l'intitulé est réservé.

Ingediende amendementen:
Amendements déposés:

Art. 1
- 142: Gerolf Annemans c.s. (1280/2)
- 85: Gerolf Annemans c.s. (1280/2)
- 86: Gerolf Annemans c.s. (1280/2)
01.01 Gerolf Annemans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik neem het woord in het
kader van de bespreking van artikel 1.

Zoals de meeste artikelen in dergelijk "gezwalm",
handelt artikel 1 over de correspondentie tussen
Kamer en Senaat.

In ons wetgevend orgaan is het een evidentie dat
wij ons in artikel 1 telkens uitspreken over de
correspondentie tussen Kamer en Senaat, een
correspondentie die door deze meerderheid ook in
acht wordt genomen.

Er werd officieel medegedeeld dat de Senaat niet
zal stemmen over het financieringsontwerp
alvorens het bevoegdheidsontwerp werd
besproken in de Kamer. De eerste keer dat wij
zulks vernamen was dat een belangrijk nieuw feit.

Enkele weken geleden sprak ik hierover met de
heer Coveliers, maar hij scheen er niets over te
weten. Toen verkeerden wij evenwel nog in de
situatie dat de volledige Volksunie werd geacht het
financieringsontwerp goed te keuren. Welnu, ik
vroeg aan de heer Coveliers of hij ervoor zou
zorgen, indien de brave Volksunie zoals gevraagd
het financieringsontwerp zou goedkeuren, zij ook
de garantie heeft dat het bevoegdheidsontwerp in
de Kamer zal worden goedgekeurd.

De vraag was dus wat er zou gebeuren mocht het
financieringsontwerp zowel in de Kamer als in de
Senaat worden goedgekeurd, terwijl het ontwerp
inzake de bevoegdheden, om welke reden dan
ook, eventueel omwille van een splitsing in de VU,
niet zou worden goedgekeurd in de Kamer. De
heer Coveliers wist niet precies wat hij hierop
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
moest antwoorden en uiteindelijk gaf ik hem het
antwoord op de vraag, met name ervoor te zorgen
dat op die fameuze donderdagmiddag de Senaat
niet tot stemming kan overgaan alvorens er in de
Kamer wordt gestemd.

Dat was de suggestie die ik formuleerde en die
enkele dagen geleden opdook in de lokale pers
rond de Wetstraat, precies omdat werd
vastgesteld ­ het werd trouwens met zoveel
woorden gezegd ­ dat er een belangrijke kloof
was ontstaan. Er werd aldus een correspondentie
afgesproken tussen Kamer en Senaat.

Van deze vaststelling wens ik ten opzichte van de
werkzaamheden van het Parlement gebruik te
maken om te verklaren waarom het Parlement,
zoals wordt beweerd, door het Vlaams Blok werd
gegijzeld. Er wordt zelfs volledig ten onrechte
misbruik gemaakt van de intenties of de
gevoelens van personeelsleden die zouden
gegijzeld zijn. Daardoor tracht men voor de
nieuwsgaring van deze nieuwe dag een toon aan
te zetten alsof het Vlaams Blok als het ware een
staatsgreep zou hebben gepleegd. Bovendien
hoopt men dat de publieke opinie die toon zal
aanvaarden.

Mag ik er evenwel op wijzen dat indien het Vlaams
Blok, binnen de bepalingen van het Reglement
van de Kamer - en dus bij uitstek op een
democratische manier vermits het een
wetgevende vergadering is ­ en met in achtname
van de spelregels van de democratie, waarvan wij
geen haarfijn afwijken - alle middelen aanwendt
om naar buiten een alarmkreet te slaken om erop
te wijzen dat hier iets zeer speciaal aan de gang
is, dan heeft het Vlaams Blok zulks vooraf
overwogen.

Wat hier gaande is, is niet normaal.

Men heeft de werkzaamheden van deze Kamer
geforceerd. Men heeft dat vorige week gedaan
door te accelereren in de commissie. Deze week
heeft men dat opnieuw gedaan. De agenda werd
niet bepaald door deze Kamer, niet door het
Parlement, niet door de nood die de kamerleden
hebben om die zaak te bespreken en niet door de
oppositie met haar inzicht over hoe de
besprekingen moesten verlopen. Neen, de
agenda werd bepaald door twee omstandigheden
die met de gang van zaken in dit Parlement niets
te maken hebben: enerzijds de reis van de eerste
minister naar Congo en anderzijds het moment
waarop de eerste minister de glorie van zijn
Europees voorzitterschap op zich zou nemen.
Die twee deadlines hebben bepaald waarom en
op welke wijze het Parlement over dit
bevoegdheidsontwerp mocht spreken. Ik daag
eenieder uit om er de verslagen op na te lezen.
Zeker in hoofde van de heer Coveliers zal dit
noodzakelijk zijn, want meer dan de helft van de
nacht is hij hier niet aanwezig geweest. Ik daag
iedereen uit om in de uiteenzettingen van het
Vlaams Blok aan te tonen dat wij niet gesproken
hebben over dit ontwerp en over de achtergrond
van de staatshervorming. Het bevalt niet iedereen
wanneer wij het hebben over de staatshervorming
en over een nieuw era voor de Belgische Staat.
Men wil de waarheid dikwijls niet horen. Soms
hebben wij het over een onafhankelijk Vlaanderen,
over de gevolgen van de slechte
staatshervormingen van het Belgisch systeem en
de wijze waarop dat Belgisch systeem zichzelf uit
evenwicht brengt. De visie die velen van ons
hebben op het separatisme, de vergelijkingen die
moeten gemaakt worden met de wijze waarop
deze Staat zelf ontstaan is en het separatisme dat
hij zelf heeft gesticht zijn misschien onderwerpen
die men niet interessant vindt of die men niet
graag hoort. Hoe dan ook, wij hebben gesproken
over zaken die niet verdacht kunnen worden van
welke filibustering dan ook. Ik denk niet dat er ooit
een fractie in deze Kamer in staat is geweest om
in een plenaire vergadering zo nauw verbonden
met het onderwerp van de staatshervorming de
uiteenzettingen te doen waarvan de kamerleden
vonden dat ze moesten gebeuren. Als het gaat
over filibusteren, dan wijzen wij die beschuldiging
van de hand. Wij hebben niet willen filibusteren,
wij hebben niet willen "daemsen", wij hebben
gewoon onze job gedaan.

Hier gebeurt iets heel speciaal en dat hebben wij
willen aantonen. Tot spijt van wie het benijdt, wij
hebben dit weliswaar met energie gedaan, maar
niet met enige kwade bedoeling.

Mijnheer de voorzitter, er gebeurt hier iets zeer
speciaal. De heer Leterme heeft gelijk als hij stelt
dat de staatshervorming niet vooruit komt. Wij
hebben in het verleden veel engagementen en
pacten bestreden omdat zij inhoudelijk niet correct
waren, omdat zij voor Vlaanderen nadelig waren.
De vorige staatshervormingen waren wat het
formele aspect betreft, overeenkomsten en
engagementen van partners die ervan overtuigd
waren dat daardoor een betere staat tot stand zou
komen. Het waren in ieder geval pacten die
gesloten waren en die door het Parlement
besproken werden. Wat wij nu gezien hebben is
toch wel heel historisch en heel uniek. Het
zogenaamde formele engagement werd in twee
wetsontwerpen gegoten, werd door de Raad van
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
State bekeken en werd, wat betreft interne
coherenties en intern evenwicht, hier als het
Lambermont-pact voorgesteld. Die
staatshervorming is de laatste weken steeds meer
aangedikt. Het is precies een kathedraal van
Gaudi waar torentjes, kleine torentjes en
vleugeltjes aan werden toegevoegd, zodanig dat
niemand nog een overzicht heeft op de interne
logica en het interne evenwicht van de
staatshervorming. Het is begonnen met de
"flutsamendementen", zoals minister Vande
Lanotte ze noemde en die volgens hem geen
Vlaamse toegevingen inhielden. Daarna kwam de
ESA-kwestie. Tot daar aan toe.

Gisteren ontstond er onduidelijkheid over het
fonds voor de ontwikkeling van het hoofdstedelijk
imago van Brussel. De meerderheid heeft tijdens
de vergadering zelf belangrijke wezenlijke
amendementen ingediend en heeft geprobeerd de
verdere bespreking te forceren. Minister Vande
Lanotte heeft ook onmiddellijk toegegeven dat het
over een belangrijke politieke tegemoetkoming
aan de PSC gaat. Het is niet alleen een
tegemoetkoming, maar ook een inhoudelijk
politiek standpunt. Het is een politieke aanvulling
op het evenwicht van de staatshervorming, die
wordt gekoppeld aan de goedkeuring van de
staatshervorming door de PSC. Daarbij komt nog
de kwestie van de schoolgebouwen: een zeer
onduidelijke en zeer eigenaardige zaak; zij heeft
onder meer betrekking op de BTW. In het Vlaams
Parlement moet er worden geïnterpelleerd, om
een evidente zaak hier toch nog als een wijziging
door te voeren. Voordien was men dit echter niet
van plan, en het zou niet zijn gebeurd indien, al
dan niet toevallig, in het Vlaams Parlement er niet
over zou zijn geïnterpelleerd. Dit zijn vreemde
kwesties die zich voordoen terwijl wij hier onze
bespreking aanvangen.

Dames en heren, ik kom tot het geknoei met het
Minderhedenverdrag. Wij spreken hier over
democratie, maar ik daag iedereen uit mij te
zeggen hoe wij het normaal kunnen vinden dat in
een Parlement, dat zichzelf respecteert, wij tijdens
deze bespreking uur na uur faxen en berichten
ontvangen over de wijze waarop leden van de
meerderheid met leden van de PSC - hier om het
hoekje - vergaderen over inhoudelijke kwesties,
die rechtstreeks in verband staan met het
onderwerp van onze vergadering, met name de
staatshervorming. Ik daag iedereen uit mij
ondemocratisch te noemen omdat ik dit
eigenaardig vind, omdat ik dit onaanvaardbaar
vind voor een Parlement en omdat ik hierover
vanuit het Parlement een signaal wil geven met
alle kracht die het reglement toelaat. Ik daag
iedereen uit dit geknoei en gestrompel van
vannacht coherent te vinden en daarna gewoon
over te gaan tot de orde van de dag.

Mijnheer de voorzitter, u zult het mij vergeven dat
ik even de puntjes op de i heb gezet. Ik heb
uitgelegd dat er een verband bestaat tussen de
wijze waarop hier en in de Senaat hierover zal
worden gestemd. Dit is geen normale gang van
zaken, dat is zo bij elke staatshervorming. Dit is
niet alleen een incoherente toestand op
inhoudelijk vlak, maar ook op formeel vlak: de
manier waarop deze staatshervorming door het
Parlement wordt gejaagd, is vooral ­ en voor
zover ik kan nagaan, voor de eerste keer ­ een
zeer onaanvaardbare, innoverende en
schandalige toestand. Dit is wat wij deze nacht en
tijdens de komende uren willen aanklagen.
01.02 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, tijdens de algemene
bespreking hebben de verschillende betogen van
het Vlaams Blok duidelijk aangetoond dat men in
Vlaanderen allesbehalve tevreden is met de
staatshervorming die hier in elkaar geflanst wordt.
Ik merk dit op ten behoeve van de VLD, een partij
die tot voor kort nog Vlaamsgezind was.

Mijnheer de voorzitter, het geknoei en het
opgelegd legalisme van de afgelopen jaren, wordt
hier alleen maar voortgezet in het ontwerp dat u
zo mooi een "ontwerp tot regeling van de
bevoegdheden" noemde. Zo is er bijvoorbeeld de
kunstmatige indeling in gewesten en
gemeenschappen, die ervoor zorgt dat wij
gezegend zijn met een plethora aan regeringen. In
Vlaanderen benadert men deze indeling op een
iets koelere manier dan in de rest van het land.
Dat komt omdat wij meer in het noorden wonen. In
Vlaanderen werden het Gewest en de
Gemeenschap tenminste samengebracht. Toch
blijven wij in dit land met tien miljoen inwoners
vooralsnog gezegend met zeven regeringen, en
dus met evenveel parlementen. In bepaalde
gevallen gaat het over miniparlementen of om
halve parlementen.

Ik heb nooit begrepen hoe sommige politici van de
traditionele partijen dit systeem wilden exporteren
naar andere landen. Daarom wil ik nu even de
puntjes op de i's zetten. Hoe zijn we in zo'n
ingewikkelde situatie terechtgekomen? Dat komt
eerst en vooral doordat men, misschien
tevergeefs, probeert Vlaanderen en Wallonië zo
dicht mogelijk bij elkaar te houden. Elke stap in de
tegenovergestelde richting wordt onmiddellijk
tegengewerkt door krachten die ik reactionair zou
noemen indien ik progressief was, maar dat ben ik
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
niet, dus ik laat dat epitheton aan anderen over.
Het gaat in elk geval over mensen die de gezonde
ontwikkeling van de gemeenschappen in dit land
willen tegenwerken om allerlei obscure
doeleinden. Zij houden België bij elkaar in
'werkplaatsen', in oorden waar wij zeer weinig
zicht op hebben. Wij zijn van mening dat het tijd
wordt dat er duidelijkheid wordt geschapen. Men
moet een definitieve vastlegging van de grens
tussen Vlaanderen en Wallonië nastreven. Die
grens bestaat nu eenmaal. Die grens bestaat zelfs
in de naam die de media gegeven hebben aan het
wetsontwerp dat wij hier bespreken. In het
Nederlands noemen zij dit het Lambermont-
akkoord. In het Frans heet het merkwaardig
genoeg Saint Polycarpe. Lady Thatcher zou eraan
toegevoegd hebben: "Whoever that may be".

Alleen al aan die naam ziet men dat er een enorm
verschil in cultuur bestaat. Dan heb ik het nog niet
eens gehad over de Duitstalige Gemeenschap,
die als een klein Belgisch Elzas-Lotharingen na de
eerste wereldoorlog geannexeerd werd in bui van
patriottische glorie. Wij slepen deze gemeenschap
nog altijd mee, minder tot last van de Vlamingen
dan tot de last van de mensen daar. Zij hebben
minstens het recht op een eigen provincie.
Collega Danny Pieters van de VU zei het gisteren
al: het is niet geloofwaardig dat met deze mensen
vanuit Namen in het Duits wordt
gecorrespondeerd.

Mijnheer de voorzitter, om u aan te tonen dat ik
mijn spreektijd respecteer, zal ik nu mijn laatste
element toevoegen aan mijn betoog. Gisteren
hebben drie collega's ons verteld hoe goed de
Duitstaligen het hebben. Ze deden dat echter in
het Frans. Wij Vlamingen zijn die methodes al
lang gewoon. Jarenlang heeft men ons verteld "Il
n'y a pas de problèmes avec les Flamands. Ils
parlent tous le Français." Wij kennen dit refrein,
maar wij geloven het niet meer.
01.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, het heeft te maken met het
Duitse taalgebied. Wij willen, zoals we tijdens de
algemene bespreking al duidelijk hebben
beklemtoond, meer waarborgen voor de
Duitstaligen, onder andere via de creatie van een
Duitstalige provincie die ook een aantal
gewestelijke bevoegdheden op zich neemt. U
weet dat wij dat in een ander kader zien. We willen
de gemeenschappen en de gewesten eigenlijk
laten samenvallen en Brussel een apart
rijksgebied laten worden waardoor het Duitstalige
gebied zowel als gemeenschap, gewest of
provincie kan worden beschouwd.
De voorzitter: Ik heb het debat gevolgd in de
commissie die ik voorzat en ik weet wat er in
staat. Het amendement wordt dus gehandhaafd.

De stemming over de amendementen en artikel 1
wordt aangehouden.
Le vote sur les amendements et l'article 1 est
réservé.

Ingediend amendement:
Amendement déposé:

Art. 1bis (n)
- 1: Servais Verherstraeten (1280/2)
01.04 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, ik dank u voor uw voorzienigheid.

De voorzitter: Niet de heilige voorzienigheid. De
gewone voorzienigheid.
01.05 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, dit amendement strekt ertoe een
artikel 1bis toe te voegen. Wij hebben ons laten
inspireren door de resolutie van het Vlaams
Parlement van 3 maart 1999 dat aandringt op
homogene bevoegdheidspakketten. De resolutie
bepaalt, ik citeer: "De normerings-, uitvoerings- en
financieringsbevoegdheden betreffende het
volledige gezondheids- en gezinsbeleid moeten
integraal naar de deelstaten worden
overgeheveld, onder meer met inbegrip van de
gezondheidszorgverzekering en de
gezinsbijslagen. Daarbij moeten de inwoners van
het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de vrije
keuze bekomen om toe te treden tot het stelsel
van de deelstaat Vlaanderen of van de Franse
Gemeenschap dat telkens een regeling voor de
inkomsten en de uitgaven bevat".

Collega's, wij stellen vast dat niets van deze
resolutie terug te vinden is in het Lambermont-
akkoord en dat er niet tegemoetgekomen wordt
aan de vraag inzake deze
bevoegdheidsoverheveling.

Ons amendement strekt ertoe het
gezondheidsbeleid over te hevelen. Mocht het
Vlaams Parlement door sommige leden als een
verdachte instelling worden beschouwd, wens ik
hen erop attent te maken dat in de vorige
legislatuur de Senaatscommissie voor de
Institutionele Hervormingen de komende
staatshervorming heeft voorbereid en heeft
gewezen op de problemen die zich inzake de
bovenvermelde materies op het terrein stelden.
De Senaat heeft gewezen op
bevoegdheidsproblemen en op de problematiek
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
van de heterogeniteit, onder meer inzake
gezondheidsbeleid, gezinsbeleid en
kinderbijslagen. Er zijn onder meer problemen met
de zorgverstrekking in en buiten de
verpleeginrichtingen, met de coördinatie van de
erkenning van de ziekenhuisdiensten, de
palliatieve verzorging en de tenlasteneming van
de verstrekkingen. Zowel de Franstalige als de
Nederlandstalige Gemeenschap breken een lans
voor een ruimere en betere
bevoegdheidsverdeling.

Jammer genoeg missen wij met dit ontwerp de
kans om in te gaan op de vraag van zowel de
Vlaamse als de Franstalige Gemeenschap en
ervoor te zorgen dat de beide gemeenschappen
een eigen beleid zouden kunnen voeren om een
stukje eenheid van beleid te kunnen creëren. Wij
missen deze kans.

Ten slotte missen we eveneens de kans om de
overheveling van de bevoegdheid inzake de
regeling van de uitoefening van de geneeskunde,
de verpleegkunde en de paramedische beroepen
naar de gemeenschappen te realiseren.

De
voorzitter: De stemming over het
amendement wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement est réservé.

Ingediende amendementen:
Amendements déposés:

Art. 2
- 88: Gerolf Annemans c.s. (1280/2)
- 143 à/tot 544 sous/subamend. op/à amend. 88:
Gerolf Annemans c.s. (1280/4)
- 89: Gerolf Annemans c.s. (1280/2)
- 545 à/tot 946 sous/subamend. op/à amend. 89:
Gerolf Annemans c.s. (1280/4)
- 90: Gerolf Annemans c.s. (1280/2)
- 2: Servais Verherstraeten (1280/2)
- 91: Gerolf Annemans c.s. (1280/2)
- 3: Servais Verherstraeten (1280/2)
- 4: Servais Verherstraeten (1280/2)
- 5: Servais Verherstraeten (1280/2)
01.06 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, artikel 2 van onderhavig ontwerp is
inderdaad vrij belangrijk, omdat de regering
hiermee de schijn wekt dat de
landbouwbevoegdheid, die vooralsnog op federaal
niveau wordt uitgeoefend, met uitvoering van het
Hermes-akkoord, dat het prille begin van het
Lambermont-bis-akkoord vormde, naar het
gewestelijk niveau wordt overgeheveld.

Wij moeten vaststellen dat er weliswaar een
aantal wijzigingen worden aangebracht, maar dat
er nog heel wat landbouwaspecten federale
bevoegdheid blijven. Zo blijven de normering en
de daarop toepasbare controle inzake de kwaliteit
van de grondstoffen en de plantaardige producten
met het oog op het verzekeren van de veiligheid
van de voedselketen, punt 1 van artikel 2,
federaal. Nog niet zolang geleden werd de wet
goedgekeurd betreffende het Federaal
Agentschap voor de Veiligheid van de
Voedselketen, dat precies naar aanleiding van de
dioxinecrisis werd opgericht en trouwens een
cadeau was voor de groenen nadat de
dioxinecrisis geresulteerd had in de huidige paars-
groene regering die intussen al twee jaar aan het
werk is. Met het Voedselagentschap wil de
regering het probleem van voedselcrisissen,
waarvan wij er nu al diverse hebben meegemaakt
- te beginnen met de dioxinecrisis -, voorkomen.
Daarom wordt dat aspect van de
landbouwbevoegdheid uitzonderlijk niet
overgeheveld. In dat verband heeft de Raad van
State opgemerkt ­ ik sta dus niet zomaar wat uit
mijn nek te kletsen ­ dat de regering eens te meer
zeer vaag blijft wanneer zij het onderdeel van de
landbouwbevoegdheid met het oog op het
verzekeren van de veiligheid van de voedselketen
federaal houdt. Hij zag liever dat de regering de
uitzondering concreet invulde en het zou hebben
over het Voedselagentschap zelf.

Wij kunnen niet anders dan concluderen dat de
regering precies door haar vage bewoordingen
slechts de indruk wekt de landbouwbevoegdheid
over te dragen aan de gewesten. Eigenlijk vinden
wij in die tekst reeds het bewijs van een eerste
recuperatie van de federale overheid van
gefederaliseerde bevoegdheidsaspecten. Cynisch
zouden wij kunnen stellen dat de federale regering
wel een poging doet om Landbouw te
regionaliseren, maar in zoveel uitzonderingen
voorziet dat zij de landbouw overhevelt naar de
gewesten, met uitzondering van de landbouw.

Het blijft daar overigens niet bij. Naast het feit dat
alles wat te maken heeft met voedselveiligheid
federaal wordt gehouden, blijft volgens artikel 2
ook het dierenwelzijn en de controle inzake de
dierengezondheid in handen van de federale
regering.

Als ik het derde element in artikel 2 bekijk, dan
moet ik zelfs vaststellen dat het hele pakket van
steunmaatregelen voor de vervroegde uittreding
van oudere landbouwers ­ ook al gaat het daar
om een veeleer beperkte ploeg mensen ­ op het
federaal niveau blijft. Het vierde element in artikel
2 heeft het over het Belgische Interventie- en
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
Restitutiebureau. Daarin wordt bepaald dat de
gewesten een vorm van afvaardiging krijgen, een
vorm van vertegenwoordiging binnen deze
instelling. Dat gebeurt echter op een zodanige
manier dat de hele zaak toch niet ernstig te
nemen valt. Wij moeten vaststellen dat wij ­ zoals
het klassiek is in het Belgisch bestel ­ eigenlijk
worden vastgezet. Er is een evenwaardige
vertegenwoordiging van de gewesten en het
federaal niveau. Die elementen neutraliseren
elkaar dus perfect. Uiteindelijk kan er niet echt
sprake zijn van een gerichte, volledige
overheveling van de landbouwbevoegdheid naar
de gewesten. De ganse sector van het
dierenwelzijn blijft op federaal niveau. Ook dat
kunnen wij vanuit onze positie alleen maar
betreuren. De slotsom wat artikel twee betreft, is
dat men met veel poeha en grote aankondigingen
de indruk of de schijn wekt dat men landbouw
overhevelt. Als wij echter ten gronde lezen wat er
in artikel 2 staat, dan moeten wij vaststellen dat
landbouw uiteindelijk niet fundamenteel wordt
overgeheveld naar de gewesten. Wij kunnen dit
vanuit onze visie alleen maar betreuren.
01.07 Hagen Goyvaerts (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ook ik wil nog even op
artikel 2 ingaan. Artikel 2 heeft betrekking op de
overheveling van het landbouwbeleid. Ik wil dan
ook even twee minuten stilstaan bij de situatie op
het terrein. De Vlaamse landbouwer heeft het de
jongste jaren ongetwijfeld niet gemakkelijk gehad.
Ik moet maar verwijzen naar de verschillende
crisissen die zich in de afgelopen jaren hebben
voorgedaan. Berichten die verkondigen dat het
inkomen van de Europese landbouwer aanzienlijk
is gestegen, gelden niet voor hun Vlaamse
collega's, integendeel zelfs. Terwijl het inkomen
van de Europese landbouwers in 1996 gemiddeld
met 4,2% is gestegen, daalde het inkomen van de
Vlaamse en de Waalse boeren met maar liefst
8,5%. Onze landbouw heeft het op verschillende
vlakken hard te verduren. Vooral de kleine en de
middelgrote landbouwbedrijven zijn het slachtoffer
van allerlei ondoordachte maatregelen die vooral
Vlaanderen treffen aangezien zowat 77% van de
Belgische landbouwomzet in Vlaanderen wordt
geproduceerd. Zoals ik zojuist al vermeldde,
resulteerde de omzetstijging niet in een
inkomensstijging, integendeel. De Vlaamse
landbouwer is dus bij wijze van spreken verplicht
zijn productiviteit sterkt te verhogen om zijn
inkomen enigszins te kunnen consolideren.
Hierdoor moet de Vlaamse boer veel harder
werken voor een lager loon. We kunnen dit zelfs
illustreren met een aantal cijfers. In 1985 bedroeg
de omzet van de landbouwsector 3.398 miljard
frank. Dit steeg tot 5.080 miljard frank in 1995.
Niettegenstaande die relatief sterke stijging is het
inkomen nagenoeg niet toegenomen en
integendeel zelfs afgenomen. Voor de Vlaamse
landbouwer, die zich voornamelijk moet
specialiseren in veeteelt en intensieve tuinbouw, is
het dus in de afgelopen,jaren niet gemakkelijk
geweest.

Velen onder hen hebben er, niettegenstaande een
aantal reddingspogingen, stilaan de brui aan
gegeven en dit laat zich natuurlijk zien in het
aantal faillissementen. Het aantal
landbouwbedrijven liep terug van 75.898 in 1980
tot 48.104 in 1995. Dat is een daling van 37%, een
daling van 1 op 3. Dat dit voor de
werkgelegenheid in de landbouwsector gevolgen
heeft, mag niemand verbazen. Dat zorgde voor
ongeveer 40.000 extra werklozen. Als we dit in het
licht van Europa zien, stellen we vast dat het
aandeel van de landbouwsector in de Vlaamse
werkgelegenheid, ongeveer 0,7%, dan ook verder
onder het Europees gemiddelde van 1,9% ligt.
Daarmee is nog niet alles gezegd. De moeilijke
omstandigheden waarin de Vlamingen in de
landbouw werken, zorgen ervoor dat bijkomende
investeringen voor de gemiddelde landbouwer
vrijwel ondraaglijk worden. Zo liepen de
investeringen in de primaire sector in 1996 met
13,3 miljard frank terug. Dit moet ons zorgen
baren.

Ik wil er ook op wijzen dat een groot deel van de
problemen in de landbouwsector terug te brengen
zijn tot het Europese landbouwbeleid. Ik verklaar
mij nader. De afgelopen jaren werd vanuit Europa
een landbouwpolitiek gevoerd waar belang aan de
kwantiteit werd gehecht, dus de hoeveelheid en
niet zozeer de kwaliteit. De kwantiteit kreeg dus
voorrang op de kwaliteit. Alles moest grootschalig
gebeuren, waardoor de kleine familiale landbouw
werd kapotgemaakt. Indien er dan nog iets met de
kwaliteit in deze grootschalige productie misloopt,
zijn de gevolgen van catastrofale omvang. Dat
hebben wij tijdens de crisissen van de afgelopen
maanden en jaren kunnen merken. Wij zijn van
mening dat Vlaanderen grote zorg voor zijn
landbouwsector moet dragen. Wij mogen echter
niet vergeten dat de primaire sector een zeer
belangrijke leverancier is voor de verwerkende
nijverheid en eveneens een belangrijke rol speelt
in de tertiaire sector.

Ik kom nog terug op de overheveling van
bevoegdheden inzake landbouw. Wij stellen vast
dat deze overheveling niet op een eenvormige en
consequente wijze gebeurt. Ik verwijs terzake naar
het toepassen van de verschillende
verdeelsleutels. Voor de landbouw betreft het een
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
overheveling van 3 miljard frank in het totaal. De
vraag is hoe deze som te verdelen en welke
criteria terzake te hanteren. De landbouwkundige
parameters voor Vlaanderen geven het volgende
beeld: de landbouwproductie van Vlaanderen ligt
op 72,9%, het aantal agrarische bedrijven
bedraagt 66,3%, de tewerkstelling in de sector
bedraagt ongeveer 70%. Logischerwijze kan men
veronderstellen dat een verdeelsleutel van 70%
billijk en aanvaardbaar zou zijn geweest.

Volgens het voorliggend ontwerp wordt Landbouw
volledig overgeheveld, met inbegrip van de
wetenschappelijke instellingen die in Vlaanderen
zijn gevestigd. De verdeelsleutel daarvan is
berekend op basis van de plaats waar ze liggen.
Bij de verdeling van de landbouwbegroting, een
begroting met een waarde van ongeveer 1,4
miljard frank, is er in een verdeelsleutel voorzien
van 61,96% voor Vlaanderen en 38,03% voor
Wallonië. Daar bovenop komt dat de bevoegdheid
voor de landbouwprijzen aan een permanente
vertegenwoordiger van België in de Europese
Unie wordt toegewezen.

Hetzelfde doet zich voor met de overheveling van
de Buitenlandse Handel. Het voorliggend ontwerp
voorziet in een overheveling van 62% van de
middelen. Nochtans bedraagt het aandeel van de
Vlaamse export ongeveer 76,28%.

Wij zitten natuurlijk met een dualiteit. Als men toch
niet de reële waarde wenst te gebruiken, kan men
zich de vraag stellen waarom de verdeelsleutel
niet op de personenbelasting is gebaseerd, zoals
dat voor andere overhevelingen wordt toegepast?

De overheveling van Landbouw en Buitenlandse
Handel, op basis van de aangehaalde
verdeelsleutels die gebaseerd zijn op de
personenbelasting, heeft tot gevolg dat de
Franstaligen voor deze overheveling gunstig
worden gestemd, want anders zie ik daar geen
verklaring voor. Plots is er dan in heel deze
bespreking over deze materie geen sprake meer
van wat men noemt de solidarité, zoals dat het
geval moest zijn voor het onderwijs. Daarbij
verwijs ik naar het hele verhaal van de
leerlingencijfers en de vier diskettes die bij het
Rekenhof moesten worden ingediend, teneinde
daar de uiteindelijke verdeelsleutel te kunnen
vaststellen. In plaats van 40% voor Landbouw en
76% voor de Vlaamse Buitenlandse Handel, wordt
er gewerkt met het gewestelijk belastingsaandeel,
wat voor Vlaanderen, zonder Brussel, neerkomt
op 62%. Wij kunnen dat als dusdanig niet
aanvaarden, maar ik wou dit met mijn
uiteenzetting bij artikel 2 toch even toelichten.

De voorzitter: Mijnheer Laeremans, u wilt het
woord nemen in verband met het amendement?
Laat mij eerst orde op zaken stellen. De
bespreking op artikel 2 is beëindigd. Nu open ik de
bespreking over het amendement nr. 88.
01.08 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, wat die spelregels betreft,
zou ik toch het volgende willen signaleren. U weet
dat nummer 88 een hoofdamendement is waarop
een heel aantal subamendementen werden
ingediend. Wij zijn niet noodzakelijk van plan om
bij al die subamendementen de volle spreektijd
van 5 minuten te nemen.

De voorzitter: Doe mij een voorstel, ik luister.
01.09 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, het lijkt mij zinvoller dat ik
iets langer stilsta bij dit hoofdamendement. Straks
zullen wij hoe dan ook alle andere amendementen
bespreken, maar dan zullen wij niet altijd de volle
5 minuten benutten.

De voorzitter: U zegt mij dat u 401
subamendementen hebt ingediend. U vraagt mij
iets langer te mogen spreken over het
hoofdamendement. Als u vervolgens niet ingaat
op elk subamendement ­ anders ben ik gerold ­
dan geef ik u nu 15 minuten. Ik wil u niet beletten
over een subamendement te spreken.
01.10 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik kan u terzake
geruststellen. Wij zijn ook niet gek om gedurende
2.000 minuten over 401 subamendementen te
spreken.

De voorzitter: Ik geef u het vertrouwen. Ik geef u
uitzonderlijk 15 minuten voor het
hoofdamendement.
01.11 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, dit amendement betreft de
vervanging van artikel 2 van het corpus van dit
ontwerp van bijzondere wet. Dit artikel voldoet
absoluut niet aan de resoluties van het Vlaamse
Parlement en zeker niet aan de Vlaamse
regeringsverklaring. Wat hier met dit ontwerp van
bijzondere wet wordt beoogd, is zeer
minimalistisch. Het gaat over zaken waarover
vroeger reeds een akkoord bestond, onder meer
de wetgeving inzake de ondergeschikte besturen.

Wij willen met dit hoofdamendement geen
overzicht geven van het standpunt van het Vlaams
Blok. Het Vlaams Blok is immers van mening dat
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
alle bevoegdheden van de federale overheid naar
Vlaanderen en Wallonië moeten worden
getransfereerd zodat er van België niets meer
overblijft. Iedereen weet dat wij de opdoeking van
deze Belgische Staat voorstellen omdat hij
uitermate kunstmatig is. Wij willen ons enigszins
inschrijven in een zekere Belgische logica. Zolang
België bestaat, willen wij dat de bevoegdheid
inzake de ondergeschikte besturen van Duitstalig
België niet naar Wallonië gaat, maar dat die bij de
federale overheid blijft net zoals de bevoegdheid
inzake de ondergeschikte besturen die te maken
hebben met Brussel. Wij willen Brussel op dit vlak
zeker federaal houden en wat er al van
bevoegdheden werd overgeheveld, willen wij terug
op federaal niveau brengen omwille van de
manifest slechte bevoegdheidsuitoefening.

Wij stellen in de eerste plaats voor de titel te
veranderen in "Ontwerp van bijzondere wet
houdende overdracht van diverse bevoegdheden
aan de Gewesten en de Gemeenschappen tot
definitieve vastlegging van de grens tussen
Vlaanderen en Wallonië en tot de oprichting van
een provincie Deutsch Ostbelgien". Wij willen voor
de Duitstaligen een eigen provincie creëren. Een
eerste hoofdstuk heeft betrekking op een wijziging
van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Wij
sommen een reeks bevoegdheden op die voor
ons in hun geheel en nu meteen moeten worden
overgedragen. Wij hebben het daarbij onder meer
over de ontwikkelingssamenwerking, in haar
volledigheid en zonder koelkastpolitiek. Het is vrij
logisch dat wij een koelkastpolitiek niet
aanvaarden in zo'n belangrijke materie die te
maken heeft met de Vlaamse uitstraling en
waarbij de Vlaamse aanpak van de
ontwikkelingshulp in het buitenland sterk verschilt
van de Franstaligen.

Wij willen geen koelkast van jaren, waar
uiteindelijk niets uit voort zal komen. Het verhaal
van de derde fase heeft ons dat geleerd. Wij willen
de volledige ontwikkelingssamenwerking en de
volledige sociale zekerheid. Daarmee gaan wij iets
verder dan de resoluties van het Vlaams
Parlement en de regeringsverklaring van de
Vlaamse regering. Daarin had men het ook over
delen zoals onder meer de kinderbijslag en de
gezondheidszorg. Wij willen nu de hele sociale
zekerheid overgeheveld zien en niet alleen delen
ervan. Men kan natuurlijk via een
subamendement onze voorstellen eventueel
inkorten. Als men alleen de kinderbijslag en de
gezondheidszorg opneemt, zullen wij niet zeggen
dat wij daarvoor geen begrip kunnen opbrengen.
Wij zouden dat in elk geval een tegemoetkoming
aan onze stelling vinden.

In artikel 6 willen wij een aantal zaken vervangen.
Ten eerste, wij willen een duidelijk onderscheid
maken tussen het Vlaamse en Waalse Gewest.
Vlaanderen en Wallonië krijgen zeer veel
bevoegdheden. Het Brussels hoofdstedelijk
gebied - wij willen daarvan geen gewest meer
maken ­ willen wij minder en andere
bevoegdheden geven. Inzake de ruimtelijke
ordening willen wij het Vlaamse en Waalse
Gewest een aantal dingen geven, zoals
bijvoorbeeld stedenbouw en ruimtelijke ordening,
de rooiplannen van de gemeentewegen, de
stadsvernieuwing, de verkrijging, aanlegging en
uitrusting van gronden voor industrie, de
vernieuwing van afgedankte bedrijfsruimte, het
grondbeleid, monumenten en landschappen. Dat
is dus een vrij uitgebreide bevoegdheid, die er nu
reeds grotendeels is, maar wij willen dit op Vlaams
niveau houden.

Ten tweede, inzake het leefmilieu en het
waterbeleid willen wij bescherming van het
leefmilieu, het afvalstoffenbeleid, ongezonde en
hinderlijke bedrijven onder voorbehoud van de
maatregelen van interne politie die betrekking
hebben op de arbeidsbescherming.

Ten derde, inzake waterproductie en
watervoorziening wensen wij dat er zoveel
mogelijk naar de gewesten gaat of blijft, waar dit
reeds het geval is: landinrichting en natuurbehoud
is reeds bij de gewesten: ruilverkaveling,
natuurbescherming, groengebieden, bossen,
jacht, vogelvangst, visvangst, visteelt,
landbouwhydraulica en de onbevaarbare
waterlopen, ontwatering, de polders en
wateringen.

Ten vierde, inzake de huisvesting willen wij de
volledige huisvesting en de politie van
woongelegenheden die gevaar opleveren voor de
openbare reinheid en gezondheid, het hele
landbouwbeleid en de zeevisserij. Collega Bultinck
ging er daarnet reeds uitvoerig op in. Men heeft nu
een zeer fragmentarische overdracht van de
landbouw, waarbij een stuk federaal blijft en
waarbij het een onoverzichtelijk kluwen wordt,
waarvan niemand wijzer wordt. Denk maar aan de
premies. De ene soort premies blijft federaal, voor
de andere soort premies wordt het gewest
bevoegd. Dat gaat interpretatiemoeilijkheden van
jewelste geven. Dat zal allerlei twisten bij het
Arbitragehof en de Raad van State opleveren.

Wij zijn de partij van de eenvoud en de
duidelijkheid. Wij willen homogene
bevoegdheidspakketten. Dat heeft niets met
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
simplisme of oppervlakkigheid te maken. Dat wil
zeggen dat Vlaanderen in zijn geheel capabel is
om de bevoegdheid inzake landbouw op zich te
nemen.

Een volgende punt, is de economie. Wij willen ­ in
het kader van uw denktrant, mijnheer Coveliers, u
weet dat wij separatisten zijn ­ de federale
overheid bevoegd houden voor het financieel
beleid en de bescherming van het spaarwezen,
het reisbeleid, het mededingingsrecht, het recht
inzake handelspraktijken, het handelsrecht en het
vennootschapsrecht - de commissie voor het
Handelsrecht in deze Kamer zal zijn werk hebben
- de vestigingsvoorwaarden, industriële en
intellectuele eigendom, het contingent en
vergunningen, metrologie en normalisatie en het
arbeidsrecht. Het verwondert mij dat wij het
arbeidsrecht er hebben aan toegevoegd. Ik wil mij
daar vandaag in een minimalistische bui bij
neerleggen Het energiebeleid is opnieuw naar de
gewesten.

Wat de ondergeschikte besturen betreft, willen wij
natuurlijk veel verder gaan dan wat dit
wetsontwerp toelaat, zoals bijvoorbeeld de
samenstelling van organisaties, bevoegdheid en
werking van de provinciale en gemeentelijke
instellingen - daar laten wij een aantal
uitzonderingen bestaan, waar wij in de
onafhankelijkheidsgedachte natuurlijk niet voor
zijn, maar er niet echt een probleem van maken
als het om tijdelijke maatregelen gaat -, zaken die
bij de provinciewet zijn besproken, registers van
burgerlijke stand, organisatie van beleid inzake
politie - maar niet datgene wat nu reeds tot de
administratieve politie behoort - pensioenstelsels,
enzovoort.

Ten tweede, wat de ondergeschikte besturen
betreft wensen wij ook de verandering en correctie
van de grenzen van de provincies en de
gemeenten, met uitzondering van het Duitstalig
taalgebied en van de provincie Luik waartoe die
gemeenten behoren. In die laatste twee delen
wensen wij de gewesten geen grenscorrecties te
laten uitvoeren. Daar zit namelijk de echte
minderheid in dit land, voor wie wij absolute
garanties willen, net zoals voor de Vlamingen in
Brussel.

De samenstelling van de
organisatiebevoegdheden, de werking van de
instellingen van de agglomeraties en de federaties
van de gemeenten wensen wij evenmin toe te
staan in het Duitstalig gebied.

Voor de verkiezing van de provinciale,
gemeentelijke en binnengemeentelijke organen
zijn er enkele uitzonderingen voor gemeenten in
het Duitstalig gebied. Uitzonderingen gelden ook
voor exclusieve bevoegdheid van de Raad van
State, evenals voor het tuchtstelsel voor de
burgemeester, de kerkfabrieken, begraafplaatsen,
vereniging van provincies en gemeenten tot nut
van het algemeen belang, algemene financiering
van de gemeenten en financiering van de
opdrachten uit te voeren voor de gemeenten en
de agglomeraties.

Wij wensen dat het tewerkstellingbeleid volledig
naar de gewesten gaat. Nu is de verdeling mank,
waardoor Vlaanderen geen echt
tewerkstellingsbeleid kan voeren. Mevrouw
Onkelinx zal dus stokken kunnen steken in de
Vlaamse wielen en de wielen van de heer Van
Landuyt. Openbare weg en openbaar vervoer is
duidelijk wel al grotendeels overgeheveld.

Volgens ons moeten de betrokken regeringen op
allerlei vlakken overleg plegen. Zolang de
federatie bestaat, hebben wij daarmee geen last.
Voor bijvoorbeeld de waterlagen die meer dan één
gewest doorkuisen kan overleg interessant zijn.
Ook tussen de betrokken regeringen en de
federale overheid wordt overleg gepleegd over
bijvoorbeeld luchtverkeer, de luchthaven,
planning, functionaliteit en compatibiliteit van het
autosnelwegennet en het waterwegennet. Overleg
vindt plaats voor het ontwerp van regels van de
algemene politie en de reglementering op het
verkeer en vervoer, het ontwerp van regels
betreffende de organisatie en de uitwerking van
veiligheid van luchtverkeer op de luchthavens en
de openbare vliegvelden. De federale overheid en
de betrokken gewestregering bepalen in overleg
de wijze waarop het beleid van invoer, uitvoer en
doorvoer van afvalstoffen kan worden
gecoördineerd.

Wij geven het Brussels Gewest de volgende
beperkte bevoegdheden. De bevoegdheid inzake
ruimtelijke ordening is beperkt tot de vernieuwing
van afgedankte bedrijfsruimte, de monumenten en
de landschappen. Het Brussels Gewest zal dat
met ordonnanties doen. Wat leefmilieu betreft,
gaat het om de strijd tegen geluidshinder, de
pollutie van gevaarlijke en ongezonde bedrijven,
landinrichting en de ruilverkaveling van
landeigendommen. In natuurbevoegdheid gaan
we zeer ver. Brussel zal bevoegd zijn voor de
natuurbescherming en het natuurbehoud, de
groengebieden, parkgebieden en groene ruimten
­ zoals er veel zijn in Brussel ­, de bossen ­
bijvoorbeeld het Zoniënwoud. ­, de jacht en de
vogelvangst, de visvangst. Brussel zal op dat vlak
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
de autonomie volledig behouden. Gezien de
nabijheid en de incorporatie in Brussel van het
Zoniënwoud is dat niet onbelangrijk. De
ontwatering hangt samen met de visteelt en de
visvangst. De landbouwhydraulica en de
wateringen behoren ook tot de bevoegdheden.
Brussel kan zich op dat vlak dus ten volle uitleven.

Wat huisvesting betreft gaat het om
woongelegenheden. Ook het landbouwbeleid gaat
naar Brussel. Ik heb het daarmee zelf wat moeilijk.
We hebben daarover een intern compromis
moeten maken. Het is echter voor één boer in
Brussel nogal onlogisch om een heel gewest de
bevoegdheid te geven. Persoonlijk vond ik dat
men op dat vlak Brussel best zou laten besturen
door Vlaanderen en Wallonië voor zolang dat
mogelijk is binnen het Belgisch kader. Uiteraard
wensen wij Brussel te zien als de hoofdstad van
het onafhankelijk Vlaanderen, maar zolang dat
niet het geval is, lijkt een gedeelde bevoegdheid
mij het beste. Er is namelijk ook Europees toezicht
en er spelen regels inzake voedselveiligheid.

Ik kom thans tot artikel 39 van de gecoördineerde
wet tot aanpassing van artikel 7 van de bijzondere
wet. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan hetgeen
ik daarnet zei. Het gaat om de samenvoeging van
grenzen en dergelijke, maar dat is eigenlijk niet zo
belangrijk.

Ik zal aldus meteen overgaan naar de wijzigingen
van de bijzondere wet met betrekking tot de
Brusselse instellingen. Enkele van deze
wijzigingen zijn opvallend. In dat verband denk ik
aan de vervanging van Hoofdstedelijk Gewest
door Hoofdstedelijk Gebied. Immers, de drieledige
gewestvorming was volgens ons een verkeerde
optie die Brussel uit zijn voegen heeft doen
barsten en onbeperkt veel bevoegdheden
verschafte, tot scha en schande van de
Vlamingen, niet alleen in Brussel, maar in heel
België.

Wij willen dit beperken door in Brussel met
ordonnanties te werken. Deze zouden evenwel
allemaal met een dubbele meerderheid, dus in
elke taalgroep, moeten worden aangenomen.

Voorts mag geen afbreuk worden gedaan aan het
tweetalig karakter noch aan de gewaarborgde
vertegenwoordiging van personen van
Nederlandstalige en Franstalige taalgroep in de
verschillende geledingen, zoals het
schepencollege, de gemeenteraad, het OCMW,
politieraden en dergelijke.

Voor een dergelijke gewaarborgde
vertegenwoordiging baseren wij ons op 34%. Dit is
niet willekeurig gekozen, maar het is net iets meer
dan een derde, om te vermijden dat men de
Vlamingen met twee derde buiten spel zou
kunnen zetten.

Wij nemen dus 34% als uitgangspunt, maar in het
amendement kunt u merken dat wij eventueel
bereid zijn een toegeving te doen, door wat minder
mandatarissen te aanvaarden. Vervolgens mag
het aandeel in elke taalgroep nooit lager liggen
dan 34%. Dat geldt eveneens voor de gewestraad.

Dit brengt ons tot het laatste hoofdstuk van het
hoofdamendement. Mijnheer de voorzitter, gaat u
ermee akkoord dat ik de desbetreffende
toelichting nu verstrek?

De voorzitter: Het lijkt mij inderdaad aangewezen
dat u de toelichting nu verstrekt, in de huidige fase
van uw betoog. Daarvoor verhoog ik uw spreektijd
met vijf minuten.
01.12 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, het laatste hoofdstuk van
het hoofdamendement heeft te maken met de
definitieve vastlegging van de taalgrens tussen
Vlaanderen en Wallonië.

Dat is voor ons van fundamenteel belang; wij
hechten hieraan erg veel belang. In het verleden
werd een groot aantal gebieden van Vlaanderen
ontstolen, ondanks het feit dat de moedertaal van
de meerderheid van de bewoners het Nederlands
was. Deze gemeenten werden op merkwaardige
momenten, bijvoorbeeld net na de oorlog,
geconfronteerd met de ­ vervalste - taaltelling.
Daarbij werd druk uitgeoefend op de inwoners om
zich te voegen tot een taalgroep die de hunne niet
was. Dit ging gepaard met manipulatie. Hetzelfde
gold voor gemeenten die niet werden
overgeheveld naar Wallonië, maar die Vlaams
bleven. In dat verband kan ik heel wat anekdotes
vertellen, bijvoorbeeld over Strombeek-Bever,
waar gelukkig een Vlaamsgezinde burgemeester
was die vaststelde dat sommigen zich, onder druk
van de ambtenaar die instond voor de taaltelling,
als Franstalig voordeden terwijl zij dat helemaal
niet waren.

Op die manier werden grote delen van Vlaanderen
ontstolen. Welnu, alvorens tot een algemeen
akkoord over te gaan met de Franstaligen en
binnen uw logica van de staatshervorming en
binnen onze logica van een Vlaamse
staatsvorming, wensen wij deze gebieden terug
over te hevelen naar Vlaanderen. In heel wat
gemeenten gaat het om gehuchten. De volgende
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Vlaamse gehuchten, deelgemeenten en
fusiegemeenten worden naar het Vlaamse
Gewest overgeheveld: de deelgemeenten Orroir,
Amengijs en Rozenaken worden van de gemeente
Mont-de-l'Enclus, van het arrondissement
Doornik, gescheiden en gevoegd bij de gemeente
Kluisbergen in het arrondissement Oudenaarde.
Het gehucht Vierwinden wordt van Elzele in
Henegouwen gescheiden en gevoegd bij
Maarkedal in het arrondissement Oudenaarde.
Dat is in de buurt van de woonplaats van de
voorzitter van de Kamer, in de provincie Oost-
Vlaanderen. Het gehucht D'Hoppe wordt
gescheiden van Vloesberg in de provincie
Henegouwen en gevoegd bij de door de voorzitter
welbekende gemeente Brakel, arrondissement
Oudenaarde.

De voorzitter: Wij zijn nu toch niet talrijk. Mijnheer
Laeremans, ik had mijn eerste flirts in D'Hoppe.
01.13 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, dat is niet onbelangrijk dat
wij dit weten. D'Hoppe is van oorsprong een
Vlaamse gemeente.
01.14 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik vraag per carambole het woord voor
een persoonlijk feit. Ik vind dat u onze
nieuwsgierigheid hebt geprikkeld omdat u ons
over uw vrijage in D'Hoppe vertelt. U bent ons
toch wat meer uitleg verschuldigd.

De voorzitter: Wij hadden toen een bescheiden
aandacht voor de taalgrens.
01.15 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, de reden waarom wij in
Brakel bij de voorbije gemeenteraadsverkiezingen
geen Vlaams Blok-lijst hebben ingediend, was uit
protest tegen het feit dat D'Hoppe nog steeds niet
terug bij Brakel is gevoegd. Wij wachten dan ook
op de uitvoering van het voorstel van mijnheer
Laeremans. Wij hopen dat dit gerealiseerd is
tegen 2006, zodanig dat we ook in Brakel een
Vlaams Blok-lijst kunnen indienen.

De voorzitter: U mag proberen.
01.16 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, het gehucht Te Levieren,
dat het gebied tussen de Verrebeek en de
Buistemberg omvat, wordt gescheiden van
Vloesberg in de provincie Henegouwen en wordt
bij Brakel gevoegd. De gehuchten Groenstraat en
Warresaert worden losgemaakt van Zullik,
deelgemeente van Opzullik. Ze worden bij Bever
gevoegd in het arrondissement Halle-Vilvoorde.
Het mag niet verward worden met Strombeek-
Bever. Dat ligt helemaal aan de andere kant van
Brussel. De wijk 't Walinneke op de weg van Rode
naar Zevenborre en de wijk Zevenborre zelf
worden van de gemeente Eigenbrakel gescheiden
en bij de gemeente Sint-Genesius-Rode gevoegd
in het arrondissement Halle-Vilvoorde.

De voorzitter: Staat dit allemaal in uw
amendementen?
01.17 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Ja. Nu
volgen een aantal gemeenten die bij Overijse
horen. De strook in het uiterste noorden van
Waver, gelegen tussen Ottenburg en Tombeek,
met de hoeven Bilande en Kleine Bilande en de
Hoeve der Tempeliers wordt overgeheveld van de
gemeente Waver in het arrondissement Nijvel
naar Ottenburg, deelgemeente van Huldenburg in
het arrondissement Leuven. Sluizen,
deelgemeente van Bevekom, in het
arrondissement Nijvel, wordt met uitsluiting van de
wijk Sclimpré daarvan gescheiden en wordt bij
Meldert gevoegd, een deelgemeente van
Hoegaarden in het arrondissement Leuven. U ziet
dat we opschuiven. We zitten al in Hoegaarden,
voorbij Leuven. Het zijn allemaal wijken die
vroeger ten onrechte van Vlaanderen werden
overgeheveld. Het gehucht de Bosschelle Hoeve
werd losgemaakt van Evernijs, deelgemeente van
Hannuit in het arrondissement Borgworm. Het
wordt bij Kortijs gevoegd, een deelgemeente van
Gingelom in de provincie Limburg. De
deelgemeenten Roost en Korsworm worden
losgemaakt van Berloz en worden bij Gingelom
gevoegd in de provincie Limburg. Wouteringen,
een deelgemeente van Oerle in het
arrondissement Borgworm, wordt daarvan
gescheiden en wordt bij Tongeren gevoegd.

De voorzitter: Ik heb het gevonden. U verdedigt
momenteel amendement 139 artikel 39 bis.
01.18 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, het is een apart
amendement.

De voorzitter: U bent een beetje vroeg en ik was
de volgorde verloren. Ik heb de heer Laeremans
wat meer tijd gegeven. Ik wil nu een Reglement
maken voor de subamendementen.
01.19 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, aangezien u voor dit
amendement soepel bent geweest met de heer
Laeremans en er toch een behoorlijk aantal
subamendementen zijn, zullen de heer Bultinck en
ikzelf de subamendementen zeer summier
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
verdedigen.

De voorzitter: U weet dat ik zeer vlot wil werken.
Onder uw subamendementen 401 zijn er die een
heel verregaande strekking hebben, met name de
nummers 143, 146, 149, 552, 553 en 544. U kunt
ze echter verdedigen op de manier die u verkiest.
Begrijp ik het goed dat de heer Bultinck en uzelf
gaan proberen de subamendementen samen te
verdedigen? Dan zal ik u ook wat meer tijd
proberen te geven.
01.20 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik wil nog iets zeggen over
amendement 88 van de heer Laeremans. De heer
Laeremans heeft zeer vlug vermeld dat wij ook
voor de volledige overheveling van het
tewerkstellingsbeleid zijn. Ik vind dat hij dat iets te
vlug heeft gedaan en ik wil daarbij een toelichting
geven.

De voorzitter: Mijnheer D'Haeseleer, ik geef ik u
vijf minuten de tijd.
01.21 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik zal het kort houden. Het
thema van het tewerkstellingsbeleid is voor het
Vlaams Blok essentieel, zeker binnen het kader
van de verdere uitbouw van de actieve
welvaartsstaat, waarover sinds het aantreden van
het paarsgroen kabinet zoveel te doen is geweest.
Wij willen de overheveling van het
werkgelegenheidsbeleid, inclusief het systeem van
de werkloosheidsverzekering en, meer bepaald,
ook de controle. We willen de middelen die erin
worden geïnvesteerd immers op een meer
efficiënte manier inzetten. Wat de controle en het
inzetten van middelen betreft, is in het recente
verleden gebleken dat het in het zuiden van dit
land de spuigaten uitloopt.

In De Standaard van 12 mei 2001 staat een
reportage over de Borinage met als titel "Het
portret van een gemeenschap die de schaamte
voorbij is". Ik heb mevrouw Onkelinx in de
commissie hierover reeds geïnterpelleerd, maar ik
wil het u toch niet onthouden. Ik zal het artikel niet
voorlezen, maar ik wil het u eventueel bezorgen,
zodat u het op een dood ogenblik kunt lezen. Toch
wil ik hier een aantal passages voorlezen.

Het artikel begint als volgt: "Wie aan de Borinage
denkt, ziet sombere beelden van uitgestorven
mijnwerkersstadjes, levensloze mijnschachten en
met onkruid begroeide afvalbergen". Tot daar het
onschuldige deel van het artikel. Volgens het
artikel zijn er ook veel werklozen, dat beeld klopt.
De bewoners van Hornu, een dorp in de Borinage,
klagen echter niet. "Elk gezin trekt met
enthousiasme twee uitkeringen. De slogan luidt:
"Vroeger werden de mijnwerkers uitgebuit door de
Staat, nu buiten wij de staat uit". Verder in het
artikel wordt door een zeker Didier gezegd: "Wij
hebben de kunst van het magouiller
geperfectioneerd". Magouiller is typische
spreektaal en betekent zoveel als foezelen of
trucs uithalen. Didier zegt zelf dat hij een van de
weinige inwoners van Hornu is die niet van een
uitkering leeft; hij werkt in de bouw, maar zit nu,
na een bedrijfsongeval, een paar weken thuis met
een diepe wonde in zijn been. Toch is hij ook een
magouilleur, zegt hij fier, want zijn vrouw
Françoise heeft een werkloosheidsuitkering als
gezinshoofd. Strikt gesproken heeft zij er geen
recht op, omdat Didier een regulier inkomen heeft.
"Maar wanneer je alles in dit land braaf aangeeft,
bijt je tot je dood op een houtje", zegt ze.

Een jaar geleden ging Didier met Françoise naar
de vrederechter om een scheiding aan te vragen.
Dat gebeurde gratis. Vervolgens huurde hij een
kamer in een naburig dorp. Nu staat hij officieel
geregistreerd als alleenstaande gescheiden man.

Mijnheer de voorzitter, u moet toegeven dat
volgens de RVA de werkloosheid in Vlaanderen
schommelt rond 6% en in Wallonië rond 19%. In
de buurt van Bergen, waar Hornu een deel van is,
bedraagt de werkloosheid 26,9%. Die mensen zijn
althans ingeschreven als werkzoekenden, maar ik
denk dat die term volkomen misplaatst is.

Ik wil nog een aantal andere getuigenissen van
mensen uit dat dorp weergeven. Sommigen
hebben niemand in de familie die ooit legaal
gewerkt heeft. Het bestaan van een "magouilleur"
houdt echter niet op bij het huren van een kot. Wie
wil werken, heeft wel een baan, maar dan in het
zwart.

In het artikel komt ook de controle ter sprake. De
bewoners van Hornu zeggen dat er tien
controleurs zijn voor tienduizend magouilleurs. In
Wallonië waarschuwen de controleurs vooraf
wanneer zij controle uitoefenen.

Mijnheer de voorzitter, ik wil het ook even hebben
over het politieke gevolg van dit alles. Heel Hornu
stemt voor de Parti Socialiste, zo wordt gezegd. In
het artikel wordt gezegd waarom ze dat doen.
Tussen haakjes, de Waalse socialisten, de partij
van de kanslozen, zijn hier massaal afwezig. Zij
zijn in bed gekropen om bij te slapen. Gisteren
heb ik in de plenaire vergadering nog een artikel
uit De Standaard aangehaald, over een studie
waaruit bleek dat de Vlamingen langer werken, en
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
dat de Walen langer slapen. Die studie wordt hier
andermaal kracht bijgezet.

De voorzitter: Mijnheer D'haeseleer, sommigen
waren vannacht wellicht liever Waal geweest.
01.22 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, de Parti Socialiste is de
partij van de kanslozen, zegt men in het artikel.
Het is echter ook de partij van een politieke elite
die al tientallen jaren iedereen te vriend weet te
houden met een ongekend patronagesysteem,
zodat zij aan de macht kan blijven. Didier, die het
verhaal doet in het aangehaalde artikel, heeft
weinig respect voor '"les grosses têtes", zoals hij
ze noemt. De politici en de zakenlui van de PS zijn
ook allemaal magouilleurs, zegt hij, maar dan wel
op een veel grotere schaal.

Mijnheer de voorzitter, het daarnet aangehaalde
citaat is misschien lachwekkend, maar het komt
wel degelijk uit De Standaard en niet uit het
partijblad van mijn partij. Ik veronderstel dus dat
het enig waarheidgehalte heeft.

Het artikel in Le Soir maakt korte metten met de
mythe dat Vlamingen grotere racisten zouden zijn
dan de Walen. "Een Vlaming op zes stemt Vlaams
Blok," zegt men. "In Wallonië bestaan alleen
kleine, locale, extreem-rechtse partijtjes. Zij
verdwijnen vaak even snel als ze opgekomen
zijn." Deze opmerking is volkomen terecht. "Die
partijtjes worden geleid door militante figuren die
niet proberen een net gezicht op te zetten om
stemmen van meer gematigde kiezers te trekken,
wat het Vlaams Blok de laatste tijd met zoveel
succes wel doet."

"De Waal stemt voor mensen met connecties,"
zegt Didier verder in het artikel. "Die mensen vind
je bij de PS. Die rechtsen krijgen niets voor elkaar
voor hun kiezers. Trouwens, de leiders van de
Parti Socialiste slaan net zulke taal uit over
migranten als wij. Zij doen dat wel binnenskamers.
Waarom zouden wij dan nog op extreem-rechts
stemmen?"

Tot besluit zegt men in het artikel: "Extreem-rechts
scoort hoog in Vlaanderen omdat de partij daar
zegt dat ze de corruptie en de fraude in België wil
bannen." Men zegt hier dus dat het Vlaams Blok
de mond vol heeft over uitkeringstrekkers die
maar eens aan het werk moeten, en uitkeringen
waarin moet worden gesneden. "Dat
gedachtegoed," zegt Didier, "wil ik zeker nooit
steunen."

Zij zullen ook in de toekomst voor de PS blijven
stemmen omdat zij alles bij het oude willen laten
en het systeem van misbruik van sociale
uitkeringen dat een nationale volkscultuur is, willen
behouden".

Mijnheer de voorzitter, het is dus uiterst belangrijk
dat het tewerkstellingsbeleid in al zijn aspecten
wordt overgeheveld naar Vlaanderen zodat wij een
beleid kunnen voeren dat tegemoetkomt aan de
noden en inspeelt op de specifieke regionale
sociaal-economische realiteit.
01.23 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik wou gewoon even inpikken op de
argumentatie van collega D'haeseleer die ik
uiteraard niet het recht ontzeg de argumentatie op
te bouwen voor een amendement. Ik vind alleen
dat zijn citaten weliswaar tot de journalistieke
vrijheid behoren, maar ik denk dat de extrapolaties
vanuit zo'n artikels en het ophangen van
waanbeelden over en weer ­ vanuit Vlaanderen
over Wallonië en omgekeerd ­ het goed
samenleven van de gemeenschappen in dit land
bemoeilijkt. Eigenlijk vind ik dit betreurenswaardig.
01.24 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik zou aanvaarden dat de
opmerking van de fractieleider van de CVP - die
vanzelfsprekend op applaus van de Franstaligen
is onthaald ­ zinvol zou kunnen zijn. Alleen moet
ik vaststellen dat zodra een Vlaming wat zegt,
men daar staat met het betuttelende vingertje,
liefst het groene vingertje, want hierin zij de
ecologisten gespecialiseerd. Nochtans, als de
Franstalige pers dagdagelijks en al jaren lang anti-
Vlaamse hetze spuit ­ ik verwijs naar de rubriek
La Petite Gazette van het dagblad Le Soir, elke
dag 10 regels anti-Vlaams racisme ­ dan zegt u
niets.
01.25 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik heb heel bewust gesproken over het
wederzijds in stand houden van waanbeelden.

De voorzitter: Ik ga nu over tot de
subamendementen.
01.26 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, over de amendementen die
de heer Annemans heeft ingediend heeft hij zelf
gezegd dat hij diskettes ter beschikking houdt voor
wie ze nodig heeft. Wat de heer Coveliers ook
beweert en hoe hij zich ook ergert aan wat wij hier
doen, wij willen geen Daems-toestanden, al zijn
we volgens sommigen aan het Daemsen.

Le président: Je voudrais dire aux collègues qui
sont jeunes dans le métier qu'auparavant, avec
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
les amendements, il y avait des piles entières sur
tous les bancs et que cela n'était pas beau!
Croyez-moi, après un certain temps, cela créait un
certain désordre.

Ik heb het nu beperkt en ik wil duidelijk zeggen dat
ik akkoord ga en apprecieer dat u mij volgt.
01.27 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, ik ken uw praktische werkwijze zeer
goed en ik zou eigenlijk willen opmerken dat een
"blauwe" plots "groen" kan zijn, door het papier dat
u bespaart.

De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten, het
mooiste blauw is volgens mij de hals van een
pauw en daar zitten ook enkele groene reflexen in.
01.28 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, louter als kort wederwoord, wij zijn al
gewoon dat blauw veel variaties biedt en, met alle
respect, wij kennen u als donkerblauwe, zelfs een
tikkeltje Belgicistische liberaal en wij weten dat er
destijds een Vlaamsgezinder VLD was. Sinds
Verhofstadt geen oppositieleider meer is, hebben
wij gezien dat het blauw inderdaad lichtblauw is
geworden en de laatste weken duidelijk een rozig
tintje vertoont.

Mijnheer de voorzitter, ik wil heel kort naar een
aantal van onze subamendementen verwijzen. Ik
werp bij deze een pluimpje naar een collega, met
name de heer Laeremans, die met een zekere
bravoure ons hoofdamendement nr. 88 heeft
verdedigd. Terecht hebt u tijdens de
commissiewerkzaamheden opgemerkt dat wij een
aantal zeer fundamentele amendementen in deze
Kamer hebben ingediend en daaruit nadien een
aantal subamendementen hebben afgeleid. Op
dezelfde manier hebben wij aan het einde van het
wetsontwerp, zoals het hier vandaag voorligt, ook
een aantal nieuwe hoofdstukken ingeschreven
omdat wij er principieel voor kozen.

Als overtuigde voorstanders van Vlaamse
onafhankelijkheid hadden wij er ons makkelijk
kunnen vanaf maken en stellen dat wij voor
Vlaamse autonomie pleiten en dus geen
amendementen hoefden in te dienen. Als
separatisten zouden wij aan dit spelletje
Lambermont en staatshervorming niet moeten
meespelen. Toch hebben wij in alle eerlijkheid
principieel een aantal duidelijke stellingnames
ingenomen en een aantal fundamentele
amendementen ingediend.

Mijnheer de voorzitter, dit is het grote verschil met
wat wij tijdens de bespreking van het financiële
luik hebben meegemaakt. Toen hebben de
collega's van de PSC, die waarschijnlijk nog
vermoeid zijn van het nachtelijk onderhandelen,
genoegen genomen met een aantal zogenaamde
prulamendementen. Wij moeten nog afwachten
welke geschenken deze partij thans heeft
gekregen. Als Vlaams Blok hebben wij ervoor
gekozen onze tijd niet te verprutsen met
prulamendementen, maar toch een aantal
principiële uitgangspunten te kiezen.

Mijnheer de voorzitter, staat u mij toe zeer kort
een toelichting te geven bij enkele
subamendementen op het grote amendement nr.
88. Het gaat er fundamenteel over dat wij in ons
hoofdamendement nr. 88 toch een aantal
bevoegdheden aan het Brussels Gewest hebben
gelaten.

U weet zeer goed en ik vertel niets nieuws als ik
zeg dat wij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
geen warm hart toedragen. Wat ons betreft is het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet gelijkwaardig
aan de twee andere grote gewesten, zijnde het
Vlaamse en het Waalse.
Wij willen daarin zeer doelbewust een
onderscheid maken. Wij zijn redelijke mensen, en
ik blijf zeggen dat de media en van langsom meer
een kleiner deel van de publieke opinie soms wel
eens een vertekend beeld van ons krijgen. Wij zijn
zeer redelijke mensen in de manier waarop wij
politiek bedrijven. Er is natuurlijk een
fundamenteel verschil tussen een aantal politiek
correcte collega's en wijzelf. Wij zullen principieel
voor onze principes blijven vechten, tot het bittere
einde. Wij hebben daar veel voor over en een
politieke partij is wat ons betreft slechts een
middel om een bepaald doel te bereiken, maar wij
zijn inderdaad niet te koop, laat dat zeer duidelijk
zijn. Wat de amendementen betreft die wij hier
vandaag voorleggen inzake het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest en de beperkte
bevoegdheden die wij haar laten behouden,
hebben wij gemeend een aantal
subamendementen bij het hoofdamendement te
moeten indienen. Het eerste subamendement
gaat principieel over de bevoegdheid die wij het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest laten behouden
wat de ruimtelijke ordening betreft. Via het
hoofdamendement nr. 88, laten wij het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest twee bevoegdheden
behouden, zijnde de vernieuwing van afgedankte
bedrijfsruimten en de monumenten en
landschappen.

In het eerste subamendement, het
subamendement 143, gaan wij drastisch te keer.
Soms gebeurt het dat Vlaams Blokkers kiezen
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
voor een drastische oplossing en wij ontnemen
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn volledige
bevoegdheid wat ruimtelijke ordening betreft. In
een vlaag van nieuwe redelijkheid zijn wij
begonnen een aantal oplossingen voor te stellen
die wat redelijk ogen en dat doen wij via
subamendement 144. Hierin schrappen wij in het
hoofdstuk ruimtelijke ordening de eerste
bevoegdheid, zijnde de vernieuwing van
afgedankte bedrijfsruimten. Subamendement 145
is een variatie op hetzelfde thema. In een oefening
van redelijkheid ontnemen wij deze keer het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn bevoegdheid
over monumenten en landschappen.

Als u mij toestaat, mijnheer de voorzitter, ga ik ook
even rustig naar het subamendement 146 en dat
stelt terug een iets radicalere oplossing voor.
Waar gaat het in subamendement 146 over? Wij
hebben het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een
aantal bevoegdheden laten behouden wat
leefmilieu en waterbeleid betreft. De mensen die
zich de moeite hebben getroost toch eens
inhoudelijk te kijken naar wat het Vlaams Blok in
haar amendementen te vertellen heeft, die zullen
hebben gezien dat wij - het moet toch ongetwijfeld
de collega's van de groene fractie interesseren ­
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de
bevoegdheden inzake leefmilieu en waterbeleid,
geluidshinder en ook de politionele bevoegdheid
wat gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke
bedrijven betreft, laten behouden. Deze twee
bevoegdheden, namelijk die van leefmilieu en
waterbeleid, ontnemen wij het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest via subamendement 146.

In een vlaag van nieuwe redelijkheid, mijnheer de
voorzitter, ontnemen wij het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest via subamendement 147
de bevoegdheid over de strijd tegen de
geluidshinder. Subamendement 148 is dan
uiteraard een variatie op hetzelfde thema, waar wij
dan gekozen hebben om het tweede punt, de
politionele bevoegdheid over de gevaarlijke,
ongezonde en hinderlijke bedrijven, onder
voorbehoud van de maatregelen van interne
politie die betrekking hebben op de
arbeidsbescherming, af te nemen van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Maar u zult begrijpen, mijnheer de voorzitter, dat
wij niet altijd of niet te lang in onze redelijkheid
kunnen volharden en af ten toe de publieke opinie
opnieuw moeten geruststellen. Wij blijven
aanhanger van een gezonde vorm van radicaliteit
en in een vlaag van nieuwe radicaliteit ontnemen
wij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via
subamendement 149 de bevoegdheden die wij
gelaten hadden in het hoofdamendement nr. 88,
wat de landinrichting en het natuurbehoud betreft,
het punt ten derde in ons hoofdamendement 88.

Daarom nemen wij, in een nieuwe vlaag van
radicaliteit, via subamendement 149 de
bevoegdheden inzake landinrichting en
natuurbehoud, het derde punt van ons
hoofdamendement 88, radicaal weg uit het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Waar gaat het
concreet over?

Wij moeten vaststellen dat tien puntjes in ons
hoofdamendement 88 over de problematiek van
landinrichting en natuurbehoud handelden. In de
eerste plaats gaat het om de problemen inzake
ruilverkaveling van landeigendommen en
landinrichting, in de tweede plaats over
natuurbescherming en natuurbehoud, ten derde
over de groengebieden, parkgebieden en groene
ruimten, ten vierde over de bossen, ten vijfde over
de jacht- en de vogelvangst, ten zesde over de
visvangst, ten zevende over de visteelt, ten
achtste over de landbouwhydraulica en de
onbevaarbare waterlopen, ten negende over de
ontwatering en ten tiende over de wateringen.

Als nog enkele collega's aandachtig volgen zo
vroeg in de ochtend, dan zullen zij uiteraard
hebben gezien dat wij via dit amendement zeer
duidelijk laten blijken dat we als consequente
rechtse politici toch over een gezonde vorm van
humor beschikken. Het zal u niet zijn ontgaan,
mijnheer de voorzitter, dat de thema's die we
daarjuist hebben geschetst ­ visvangst, visteelt,
ontwatering en wateringen ­ tenzij u mij op
technische gronden tegenspreekt, in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest niet voorkomen. We zijn
humoristische mensen, die zichzelf kunnen
relativeren.

De voorzitter: Mijnheer Bultinck, ik heb in een van
mijn eerste parlementaire vragen aan de heer
Vanden Boeynants gevraagd hoeveel reebokken
en andere dieren in het Brussels Gewest werden
geschoten. Dat is ver voor uw tijd gebeurd. Toen
werd mij geantwoord dat het niet zozeer gaat om
het aantal wildstukken die men in het gewest zou
hebben afgeknald, maar om het vervoer van het
vlees van het wild. Daarom is heel lang geleden
deze beschikking genomen. Ik zeg het u maar ter
informatie.
01.29 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, alvast bedankt voor deze technische
inhoudelijke opmerking. Ik ben nog maar een jong
parlementslid. Ik geef dat toe. Ik kan in deze
Kamer nog heel wat leren, ook over dergelijke
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
zaken in verband met het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest.

Ik wil mijn principiële houding wel even afmaken,
mijnheer de voorzitter. Wij hebben er inderdaad
voor gekozen om een aantal amendementen in te
schrijven die zouden blijk geven van onze zin voor
humor.

De voorzitter: Als de humor in leven kan blijven,
dan gaan de zaken heel gemakkelijk.
01.30 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Ik zal u
geruststellen, mijnheer de voorzitter. U hebt 15
Vlaams Blok-kamerleden op de 150 en als
iedereen de humor zal hebben achter zich
gelaten, zullen wij de laatste 15 collega's zijn die
nog over een gezonde vorm van humor
beschikken. Dat is ook traditioneel ons groot
verwijt aan de politici uit de politiek correcte
partijen. Zij lopen met een uitgestreken en lang
gezicht rond. Die mensen zijn niet meer gelukkig
en zijn zwaar ontgoocheld. Wij leven ons nog echt
uit en beleven nog plezier aan ons politiek
mandaat. Als u de Vlaams Blok-fractie bekijkt,
mijnheer de voorzitter, moet u vaststellen dat wij
er echt gelukzalig uitzien en dat wij ons goed
voelen in onze rol.

Wij houden ook van correcte afspraken, mijnheer
de voorzitter. Ook dat is een gezond kenmerk,
want goede afspraken maken goede vrienden. Wij
hebben elkaar ook op dat vlak leren appreciëren.

Via het subamendement 149 laten wij de 10
beruchte punten, waarvan ik een aantal grappige
variaties heb aangehaald, weg. Dat is een zeer
drastische maatregel. Via de volgende
subamendementen 150 tot en met 159 voeren wij
geleidelijk aan de bevoegdheden, die 10 puntjes,
af.
01.31 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik zal de amendementen
160 tot 176 kort behandelen. Ze handelen over de
bevoegdheden die toegekend zijn aan Brussel.
Voor het Vlaams Blok horen deze bevoegdheden
niet thuis bij het Hoofdstedelijk Gewest omdat dit
gewest ten onrechte de waarde van de andere
regio's in dit land heeft gekregen. Er zit een
filosofie achter. Vermits men ervan uitgaat dat
men in Brussel met een Franstalige meerderheid
zit, denkt men met Wallonië en Brussel tegen
Vlaanderen steeds twee tegen een te kunnen
spelen.

Dit is een van de redenen waarom de Vlaamse
Beweging zich steeds heeft verzet tegen de idee
van Brussel als derde gewest. Er was een tijd dat
ik behoorde tot de partij van de heer Schiltz die
zich hevig verzette tegen Brussel als derde
gewest. Ik herinner me nog zeer goed dat hij in
een debat op de RTBF hierover aan de tand werd
gevoeld. Men vroeg hem naar zijn standpunt met
betrekking tot het gegeven dat de meerderheid
van de Franstalige Brusselaars een derde gewest
wilde. Schiltz antwoordde, ik citeer: "On dit que
Paris vaut bien une messe. Le rôle du capital vaut
bien la parité". Men heeft dit nooit toegepast, ook
de heer Schiltz niet. Bijna sprak ik over wijlen de
heer Schiltz, op politiek vlak uiteraard. Ik zou hem
eerlijk gezegd niets anders toewensen.

Wij zitten met dit probleem. Ons
hoofdamendement strekt ertoe in het huidig
voorstel de afbraak van het derde gewest wettelijk
in te bouwen. Wij proberen mensen uit andere
partijen te overtuigen ­ ijdele hoop, dit geef ik toe -
op zijn minst te beginnen met het reduceren van
het derde gewest tot een meer aanvaardbare
entiteit door een aantal bevoegdheden te
reduceren. Wij vinden dat wij zeer ver gegaan zijn.
Als wij er zouden in slagen andere collega's te
overtuigen deze reductie te versterken, zouden wij
gelukkiger zijn.

Immers, Brussel werd een aantal bevoegdheden
toegekend die de regio niet nodig heeft, gewoon
omdat ze niet met problemen in verband met die
bevoegdheden geconfronteerd wordt. De
landbouwhydraulica en de onbevaarbare
waterlopen zijn niet echt Brusselse
aangelegenheden, tenzij we ervan uitgaan dat de
Zenne, die onder de hoofdstad stroomt, als een
onbevaarbare waterloop wordt beschouwd. Ook
een specifieke bevoegdheid inzake bossen lijkt
niet nuttig, want Brussel telt slechts 1 boswachter.
Dat lijkt me toch wat folkloristisch.

Al de amendementen die ik nu zal verdedigen,
hebben daar betrekking op. Zoals beloofd ­ de
voorzitter heeft collega Laeremans ruim de tijd
gelaten om zijn betoog te houden -, zal ik ze niet
een voor een toelichten. Ze strekken er in ieder
geval allemaal toe om, in tegenstelling tot wat
wordt voorgesteld, een groot deel van de
bevoegdheden niet naar Brussel over te hevelen.
Hopelijk kunnen we een meerderheid van het nut
daarvan overtuigen, maar wellicht is die hoop ijdel.

Overigens waarschuw ik de parlementsleden
ervoor, inzonderheid de Vlaamse, dat zowel
Vlaanderen als de Nederlandstalige Brusselaars
door de toekenning van meer bevoegdheden aan
het Brusselse beleidsniveau, waar we de dubbele
meerderheid zijn kwijtgespeeld, een rampzalige
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
situatie tegemoetgaan. Ik verklaar mij nader. Het
is rampzalig voor Vlaanderen, omdat de hoofdstad
van Vlaanderen ­ dat is Brussel tenslotte ­ nog
verder zal vervreemden en als het ware een
vreemde plek vormen in de natie. Het effect van
de uitdeinende olievlek zal ongetwijfeld vlug
voelbaar zijn. Voor de Nederlandstalige
Brusselaars is het nog erger.

Wij hebben wel geregeld moeten horen hoe
gelukkig hun vertegenwoordigers waren over de
resultaten van de Brusselse Costa. Niets is echter
minder waar. Ten eerste, met de tekst wordt het
stemrecht van de Vlaamse Brusselaar
gereduceerd. Mijnheer de minister Vande Lanotte,
u bent ons gisteren komen uitleggen wat we
precies moesten verstaan onder de term
democratische reflex en welke partijen er vanuit
de democratische reflex moesten worden
afgeblokt. U bedoelde daarmee toch niet dat de
democratische reflex moest spelen om de VLD te
bestrijden?

U bedoelde daar ook Agalev, de SP en
waarschijnlijk voorlopig ook de CVP niet mee.
01.32 Minister Johan Vande Lanotte: Ik zal nog
eens zeggen dat ik met opzet weiger daarover te
praten in die termen. Dit is geen bepaling die
gericht is tegen partijen, ze is enkel gericht op een
democratisch principe. Ik heb met opzet gezegd
dat ik niet wou praten over democratische en niet-
democratische partijen toen dat onderwerp vanop
uw banken ter sprake werd gebracht. Ik beschouw
het ook niet als dusdanig. U zult dat woord ten
andere nog nooit uit mijn mond hebben gehoord.
Ik heb heel duidelijk gesteld dat het daar niet over
gaat.
01.33 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik zou er de vice-eerste
minister attent op willen maken dat als men op de
banken van mijn fractie steeds begint over
democratische en niet-democratische partijen, de
reden daarvoor te zoeken is in het feit dat wij
dagelijks van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
zowel hier als in de media moeten horen dat er in
dit land democratische partijen zijn ­ wat nooit
gedefinieerd werd ­ en één ondemocratische
partij. Men geeft daar echter nooit een argument
voor. U zult begrijpen dat wij bijgevolg gevoelig
zijn voor dat thema. U zult het met mij eens zijn
dat wij elkaar geen Lijzebet moeten noemen.
Laten wij ten minste één keer een klein beetje
eerlijkheid van de regering verwachten, het gaat
hier om een maatregel die gericht is tegen het
Vlaams Blok, dit in het bijzonder omdat er een
immense Franstalige paniek bestaat, niet omwille
van de ideeën van het Vlaams Blok, maar omdat
het Vlaams Blok de eerste Vlaamse partij is die er
misschien toe in staat is om Franstaligen voor
Vlaamse lijsten te laten stemmen. Dat is het niet-
democratisch aspect van het Vlaams Blok. Dat is
wat men vreest in Brussel. Daarom heeft men al
die maatregelen genomen die in Vlaanderen niet
bestaan en die door de Raad van State bovendien
zeer terecht werden afgebroken tot op de grond.

Maar goed, jullie zijn de specialisten van de
democratie. Ik ging u, toen u mij onderbrak om te
stellen dat ik u verkeerd ging citeren, de paus van
de democratie noemen. Jullie bepalen wat
democratisch is en wat niet, waarschijnlijk
conform een of andere organisatie van de
progressieve kerk, de commissie voor geloofsleer
of zoiets. Ik moet trouwens zeggen dat de
progressieven in Vlaanderen steeds meer
klerikale trekjes aan het kweken zijn en zich
steeds puriteinser gaan tonen, dit tenminste op
politiek vlak. Het vroegere seksueel puritanisme is
vervangen door een politiek puritanisme dat even
nocief en even onverdraagzaam zo al niet
onverdraagzamer is. Dat laat men nu functioneren
in Brussel. Men laat de Vlaamse Brusselaars aan
hun lot over. Men reduceert in feite het effect van
hun stemgedrag en dan vindt men het nodig om
miljarden uit te geven om links of rechts een
pseudo-Vlaamse schepen te bekomen die toch
niets te vertellen zal hebben.

Ik geef toe dat de vertegenwoordigers van de
zogenaamde democratische partijen in Brussel
dat meestal toejuichen. Wij weten ook dat zij in
hun politiek denken al jarenlang en momenteel
nog steeds niet worden geleid door het belang van
hun kiezers dat zij verondersteld worden te
verdedigen. Zij worden wel ingekaderd door een
regiment van aalmoezeniers van politieke
correctheid. In het bijzonder denk ik aan al de
zogenaamde Vlaamse Brusselaars gevestigd in
de Dansaertstraat en aanverwante buurten, en die
van daaruit bepalen wat de Vlaamse Brusselaar al
dan niet mag zeggen. Ook zij hebben er alle
belang bij dat men de stem van de Vlaamse
Brusselaar reduceert. Jammer genoeg voor de
aalmoezeniers van de progressiviteit is de
Vlaamse-Brusselse stemgerechtigde nogal
resistent tegenover zijn politieke raadgevers. Hij
zou zelfs op een andere partij kunnen stemmen.
Men moet dan reageren en de efficiëntie van zijn
stemgedrag, en dus de democratie, aantasten.

Dat was de enige reden waarom wij probeerden
het derde gewest ten dele af te bouwen. Wij weten
dat onze strijd momenteel niet erg hoopgevend is.
Een van de grote, in Brussel opgevoede tenoren
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
van de geschiedenis van de Nederlanden zei ooit:
"Het is niet nodig te hopen om te slagen, en zeker
niet nodig te overwinnen om te volharden in de
strijd." Met die woorden van Willem van Oranje
beëindig ik mijn uiteenzetting.

De voorzitter: Collega's, ik wil de Kamer
raadplegen. De heer Servais Verherstraeten wil
namelijk graag zijn amendementen nummers 2, 3,
4 en 5 op artikel 2 nu verdedigen. Is er daarover
eenparigheid in de Kamer?
01.34 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, wij hebben helemaal geen
probleem met de vraag van de heer
Verherstraeten. Nu we toch over de
werkzaamheden spreken, wil ik ook graag deze
vraag stellen. Om halftien zou normaal gezien de
commissie voor de Herziening van de Grondwet
van start gaan.

De voorzitter: Ik zal die commissievergadering
waarschijnlijk tot halfeen uitstellen. Ik probeer de
agenda nog wat te herschikken. De ministers
zeiden gisteren ook al qu'ils n'ont pas le don
d'ubiquité. De plenaire vergadering heeft voorrang
op de commissievergaderingen. Ik zou niet graag
beide vergaderingen gelijktijdig laten plaatsvinden.
Dat de commissie voor de Herziening van de
Grondwet om halfeen zou starten, betekent
geenszins dat u uw amendementen hier niet zal
kunnen bespreken.
01.35 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, u wil de bespreking van
onze amendementen dus even schorsen. De heer
Verherstraeten zou het wat rustig aan moeten
doen, want hij is ook al de hele nacht hier.

De voorzitter: Ik kan verklappen dat ik
scheermesjes heb besteld. Zij zullen op de
gepaste plaatsen vanaf 9 uur ter beschikking zijn.
Het gaat om plastieken, eenmalig bruikbare
mesjes. Misschien hebben we ze ook alleen maar
vandaag nodig en niet meer morgenvroeg.
01.36 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, is er ook scheerschuim
voorzien?

De voorzitter: Mijnheer Goyvaerts, hebt u nood
aan die scheermesjes?
01.37 Hagen Goyvaerts (VLAAMS BLOK):
Neen, mijnheer de voorzitter, ikzelf niet. Ik vroeg
me echter af of er voor de dames ook ladyshave
is voorzien.
De voorzitter: Mijnheer Goyvaerts, ik wil u
verzoeken om niet denigrerend te spreken. Het is
bovendien vroeg in de ochtend!
01.38 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik wil u erop wijzen dat er
om 9.30 uur twee vergaderingen waren gepland.
Daarvan hebt u er een verplaatst naar 12.30 uur.
Worden die vergaderingen gekoppeld aan de
vergaderingen van 13.30 uur?

De voorzitter: Mijnheer Laeremans, het gaat om
een technisch probleem. Ik moet in staat zijn de
dossiers tijdig door te nemen. De commissie voor
de Herziening van de Grondwet heb ik verdaagd
tot 12.30 uur. Ik probeer ervoor te zorgen dat de
vergadering van 13.30 uur ook normaal kan
plaatsvinden. Wellicht zal de plenaire vergadering
dan om 14.30 uur hervat kunnen worden.

De heer Verherstraeten krijgt met eenparige
toestemming van de Kamer het woord voor de
verdediging van zijn 5 amendementen op artikel 2.
01.39 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, ik dank de collega's voor hun
toestemming, waarvan ik geen misbruik zal
maken. Noch zal ik filibusteren. Ik wil van de
gelegenheid wel gebruik maken om het
surrealisme van deze vergadering te
onderstrepen. In onze vergadering is het nu 27
juni 2001 en 9 uur in de ochtend. Buiten deze
vergadering is het echter 28 juni en 9 uur in de
ochtend. De belangrijkste gebeurtenissen spelen
zich af buiten dit halfrond. De voorzitster van de
PSC kwam zonet in haar voertuig aan voor het
kabinet van de eerste minister met in haar zog
een hoop cameramensen. Hier is er geen enkele
journalist aanwezig. Mevrouw Milquet kondigt
eigenlijk aan dat de PSC zich zal onthouden bij de
stemming over dit ontwerp. De consecratie bij de
eerste minister zal snel afgelopen zijn. Men zal
snel nog warme croissants en koffie toedienen.

De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten, men kan
toch geen koude croissants serveren? Dat doet
men niet bij de eerste minister en ook niet bij mij.
01.40 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, bij u zeker niet, want u bent de
eerste burger.

Ik wil echter duidelijk maken dat het gesprek nog
wel even moet duren. Men moet toch duidelijk
maken dat het toch nog moeilijk is gegaan, dat
men nog even ernstig heeft moeten debatteren.
Straks, rond 9.30 uur, over een twintigtal minuten,
zal de PSC-voorzitster triomfalistisch naar buiten
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
komen. Ze zal de Franstalige pers meedelen dat
ze de Vlaamse meerderheid op de knieën heeft
gekregen. Ook de premier zal in al zijn
triomfalisme buiten komen. Hij zal meedelen dat
hij alles prima heeft geregeld en geen enkele
toegeving moest doen. Hij zal het akkoord een
goed en evenwichtig akkoord noemen. Bij de
stemming vanavond of morgenvroeg zal de PSC
zich onthouden, waardoor ook dit ontwerp de
noodzakelijke meerderheid zal halen. De
partijvoorzitter van de VLD, de heer De Gucht, zal
verklaren dat de heer Verhofstadt hoe langer hoe
meer de loodgieterkwaliteiten krijgt van zijn
voorganger. Zo zal het ongeveer verlopen.

Mijnheer de minister, ik zou u graag nog één
vraag stellen. Ik meen dat ik op die vraag in de
algemene bespreking geen antwoord heb
gekregen.

Dreigt de budgettaire capaciteit van de federale
overheid niet in het gedrang te komen, zodra de
economische conjunctuur wat vertraagd en
wanneer de belastinghervormingen, de dotaties en
alle akkoorden ingevolge Lambermont op volle
toeren draaien? Bestaat het risico niet dat er
alsdan opnieuw moet worden gesaneerd?

Bij de algemene bespreking antwoordde u niet
uitvoerig op mijn vragen, maar op die vraag
verwacht ik van u toch een concreet antwoord.
01.41 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer
de voorzitter, het essentiële element in deze
staatshervorming, althans wat de middelen betreft,
is dat zowel de middelen van de federale overheid
als deze van de gemeenschappen in hoofdzaak ­
en weliswaar geleidelijk ­ worden gekoppeld aan
de economische groei. Voor de gemeenschappen
is er sprake van een koppeling a rato van 0,92%
omdat zulks ook de elasticiteit is die wij
veronderstellen voor de federale overheid. Dat
betekent dat de financiering voor beide niveaus
rekening houdt met deze groei. Dat houdt op zijn
beurt in dat wanneer de groei positief verloopt, dit
voordelig is voor beide niveaus en omgekeerd. Op
beide niveaus moet hiermee uiteraard rekening
worden gehouden in de programma's, ervan
uitgaande dat de grote uitdagingen voor de
toekomst zowel op het ene als op het andere
niveau zijn gesitueerd, op het ene niveau wat het
onderwijs en de gezondheidszorg betreft en op het
andere niveau wat de sociale zekerheid en een
deel van de gezondheidszorg betreft.

Dat betekent dat de groei van de middelen niet
meer voortdurend het voorwerp zal uitmaken van
discussies, maar zonder meer is gekoppeld aan
de economische groei.

Dit jaar nemen de middelen van de gewesten en
de gemeenschappen sterk toe, ondanks een
tegenvallende groei, terwijl volgend jaar de
middelen voor de gewesten en de
gemeenschappen wellicht dalen, ondanks
misschien ­ hopelijk - een stijging van de
economische groei.

Voor de twee jaar samen is het huidige systeem
misschien niet slecht, maar elk jaar wordt er
gediscussieerd over wat aan wie wordt toegekend.

De koppeling aan de groei voor beide niveaus
zorgt voor een meer eerlijke verdeling van de
middelen tussen de niveaus, wat in een federaal
stelsel op termijn een stabiliserend effect zal
hebben.
01.42 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de minister, dat is gedeeltelijk juist, maar ik ga
ervan uit dat in de parameters die u aanhaalde
"voorzichtigheid" is ingebouwd. Dat heeft hoe dan
ook belangrijke repercussies op federaal vlak.
Bovendien mag niet worden vergeten dat
binnenkort over het fiscaal ontwerp zal worden
gestemd, dat, althans indien het wordt
goedgekeurd, aanzienlijke effecten zal
teweegbrengen. Als er dan economische
parameters worden gebruikt die tegenvallen,
vrees ik dat men op federaal niveau met ernstige
problemen zal worden geconfronteerd en dat er
alweer zal moeten worden gesaneerd. Waarop zal
alsdan nog worden bespaard? De voorbije tien of
vijftien jaar werd al zoveel bespaard op
administratief vlak, dat ik vrees dat men zich
automatisch zal richten tot de sociale zekerheid.
Dat zou evenwel betreurenswaardig zijn.

Dat zou, vrees ik, het gevolg kunnen zijn van de
huidige gecombineerde opties.
01.43 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer
de voorzitter, deze overwegingen hebben meer te
maken met de discussie over al dan niet
opportuniteit van de fiscale hervorming dan met
de verdeling van de globaliteit van de
overheidsmiddelen tussen de gemeenschappen
en de federale overheid. Ik aanvaard die kritiek.
Het is een beoordeling. De meerderheid wil dit
echter doorvoeren, u vindt het te verregaand. Het
heeft echter meer met die discussie te maken dan
met de verdeling van de middelen. Bij de verdeling
van de middelen kunt u het systeem van de eerste
tien jaar niet behouden. Het zou ertoe leiden dat
een aantal niveaus op termijn niet voldoende
gefinancierd werden. Men moest een
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
mechanisme hebben dat voor een correcte
verdeling zorgt. Een volledige koppeling was niet
mogelijk omdat de federale middelen ook niet
volledig gekoppeld zijn, vandaar de 0,92. Uw
kritiek heeft te maken met de ruimte voor die
belastinghervorming. Dat is een legitieme vraag.
Wij verschillen wel van mening. Het heeft hier
echter niets mee te maken. Wij wisten van bij het
begin dat er na tien jaar een mechanisme moest
worden ontwikkeld, anders zou het systeem op
termijn onevenwichtig zijn.

De voorzitter: Mijnheer Leterme, de heer
Verherstraeten en de minister zijn ten gronde een
goede dialoog aan het voeren en interessante
zaken aan het uitwisselen. De voorzitter van de
Kamer verheugt zich daarover.
01.44 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, zullen er in het
kader van alle genomen maatregelen ­ de sociale,
de fiscale, de Lambermont ­ en als er
economische tegenvallen zijn, bijsturingen moeten
gebeuren op middellange termijn aan het fiscale
ontwerp dat wij volgende week zullen
behandelen?
01.45 Minister Johan Vande Lanotte: Het
mechanisme bij een fiscale hervorming zit zo in
elkaar dat er een speling van twee jaar is bij het
invoeren op de begroting. We hebben nu
vastgelegd wat de impact daarvan is. Als uw
economie anders evolueert, moet u een
speelruimte hebben. Dat is de reden waarom het
schema van invoeren op de begroting niet vastligt
voor de periode van daarna.
01.46 Servais Verherstraeten (CVP): Dat lijkt
me zeker niet oninteressant in het debat van de
volgende weken. Mijnheer de voorzitter, met
betrekking tot amendement nr.
2 op artikel
twee.
Het gaat over de homogene
bevoegdheidspakketten. Eigenlijk gaat het over de
suggestie om het prijs- en inkomensbeleid inzake
landbouw over te hevelen. We weten dat de
volledige regionalisering van landbouw niet
gerealiseerd is. Het prijs- en inkomensbeleid met
betrekking tot landbouw is niet integraal
opgenomen in dit akkoord en in dit ontwerp dat we
bespreken. Het is de federale uitzondering op de
gewestelijke bevoegdheid.

Wij weten uiteraard dat dit op dit ogenblik
voornamelijk een Europese aangelegenheid
betreft. Zal dit echter zo blijven? In het Europees
beleid zitten wij hoe dan ook met de problematiek
dat er tegenstrijdige standpuntbepalingen zouden
zijn tussen de Vlaamse en de Waalse landbouw.
Dit zou aanleiding kunnen geven tot interne
twisten. Wellicht zal dit ook leiden tot een hoop
samenwerkingsakkoorden, wat niet evident is en
heel wat problemen zal teweegbrengen. Vandaar
onze suggestie om landbouw volledig over te
hevelen.

Mijnheer de minister, het prijs- en inkomensbeleid
inzake landbouw is niet opgenomen in dit akkoord.
Op een bepaald moment heb ik horen vertellen
dat de heer De Gucht, partijvoorzitter van de VLD,
samen met collega Bourgeois afspraken
hieromtrent had gemaakt dat daarin wel zou zijn
voorzien. Ik vind dit echter niet terug. Hoe is dit
mogelijk? Is er geen akkoord gesloten? Of is het
een gevolg van de perikelen met de heer
Bourgeois, die zich aangezien hij het toch niet zou
goedkeuren, niet aan de afspraak zou houden? Of
was de vertaling die de heer De Gucht en de heer
Bourgeois hieraan gegeven hebben niet correct?
01.47 Minister Johan Vande Lanotte: Ik denk dat
er een misverstand bestaat over het prijzenbeleid.
Het is een Europese materie, waarvan de
standpunten in consensus tussen de gewesten
worden bepaald. Wanneer de gewesten niet tot
een akkoord komen, bestaat er ook geen
standpunt. De federale overheid heeft hierover
geen bevoegdheid. Op een bepaald ogenblik heeft
men gesproken over het niet-Europese. Zo heeft
men een aantal maatregelen genomen, die echter
geen prijsmaatregelen zijn. Ik ken geen
prijsmaatregelen in de landbouw die niet op
Europees niveau worden genomen. Met andere
woorden, er wordt een discussie gevoerd die op
dit ogenblik ­ maar ook in de toekomst, gezien de
structuur van de landbouwpolitiek ­ inhoudloos is;
zij is immers voorwerploos. Op zeker ogenblik
heeft men gedacht dat er nog een prijzenbeleid
bestond, los van het Europese, maar dat is niet
juist. Er zijn minimale en maximale
interventiemogelijkheden, maar dit is geen
prijzenbeleid. Dit is dus een non-issue, aangezien
het prijzenbeleid op Europees niveau wordt
gevoerd. De standpunten hierover worden door de
Europese staatssecretaris vertolkt, maar hij
vertolkt natuurlijk het gemeenschappelijk
standpunt van de gewesten die daarvoor bevoegd
zijn.
01.48 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, ik ga gewoon verder. Mijn
amendement 3 op artikel 2 betreft
inkomensvervangende maatregelen bij
vervroegde uittreding van oudere landbouwers.
Wij stellen voor dat dit wordt geregionaliseerd,
terwijl dit in het ontwerp niet zo is. Wij volgen
gewoon de resolutie van het Vlaams Parlement.
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
Dit is de beleidslijn die we voor de verkiezingen
hadden beloofd en die we ook na de verkiezingen
blijven volgen, in tegenstelling tot andere fracties.

Ik kom tot amendement 4. Ook hier baseren wij
ons op de resolutie van het Vlaams Parlement en
volgen we de beleidslijn van de coherente
bevoegdheden. Wij stellen voor dat het
quotabeheer, het wetenschappelijk onderzoek, de
productcontrole en de sanitaire en fytosanitaire
bevoegdheden zouden worden overgeheveld naar
de deelstaten. Ook de Raad van State heeft kritiek
geuit op de overheveling van de landbouw, omdat
er overhevelingen plaatsvonden op basis van
finaliteiten, onder meer de voedselveiligheid; deze
zouden te vaag en onduidelijk zijn en men had ze
concreter moeten specificeren.

Ik kom tot amendement 5, met betrekking
tot de gegarandeerde
en
significante
vertegenwoordiging. Wij stellen voor deze vast te
leggen in functie van het aandeel van het
betrokken gewest in de productiewaarde en de
tewerkstelling van de landbouw. Dit zou de facto
betekenen dat de overgrote meerderheid in
handen van het Vlaamse Gewest zou komen.

Wij stellen hetzelfde voor met betrekking tot
amendement 6 op artikel 3. Wij stellen hetzelfde
voor met betrekking tot de buitenlandse handel, in
verhouding met het pro rata-exportaandeel. Dit
bedraagt de facto 75% voor Vlaanderen.

Ik kom tot amendement 17. Wij stellen voor artikel
6, over ontwikkelingssamenwerking, te schrappen.
Collega Van der Maelen zal het graag horen, maar
collega Pieters heeft met zijn vraag aan collega
Talhaoui pijnlijk duidelijk gemaakt wat de
juridische meerwaarde van dit artikel is. Het is
eigenlijk een intentieverklaring die we in een
bijzonder meerderheidswet zetten. Minister Van
den Bossche heeft het prachtig omschreven als
het nirwana van het recht. Wat dit betreft, volgen
we ook de Raad van State.
01.49 Minister Johan Vande Lanotte: Ik heb
gisteren nog met minister Van den Bossche
gebeld en hem uw groeten overgemaakt en hij
was daar heel blij mee. Ik wou van de gelegenheid
gebruikmaken om u dat te zeggen.
01.50 Servais Verherstraeten (CVP): Het begrip
nirvana van het recht ­ typisch voor minister Van
den Bossche - slaat wel voor een stukje op artikel
6, dat een intentieverklaring is. Wij zullen zien wat
de toekomst brengt. Wij zullen ook zien of er
tijdens deze legislatuur, hoe lang ze ook moge
duren, nog besprekingen in het kader van de
staatshervorming zullen plaatsvinden, zoals
minister-president Dewael heeft gesuggereerd.

Het amendement 18 gaat over de dubbele
meerderheid en wij suggereren het amendement
inzake de organisatie en de uitoefening van het
administratief toezicht in het Brussels
hoofdstedelijk gewest te handhaven. Ik heb tijdens
de algemene bespreking tot in het absurde toe
gewezen op het feit dat zij die daar tijdens de
vorige legislatuur in mijn ogen voor een stuk
misbruik van hebben gemaakt, dit nu eigenlijk
willen afschaffen.

Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux

De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten, mag ik u
eventjes onderbreken. Mijnheer Van den Eynde,
wat betreft mijn vraag van daarstraks. Ik heb
beslist de commissie niet om 9.30 u te houden. Ik
zeg u dit reeds nu.

Je tiendrai la commission à 12.30 heures en
tachant de terminer à un moment décent à l'heure
de midi. S'il y avait un peu de retard, indien er een
beetje vertraging is, zal ik de openbare zitting wat
verdagen. Ik wil het nu reeds zeggen, want anders
is het te laat. Ik heb alle contacten genomen met
het secretariaat en dies meer. Ik verontschuldig
mij ervoor dat ik u onderbroken heb.
01.51 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik ben u dankbaar dat u de
commissie niet laat samenkomen op het ogenblik
dat de plenaire vergadering plaatsvindt. Wat daar
besproken wordt ­ en dat zal niemand nog
betwisten ­ heeft alles te maken met wat hier
gebeurt. Ten tweede, uit fairplay kan ik niet
garanderen dat wij tegen deze middag gedaan
hebben.

De voorzitter: Ik moet met iets beginnen. Il faut
commencer quelque part.
01.52 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mag ik vragen of de commissie voor het
Handels- en Economisch Recht nog doorgaat,
omdat er een aantal mensen parallel in de
commissie voor de Herziening van de Grondwet
zitten.

De voorzitter: Dat is een goede vraag, maar u
weet dat ik de subcommissie-Grafé een goed hart
toedraag. Deze commissie werkt heel goed, net
zoals vele andere commissies. U bent lid van de
twee commissies?
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
01.53 Frieda Brepoels (VU&ID): Neen, ikzelf
niet, maar collega Bourgeois heeft mij dat
daarstraks gevraagd.

De voorzitter: Ik zal straks de knoop doorhakken.
Desnoods stel ik de commissie uit, goed?
01.54 Frieda Brepoels (VU&ID): Als dat kan.

De voorzitter: Ik wil het even duidelijk stellen.
Wat de commissie voor de Herziening van de
Grondwet betreft, die ik zelf zal voorzitten, zullen
we zien waar wij staan. Er staat nog iets op de
agenda, namelijk om half twee de lectuur van het
verslag. Is het een beetje later dan zal ik hier wat
later beginnen.
01.55 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, ik wil verwijzen naar de commissie
voor het Handels- en Economisch Recht, want ik
maak daar deel van uit en het zou dus zeer spijtig
zijn mocht ik die vergadering niet kunnen
bijwonen. Er staan een aantal interessante
wetsvoorstellen en wetsontwerpen op de agenda.

De voorzitter: Welke commissie wilt u graag
bijwonen? De subcommissie Grafé?
01.56 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Ja, maar
ik moet hier natuurlijk ook mijn verplichtingen
waarnemen ten opzichte van mijn collega-
fractiegenoten hier in de plenaire vergadering. Ik
zou erop aandringen dat wanneer u voorzitter
Grafé ziet of tegenkomt, u hem vraagt of de
commissie voor het Handels- en Economisch
Recht niet kan worden uitgesteld.

De voorzitter: Teneinde misverstanden te
vermijden en om te vermijden dat de commissie
voor de Herziening van de Grondwet samenvalt
met deze vergadering, waar dezelfde collega's
zetelen en vergaderen over een onderwerp dat
daarmee te maken heeft, heb ik beslist de
commissie voor de Herziening van de Grondwet
niet te laten plaatsvinden terwijl deze vergadering
bezig is. Ze zal dus plaatsvinden tijdens de
onderbreking dus.

Mevrouw Brepoels vroeg me wat er dan gebeurt
met de subcommissie-Grafé. Er kan dubbel
gebruik zijn van leden. Dat zal ik straks bekijken.
Normaliter zal ook de subcommissie-Grafé
doorgaan buiten deze vergadering, uiteraard,
maar ik ben nog niet zeker wat ik daar-mee zal
doen, ik wil zeker zijn dat er geen dubbel gebruik
is. De heren Pieters en Bourgeois zijn lid van
beide commissies. Eventueel stel ik de commissie
van de heer Grafé uit.

Bespreking van de artikelen (voortzetting)
Discussion des articles (continuation)
01.57 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, amendement 22 is evenmin in de
Senaat ingediend. De Brussel-wet bepaalt dat het
Gewestbureau dat toezicht houdt op de
verkiezingen is samengesteld uit de voorzitter van
de rechtbank van Eerste Aanleg, een Franstalige
of een Nederlandstalige. Momenteel is het een
Nederlandstalige, maar er is een beurtrol met de
procureur des Konings en zij wisselen af inzake
taalaanhorigheid. Daarnaast zitten er nog twee
Nederlands- en twee Franstaligen in dit bureau.

Laten wij veronderstellen dat de voorzitter van de
rechtbank van Eerste Aanleg Franstalig is. Wel,
dan kan het zijn dat de verkiezing van Brusselse
leden van de Vlaamse Raad gebeurt onder
toezicht van een gewestbureau met een
Franstalige meerderheid. Dus, een verkiezing van
Vlamingen die wordt gecontroleerd door een
Franstalige meerderheid. Dit vinden wij zeer
merkwaardig. Wanneer het over Vlaamse
aangelegenheden gaat denk ik dat het toezicht en
het recht spreken daarop door Vlamingen gebeurt.
Vandaar dat ik het wetsvoorstel van de collega's
van de PSC om gemengde tweetalige kamers van
de Raad van State bevoegd te maken voor
materies in de Vlaamse rand zo perfide vind.
Enerzijds zal dit tot meer rechtsachterstand leiden,
want er ontstaan discussies binnen de
taalgemengde zetel, maar anderzijds zullen er
markante uitspraken uit volgen. Overigens wijst
het op een gebrek aan vertrouwen. Ik vind het ook
niet aangewezen dat Nederlandstalige
magistraten oordelen over verkiezingen van
Franstalige leden van de Franse
Gemeenschapsraad of van de Waalse
Gewestraad. Omgekeerd denk ik ook dat best een
volledig Nederlandstalig gewestbureau over
Brusselse leden van de Vlaamse Raad oordeelt.

Amendement 23 gaat in dezelfde richting. Als een
mandaat vacant is voor Brusselse leden van de
Vlaamse Raad, de facto Vlaams Parlement, dan
verklaart de Nederlandstalige voorzitter van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest - of de
Nederlandstalige ondervoorzitter indien de
voorzitter Franstalig is - de opvolger voor
verkozen. Ik heb dat altijd merkwaardig gevonden:
iemand in het Vlaams Parlement dient verkozen
verklaard te worden door de voorzitter van het
Vlaams Parlement. Het zou ook zeer markant zijn
dat bij wijze van spreken een Kamerlid zijn eed
zou afleggen voor de voorzitter van de Senaat.
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
Mijnheer de voorzitter, het is mij een eer en een
genoegen dit te mogen doen voor u en ik wens
dat het aan Vlaamse parlementsleden zou
toekomen dit te doen voor de voorzitter van het
Vlaams Parlement.

Dan kom ik tot amendement 24 en daar verwijs ik
naar amendement 22 betreffende het
Gewestbureau waar ik suggereer om
Nederlandstalige leden het werk te laten doen en
bevoegd te zijn voor de verkiezing van de
Brusselse leden van de Vlaamse Raad.

In amendement 25 inzake de overdracht van de
Nationale Plantentuin van Meise stellen wij voor
om die niet over te dragen. Wij steunen op het
advies van de Raad van State dat dit
grondwetswijziging inhield en de
grondwetswijziging is hier niet voorzien en deze
overheveling kan ook niet op een rechtsgeldige
wijze gebeuren.

Amendement 27 gaat over Brussel. Het Lombard-
akkoord vereist eveneens een grondwetswijzing
en is daardoor zelfs in strijd met het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens en met het
evenredigheidsbeginsel en vandaar dat wij
suggereren om artikel 28 weg te laten. Hetzelfde
geldt voor de amendementen 28, 29, 30, 31 en
32. Met betrekking tot de amendementen die ik
heb ingediend, zal ik dan ook geen verdere
toelichting meer verschaffen, mijnheer de
voorzitter, zonder natuurlijk er de collega's nog
eens achtzaam op te maken dat het ondertussen
half tien is geworden en dat wellicht de voorzitster
van de Franstalige PSC op dit ogenblik
triomfalistisch en voor het oog van de camera's
buiten, voor het kabinet van de eerste minister,
verklaart dat zij een grote overwinning heeft
behaald. (Onderbreking) Gaat zij nu pas binnen?
Dan kom ik een half uur te laat. Dan heb ik mij
vergist met een half uur, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter: Ik geef ik u iets mee dat ik heb
beloofd. Ik heb scheermesjes besteld voor
diegenen die het mij gevraagd hebben. Maar,
collega's, ze kunnen slechts één keer dienen; ze
dienen dus niet voor morgenvroeg.
01.58 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, het was mijn ambitie om deze
meerderheid de baard af te doen en ervoor te
zorgen dat zij geen tweederde meerderheid zou
behalen. Ik zal er wellicht niet in slagen en daarom
zal ik het maar bij mijzelf doen.

De voorzitter: Mag ik even uw aandacht vestigen
op de procedure? Ik heb genoteerd dat u de
amendementen hebt verdedigd op de artikelen 2,
3, 4, 6, 7, 14, 18, 28, 33, 35, 36, 37 en 38. Ik heb
het zo genoteerd en ik dank u daarvoor. Ik zal het
te gepasten tijde signaleren. En, ik wil u de baard
niet afdoen, u mag gerust zijn.
01.59 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik wens een kleine
tussenopmerking te maken. Dat scheermesje en
het scheerschuim, indien u dat in het Frans zou
uitdrukken, zou u dan zeggen; "pour les raseurs"?

De voorzitter: Nee, pour les rasés. Maar het is
een mop hoor. Ik heb gezorgd voor warme
broodjes en ook voor de scheermesjes
vanochtend.
01.60 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, zeer kort, wat de scheermesjes
betreft vraag ik u of u wel degelijk goed hebt
overlegd met de groene collega's, want ik ga
ervan uit of ik hoop voor u dat dit geen aanleiding
geeft tot een nieuwe rel binnen deze meerderheid.

De
voorzitter: Het is een ecologisch
wegwerpvoorwerp.
01.61 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, u meent dat een
wegwerpscheermesje ecologisch verantwoord is?

De voorzitter: Zo kom ik tot de tweede reeks van
de subamendementen van het Vlaams Blok.
01.62 Hagen Goyvaerts (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik had begrepen dat de
heer Van den Eynde geëindigd was bij
subamendement 170. Ik wou vragen om daar de
reeks te vervolledigen en de subamendementen
177 tot 200 toe te lichten.

De voorzitter: U hebt gelijk. Ik heb de Kamer de
instemming gevraagd om de heer Verherstraeten
te laten voorgaan. Maar, u hebt gelijk, de
discussie is niet afgesloten. Ik wil niet dat u mij
van enige reglementaire onduidelijkheid zou
kunnen verdenken, dat mag u niet doen.
01.63 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Goyvaerts heeft
het aantal amendementen dat hij heeft ingediend
al vernoemd. Het zijn, als ik mij niet vergis, een
honderdtal subamendementen.

De voorzitter: Hij mag er zelfs 200 indienen.
01.64 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, naast die
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
subamendementen zijn er nog een 25 tal andere.
Zij zullen telkens, weliswaar in compacte vorm,
worden uiteengezet door iemand van mijn fractie,
tot alle subamendementen zijn uitgeput.

De voorzitter: U hebt mij beloofd, omdat ik de
heer Laeremans ruimte heb gegeven, dat u in tijd
bescheiden zou zijn voor de subamendementen.
Ik laat u nu voortdoen. Daarna behandel ik
amendement nr. 89.
01.65 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, de mensen van het Vlaams
Blok die een uiteenzetting zullen geven, zullen
telkens zeggen over welke subamendementen het
gaat. U zult zien dat het telkens is geglobaliseerd,
als ik dit lelijk woord mag gebruiken.

De voorzitter: Wij hebben amendement nr. 88
ruim behandeld en we zijn nu alle
subamendementen op amendement nr. 88 aan
het behandelen. We spreken over de
subamendementen 143 tot 544. Ik ben aan de
derde reeks.
01.66 Hagen Goyvaerts (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, zoals gezegd zal ik de
subamendementen 177 tot 199 kort toelichten. In
amendement nr. 88 hebben wij het Brussels
Gewest een aantal bevoegdheden inzake
landinrichting en natuurbehoud toegekend,
waaronder een aantal onderverdelingen. Ik verwijs
naar de groengebieden, de parkgebieden en de
groene ruimten. Aangezien het Brussels Gewest
als stadsgewest in onze politieke redenering in het
Gewest Vlaanderen past, is het de bedoeling van
die subamendementen om het Brussels Gewest
een aantal bevoegdheden te ontnemen omdat zij
die bevoegdheden niet adequaat kan uitoefenen.
Het gaat hier over de groengebieden, de
parkgebieden en de groene ruimten, de bossen,
de jacht- en de vogelvangst en de visvangst.

Mijnheer de voorzitter, u zult het met mij eens zijn
dat de jacht- en de vogelvangst een onbelangrijk
thema is als we dat relateren aan het
Warandepark, waar, bij mijn weten, geen jacht- en
vogelvangst wordt georganiseerd.

Op het algemeen thema, dat past in de
landinrichting en het natuurbehoud, zou ik nog
verder willen doorgaan. Ondanks de evolutie van
de stad Brussel tot een stadsgewest met 19
gemeentelijke baronieën en ondanks de enorme
urbanisatiedruk, blijft een stuk biologisch
patrimonium in dit gewest aanwezig. Door de
grootstedelijke context van het Brussels Gewest is
de menselijke invloed op dat natuurlijk milieu
nogal ingrijpend van aard, om niet te zeggen
allesbepalend. Het biologisch patrimonium is
daardoor niet alleen diepgaand veranderd, maar
ook verarmd en gebanaliseerd in vergelijking met
zijn oorspronkelijke landschappen en biotopen.
Als men dat landschap in zijn totaliteit wenst te
behouden en te cultiveren en daar een degelijk
beleid wenst rond te voeren, dan moet dat
gebeuren in het kader van een leefmilieubeleid
vanuit de Vlaamse overheid, in onze redenering
de Vlaamse deelstaat.

De gemiddelde openbare groene ruimte per
inwoner in het Brussels Gewest is niet zo groot. In
1994 bedroeg het gemiddeld openbaar groen per
inwoner ongeveer 9 m
2
per inwoner. Daarbij is
natuurlijk abstractie gemaakt van het Zoniënwoud
omdat dat toch een speciaal statuut heeft. Dit
woud ligt voornamelijk op Brussels grondgebied,
maar is aan verschillende randgemeenten
gekoppeld.

Het Zoniënwoud grenst aan verschillende
randgemeenten en vraagt om een specifiek
beheer. Het Zoniënwoud is en blijft
ontegensprekelijk de groene long van Brussel. Het
grootste gedeelte is beschermd natuurgebied.
Wat de fauna en de flora betreft, hebben zich de
voorbije 10 jaren opmerkelijke verschuivingen
voorgedaan in het Zoniënwoud. Een aantal
diersoorten zijn verdwenen, andere diersoorten
hebben hun habitat verloren.

In het kader van natuurbehoud en landinrichting is
de Zenne een belangrijke factor. De chemische en
de biologische kwaliteit van de Zenne zijn slecht.
Men beweert dat het al erg gesteld is bij het
binnenstromen van het Brussels Gewest
tengevolge van een aantal lozingspunten die
gelegen zijn in Tubeke en Lembeek. De
waterzuivering in het Brusselse laat te wensen
over. Er zijn geen waterzuiveringsinstallaties zodat
de biologische kwaliteit van het water tijdens de
doortocht door Brussel er zeker niet beter op
wordt. De slechte kwaliteit is hoofdzakelijk te
wijten aan een zeer grote hoeveelheid organische
vuilvracht, de grote concentraties aan stikstof en
fosfaten, zware metalen, detergenten en een
aantal aromatische koolwaterstoffen. Daarom is
het absoluut noodzakelijk dat er iets wordt gedaan
aan de waterkwaliteit van de Zenne. De Vlaamse
deelstaat moet een aantal initiatieven kunnen
nemen zodat het probleem wordt opgelost. Ik heb
dit voorbeeld van de Zenne genomen om mijn
betoog te kunnen uitbouwen en verdedigen.

De subamendementen strekken ertoe het
Brussels Gewest zijn bevoegdheden inzake de
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
groengebieden, de parkgebieden en de groene
ruimtes, de bossen, de jacht en de vogelvangst te
ontnemen en over te hevelen aan de Vlaamse
overheid zodat niet alleen een coherent beleid kan
worden gevoerd maar ook komaf kan worden
gemaakt met de probleemdossiers zoals dat van
de Zenne dat op dit ogenblik weegt op de
inspanningen die de Vlaamse overheid probeert te
doen inzake waterzuivering.

Mijnheer de voorzitter, tot zover mijn verdediging
van de subamendementen 177 tot 200.
01.67 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik verdedig de
subamendementen 59 tot 108 bij amendement nr.
88.

Ik kan subamendement 201 niet verdedigen
omdat de heer Bouteca erin geslaagd is de helft
van mijn kopje koffie over mijn amendement te
kieperen zodat ik geen zicht meer heb op de
essentie van de zaak.

Ik kom nu tot de toelichting bij het
subamendement nr. 202 bij amendement nr. 88
van collega Annemans. Met de voorgestelde
wijziging aan artikel 6 van het ontwerp van
bijzondere wet worden bevoegdheden aan drie
gewesten overgeheveld. Op die manier betekent
elke verdere stap in de staatshervorming waarbij
plaatsgebonden aangelegenheden zouden
worden overgeheveld de verdere uitbouw van
Brussel als volwaardig derde gewest. Daartegen
verzetten we ons fundamenteel. Wij stellen in ons
amendement voor om in een aantal specifieke
intermediaire organen te voorzien tussen het
niveau van het Vlaamse Gewest en de
gemeenten.

Met amendement nr. 88 op artikel 6 willen wij het
Brussels Gewest een aantal bevoegdheden
toekennen. Sommige subamendementen hebben
het specifiek over de landinrichting en het
natuurbehoud. Een collega had het reeds over de
groengebieden, de parkgebieden en de groene
ruimtes. Voorts willen we ook de bevoegdheid
inzake bossen, landbouw, hydraulica en
ontwatering toekennen.

De jongste jaren neemt de milieuzorg een
belangrijke plaats in in het maatschappelijk leven.
Het Vlaams Blok klaagt aan dat, nu het bon ton is
zich milieubewust te noemen, de groenen wel de
verdediging van ieder plantje en diertje op zich
nemen, maar het ongeboren leven vogelvrij
verklaren. Het Vlaams Blok is als volksnationale
partij beter dan wie ook geplaatst om uitspraken te
doen over het milieuthema. Als nationalisten zijn
wij immers van nature uit bekommerd om een
gezonde leefomgeving voor ons volk, ook in de
ecologische betekenis van het woord.

Om de strijd aan te gaan tegen de verdere
verloedering van het leefmilieu, is het noodzakelijk
een nieuwe visie op mens en maatschappij te
ontwikkelen. De tegemoetkoming aan talrijke
materiële noden is niet het belangrijkste doel, wel
de vrijwaring van de culturele en geestelijke
belangen van de mens. De mens moet opnieuw
leren dat hij integraal deel uitmaakt van de natuur
en moet er dan ook een fundamenteel respect
voor opbrengen.

Wat de bevoegdheden voor het Brussels Gewest
betreft, kom ik kort nog even terug op het kanaal
Willebroek-Charleroi en de kwaliteit van het water
van dat kanaal, dat de enige grote waterweg is in
het Brusselse Gewest. Dat daar kwaliteitswaarden
worden gemeten die variëren van gemiddeld tot
ronduit slecht, is natuurlijk vooral te wijten aan het
verlaagde zuurstofgehalte en het verhoogde
gehalte van ammoniakstof in het water, waarover
collega Goyvaerts straks zal uitweiden. Bovenop
die pollutie is er de toegenomen verontreiniging
door zware metalen. Occasioneel worden ook
kwaliteitsdalingen gemeten door lozingen van
hoofdzakelijk polluenten. Het meest dringende
probleem van het kanaal is wel de aanwezigheid
van aanzienlijke hoeveelheden sterk verontreinigd
slib. Wij pleiten er in het kader van de
bevoegdheden van het Brusselse Gewest
dienaangaande voor dat een speciale politionele
milieucel voor de opsporing van illegale lozingen in
de Kanaalzone wordt opgericht. Die cel kan ook
toezicht houden op de legale lozingen en zou
rechtstreeks onder het bevel staan van een
milieumagistraat.

Er moet ook onmiddellijk werk worden gemaakt
van een grootschalig baggerproject om het
slibprobleem te verhelpen. Voorts pleiten we voor
een biologisch herbeademingsproject in
afgebakende proefzones van het Kanaal. Indien
het project succesvol is, wordt het uitgebreid tot
de hele Kanaalzone om zo de zuurstofkwaliteit
van het water op een aanvaardbaar peil te
houden.

Het afwateringssysteem van Brussel werd destijds
aangelegd, niet zozeer om specifieke
waterzuiveringsdoeleinden, dan wel met het oog
op het afvoeren van water. Zo komt het dat de
Brusselse riolen niet alleen afvalwater opvangen
afkomstig van de huishoudens of ingevolge
economische activiteit, maar ook het regenwater
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
en het water van sommige beken en soms zelfs
van de grondwaterlagen.

Alles werd dus eigenlijk zonder pardon in de
Zenne geloosd zoals de heer Goyvaerts zojuist al
heeft gemeld. Niet al het afvalwater van Brussel
wordt evenwel in het rioleringsnetwerk
opgevangen. Men schat dat nog ruim 5% van de
Brusselaars niet op de riolering zijn aangesloten.
Het Vlaams Blok stelt dus voor om in het kader
van de bevoegdheden van het Brussels gewest
werk te maken van een sluitende registratie van
de sterfputten in het gewest. Eens deze zwarte
plekken in kaart zijn gebracht, kan men overgaan
tot een aanpassing van het rioleringsnet. Dat was
een zeer belangrijke klemtoon.

Ik kom dan bij mijn subamendementen. Uiteraard
hebben wij in ons amendement aan het Brussels
gewest een aantal bevoegdheden toegekend die u
vindt op pagina 75. Via de subamendementen
willen wij echter nog verder gaan. Dit is voor ons
een soort minimumprogramma. Wij hopen dat wij
de meerderheid in deze Kamer kunnen overtuigen
om althans één van onze subamendementen
goed te keuren zodanig dat we de kwantiteit aan
bevoegdheden van het Brussels gewest enigszins
kunnen ontvetten en de bevoegdheden
aangaande landinrichting en natuurbehoud
overgeheveld worden naar het Vlaams Gewest
waar ze volgens ons op een adequate manier
kunnen worden ingevuld. Tot daar een beknopte
toelichting bij de amendementen 201 tot 250.

De
voorzitter: Mevrouw Colen, welke
amendementen wenst u te bespreken?
01.68 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik wil de
subamendementen 109 tot 158 behandelen in één
groep. Ik vergis mij, ik geloof dat het de
subamendementen van 251 tot 300 zijn, een mooi
pakket van 50 subamendementen. Ik zal dit als
één geheel behandelen omdat het allemaal
subamendementen op amendement 88 zijn die
allen betrekking hebben op het zeer belangrijke
onderdeel van de bevoegdheden inzake milieu en
milieubeheer, specifiek natuurbescherming en
natuurbehoud.

Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux

De voorzitter: Mevrouw Colen, excuseert u mij,
maar ik moet u even onderbreken voor een
praktische regeling.

Mevrouw Brepoels, de heer Grafé bevindt zich
momenteel in een subcommissie waar
stemmingen plaatsvinden. Als u hem zou toelaten
te vergaderen tussen 14.30 uur en 15.45 uur, dan
kunnen de heer Bourgeois en andere collega's de
twee vergaderingen bijwonen.

Mijnheer Leterme, de commissie Handelsrecht
vergadert gewoonlijk elke donderdag van 12.30
uur tot 14.00 uur. Nu zal om u genoegen te doen
de commissie voor de Herziening van de
Grondwet op dat ogenblik vergaderen. Sommige
leden, waaronder de heer Bourgeois, zijn lid van
meer dan één commissie. Ik wil ook de heer Grafé
niet dwarsbomen. Het zou nuttig zijn indien de
heer Grafé zijn subcommissie kon laten
vergaderen tussen 14.15 uur en 15.45 uur, tijdens
het vragenuurtje.
01.69 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank u voor het aanbod. Ik
onderschrijf vanuit uw positie dat het steeds goed
is om een PSC-mandataris te plezieren.

De voorzitter: Mijnheer Leterme, u kunt het echt
niet laten. Mevrouw Brepoels, bent u het hiermee
eens?
01.70 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, ik heb begrepen dat onze mensen liever
op de middag zouden vergaderen. De namiddag
komt nog slechter uit.

De voorzitter: Op de middag kunnen uw collega's
in de commissie voor de Herziening van de
Grondwet aanwezig zijn. Als de plenaire
vergadering begint met het vragenuurtje, dan
kunnen zij desgewenst gaan stemmen in de
subcommissie.
01.71 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, dat zou voor de heer Bourgeois niet
mogelijk zijn wegens andere verplichtingen. Wij
zouden dus toch verkiezen om dit op de middag te
laten doorgaan. Ik weet echter niet of dat voor de
andere leden kan.

De voorzitter: Wat wil men nu? Ik moet immers
een opdracht geven.
01.72 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, de plenaire vergadering gaat niet verder
tijdens de middag?

De voorzitter: Ik heb al gezegd dat de plenaire
vergadering stopt als ik de commissie voor de
Herziening van de Grondwet ga voorzitten. Het
probleem was wat ik met de subcommissie van de
heer Grafé moest doen terwijl de commissie voor
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
de Herziening van de Grondwet vergadert. Ik heb
vernomen dat de heer Bourgeois ook die
vergadering wenst bij te wonen.

Ik zou de heer Bourgeois die kans hebben
gegeven.
01.73 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, ik hoor zopas van hem dat het niet
mogelijk is in de namiddag zodat hij de middag
verkiest. Zo niet zou hij willen vragen dat alles
wordt afgeschaft.
01.74 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, dit creëert toch moeilijkheden. Ik kan
me voorstellen dat de commissie voor Handels-
en Economisch Recht niet in aantal zal zijn
wanneer de mensen van het Vlaams Blok en de
Volksunie niet aanwezig zullen zijn als zij het
debat in de plenaire vergadering willen volgen.

De voorzitter: Ik zal de vergadering sluiten rond
12 uur. Om 12.30 uur komt de Commissie voor de
Grondwetsherziening samen. Om 14.30 uur
beginnen wij in de plenaire vergadering met het
vragenuurtje. Dit debat wordt hernomen na het
vragenuurtje.

Tijdens het vragenuurtje zou ik de subcommissie
van de heer Grafé laten doorgaan. Zijn we het
daarover eens?
01.75 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Dat is in
orde.

De voorzitter: Mevrouw Brepoels, u hebt mij
gezegd dat de heer Bourgeois de verdaging
vraagt van beide vergaderingen.
01.76 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, als deze vergaderingen naar de
namiddag worden verdaagd, zal hij moeten
kiezen.

De voorzitter: Er zijn ook collega's van de CVP
die in twee commissies zetelen. Laten wij doen
wat wij hebben afgesproken.

Om 12.30 uur vindt de vergadering plaats van de
commissie voor de Herziening van de Grondwet.
Om 14.30 uur vergadert de subcommissie van de
heer Grafé. Na het vragenuurtje gaan we dan
verder met dit debat. Is iedereen het daarmee
eens?

Geen bezwaar? (Nee) Aldus zal geschieden.
Pas d'observation? (Non) Il en sera ainsi.
Bespreking van de artikelen (voortzetting)
Discussion des articles (continuation)

De voorzitter: Mevrouw Colen, verontschuldig mij
voor deze onderbreking. Ik ben voorstander van
gelijkheid en behandel u dus even ongalant als uw
mannelijke collega's. Ga gerust verder met het
verdedigen van uw amendementen.
01.77 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik weet dat wij als vrouwen
helemaal niet te klagen hebben van de
behandeling door de voorzitter van de Kamer. Wij
worden als volwaardige parlementsleden
beschouwd, zonder enig onderscheid des
persoons of geslacht.

Ik wilde de subamendementen nr. 251 tot en met
nr. 300 behandelen. Het gaat om
subamendementen op amendement nr. 88 dat te
maken heeft met de bevoegdheden van het
Brusselse Gewest wat betreft een aantal aspecten
van milieu, milieubehoud en milieubeheer. Ik zal
de verschillende onderdelen opsommen, zijnde de
natuurbescherming, het natuurbehoud, de bossen,
de jacht, de vogelvangst, de visvangst, de visteelt
en de landbouw, de hydraulica en de
onbevaarbare waterlopen.

De verschillende subamendementen behandelen
deze onderdelen in verschillende combinaties
omdat er eigenlijk redelijk wat is nagedacht over
de materie zelf. Het is wat beleid en
bestuursverantwoordelijkheid betreft een relatief
nieuwe materie. Het gaat namelijk over het beheer
van het milieu en de problemen in een
hoofdstedelijk gewest dat niet direct wordt
geassocieerd met een ruraal natuurgebied.
Nochtans is er sprake van lozing,
landbouwhydraulica, intensieve tuinbouw,
enzovoort, die heel wat problemen veroorzaken
waarmee het bestuur ­ in tegenstelling tot nu -
vroeger niet werd geconfronteerd.

De subamendementen zijn dan ook in die zin
opgevat dat men verschillende mogelijkheden van
bevoegdheden overweegt voor verschillende
onderdelen van het beheer. De algemene tendens
is om een dergelijke problematiek naar een hoger,
meer gecentraliseerd niveau te delegeren met het
argument dat er een coördinatie moet zijn
waardoor de problemen die te maken hebben met
milieu en de wisselwerking tussen economie en
milieu en urbanisatie en milieu
grensoverschrijdend kunnen worden aangepakt.
De algemene tendens is dat een dergelijke
problematiek vanuit een ruimtelijk grotere visie
moet worden benaderd. Om die reden moet het
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
gedelegeerd worden naar een hoger
bestuursniveau.

Als het werkelijk om een delegatie gaat waarin
men van onderuit naar boven werkt, dan kan men
veronderstellen dat met de nodige samenspraak,
wisselwerking en overeenkomsten met inbreng
van alle actoren een beleid op poten kan worden
gezet. In het voorliggende ontwerp werkt men
omgekeerd. Er is een centraal niveau dat naar
beneden toe bestuursbevoegdheden gaat
delegeren, zonder daarom enige kennis van
zaken op het plaatselijke of lokale vlak te hebben.

De twee methodes van aanpak zijn in
verschillende modellen onder te brengen.
Enerzijds, is er de doorgedreven centralisatie en
anderzijds, is er het model van de directe
democratie, dat vooral in Zwitserland het verst is
doorgedreven, het is daar historisch ook zo
gegroeid. Er zijn natuurlijk allerlei tussenvormen
van deze twee modellen mogelijk.

Men kan verschillende mogelijkheden van aanpak
van deze problematiek voorstellen aan de hand
van deze twee modellen. Het model directe
democratie werd een tijd geleden, voor het
aantreden van de huidige meerderheid in
Vlaanderen, zeer veel besproken en was zeer
bespreekbaar, vooral door de burgermanifesten
van de VLD. Zij spraken inzake deze thematiek
zelfs over een nieuwe politieke cultuur en een
totale breuk met de bestaande centraliserende
systematiek in de wijze waarop de
bestuursbevoegdheden in België worden
verdeeld. Daarover wordt nu niet meer gesproken.

De eerste minister en de VLD hebben zich
ingeschreven in het centralistische model dat in
België bovendien leidt tot een zeer ondoorzichtig
en complex model binnen het kader van een
federalisering van bovenuit, waarbij vooral niet de
federalisering op zichzelf, maar allerlei politieke
belangen en evenwichten in acht dienen te
worden genomen. Wij krijgen dus een zeer
ondoorzichtige, warrige structuur voor de materie
van milieubeheer, milieubehoud en de
wisselwerking economie-milieu die nu al heel
technisch en complex is. Het beheer ervan wordt
echter nog ondoorzichtiger gemaakt door de wijze
waarop wij de bestuursbevoegdheden en de
verantwoordelijkheden daarover organiseren
binnen het Belgische bestel.

Mensen die voorstellen om het bestuur te
organiseren vanuit het andere model, dus met
meer nadruk op de directe democratie, krijgen
dikwijls inzake deze materie, namelijk
milieubehoud, het argument voor de voeten
geworpen dat dit typisch een thematiek is waar
men centralistisch moet werken, waar men op het
hogere niveau beter en meer moet kunnen
coördineren en plannen en effecten beheren dan
op het lagere niveau.

Wat de complexiteit van de milieuthematiek
betreft, mag men de bevolking echter niet
onderschatten. Er zijn op dat vlak reeds studies
ondernomen in verband met verschillende
bezwaren tegen de directe democratie. Een van
die bezwaren die men vaak hoort is dat de meeste
kiezers die in dergelijke beleidsvoering worden
betrokken via de directe vraag naar hun mening,
onbekwaam zouden zijn om te stemmen over
concrete aangelegenheden van publiek belang.
Als het over technische materies gaat en materies
met een steeds snellere en gespecialiseerde
vooruitgang van de wetenschap, kan men zeker
aanbrengen dat de kiezers eventueel onbekwaam
zouden zijn om te stemmen over dergelijke
ingewikkelde materies omdat zij ze niet zouden
kunnen begrijpen of volgen.

Het onbekwaamheidargument is echter in wezen
een argument tegen de democratie als dusdanig.
Wanneer mensen wijs genoeg zijn om een
onderscheid te kunnen maken tussen wie hen zal
vertegenwoordigen op een hoger bestuursniveau,
moeten ze ook in staat zijn om over de belangrijke
aangelegenheden, waar die vertegenwoordigers
een zeg over doen, ook rechtstreeks te beslissen.

Immers, indien de kiezers niet bekwaam zouden
zijn om goede van slechte oplossingen te
onderscheiden, kunnen ze a fortiori ook geen
personen kiezen die bekwaam zijn om goede
oplossingen te vinden voor de problematiek die
hen op dat moment aanbelangt. Zelfs indien de
burgers de systematische neiging zouden
vertonen om gevaarlijke of twijfelachtige
beslissingen te nemen dan zou het nog vanuit
zuiver democratisch oogpunt onduidelijk zijn op
welke grond hen het recht op directe
besluitvorming zou kunnen worden geweigerd,
indien zij dergelijke besluitvorming wensen. De
ervaring in landen waar een dergelijk systeem van
directe democratie bestaat, leert dat de burgers
helemaal geen neiging vertonen tot gevaarlijke of
twijfelachtige besluitnames, ook niet in dergelijk
complexe materies als de materie waarover de
subamendementen 251 tot 300 handelen.

Over de Amerikaanse situatie is er een
beschrijving van een zekere Thomas Cronin
waarin hij wees op het feit dat vroegere
tegenstanders van de directe democratie
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
beweerden dat daardoor een stroom van
ongezonde en radicale wetten tot stand zou
komen. Dit gebeurde in de praktijk echter slechts
zelden. In sommige deelstaten ­ in veel deelstaten
van de Verenigde Staten bestaat dit systeem ­
werd beweerd dat conservatieven het
burgerinitiatief en het referendum ­ de
instrumenten van de directe democratie ­ zouden
gebruiken om progressieve wetgeving te
dwarsbomen. Die voorspelde dreiging werd echter
niet bewaarheid. Wanneer men dit in
retrospectieve nagaat dan blijkt dat progressieve
en conservatieve maatregelen ongeveer in gelijke
mate het leken te halen, afhankelijk van de
verschuivingen in de publieke opinie van het meer
of minder verregaande karakter van de
voorstellen. De burgers bleken zich weg te houden
van de extremen aan beide kanten van het
spectrum. De kiezers leken behoedzaam om te
springen met zeer radicale maatregelen, zowel
van links als van rechts. Verder besloot Thomas
Cronin ook dat de kiezers die aan die
rechtstreekse besluitvorming deelnemen, dit doen
met meer verantwoordelijkheidszin en intelligentie
dan men zelfs redelijkerwijze mocht verwachten.
Zij maken blijkbaar rationele keuzes en ze kunnen
wel de kosten en baten herkennen en de diverse
effecten van de geboden alternatieven afwegen.

Er bestaat een algemeen geformuleerde
opmerking die zegt dat de burgers de techniciteit
en de wetenschappelijke basis missen om de
ontwikkelingen op het vlak van milieu en
milieubeheer te volgen. Misschien bestaat er op
dat vlak een generatiekloof, want als ik de stof
doorneem die mijn eigen kinderen voor de
examens moeten leren, stel ik vast dat zij up-to-
date zijn met de wetenschap. Ik heb zelf in het
middelbaar onderwijs een wetenschappelijke
richting gevolgd. Ik moet toegeven dat de
cursussen die de tieners tegenwoordig krijgen
veel meer bevatten dan wat de volwassen leek
terzake weet. Men mag volgens mij zeker niet te
vlug beweren dat iets te technisch, te
wetenschappelijk of te complex is voor de
bevolking in het algemeen en voor jongeren in het
bijzonder als het gaat om het delegeren van
verantwoordelijkheden. Voor een bevolking als de
onze en met een onderwijs zoals het onze is dit
niet waar. Dit zou volgens mij een schromelijke
miskenning zijn van de mogelijkheden van de
kiezers.

Mijnheer de voorzitter, tot zover de bespreking van
dit pakket subamendementen.

De voorzitter: Mijnheer Schoofs, u hebt het woord
voor het verdedigen van een andere reeks
amendementen
01.78 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, ik zal het hebben over de
subamendementen nrs 301 tot 400.

De voorzitter: U mag van mij tot 544 gaan.
01.79 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, die subamendementen zullen door
een collega van mijn fractie worden behandeld.

De voorzitter: Ik stel voor dat u even bondig blijft
als uw collega.
01.80 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, nadat u het aandeel van minister
Vande Lanotte in de Vlaamse Beweging hebt
verduidelijkt, kan ik overgaan tot de orde van de
dag.

Vooraf had ik graag even verduidelijkt waarom het
Vlaams Blok de bepalingen inzake landinrichting
en natuurbehoud heeft uitgekozen om te
amenderen. Landinrichting en natuurbehoud zijn
bij uitstek die domeinen die men ook niet zomaar
kan wegsnijden uit een bepaald
bevoegdheidspakket omdat zij in de werkelijkheid
aansluiten op het geheel van wat een natie
schraagt. Ik bedoel daarmee het volgende.
Landinrichting en natuurbehoud stoppen niet aan
de grens van Brussel. Zij stoppen ook niet aan de
taalgrens. Zij stoppen ook niet voor een
geografische grens want zij maken deel uit van de
geografie an sich.

Natuurlijk moeten er bevoegdheden
voorbehouden worden. Collega Bouteca is zich
nog aan het bescheuren over het feit dat hij de
subamendementen 200 tot 250 van collega
D'haeseleer heeft besmeurd met koffie. Gelukkig
zit ik rechts van hem en alles wat er te besmeuren
valt, doet collega Bouteca aan zijn linker zijde.

De voorzitter: Dat is straffe koffie.
01.81 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's,
Europa zou ook bevoegdheden moeten hebben
over landinrichting en natuurbehoud maar het
subsidiariteitsbeginsel vereist uiteraard dat
toebedeeld wordt aan de verschillende naties hoe
volkeren hun eigen grondgebied inrichten. Met
betrekking tot Brussel rijst de vraag of Brussel het
wel verdient om een eigen landinrichting en een
eigen natuurbehoud te kennen. Bestaat er zoiets
als een Brusselse natie of een Brussels volk dat
een eigen grondgebied heeft? Ik denk het niet.
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen en is ook
ingebed in Vlaanderen. Daarom zouden wij het
liefst van al zien dat landinrichting en
natuurbehoud van Brussel zou aansluiten op
Vlaanderen. Geografisch maken wij tenslotte een
geheel uit. Brussel is de hoofdstad van
Vlaanderen. Brussel is zelfs niet de hoofdstad van
Wallonië. De Walen hebben ervoor gekozen om
Namen tot hun hoofdstad te maken.

Het is voor het Vlaams Blok moeilijk te
aanvaarden dat landinrichting en natuurbehoud in
Brussel volledig worden afgesneden voor
Vlaanderen en een eigen bevoegdheid zouden
worden. Het is onlogisch. Ik zou gewoon de
vergelijking willen maken met bijvoorbeeld een
stad als Antwerpen die niet veel kleiner is dan
Brussel. Op wereldschaal zijn zij in vergelijking
met New York en New Delhi in feite slechts
middelgrote steden. Marc Van Peel is er geen
voorstander van dat Antwerpen een eigen
landinrichting en natuurbehoud zou krijgen. (...)

Antwerpen is een middelgrote wereldstad.

De voorzitter: Mijnheer Schoofs, u moet zich
richten tot de voorzitter.
01.82 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, ik ben als backbencher blijkbaar nog
niet gewend om het debat te voeren. Wanneer
men als kersvers parlementslid wordt afgeleid
door een meer ervaren...

De voorzitter: U wordt afgeleid door leden van uw
eigen fractie.
01.83 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Nee, het
was de heer Leterme die mij heeft afgeleid.

De voorzitter: Dat is erg.
01.84 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik zit toevallig op de klapstoel van
collega Van Peel. Als mentaal en fysiek
plaatsvervanger protesteer ik tegen de kwalificatie
door de heer Schoofs van de metropool
Antwerpen als een middelgrote stad. De heer Van
Peel zou zeggen dat Antwerpen een wereldstad is.

De voorzitter: Antwerpen kennende, kreeg u
terecht het woord voor een persoonlijk feit.
01.85 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
Leterme, ik heb Antwerpen omschreven als een
middelgrote wereldstad. Het is geen grote
wereldstad als New York of New Delhi. Daarmee
herhaal ik slechts wat ik zonet al heb gezegd. Ik
dank u voor de verkeerde interpretatie van mijn
woorden. De heer Van Peel zal daarover ook erg
tevreden zijn.

Mijnheer de minister, laten we veronderstellen dat
Antwerpen dezelfde bevoegdheden zou krijgen als
Brussel. Dat is onlogisch. Toch is Antwerpen niet
veel kleiner dan Brussel. Het inwonersaantal en
de werkgelegenheid verschaft door onder meer de
haven, spreekt boekdelen. Men zou Antwerpen
dus gemakkelijk dezelfde bevoegdheden kunnen
geven als Brussel, ook wat natuurbehoud en
landinrichting betreft. Men zou dat kunnen
uitbreiden tot de Kalmthoutse Heide. Antwerpen is
echter wel bevoegd voor haar haven maar niet
voor de hele waterloop die over haar grondgebied
loopt, want daarover hebben ook hogere
overheden hun zeggenschap. In Brussel is dat niet
het geval. Daarmee wil ik het onlogische van de
regeling rond Brussel aantonen, zoals ze destijds
is geconstitueerd en doorgevoerd door onder
andere het Sint-Michielsakkoord. Brussel werd
wat losser gemaakt uit België, maar alleen om
België te redden en om de Vlamingen af te snijden
van haar natuur en landinrichting.

Het Vlaams Blok heeft zich daarom ook op het
derde punt geconcentreerd, want voor een
nationalist is dat essentieel. Een daarnet nog
aanwezig VLD-lid riep dat het Vlaams Blok een
groene partij aan het worden is. Hij vergist zich:
het Vlaams Blok is altijd al een groene partij
geweest. De eerste liefde van ons als Vlaams-
nationalisten gaat uit naar onze eigen grond. Ik
durf niet te spreken van onze eigen "bodem" want
men zou mij ervan kunnen verdenken theorieën
over te nemen van breinen van personen uit een
ver verleden en heel andere streken. Een
volksnationalist hecht als eerste aan de natuur.
Het begrip "natuur" omvat leefomgeving, cultuur
en milieu. Dat laatste is een modewoord. Gelukkig
komt het woord "natuurbehoud" in de tekst voor.
Het begrip "milieu" getuigt enkel van
antropocentrisme dat de mens centraal stelt en
dat de natuur louter ziet in functie van de mens.
De cultuur is de wijze waarop elk volk de natuur
naar zijn hand probeert te zetten. Wie over milieu
spreekt, doet net alsof hij de natuur accapareert
en alsof men er de baas over wil spelen.

Het Vlaams Blok kan vrij moeilijk aanvaarden dat
de landinrichting en natuurbehoud in Brussel aan
het Brussels Gewest wordt overlaten.

De logica is soms zoek doordat in de diverse
amendementen veel verschillende combinaties
zijn gemaakt. Uiteraard zal ik ze niet allemaal
uiteenzetten.
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31

Het is echter logisch dat, wil men de
ontwateringen uit het ontwerp wil halen, de
wateringen er eveneens worden uitgehaald. Het is
even logisch ­ hoewel het veeleer onlogisch klinkt
­ dat de ontwatering wordt gekoppeld aan bossen,
jacht en vogelvangst mocht men op een gegeven
moment inzien dat er onvoldoende animo is om de
watering te halen uit de bevoegdheid van het
Brussel Gewest.

Die tien punten die in verschillende combinaties
doorheen onze subamendementen zijn
voorgesteld om uit het ontwerp weg te laten, zijn
dus niet toevallig. Wij willen hiermee duidelijk
signaleren dat de bevoegdheden inzake watering,
ontwatering, landbouw, hydraulica en
onbevaarbare waterlopen, in combinatie met
elkaar, van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
moeten worden ontnomen.

De bevoegdheid inzake visvangst en veeteelt is
uiteraard niet zo belangrijk, al weet ik niet precies
hoe het gesteld is met de Brusselse waterlopen.
Hoe dan ook, dat is peanuts. De bevoegdheid
inzake jacht, vogelvangst en bossen is wel
belangrijk, in combinatie met de parken en de
groene ruimten waaraan Brussel rijk is, misschien
zelfs rijker dan Antwerpen.

Mijnheer de voorzitter, via deze
subamendementen tracht het Vlaams Blok, stap
na stap, zoveel mogelijk van deze bevoegdheden
over te dragen naar Vlaanderen in eerste instantie
en in tweede orde, als het mogelijk is, naar de
federale overheid. Ik wijs er evenwel op dat de
federale overheid nadien ­ althans volgens het
Vlaams Blok ­ deze bevoegdheden sowieso moet
afstaan aan Vlaanderen.
01.86 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, alvorens het hoofdstuk van
de subamendementen bij amendement nr. 88 af
te sluiten met de twee laatste sprekers, de heren
Bultinck en Van den Eynde, zal ik de toelichting bij
het laatste pakket amendementen voor mijn
rekening nemen.

Ik zal de amendementen nrs. 401 tot en met 450
toelichten, waarna de heer Bultinck de toelichting
zal geven tot het amendement nr. 544.

De voorzitter: Het lijkt mij wenselijk dat de
bespreking van artikel 2 tegen de middag wordt
beëindigd.
01.87 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Dat
moet mogelijk zijn. Er is evenwel nog het
amendement nr. 89. Wij zullen evenwel ons best
doen.

De voorzitter: Ik heb genoteerd dat wij omstreeks
7 uur zijn begonnen met de bespreking van artikel
2 en dat dit duurde tot 9.21 uur. Ik heb u daarover
dus gedurende 2 uur en 21 minuten laten spreken.

Geven en nemen is ook een spel in het
Parlement. Ik reken erop dat de bespreking van
artikel 2 is beëindigd wanneer ik de zaal zal
verlaten om 12.20 uur. Wij zullen dan gedurende 6
uren over artikel 2 hebben gedebatteerd.

Ik wil u wat meer ruimte geven voor amendement
nr. 89 op voorwaarde dat wij hetzelfde compromis
aanhouden voor de subamendementen.
01.88 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik wil van de gelegenheid
gebruik maken om te zeggen dat artikel 2 door
ons helemaal vervangen wordt door een veel
belangrijker en gewichtiger artikel, met name
artikel 88. Dit geeft veel meer bevoegdheden aan
de gewesten, met name aan het Vlaamse en
Waalse gewest waarbij we het Brussels gewest
heel anders concipiëren.

Deze 50 amendementen gaan ook over dit
Brussels gewest. Wij vinden dat heel wat
bevoegdheden die nu aan Brussel worden
toegekend, daar niet op zijn plaats zijn. Brussel
moet een andere vorm krijgen dan de twee andere
gewesten. Daar wil ik op inpikken. Brussel is een
vrij klein gebied van ongeveer 950.000 inwoners,
ongeveer Gent en Antwerpen samen. Een stad
zomaar laten samenvallen met een volwaardig
gewest, is manifest verkeerd. Bovendien heeft
Brussel een hoofdstedelijke functie, zowel ten
aanzien van de Vlamingen als van de
Franstaligen, zolang men tenminste uitgaat van
het Belgische model. Wij zien Brussel als een
volwaardige tweetalige hoofdstad van de Vlaamse
Staat. Zolang dit echter niet het geval is, is Brussel
geen volwaardig derde gewest. Dan ontsnapt het
aan elke controle en kan het onmogelijk een
volwaardige hoofdstadfunctie hebben voor
Vlaanderen. Met een hoofdstadfunctie bedoel ik
een dienende functie en dus ook controleerbaar
door de twee gewesten en de federale overheid.
Dat is niet het geval met dit wetsontwerp inzake
de hervorming van de instellingen. Hier
bombardeert men Brussel tot een volmaakte
drieledigheid, tot een supergewest dat veel te veel
bevoegdheden heeft. Hierdoor kan het de
bevoegdheden van Vlaanderen helemaal
inkapselen en fnuiken zonder dat er enige controle
op kan uitgeoefend worden.
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32

Er is een heel interessant werk verschenen van
journalist Stefan Huysentruyt, iemand van het VEV
en Wim Van der Veken van de academische
wereld onder de titel `Brussel kan beter'. Die
studie heeft de Emiel Van der Gucht-prijs
gekregen waarbij hun een bekroning te beurt viel
voor een heel heldere analyse van Brussel. Dat
was een van de troeven van deze studie. Het gaf
een heel overzichtelijk beeld van Brussel op
juridisch, historisch en financieel vlak. Er staat wat
de fouten zijn in Brussel en hoe men de
grondvesten van Brussel als derde gewest wil
keren. Men zegt heel terecht dat Brussel geen
volwaardig derde gewest kan zijn omdat veel
bevoegdheden, zoals de landbouw, niet
thuishoren op het Brusselse niveau. Er is namelijk
maar 1 landbouwer en 1 slachthuis. Het is toch te
gek om daar een minister voor bevoegd te maken.
Het is onmogelijk om daar een coherente
sluitende wetgeving rond te bouwen. Ik zou
iedereen, en zeker de Franstaligen, willen
aanraden om eens na te denken over de
hervorming en de toekomst van het Brussels
gewest. U moet dit werk eens lezen. Voor
diegenen die geen Nederlands kunnen, zal er een
Franstalige vertaling van worden gemaakt. Doe
een inspanning, ook als u Franstalig bent. Het is in
zeer begrijpelijk Nederlands geschreven en vooral
heel helder en systematisch gebracht. De studie
wil aantonen dat Brussel een aantal
bevoegdheden heeft die het gemeentelijk niveau
overstijgen. Zij zeggen trouwens dat een aantal
gemeentelijke bevoegdheden weg moeten bij die
gemeenten en op het niveau van de 19 moeten
worden gebracht. Anderzijds zouden een aantal
van die bevoegdheden beter uitgevoerd worden
door een soort samenwerkingsverband van de
gemeenschappen en de gewesten.

Een deel van de analyse, die in dit werk wordt
gemaakt, heeft betrekking op de financiering van
Brussel. Dit is zeer interessant, met het oog op het
debat van vanmiddag om 12.30 uur in de
commissie voor de Herziening van de Grondwet.
Men wil daar nog extra financiering aan Brussel
geven, terwijl zij de zaak zo grondig hebben
bestudeerd, dat ze met grote zekerheid kunnen
verklaren dat Brussel eigenlijk geen recht meer
heeft op zoveel bijkomende miljoenen per jaar.
Tegen 2009 culmineren zij in een dividend van 6
tot 7 miljard frank bovenop wat men nu al
ontvangt. Zij geven een zeer helder overzicht van
de gewestmiddelen. Ze spreken over de
gewestbelastingen, die op dit ogenblik nog
toegewezen gewestbelastingen zijn, omdat men
die in 1998 nog niet zelf konden heffen. Daarnaast
zijn er ook de toegewezen personenbelastingen,
waarbij men ongeveer 32 miljard frank toekent
aan Brussel; ter vergelijking: Vlaanderen krijgt 206
miljard frank toegewezen en Wallonië krijgt 121
miljard frank toegewezen. Het gaat dus om een
vrij behoorlijk dividend aan Brussel. Met inbegrip
van de gemeenten, komt men in Brussel tot een
totaal van 81 miljard frank, in Vlaanderen 352
miljard frank en in Wallonië 194 miljard frank, voor
wat 1998 betreft. Op bladzijde 82 van het ontwerp
maakt men de vergelijking: per inwoner bedragen
de inkomsten voor de financiering van de
gewestelijke en gemeentelijke bevoegdheden in
Brussel 85.000 frank op één jaar; in Vlaanderen is
dat maar 59.000 frank en in Wallonië 58.000
frank. Cumulatief geeft dit 59.167 frank. Welnu, in
Brussel beschikt men dus over een veel groter
overheidsinkomen, 85.000 frank; een
aanmerkelijk verschil. Dit komt onder meer door
een aantal specifieke dotaties van ettelijke
miljarden aan Brussel en ook door de hogere
inkomsten van een aantal Brusselse gemeenten.

Wanneer men dit verder analyseert, heeft men het
ook over de registratierechten - 3,22 miljard frank
in Brussel, 12,5 miljard frank in Vlaanderen -, de
agglomeratierechten, de gemeenten, de
onroerende voorheffing en de
patrimoniumbelasting. Zo komt men in Brussel
wat de gemeenten betreft, aan 26.500 frank per
inwoner, terwijl dat in Vlaanderen slechts 10.000
frank per inwoner is. Dit heeft men uitgesplitst en
men heeft verklaard hoe men tot deze
opmerkelijke verschillen komt. Samengevat kan
men het verschil in middelen per hoofd van de
bevolking van 15.360 frank per inwoner, ten
gunste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,
toeschrijven aan de meeropbrengsten per inwoner
ten gevolge van diverse feiten: de
agglomeratiebelasting, met een meerinkomst van
4.532 frank per inwoner, de autonome
belastingen, de overgedragen gewestbelastingen,
de specifieke dotaties voor de functies van
Brussel. Zo komt men tot een bedrag van 15.000
frank per inwoner, enkel via het niveau van de
Brusselse hoofdstedelijke instellingen, zonder
rekening te houden met de gemeenten of het
speciale hoofdstedelijke dividend.

Dit hoofdstedelijke dividend wordt ook
geanalyseerd. In 1998 komt men daarvoor tot een
totaal van 13.998 frank per inwoner. Wanneer
Brussel ongeveer 1 miljoen inwoners telt ­ het is
iets minder ­ betekent dit 14 miljard frank
waarover Brussel reeds nu beschikt, dankzij het
hoofdstedelijke dividend. Dit is toch een
gigantische som. In zo'n situatie moet men toch
tweemaal nadenken vooraleer men dit nog verder
uitbreidt met zoveel bijkomende miljarden. Hier
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
33
wordt nog rekening gehouden met een federale
infrastructuur. Gisteren werd in de commissie nog
gepraat over het feit dat dit eigenlijk aan de
minister van Infrastructuur toekomt.

Dit werd bij amendement verbeterd.
Oorspronkelijk dacht men dat het onder de eerste
minister ressorteerde.

Het Euro-internationaal dividend voor het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest bedroeg in 1998 2,114
miljard frank. Dat werd reeds verhoogd tot 3
miljard frank. Men doet dit en stoemelings. Heel
het Euro-Brusselverhaal kwam via sluikse wegen
tot stand, onder meer door de merkwaardige
operaties van het ACV. Zij hebben heel het
Europees Parlement gefinancierd ­ als een soort
concertgebouw - met middelen van het ACV. Het
was een ACV-dekmantel. In het midden van
Brussel staat het Europees Parlement. Men heeft
de nodige krachten ingeschakeld om de
bijkomende zittingen in Brussel te organiseren. Ik
herhaal dat terzake heel wat sluipende
besluitvorming heeft plaatsgevonden. Wij staan
niet alleen met dit standpunt. De heren
Temmerman en Van Istendael hebben dat
uitvoerig beschreven.

Het hoofdstedelijk dividend dat via sluipende
besluitvorming steeds gegroeid is, krijgt voor het
eerst een officieel karakter met het fonds van 3
miljard frank, jaarlijks te verhogen met 500 miljoen
frank. We zullen snel 6 tot 7 miljard frank
bereiken. In 1998 zaten we aan 14 miljard frank
voor Brussel. Op die manier zal de 20 miljard
frank snel bereikt zijn. Dit is helemaal niet
gerechtvaardigd. Brussel heeft per capita reeds
veel meer inkomsten. Het is absoluut
ongerechtvaardigd opnieuw zoveel miljarden naar
Brussel over te hevelen zonder dat er iets
tegenover staat voor de hoofdstedelijke functie.
Wat de Vlamingen betreft, voldoet Brussel niet
aan de eisen voor een echte hoofdstedelijke
functie. De Vlamingen worden in Brussel miskend,
hun rechten worden niet gerespecteerd. Dit
Lambermont-akkoord is daar het zoveelste bewijs
van.

Mijnheer de voorzitter, ik heb, mijns inziens,
voldoende mijn subamendementen 401 tot 450
verdedigd.
01.89 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, ik beperk me tot de
subamendementen 451 tot 501 op amendement
88.

Voor het Vlaams Blok is het een uitgemaakte zaak
dat het Brussels Gewest niet mag beschikken
over dezelfde, gelijkaardige of gelijkwaardige
bevoegdheden als het Vlaamse en het Waalse
Gewest. Voor het Vlaams Blok kan er geen
sprake zijn van gelijkwaardige gewesten. Er moet
een verschil zijn tussen de twee grote gewesten in
het land en Brussel.

Wij blijven lang stilstaan bij het thema van het
milieu. Ik ben gekozen in de Westhoek.

Als echte milieujongens, in de goede betekenis
van het woord, weten wij beter dan wie ook
hoeveel belang wij moeten hechten aan natuur en
natuurbehoud in de Westhoek omdat wij in ons
Vlaamse land nog maar weinig ongerepte natuur
vinden.

Ik wil teruggrijpen naar mijn eigen politieke
verleden en ik ben inderdaad derde generatie
nationalist. Mijn grootvader aan vaderszijde was
destijds actief aan het IJzerfront en van mijn vader
heb ik de interesse voor de brede Vlaamse
Beweging meegekregen. Mensen die echt goed
weten wat volksnationalisme betekent, weten dat
het milieuthema altijd een typisch nationalistisch
thema is geweest.

Mijnheer de voorzitter, ik stel vast dat de collega's
van de Volksunie het halfrond even hebben
verlaten, maar ikzelf kom uit een traditioneel
Volkunienest dat, naar aanleiding van de
Egmontperiode, met de Volksunie heeft gebroken.
Bij de link tussen Volksunie en milieu moet ik
refereren aan de periode `68, `69 toen de
Volksunie als eerste Vlaams-nationale partij een
milieucongres hield. Nu ik hier nog een aantal
groene collega's in het halfrond bespeur, wil ik
erop wijzen dat als de Volksunie toen als
nationalistische partij had gedaan wat ze moest
doen inzake het ecologische thema, er
waarschijnlijk van Agalev en Ecolo geen sprake
was geweest.

Mijnheer de voorzitter, als wij zien wat de groenen
er in deze regering van terechtbrengen, stellen wij
vast dat er weinig echt groene beleidsdaden zijn
gesteld. Er worden enkele progressieve
linksliggende thema's geconcretiseerd ­ ik verwijs
even naar het drugsthema ­ maar als het om
echte milieuthema's of het mobiliteitsthema gaat,
ontgoochelen de beleidsdaden van onze groene
ministers zwaar.

Als nationalistische partij heeft het Vlaams Blok
dus de plicht terug te nemen wat traditioneel een
nationalistisch thema was en het ook zal blijven,
met of tegen de zin van de groenen. Via dit pakket
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
34
subamendementen zijn wij dus zeer lang blijven
stilstaan bij de thematiek van landinrichting en
natuurbehoud. Inzake ruimtelijke ordening en
landinrichting in het bijzonder blijven wij principieel
voorstander van een vorm van inbreiding in plaats
van steeds maar verder uit te breiden en het
schamele deeltje milieu dat wij nog hebben te
gaan aantasten.

Het Vlaams Blok wil een concentratie van de
bestaande woon-en leefgebieden. Wij zullen dus
niet langer tolereren dat nog langer wordt
ingegrepen in ons schamele groen. Er moet dus
werk worden gemaakt van woningbehoeftestudies
zodat wij zicht krijgen op de noodzaak die zou
kunnen ontstaan om de natuur verder te blijven
aantasten. Op dat vlak kunnen wij toch nog iets
leren van onze Noorderburen.

Ik hoop samen met u, mijnheer de voorzitter, geen
persoonlijk feit te hebben gecreëerd. Via een
aantal persorganen heb ik moeten vaststellen dat
u af en toe wel eens ongezouten uw mening durft
te geven over onze Nederlandse noorderburen en
ik wil hierover geenszins een polemiek met u
openen, laat dat duidelijk zijn. Het debat moet
kunnen worden gevoerd, maar het zal u niet
verwonderen dat wij daar uiteraard - en ik zal mij
zeer voorzichtig uitdrukken - een andere mening
op na houden dan uzelf.

De voorzitter: Mijnheer Bultinck, ten eerste,
gezouten vlees houdt langer stand. Ten tweede,
het was een harde vraag. Wat zou uw reactie zijn
indien Nederland Vlaanderen zou overnemen? Ik
kijk naar de heer Van Peel en ik zeg, ik verhuis.
01.90 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, ik moet u eerlijk gezegd toegeven,
dat ik uw toespeling waarbij Nederland
Vlaanderen eventueel zou overnemen, niet
begrijp. Laat dat duidelijk zijn.

De voorzitter: Het was een vraag van een
journalist.
01.91 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, wij zijn daar zelf ook geen vragende
partij voor. Wij gaan er principieel vanuit eerst zelf
op eigen poten te staan, indien ik mij volks mag
uitdrukken, vooraleer wij verder zouden willen
samenwerken met Nederland, laat daar geen
onduidelijkheid over bestaan.

Om dit milieupleidooi af te ronden, mijnheer de
voorzitter, wil ik toch nog even refereren aan een
historisch Brussel-congres dat wij hier enkele
jaren geleden hebben gehouden en waar
uiteindelijk van het inhoudelijke niet veel naar
buiten is gekomen. Alle media-aandacht was
geconcentreerd op de vraag of het Vlaams Blok al
dan niet in Brussel een congres kon houden. De
superdemocraten in dit land trachten politieke
partijen te verbieden om congressen te houden.
Wij hebben toen die mogelijkheid gekregen en het
pleit voor de gerechtelijke macht dat zij toen
inderdaad aan de kant van de democratie is gaan
staan.

Ik wil afsluitend toch nog even zeggen dat wij op
het gebied van het milieu blijvend zullen opkomen
voor de uitbouw van een gerechtelijke milieucel.
Wij wensen een afronding van de volledige
sanering van het Zennebekken en het kanaal
Brussel-Willebroek via een afwerking van de
ganse planning inzake waterzuivering. Wij wensen
­ en nu ga ik in op details - de registratie van alle
sterfputten, gelijktijdig met de nodige aandacht
voor het rioleringsnet, de oprichting van een
gewestelijke databank over de bodemkwaliteit en
een planning voor een sanering ervan. Het is niet
onbelangrijk even stil te staan bij het gegeven dat
wij uiteindelijk niet alleen met onze voeten op de
grond leven, maar dat wij ook altijd lucht
inademen, dat wij ook af en toe eens naar adem
moeten happen om te kunnen blijven praten. Het
is dus ook belangrijk dat er een verfijning komt
van het luchtmeetnet, zodanig dat wij toch zicht
krijgen of het zicht behouden op de gezondheid
van de lucht. Tot daar, mijnheer de voorzitter, het
milieupakketje dat ik u wou verduidelijken.

De voorzitter: De heer Van den Eynde gaat de
laatste subamendementen 501 en 544 verdedigen
en dan volgt het hoofdamendement nr. 89.
01.92 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, het Vlaams Blok sluit in
deze amendementenslag het hoofdstuk Brussel af
met de behandeling van het subamendement 502
tot en met subamendement 544. Ik dacht dat het
passend en billijk was om eventjes terug te keren
op de ganse essentie van dit debat, niet alleen wat
het Vlaams Blok betreft, maar, veronderstel ik,
ook voor alle partijen die in dit halfrond zijn
vertegenwoordigd en in het bijzonder de
regeringspartijen.Wat anders heeft het
Lambermont-akkoord, of beter gezegd het Saint-
Polycarpe-akkoord, op het oog dan de regeling
van de samenleving tussen de gemeenschappen
in dit land en daarbij speelt de hoofdstad, ons
Brussel, een absoluut cruciale rol.

Ik zou kort de evolutie van deze aloude stad der
Nederlanden willen schetsen. We hebben al een
paar keer over de Nederlanden gesproken. Ik wil
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
35
eraan herinneren dat ten tijde van onze goede
koning Willem de grote meerderheid van de
hoofdstad nog Nederlandstalig was en dat de
mensen die Frans spraken dat slechts deden
onder de invloed van de gewelddadige Franse
bezetting, waartegen de Brusselaars zich heel
zwaar hadden verzet, die toen pas achter de rug
was.

Pas bij de uitvinding van België is de
verfransingsmachine in de hoofdstad beginnen
functioneren omdat die tijd werd gekenmerkt door
de slogan "La Belgique sera latine ou ne sera
pas". Ook dat willen of mogen onze Franstalige
landgenoten niet weten. Elle n'est jamais devenue
latine. Elle ne sera pas. In die tijd was het
vanzelfsprekend dat de hoofdstad Brussel eerst
en vooral werd verfranst, vermits de nieuwe staat,
naar Frans model, extreem jacobijns was opgevat.
Alles moest in Brussel worden gecentreerd en
gans de macht van de staat moest zich daar
concentreren.

Maar, de waarheid heeft haar rechten. De
verfransing sloeg even hard toe in Gent en
Antwerpen. Ik zeg dit maar om u te vertellen,
collega's, dat alles nog altijd omkeerbaar is. Ik zal
het nog eens in het Frans herhalen. Rien n'est
irreversible.

Wij werden in deze hoofdstad stilaan verfranst,
wat zich voornamelijk na de Eerste Wereldoorlog,
ondanks de nieuwe taalwetten, die totaal niet
werden toegepast, doorzette. Op het einde van de
jaren '60 werden wij geconfronteerd met een
hoofdstad die zich op een kunstmatige wijze, die
totaal niet beantwoordde aan de natuurlijke
roeping van de stad, als een derde entiteit in dit
land ging manifesteren. Dit werd natuurlijk door
het Zuiden in de hand gewerkt, dat maar al te
graag tegen het dynamische Vlaanderen, dat
stilaan uit een diep dal terugkwam, over een
bondgenoot kon beschikken. Dat gedeelte van het
verhaal heb ik daarstraks al meegedeeld.

Wij werden dus stilaan niet alleen een minderheid
in onze eigen hoofdstad, maar wij werden er ook
als vijandelijke bezetters beschouwd. Ik kan u
vertellen, collega's, dat dit een sfeer is die ik
persoonlijk aan den lijve, heb ondervonden, want
ik ben in Brussel opgegroeid. Ik zal u bekennen
dat indien ik mij nu politiek in een radicaal
Vlaamse formatie bevind, dit alles te maken heeft
met de ervaringen die ik in de jaren '60 en begin
de jaren '70 in mijn geboortestad heb opgedaan.

Wij werden vele jaren niet alleen als een vijandige
minderheid beschouwd. Wij werden ook als
dusdanig behandeld en opgejaagd. Men zegt ons
dat die tijd voorbij is. De officiële waarheid klinkt
nu als volgt: "De communautaire problematiek is
achter de rug. Alles is koek en ei. In Brussel is er
niets aan de hand". Dat verkondigen de dames en
heren van de groen-rode-blauwe coalitie. Ze
hebben er alle belang bij dit te doen. Op die
manier zijn ze conform het politiek correct denken
van dit land, in Vlaanderen geleid door een krant
die volgens zijn naam niet 's avonds verschijnt.
Men kan deze krant in Vlaanderen vergelijken met
de Observatore Romano van de progressiviteit in
Vlaanderen. Bovendien slagen de dames en
heren van de coalitie erin zichzelf te overtuigen dat
deze problematiek volledig achter de rug is.

De waarheid is anders. Mijnheer de minister, u zult
mij natuurlijk niet geloven. Wat is uw ervaring in
Brussel? Wat u ervaart is hetgeen u door het
raampje van uw wagen ziet of meemaakt als u
een bevriend partijlokaal binnenstapt. U, West-
Vlaming, nodig ik graag uit een paar keer de tram
of de metro te nemen of om bepaalde
administratieve documenten te kunnen verkrijgen
door een bezoekje te brengen aan een of ander
gemeentebestuur. Dan zult u kunnen ervaren wat
er op dit ogenblik gebeurt als u op deze plaatsen
Nederlands spreekt! U zult kunnen ervaren of u er
nog terechtkunt en in welke mate. Dan zult u
weten dat al de mooie verhalen van pacificatie niet
kloppen maar gebakken lucht zijn, gebakken lucht
in de 18
e
macht.

Ik geef toe dat wij, Vlaamse radicalen, mensen die
bekommerd zijn over wat er gebeurt met ons volk
en onze taalgenoten in Brussel, hieraan proberen
te verhelpen. Dat is de reden waarom het Vlaams
Blok reeds een aantal uren een lans breekt voor
de afbouw van de bevoegdheden van het Brussels
Gewest. Zolang de stad Brussel niet geïntegreerd
zal zijn in Vlaanderen ­ dat mag best als
tweetalige hoofdstad, het is me niet te doen om de
tweetaligheid te bestrijden - zolang de mythe blijft
bestaan dat Brussel een soort aparte entiteit sui
generis is, zolang zal de problematiek inzake de
verhouding tussen de gemeenschappen in dit land
blijven bestaan en zullen de Vlamingen het
moeilijk hebben in hun eigen hoofdstad.

Dit staatje bestaat ongeveer 170 jaar. In die 170
jaar is het er voornamelijk in gelukt deze oude
Vlaamse stad grotendeels te verfransen. Het
wordt tijd dat hieraan een einde komt. Dit is het
doel van het Vlaams Blok.

De voorzitter: Hiermee hebben wij de bespreking
van het eerste pakket subamendementen, meer
bepaald van de nummers 143 tot 544, op
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
36
amendement 88 beëindigd.

Er is een hoofdamendement nummer 89 met een
tweede pakket subamendementen, gaande van
nr. 545 tot nr. 946. Ik kan degenen die een
toelichting wensen te geven, een wat ruimere
spreektijd toemeten voor de toelichting bij het
hoofdamendement, zolang we de bespreking van
artikel 2 maar kunnen afronden voor de
middagpauze. Het reglement voorziet in een
spreektijd van 5 minuten per amendement, maar
als voorzitter moet ik de kerk toch wat in het
midden houden. Ik geef de heer Schoofs, die de
volgende spreker is, wat meer tijd, maar ik reken
er wel op dat de bespreking van het
hoofdamendement en de subamendementen rond
12.20 uur wordt afgerond.
01.93 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, we zullen daarvoor zorgen.

De voorzitter: Ik geef de heer Schoofs dus ietwat
meer spreektijd voor de toelichting bij het
hoofdamendement en om 12.20 uur is de
bespreking van artikel 2 beëindigd.
01.94 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, voorafgaandelijk dank ik u voor de
extra spreektijd die u mij gunt. Die heb ik ook
nodig, omdat er kennelijk een drukfout in het
document is geslopen. Natuurlijk is er inhoudelijk
een verschil tussen amendement nr. 88 en
amendement nr. 89. Dat was althans de
bedoeling. Op bladzijde 85 onder C. leest u:
"Inzake de in A. bedoelde aangelegenheden
worden de bevoegdheden, gelokaliseerd in het
Brussels Hoofdstedelijk Gebied, uitgeoefend door
het Vlaamse Gewest", wat niet de correcte tekst
is. De Franstalige tekst is wel de juiste. Daar leest
u: "C. Pour les matières visées en A. les
compétences localisées dans la Région de
Bruxelles-Capitale sont exercées par l'autorité
fédérale". Zo moet het ook in de Nederlandse
tekst staan. U moet dus in de Nederlandse tekst
de federale overheid lezen in plaats van het
Vlaamse Gewest. Zoniet komt amendement nr. 89
volledig overeen met amendement nr. 88. Er is
dus wel degelijk een inhoudelijk verschil tussen
beide amendementen. Ik was dus nog wakker
genoeg om die drukfout op te merken.

Terwijl het Vlaams Blok in amendement 88 zijn
maximalistische visie verwoordt, neemt het in
amendement 89 wat gas terug. Blijkbaar is de
parlementaire drukker van het Vlaams Blok steeds
een zeer verregaande houding gewend, want hij
had dezelfde tekst onder amendement 88 als
onder amendement 89 gedrukt. In amendement
89 stellen we dus eigenlijk een overgangsfase
voor. Het amendement moet ook in die zin worden
begrepen. Het moet duidelijk zijn voor iedereen,
ook voor de Vlaams-nationalisten die straks het
Integraal Verslag raadplegen, dat wanneer
amendement 89 minimalistisch vanuit de visie van
het Vlaams Blok en de Vlaamse Beweging is
geconcipieerd, dat het gevolg is van de strategie
die het Vlaams Blok voor ogen heeft. De
doelstelling die erin verwoord wordt, is zeker geen
eindpunt.

Het is dus zo dat amendement 89 dat ik nu
bespreek meer aansluit bij de vijf resoluties die in
het Vlaamse Parlement werden goedgekeurd in
1999. Voor ons was dat het minimum minimorum,
in feite zelfs minder dan dat. Ik heb mij laten
vertellen ­ aangezien ik toen nog geen
parlementslid was ­ dat onze fractie in het
Parlement niet heeft deelgenomen aan de
stemming. Men wou zich niet onthouden omdat dit
een te weinig krachtig signaal zou zijn geweest.
Men wou ook de andere Vlaamse partijen in deze
voor Vlaanderen zeer belangrijke aangelegenheid,
namelijk de weg naar onafhankelijkheid, niet voor
het hoofd stoten. Het Vlaams Blok heeft de
resoluties dus destijds niet goedgekeurd, maar
heeft ook niet tegen gestemd. Waar zit nu het
verschil tussen amendement 88 en amendement
89? Het is goed een vergelijking van de twee te
maken. Dat zal sneller gaan en ik zal mijn
spreektijd misschien niet eens maximaal moeten
benutten. Het verschil zit in de toebedeling van
bevoegdheden. Amendement 88 regelt de
bevoegdheden die onder punt A zijn opgesomd en
toegewezen worden aan respectievelijk het
Vlaams en het Waals Gewest. Amendement 88
regelt onder punt C voor die bevoegdheden dat zij
toegewezen worden aan het Vlaams Gewest. Het
betreft dus de restbevoegdheden waarvan wij
duidelijk van oordeel zijn dat zij niet toekomen aan
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals
daarstraks bij de bespreking van de
subamendementen reeds is aangehaald. Het
betreft bevoegdheden die het Vlaams Blok niet
naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wil zien
gaan en die toekomen aan volwaardige gewesten
zoals dat in een would-be federale staat zoals
België geconstitueerd moet worden. Amendement
89 vraagt dat die bevoegdheden worden
toegewezen aan het Vlaams en het Waals Gewest
in punt A. De bevoegdheden voor Brussel komen
volgens punt C toe aan de federale overheid.
Jawel, u hoort het goed, aan de federale overheid.
Er wordt dus iet of wat gas teruggenomen ten
aanzien van het programma dat wij verkondigen.
Let wel, ik blijf herhalen dat dit een tussenstap,
een fasering is. Het gaat niet om een tussenstap
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
37
in een Belgische staatshervorming maar wel in
een Vlaamse staatsvorming.

Ik vraag in het bijzonder uw aandacht voor het feit
dat door dit in te dienen het Vlaams Blok zonder
deelname aan de uitoefening van de macht in het
Belgische staatsbestel toch de weg naar de
Vlaamse staatsvorming wil sturen. Waarom niet
deelnemen aan de uitoefening van de macht op
het federale niveau? In ons programma staat dat
wij nooit zullen deelnemen aan de macht op
Belgische niveau. Wij hebben in onze partij zelf
een voorbeeld, de stichting van onze partij zelf is
voortgevloeid uit dat voorbeeld. De Volksunie
begon namelijk deel te nemen aan de Belgische
macht en is in een periode van een kwarteeuw
langzaam in stervensnood geraakt en zal wellicht
binnenkort dood en begraven zijn. Daarom zijn wij
vies van de Belgische macht, laat dat voor eens
en altijd duidelijk gesteld zijn. Wij willen wel
meewerken aan staatshervormingen, maar alleen
op voorwaarde dat die tot staatsvorming leiden.
Wanneer de minimalistische visie van
amendement 89 vandaag aanvaard zou worden ­
wat zoals ik weet ijdele hoop is ­ of in de
toekomst, dan zal het Vlaams Blok dat
beschouwen als een overwinning. Hoewel België
dan nog niet dood en begraven is, zal het Vlaams
Blok de aanvaarding van die minimalistische
amendementen en subamendementen als een
overwinning beschouwen.

Dit zijn stappen in de Belgische staatshervorming
die wij niet wensen mee te zetten, voor zover zij
niet leiden tot Vlaamse onafhankelijkheid. Wij
gooien ons kind niet met het badwater weg. Wij
nemen niet deel aan de Belgische macht want wij
willen voor het Vlaams Blok geen VU-scenario.
Het zou immers schrijnend zijn mocht het Vlaams
Blok aan dezelfde kwalen ten onder gaan als die
die het leven kostten aan de eens zo roemrijke VU
die in dit Parlement ooit over een aanzienlijk
aantal zetels beschikte.

Alleen daarom willen wij voor Brussel, indien
nodig, de aanvaardbare tussenstap naar de
Vlaamse staatsvorming zetten. Wij maken ons
evenwel geen illusies; die stap zal nodig zijn.
Daarom laten wij de federale overheid bevoegd
wat de materies opgenomen in amendement 89
betreft. Alleen onder die voorwaarden
beschouwen wij dit als een tussenstap op weg
naar een volwaardig tweetalige hoofdstad Brussel,
niet van België, maar van Vlaanderen.

Ik herhaal dat het onlogisch is dat van de
hoofdstad van een gewest, een apart gewest
wordt gemaakt. Probeer dat maar eens uit te
leggen aan wie wegwijs wil geraken in het
Belgisch staatsbestel.

Er werden ooit hele bomen opgezet over de vraag
of het Belgisch staatsbestel model kon staan voor
Zuid-Afrika. Er kwamen zelfs ooit studiegroepen
van Zuid-Afrikaanse parlementsleden naar hier,
ten tijde van de afschaffing van de Apartheid, om
na te gaan hoe de zaken in België verliepen.
Welnu, deze personen dropen af, enkel en alleen
omwille van het feit dat zij niet wijs geraakten uit
de toestand in Brussel. Na de goedkeuring van
het Lambermont-akkoord zal men mij niet meer
moeten komen vertellen dat België model kan
staan voor eender welke deugdelijke
staatsstructuur.

Brussel als hoofdstad, inderdaad, maar dan wel
van Vlaanderen. Hoofdstad van een gewest en
van een natie in wording, helemaal omsloten door
dat huidige gewest en door ­ wat betreft het
Vlaams Blok ­ de natie in wording. Die van
oudsher Brabantse stad behoort thans
geografisch gezien ­ tot spijt van wie het benijdt ­
nog altijd tot Vlaanderen. Overigens hebben de
Franstaligen in hun geest Brussel op dat vlak
losgelaten. Immers, zij kozen Namen als
hoofdstad. Ik vraag hen dan ook die logica in de
toekomst door te trekken, vooral omdat het
Vlaams Blok aan alle Brusselse Franstaligen de
garantie biedt dat men niet, onder welk
staatsmodel het ook moge zijn, van Vlaamse
zijde, van eender welke politieke partij, zal
overgaan tot een soort "reflamandisation" des
Bruxellois francophones. Een "verbeulemansing"
is geenszins de bedoeling. Er zijn in de wereld
trouwens nog andere hoofdsteden waar de
meerderheid van de bevolking een taal spreekt die
niet de taal is van de hele natie waarin die
hoofdstad is gelegen en die zelfs een minderheid
vormt in die natie. Ik herinner u in dat verband aan
bepaalde Scandinavische hoofdsteden.

De minimalistische stap die wij in ons
amendement nr. 89 bespreken, heeft niets te
maken met het doen verdwijnen op lange termijn
van de culturele aanwezigheid van de Franstaligen
in Brussel. Elke cultuur betekent een verrijking,
voor zover men zich wil en durft aansluiten bij de
cultuur van de autochtonen. Welnu, de
autochtonen in Brussel, hoewel in de minderheid,
zijn nog steeds de Vlamingen.

Ik heb soms het gevoel over de laatste der
Mohikanen te moeten spreken. De maatregelen
en regels die Lambermont in petto heeft, zijn niet
voor maar tegen de Brusselse Nederlandstaligen
of de Vlaamse Brusselaars. Onze logica is in elk
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38
geval - en dat argument wordt in amendement 89
gehanteerd - dat Brussel een Vlaamse stad is, dat
Brussel de hoofdstad van Vlaanderen is en dat wij
Brussel hoe dan ook niet willen loslaten, hoe erg
de toestand voor de Vlamingen in Brussel ook is.
Dit amendement poogt daar in minimalistische zin
aan te verhelpen.

De voorzitter: Ik ga nu over tot de
subamendementen 545 tot 946 op dit
amendement 89.

Mijnheer Laeremans, welke werkwijze zult u
terzake hanteren?
01.95 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik zal de amendementen
545 tot 600 toelichten. Dan hebt u 56
amendementen in een klap.

De voorzitter: Ik wil er wel de aandacht op
vestigen dat ik omstreeks 12.15 uur wil schorsen,
omdat ik nog andere verplichtingen heb.
01.96 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, collega's, mijn betoog past
in de bespreking van het hoofdamendement en de
subamendementen inzake de expansiezucht die
men vanuit Brussel organiseert en tentoonspreidt
ten aanzien van Vlaams-Brabant omdat men
voortdurend vanuit Brussel het debat over de
minderheden aanwakkert en tegelijkertijd nog
durft te beweren dat de Vlamingen in Brussel
eigenlijk moeten worden gecatalogeerd als een
minderheid, terwijl zij eigenlijk een gelijkwaardig
deel van de Brusselse bevolking zouden moeten
zijn, dat dezelfde rechten heeft en op gelijke voet
staat met de Franstaligen. Men wil deze
problematiek echter in een stroomversnelling
brengen om dit Lambermont-akkoord te laten
goedkeuren.

Ik was werkelijk geschokt, het was voor mij een
koude douche - dat is geen overdrijving ­ over wat
men aan de PSC aanbiedt. Ik kon mijn oren niet
geloven. Ik had verwacht dat men veel aan de
PSC zou aanbieden: de financiering van Brussel,
het bijzonder fonds. Ik vreesde dat men ook
inzake de Raad van State heel wat cadeau zou
doen aan de PSC. Ik had echter niet verwacht dat
men de ondertekening van het
minderhedenverdrag aan de PSC cadeau zou
doen. Wij zijn weer eens naïef geweest. Wij zijn er
weer eens ingetrapt. Wat gebeurde er immers
twee weken geleden? Gerolf Annemans, onze
fractieleider heeft de eerste minister terzake
ondervraagd. Hij heeft hem zeer formeel de vraag
gesteld of het minderhedenverdrag op enigerlei
wijze aan de problematiek van Lambermont zou
worden gekoppeld. De eerste minister heeft
daarop zonder enige dubbelzinnigheid geantwoord
dat er geen enkele koppeling tussen het
minderhedenverdrag en het Lambermont-akkoord
zou komen en dat het ene niets met het andere te
maken had.
01.97 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik wil een misvatting in het betoog van
de heer Laeremans rechtzetten.

Mijnheer Laeremans, u zou moeten weten dat in
het Verhofstadt-beheer van communautaire
dossiers alles transparant gebeurt, nooit in
nachtelijke bijeenkomsten en zonder enige
koppeling. Elk dossier wordt op zijn eigen rite
beoordeeld en in het algemeen belang wordt de
juiste beslissing genomen. De verdachtmakingen
dat er sprake zou zijn van welke koppeling ook, is
niet oorbaar.
01.98 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Leterme, u tracht
op een ironische wijze de heer Coveliers te
imiteren. U speelt goed toneel.

In elk geval zal het deze middag voor iedereen
duidelijk zijn dat die koppeling bestaat. Wanneer
wij deze middag overhaast samenkomen, zal men
als een deux ex machina...
01.99 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik waarschuw collega Laeremans voor
het feit dat eerste minister Verhofstadt zeer kwaad
zal zijn omwille van die totaal ten onrechte geuite
verdachtmaking dat er een koppeling bestaat
tussen die verschillende dossiers. Dit zijn dossiers
die toevallig op hetzelfde moment tot rijpheid
komen. Wanneer het donker is, komen die
dossiers elk afzonderlijk tot rijpheid. Men profiteert
daarvan om die oplossing te forceren in het
algemeen belang.
01.100 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer Leterme, ik begrijp de logica die u
hanteert. U bent ongetwijfeld familie van een of
andere advocaat die zeer goed kan zalven maar ik
geloof niet echt in uw uitleg. U hebt mij niet
helemaal overtuigd. Bijvoorbeeld bij het aantreden
van de regering zei de eerste minister dat er geen
beloften waren gedaan inzake 2,4 miljard Belgisch
frank voor het Franstalige onderwijs. In het
politiedossier in Halle-Vilvoorde heeft de eerste
minister ook verklaringen afgelegd die helemaal
niet met de waarheid stroken. Inzake de verplichte
schepen in Brussel heeft hij verklaard dat, hoewel
dit vroeger facultatief was, dit nu verplicht wordt.
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
Hij danst altijd naast de waarheid. Dit is een
kenmerk in communautaire aangelegenheden.
Opnieuw moeten wij nu vaststellen dat hij voor ons
een valstrik heeft gespannen en dat wij erin zijn
geluisd.

Tot nu toe bestond er in de Vlaamse regeringen,
de vorige onder leiding van Luc Van den Brande
en de huidige onder leiding van Patrick Dewael,
een consensus die zei dat er geen ondertekening
zou komen van het minderhedenverdrag tenzij er
een heel duidelijk voorbehoud zou worden
gemaakt waaruit blijkt dat er geen enkele
minderheid bestaat in Vlaanderen. Gisteren werd
het debat hierover gevoerd. Wij deelden terzake
de mening van andere sprekers. Als die bepaling
erin staat, is er voor ons geen enkel probleem.
Men wil uiteraard een nieuwe minderheid creëren,
namelijk de Franstaligen in Vlaams-Brabant. Dit is
historisch, want dit gaat volkomen in tegen de
Vlaamse homogeniteit. Men zal opwerpen dat de
faciliteitengemeenten zelf afbreuk doen aan die
homogeniteit. Dit is echter niet waar. Ik zou even
willen herinneren aan de essentie van de
faciliteiten. Faciliteiten houden tijdelijke,
individuele gunstmaatregelen in voor burgers
maar niet voor bestuurders. Wat men hier doet, is
het tegenovergestelde. Hier creëert men een recht
uit hoofde van bestuurden en bestuurders om zich
als anderstaligen te manifesteren. Men zal nu wel
verklaren dat een en ander wordt gekoppeld aan
het feit dat de bestaande taalwetgeving niet wordt
gewijzigd. Het is echter zo dat eens dit
minderhedenverdrag wordt goedgekeurd, de
faciliteiten een heel andere interpretatie zullen
krijgen.

Mijnheer de minister, vanmiddag om 14.15 uur
zullen wij de eerste minister daarover ondervragen
want de zaak is te belangrijk om het standpunt
van de eerste minister terzake niet te kennen. Ik
hoop dat u ook uw mening zult geven over de
goedkeuring van het minderhedenverdrag en het
akkoord dat terzake werd bereikt.
01.101 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik wil nogmaals onderstrepen dat er
helemaal geen koppeling is. Enerzijds is er het
charter van de Europese Raad ter Bescherming
van de Nationale Minderheden, anderzijds is er
het ontwerp van bijzondere wet houdende
overdracht van bevoegdheden.
01.102 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer Leterme, ik laat u even in uw naïviteit, die
u zeer goed speelt.

Mijnheer de minister; zelfs als in de reserves staat
dat men de bestaande taalwetgeving niet wil
wijzigen en in acht wil nemen, dan nog zal dat
bijzonder zware gevolgen hebben voor de
interpretatie van de faciliteiten. Ik geef als
voorbeeld de omzendbrief van uw partijgenoot de
heer Leo Peeters. De Franstaligen worden niet
voor eens en altijd als Franstaligen erkend maar
wel als mensen die zich nog altijd niet hebben
geïntegreerd en nog altijd geen Nederlands
hebben geleerd. Ik vrees dat die omzendbrief
regelrecht in de prullenmand terechtkomt. Ik vrees
dat men ook zal tornen aan het huidige
afgedwongen recht dat de gemeenteraden
uitsluitend in het Nederlands verlopen. Nog een
groter gevaar is dat men het minderhedenverdrag
zou willen toepassen op eentalig Nederlandse
gemeenten. In het persbericht stond in ieder geval
dat de heer Maingain van het FDF zich "gematigd
tevreden" toont over die zaak. In de commissie
stak de heer Maingain echter een tirade van drie
kwartier af over het Europees
Minderhedenverdrag, waarbij hij duidelijk
waarschuwde voor de mogelijke gevolgen. De
Franstaligen zouden, overal waar zij het wensen,
kunnen eisen dat hun kinderen naar Franstalige
scholen gaan, dat Franstalige producties in
Nederlandstalige culturele centra worden
opgevoerd, dat anderstalige lessen worden
gegeven en dat zij toegang hebben tot alle
mogelijke faciliteiten in hun taal. Op die manier
smeert men de facto faciliteiten uit over heel
Vlaanderen.

Tot voor kort wimpelde de Vlaamse regering het
minderhedenverdrag af, tenzij het niet op
Vlaanderen van toepassing is omdat daar geen
minderheden zijn. De Vlaamse regering zou haar
kar toch niet zomaar keren? Ik geloof niet dat de
Vlaamse Volksunieministers die deze
problematiek kennen, de heren Van Grembergen
en Anciaux, die deze problematiek kennen, de
Vlaamse regering zouden blijven steunen.

Daarom heb ik een concrete vraag voor u, die u
echter niet hoeft te beantwoorden omdat we ze
ook aan de eerste minister zullen voorleggen. Is
over het minderhedenverdrag overleg gepleegd?
De premier heeft daarover in de plenaire
vergadering namelijk gezegd dat het
minderhedenverdrag niet kon worden
goedgekeurd zonder de medegoedkeuring van de
gemeenschappen en de gewesten.
01.103 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer
Laeremans, de eerste minister zal uw vraag zelf
beantwoorden om de volledige inhoud te
verduidelijken. U stelt een belangrijke vraag
waarop het antwoord ook belangrijk is. Ik raad u
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
40
wel aan om zonder vooringenomenheid rustig te
lezen wat minister Van Grembergen over dit
onderwerp verleden week heeft gezegd in het
Vlaams Parlement.
01.104 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de minister, wij zullen de mening van de
heer Van Grembergen zeker nalezen. Ik heb de
tekst van het minderhedenverdrag bij. U bent er
misschien gerust in dat de zeer tot collaboratie
neigende vleugel van de Volksunie u en paars-
groen zal blijven steunen tot in alle mogelijke
dwaasheden.

Dat betekent niet dat het minderhedenverdrag
geen desastreuze gevolgen zou hebben, indien
het ook op Vlaanderen toepasselijk is en het de
Franstaligen in Vlaams-Brabant zou gaan
erkennen als minderheid. Dit zou honderd vijftig
jaar Vlaamse Beweging en strijd voor
homogeniteit in Vlaanderen ongedaan maken. Ja,
mijnheer de eerste minister, ik heb het
minderhedenverdrag hier bij mij. Dit zou zeer
verregaande gevolgen hebben voor Vlaams-
Brabant. U schudt van nee, wij gaan daar
binnenkort nog over discussiëren, maar ik
aanvaard in elk geval niet dat een dergelijke
belangrijke materie zomaar, en stoemelings,
zonder dat er een waardig parlementair debat over
is geweest, bij nacht en ontij door het parlement
zou worden gesjeesd.
01.105 Minister Johan Vande Lanotte: Collega
Laeremans, dat kan niet wat u zegt. Ik ga er vanuit
dat u toch probeert iets ernstigs te zeggen. U zult
toch wel weten dat als een gemengd verdrag, wat
het minderhedenverdrag is, ooit wordt
goedgekeurd, dat dit in alle parlementen moet zijn
besproken en goedgekeurd. Hoe zouden wij nu
vandaag iets kunnen doorsjezen wat niet eens is
geagendeerd? U bent een sfeer aan het creëren
die niet klopt. Een verdrag moet eerst worden
getekend, besproken en moet dan finaal door het
Parlement worden goedgekeurd. Dat is bij ieder
verdrag zo en dat geldt ook voor dit verdrag, zo
eenvoudig is het. Als men ooit dergelijke stap wil
zetten, zal de kans tot een debat, zoals dat bij
ieder ander verdrag het geval is, meer dan groot
zijn. Dat is toch evident, zowel hier als in de
deelgebieden, die dat ook moeten goedkeuren.

Voorzitter: Jean-Pol Henry, eerste ondervoorzitter.
Président: Jean-Pol Henry, premier vice-président.
01.106 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de minister, u zegt daar - en dat is nogal
toepasselijk op wat er gisteren is gebeurd ­ dat
het niet normaal zou zijn dat een dossier dat niet
eens geagendeerd werd ineens in het hele
Lambermont-akkoord wordt opgenomen. Mijnheer
de minister, wat is hier gisteren anders gebeurd?
Er werd hier gisterenmorgen een voorstel van de
meerderheidpartijen op tafel gelegd en
onmiddellijk wordt er een bijzondere commissie in
het leven geroepen die u als minister heeft
bijgewoond en waar u mee de forcing hebt
gedaan en straks zullen wij de stemming krijgen.
Het voorstel wordt er in vliegende vaart
doorgejaagd. Wij kunnen ons aan alles
verwachten wat deze meerderheid en deze
regering betreft.

Ten tweede, mijnheer de minister, als de federale
regering hiervoor deze morgen bijeenkomt en
daar een sluitend akkoord over maakt en iedereen
met de pink op de naad van de broek wordt
verplicht het goed te keuren, dan kan het mij zelfs
niet schelen of het pas in oktober of in november
zal worden goedgekeurd of eind juni, maar dan zal
het worden goedgekeurd. Deze regering kent en
duldt geen tegenspraak. Deze regering gebruikt
de Vlaamse regering zuiver als een vazal en ik
vrees dat die twee Volksunieministers zich die rol
zullen laten welgevallen.
01.107 Hagen Goyvaerts (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik wil terugkomen op de
toelichting van de subamendementen 601 tot 650.
Zoals reeds werd gezegd door collega Schoofs,
betreft het hier een aanpassing van een aantal
bevoegdheden over landinrichting en
natuurbehoud, die initieel waren toegekend aan
het Brussels Gewest. Daar vallen een aantal
categorieën onder en ik som ze even kort op. Het
betreft de ruilverkaveling van landeigendommen
en landinrichting, de natuurbescherming en het
natuurbehoud, de groengebieden en
parkgebieden, groene ruimten, bossen, jacht en
vogelvangst, visvangst, visteelt, de
landbouwhydraulica en de onbevaarbare
waterlopen en de ontwatering.

De verschillende subamendementen hebben tot
doel die bevoegdheden in de tijd over te dragen
aan de federale overheid, in tegenstelling tot onze
subamendementen van artikel 88, waarbij
diezelfde bevoegdheden werden overgedragen
aan het Vlaamse Gewest. Vanwege de techniciteit
van de inhoud, zou ik een algemeen kader willen
schetsen met betrekking tot de ruimtelijke
ordening te Brussel. Het is zo dat vandaag de dag
de stad geen duidelijk afgelijnde ruimtelijke entiteit
meer is.

Zowel wonen, economische activiteiten,
vrijetijdsbestedingen, onderwijs en kleinhandel zijn
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
41
de laatste tien jaar uitgewaaierd tot grote diffuse
systemen. Voor de Tweede Wereldoorlog werd er
nog gesproken over stedelijke agglomeraties die
ruimtelijk afgescheiden waren door een typerende
concentratie van industrie, handel, diensten en
huisvesting. Na de Tweede Wereldoorlog is dit
sterk gewijzigd. De mensen zijn aan
suburbanisatie gaan doen. Er zijn een aantal
ingrijpende wijzigingen gebeurd in het
maatschappelijke leven ingevolge de toenemende
welvaart en het toenmalige gevoerde beleid. Er
volgde een vlucht uit de stedelijke agglomeraties,
een kenmerk dat vandaag nog steeds het
ruimtelijk beleid bepaalt gezien de verschillende
initiatieven die een aantal overheden genomen
hebben met betrekking tot het grootstedenbeleid.

Buiten de stedelijke agglomeratie, in de
zogenaamde rand, groeit de bevolking de laatste
jaren waardoor de bebouwde oppervlakte
eveneens is toegenomen. Sinds de jaren '60 is de
rand uitgegroeid tot een groeizone rond onze
steden. Het samenhangend geheel van de
stedelijke agglomeratie werd omgevormd tot
stadsgewesten. Kenmerkend hierbij zijn de
intense functionele relaties tussen de kern van het
stadsgewest en de omliggende gemeenten,
bijvoorbeeld op het vlak van het gebruik van de
centrumfuncties en het bestaan van een
zogenaamde forenzenzone aan de rand van het
stadsgewest. Daar zijn een aantal wijzigingen in
gebeurd.

Dit is eveneens het geval voor het Brussels
Hoofdstedelijk gewest, een gewest dat
grondwettelijk en politiek beperkt is tot 19
Brusselse gemeenten. Ruimtelijk kan het niet
losgezien worden van het zogenaamde hinterland.
Men kan de stad beschouwen als een reeks
opeenvolgende concentrische cirkels die naar
buiten toe aangroeien. Men kan een onderscheid
maken tussen vier verschillende soorten cirkels.
Er is het stadsmidden waarbij voornamelijk de
commerciële en de administratieve activiteiten
geconcentreerd zijn. Dat is in Brussel zeker het
geval. Ik verwijs hierbij naar de Leopoldwijk, de
Brusselse vijfhoek of de kleine ring. Een tweede
cirkel bestaat uit wijken rondom de kern. Ze
werden hoofdzakelijk gebouwd tijdens de vorige
eeuw en behelzen een aantal gemeenten die als
tweede cirkel rond de stad liggen. Ik verwijs
daarbij naar Laken, Schaarbeek, Sint-Joost-ten-
Node, Etterbeek, Elsene, Sint-Gillis en Sint-Jans-
Molenbeek, in feite als een soort van tweede
kleine ring. De derde cirkel kan men in feite al de
agglomeratie noemen of de rand rond de
stadskern. Deze rand bestaat uit grote lijnen rond
de gemeenten Jette, Koekelberg, Anderlecht,
Vorst, Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts-
Woluwe en Evere. De vierde en laatste cirkel is de
demografische groeizone of de voorstad. Deze
zone is ontstaan door de migratie vanuit de
agglomeratie naar buitenuit.

De ruimtelijke ordening, een aan de gewesten
toebedeelde bevoegdheid, is wat Brussel betreft
beperkt tot de 19 gemeenten. Er is stilaan
concurrentie ontstaan tussen het gewest en de
rand zelf.

Voorzitter: Herman De Croo, voorzitter.
Président: Herman De Croo, président.

Voor het concept van de ruimtelijk ordening zou
men eerder de nadruk moeten leggen op de
complimentariteiten, de aanvulbaarheid van beide
gebieden. De concurrentie kan zowel
stedenbouwkundig als economisch worden
vertaald. Ik verwijs naar de concurrentie bij de
grondprijzen en de bouwkavels, die beide stilaan
schaars worden.

De toelichting wil dit inpassen in de
subamendementen. Wij zijn er voorstander van
een aantal van deze eerder genoemde
bevoegdheden over te hevelen naar de federale
bevoegdheid, in het kader van amendement 89.
01.108 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik behandel thans de
subamendementen 651 tot en met 700,
gegroepeerd volgens afspraak. Het zijn
subamendementen bij amendement 89. Zij
hebben opnieuw betrekking op de technische
maar actuele thematiek, zoals die van het
milieubeheer, de bevoegdheid voor alles wat met
milieu te maken heeft en de interactie tussen
milieu, economie en ruimtelijk ordening.

Bij de behandeling van de vorige amendementen
over dezelfde problematiek heb ik reeds
opmerkingen in die zin gemaakt. Voor ons
amendement en voor onze subamendementen
zijn wij uitgegaan van een aantal vaststellingen.

Ten eerste, de vaststelling dat in het Belgische
verband de Vlaamse partijen hun demografische
meerderheid niet in politieke macht omzetten; die
demografische meerderheid geldt dus niet.

Ten tweede, de vaststelling dat de staatsstructuur
van België haar uitgangspunt niet terugvindt in de
aanwezigheid van de twee volksgemeenschappen
met elk een welomschreven grondgebied. Sedert
het ontstaan van België heeft men dit
volkenrechtelijk aspect genegeerd, met als gevolg
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
42
dat men uiteraard binnen de huidige
staatshervorming gekneld zit in dit kader.
Bijgevolg is elke poging om bevoegdheden te
verdelen en om een federalisme tot stand te
brengen ­ men noemt het federalisme op zijn
Belgisch ­ hierdoor sterk wordt gehypothekeerd,
zodat men nooit van een echt federalisme zal
kunnen spreken. Dit verklaart ook waarom men bij
een dergelijk wetsontwerp vanuit een
democratisch en actueel standpunt, en
vertrekkend vanuit moderne begrippen als
constitutionaliteit, volkenrechtelijkheid en
vertegenwoordiging, onmiddellijk de keuze heeft
tussen enerzijds een verwerping van het hele
principe ­ weinig praktisch en realistisch wanneer
men concrete zaken moet bespreken ­
en
anderzijds een aanpassing van amendementen.

Ook bij het opstellen van amendementen en
subamendementen vindt men weer de spanning
tussen de twee uiteinden van het spectrum,
waarover ik voordien heb gesproken, met name
de keuze tussen, enerzijds, het centralistische
model ­ waarbij men bevoegdheden zoveel
mogelijk van boven af laat uitoefenen ­ en,
anderzijds, het model van de directe democratie ­
waarbij men zoveel mogelijk bevoegdheden
rechtstreeks delegeert vanuit het lokale niveau. Dit
spanningsveld speelt natuurlijk zeer duidelijk bij de
milieuproblematiek. Men gaat er immers in het
algemeen vanuit dat voor het milieu door de
grensoverschrijdende ­ lokale, provinciale of
nationale ­ effecten van elke ingreep van de mens
op het milieu, de bevoegdheden zich op een hoger
niveau bevinden. Daar bestaat natuurlijk weer het
verschil in visie tussen het centralistische, waarbij
het hoge niveau wordt verondersteld alles te
weten en de beslissingen te nemen, of het
delegerende model, waarbij men de beslissingen
zo dicht mogelijk bij de burger laat nemen.

Daartegenover staat het van onderuit delegerende
model, waarbij de beslissingen zo dicht mogelijk
bij de burger worden afgewogen. Het is ongewoon
te spreken over directe democratie in dit kader en
ik heb reeds bij een vorig amendement het
argument dat directe democratie niet functioneert
omdat kiezers niet bekwaam zouden zijn te
stemmen over ingewikkelde technische,
wetenschappelijke of politieke materies weerlegd
met te verwijzen naar de studies en de ervaringen
met modellen van directe democratie, zoals in
Zwitserland, dat een doorgedreven directe
democratie heeft, en in bepaalde staten van de
Verenigde Staten.

Een ander tegenargument dat wordt opgeworpen,
is dat hiermee de deur wordt geopend voor
demagogie en manipulatie. Het burgerinitiatief zou
dan, aldus de tegenstanders, worden misbruikt
door drukkingsgroepen en de economisch
machtigen, waardoor besluiten van de verkozen
organen zouden kunnen worden omzeild. In
domeinen als ruimtelijke ordening, verkavelingen,
landinrichtingen, landbouwhydraulica,
natuurbeheer, natuurbescherming,
groengebieden, bossen, industrieterreinen
enzovoort, waarop typisch zowel economische als
ecologische lobby's allerhande actief zijn - en vaak
de ene onder de dekmantel van de andere -, zou
zo'n argument steek kunnen houden, tenminste
als men zou kunnen bewijzen op basis van
concrete dossiers dat zulks inderdaad het geval is.
Anderzijds kan men met hetzelfde gemak
beweren dat machtige lobby's in de
representatieve democratie met
vertegenwoordigers gedelegeerd om autonoom te
beslissen, te interpreteren en standpunten te
formuleren, evenzeer druk kunnen uitoefenen.

Om concrete voorbeelden te geven, in Zwitserland
is het herhaaldelijk gebeurd dat de bevolking een
beslissing neemt die diametraal ingaat tegen de
unanieme wens van het Parlement, de regering en
het hele economische establishment op terreinen
waarop zeer veel invloed door drukkingsgroepen ­
ik bedoel zowel de regering met haar
informatiecampagnes, als economische groepen
die de machtigste lobby's omvatten ­ wordt
uitgeoefend. Zo gebeurde het ook met het voorstel
tot integratie van Zwitserland in de Europese
economische ruimte. De economisch machtigen
waren daar uiteraard voorstander van en de
regering pleitte daar ook voor, maar de bevolking
zelf verwierp met ruime meerderheid die integratie
in een referendum in 1992, ondanks dat de
burgers massaal waren gebombardeerd met
propaganda die pleitte voor een opgaan van
Zwitserland in de Europese economische ruimte.
In december 1996 verwierpen de Zwitsers een wet
die reeds door het Parlement was goedgekeurd
en die door de regering en het economisch
establishment werd verdedigd, meer bepaald om
in naam van de verbetering van het
concurrentievermogen van de Zwitserse
ondernemingen de wettelijke beperkingen op
zondags- en nachtwerk af te schaffen. Eens te
meer liet de bevolking zich ondanks het machtige
gelobby niet manipuleren. Integendeel. Het
verwierp in dat direct democratische model via
een referendum de beslissingen die de
economisch en politiek machtigen wilden
doorduwen.

Vandaar dat de wettelijke beperkingen op zondag-
en nachtwerk niet zijn afgeschaft. De Zwitserse
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
43
ervaring toont aan dat zelfs wanneer alle
drukkingsgroepen en de politieke elite dezelfde
doelstellingen nastreven ze lang niet altijd hun zin
krijgen. De politicologen Bonet en Frey hebben dat
onderzocht en onder andere deze voorbeelden
aangehaald en ze zeggen dan ook dat in een puur
representatief systeem dergelijke coalitie van
belangengroepen, het politiek establishment altijd
haar zin krijgt en de burgers niet meer de kans
krijgen om die lobby's tegen te spreken.

Onlangs zagen wij in Ierland hetzelfde principe
aan het werk waarbij alle mogelijke groepen en de
overheid hebben gepleit voor aanvaarding van het
verdrag van Nice, een verdere stap in de politieke
unificatie van Europa, en waar het desondanks
door de bevolking werd verworpen. Het argument
dat directe democratie een instrument voor
manipulatie van de bevolking zou zijn in dienst van
machtige lobby's van allerlei aard gaat dus niet op.
De concrete voorbeelden spreken dat tegen.

Een volgend relevant argument op het vlak van
ruimtelijke ordening in ons land is het fenomeen
dat kiezers zouden handelen op basis van
kortzichtig eigenbelang. Ook dat argument tegen
directe democratie gaat niet op en wordt door de
feiten weerlegd. Kiezers kunnen wel degelijk
beslissingen nemen vanuit het collectief belang,
zelfs indien zij hiervoor persoonlijk zullen moeten
betalen.

In maart 1993 stemden de Zwitsers over de
toename van de brandstoftaks en hoewel elke
Zwitser financieel zou worden geraakt, werd het
voorstel goedgekeurd. De kiezers hebben ieder
voor zich uitgemaakt dat op dit vlak het algemeen
belang voor ging en ondanks de rechtstreekse
financiële repercussie in elk gezin hebben zij voor
de toename van de brandstoftaks, als instrument
om aan milieubehoud te doen, gestemd. Het
algemeen belang ging dus voor eigenbelang.

In juni 1993 moesten de Zwitsers beslissen over
een burgervoorstel inzake verbod op de aankoop
van militaire vliegtuigen voor het jaar 2000. Het
systeem werkt op dusdanige wijze dat burgers niet
alleen voor de indiening van wetten, maar ook
nadat ze zijn goedgekeurd initiatieven kunnen
nemen.

De voorzitter: Mevrouw Colen, u weet ook dat de
grondwet in Zwitserland bijzonder eigenaardig is
omdat men omtrent grondwetswijzigingen
referenda mag houden en de grondwet zeer veel
omvat. In de gewone wetgeving verloopt het gans
anders.
01.109 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, dit is historisch gegroeid,
maar het is een doorgedreven model van directe
democratie. Er zijn verschilleden vormen van
inspraak van de bevolking mogelijk over heel
fundamentele zaken en zelfs een goedgekeurde
wet, die bij ons onherroepelijk is, kan
teruggedraaid worden.

In dit geval was er een groep die blijkbaar genoeg
handtekeningen had verzameld om een
burgervoorstel in te dienen om de besliste
aankoop van legervliegtuigen voor het jaar 2000
terug te schroeven. Aanvaarding zou hebben tot
geleid tot verlichting van de overheidsuitgaven.
Toch zijn de burgers niet ingegaan op het voorstel
om de aankoop ongedaan te maken. Zij hebben
de aankoop van die vliegtuigen door de regering
geratificeerd.

Dat zijn toch voorbeelden die erop wijzen dat de
bevolking wel degelijk in staat is om haar eigen
korte termijnbelang zuiver individueel opzij te
zetten en te handelen in functie van het algemeen
belang. Als men dan ook op dit punt de directe
democratie vergelijkt met de praktijk van de
representatieve democratie, dan moet men ook
constateren dat dit laatste ook niet altijd ideaal
werkt op dat vlak, want in een puur representatief
systeem als het Belgische ­ en hier wil ik besluiten
­ worden de meeste besluiten ver van de
openbaarheid genomen en daarom niet
noodzakelijk in functie van het openbaar belang,
maar dikwijs wel in functie van belangen- en
drukkingsgroepen die de weg kennen, die efficiënt
achter de coulissen kunnen werken en waarbij de
bevolking niet meer de kans heeft om inzicht te
verwerven in de materie en niet langer haar zeg
kan doen.

Tot daar mijn opmerkingen in verband met de
vergelijking van verschillende bestuursmodellen,
waar het gaat om bevoegdheidsoverdrachten, ook
op het vlak van deze milieugerichte materie
binnen het wetsontwerp dat voorligt.

De voorzitter: Ik heb nu twee sprekers, de heren
Bultinck en Schoofs, maar ik moest nog weten wie
van de twee het woord zou nemen. De heer
Schoofs neemt het woord? Het is wel afgesproken
dat om kwart na twaalf de bespreking van artikel 2
en alles wat erbij hoort, beëindigd is. Mijnheer
Schoofs, welk subamendement behandelt u?
01.110 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, ik behandel de subamendementen
701 tot en met 750 en ik zal mij aan mijn
spreektijd houden.
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
44

De voorzitter: Wie komt er daarna, de heer
Bultinck? Hij behandelt de amendementen 750 tot
946. Eerst komt de heer Schoofs aan het woord
en dan de heer Bultinck. Denk aan de afspraak
die wij, tezamen met de hele Kamer, hebben
gemaakt.
01.111 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het
inhoudelijke aspect van de subamendementen is
reeds aangestipt door collega's Goyvaerts en
D'haeseleer. Wat collega D'haeseleer betreft gaat
dit gepaard met een bruin tintje en dat slaat
welteverstaan alleen op de koffie die hij op zijn
subamendementen gemorst had, dat heeft verder
geen politieke connotatie. Ik zou de linkse fracties
in het parlement of zelfs alle andere fracties dat
niet cadeau willen doen. Het bruin tintje is louter te
wijten aan de koffie.

Mijnheer de voorzitter, u hebt daarstraks verwezen
naar een voorbeeld uit het verleden, een nog niet
zover verleden. In het begin van uw parlementaire
carrière had u een vraag gesteld over het schieten
van reebokken in het Vlaams gewest, vermoed ik.

Lambermont, mijnheer de voorzitter, schiet één
grote bok. U hoeft zich geen zorgen te maken wat
het vervoer betreft, want die bok is dood en hij ligt
er en hij ligt er goed, hoor ik de Belgicisten bij
mezelf al zeggen. In een andere historische
kwestie, een andere Vlaamse vernedering,
hebben wij dat nog ooit horen zeggen over een
Vlaams-nationaal monument.

De bok blijft er liggen, maar daar eindigt de
geschiedenis nog niet. De Vlamingen worden bij
diezelfde Brusselse bok gezet, een dode bok nog
wel, want hij is uiteraard eerst geschoten. Nu, alle
gekheid op een stokje, of alle gekheid op een
bokje, zo u wilt. (Onderbreking door de heer
Anthuenis)
U hebt de nachtelijke uren niet
meegemaakt, collega Antheunis, dan hebt u niet
gezien wat er zich op de PRL- en VLD-banken
heeft afgespeeld toen ik mijn betoog hield.

Dus, alle gekheid op een bokje, u mag het eens
navragen. Collega Coveliers, u hebt er toch wel
mee van genoten? U was hier? Ik heb het over de
feiten die zich in het halfrond afspelen.

Ik had daarstraks Brussel vergeleken met andere
grootsteden in de wereld en ook in Vlaanderen.
Maar het is nu mijn bedoeling te kijken naar de
interne structuur, vertrekkende van de
bevoegdheden die wij in de subamendementen
bespreken, meer bepaald de interne structuur van
Brussel en de interne deelzones die haar zo eigen
zijn. De stad bestaat namelijk uit negentien
gemeenten, die zij van oudsher rijk is, want de
gemeenten zijn ouder dan de moloch Brussel op
zichzelf. Het absurde - iedereen schijnt het hier te
vergeten, ik heb het te weinig horen zeggen,
misschien zelfs binnen mijn eigen fractie - is het
onlogische van heel het geval.

Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen en België
en die hoofdstad bestaat dan zelf nog uit 19
gemeenten. Ik zal voor die 19 gemeenten de term
gebruiken die gangbaar is bij mijn Vlaamse
collega's en dus niet alleen in de Vlaamse
beweging, namelijk baronieën. Het zijn de 19
burgemeesters die in Brussel de plak zwaaien. Ik
maak mij geen enkele illusie dat dat in de
toekomst ook zo zal blijven, gaande van Egmont
over Sint-Michiels tot Lambermont en eventueel
alle andere staatshervormingen die nog zouden
worden doorgevoerd.

Men verliest dus uit het oog dat Brussel een
hoofdstad is met een dubbele hoedanigheid, die
bestaat uit 19 gemeenten, die dan ook nog een
gewest op zich vormen en, wie weet, misschien
ooit ook zelfs een Europees gewest, want er zijn
er die daarvan dromen.

Elke grootstad in de beschaafde wereld is in het
beste geval ingedeeld in districten met veeleer
beperkte bevoegdheden. Indien ik me niet vergis,
is Antwerpen hiervan een goed voorbeeld.
Antwerpen is een stad die op het vlak van de
structuur de vergelijking met andere grootsteden
veel beter dan Brussel kan doorstaan. Ik hoef niet
eens het Europese continent af te gaan, hoewel er
zulke voorbeelden zijn. Een goede vergelijking ligt
misschien op het Amerikaanse continent in
Washington D.C. De D staat voor district. Wat
zitten wij hier dus te leuteren over de overdracht
van bevoegdheden, zoals de ruilverkaveling van
landeigendommen in het bijzonder of de
landinrichting of het natuurbehoud in het
algemeen, als die bevoegdheden in alle andere
materies en zelfs in deze materies door
overechelonnering zo versnipperd zijn? Er zijn de
gemeenten, er is de dubbele hoedanigheid van de
hoofdstad, er is het gewest, er is een tot in de
kleinst mogelijke fragmentatie doorgedreven
versnippering. De overechelonnering, met als
gevolg de versnippering van bevoegdheden
binnen Brussel zorgt ervoor dat wij hier misschien
wel een discussie over het geslacht der engelen
aan het voeren zijn. Byzantium is daarover
gevallen. Wie weet, zal Brussel daarover vallen
als men nog eens een staatshervorming wil
doorvoeren.
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
45

Ik wil mijn betoog stilaan besluiten met volgende
bemerking: ik maak mij geen enkele illusie over
het feit dat die 19 baronieën het niet in de minste
mate mogelijk zullen maken om van Brussel een
goed bestuurde stad, gewest of hoe men het ook
noemen wil, te maken. Er zal altijd wel een
burgemeester van één of andere gemeente zijn
die zijn zeg zal willen hebben over de
ruilverkaveling van landeigendommen en
dergelijke, ongeacht het feit of die bevoegdheid is
toebedeeld aan het Hoofdstedelijk Gewest of niet.
Dat zal telkens de nodige politieke inzet hebben.
Ik mag in sommige gevallen misschien wel
gewagen van kuiperijen, omdat ik het heb over
echte krokodillen en misschien wel dinosauriërs,
die in die 19 gemeenten de plak zwaaien. Ik maak
er mij geen enkele illusie over dat uiteindelijk alles
wel zal worden geregeld, zoals de ruilverkaveling
van landeigendommen, de waterwegen en de
ontwatering ervan. Ik maak er mij geen illusies
over dat uiteindelijk alles wel zal terugvloeien naar
die 19 gemeenten. Bijgevolg is Lambermont op dit
vlak ook een maatregel um sonst.

De voorzitter: Mijnheer Schoofs, bedankt voor
het respecteren van de spreektijd. Het woord is nu
aan de heer Bultinck. Ik wil er uw aandacht op
vestigen dat er, naast de vele subamendementen,
ook nog het amendement nummer 90 is van de
heer Annemans. Artikel 2 ook. Dat is vervangen
door het landbouwbeleid en de zeevisserij. Wilt u
nu de laatste subamendementen verdedigen? U
zult waarschijnlijk gaan tot 946.
01.112 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, als u mij toestaat, ga ik
toch even naar ons meer principiële amendement
teruggrijpen, met name het amendement nr. 90.
Het is van belang en het is nuttig om het meest
principiële amendement nog even naar voren te
brengen, alvorens terug te grijpen naar een aantal
subamendementen, die sommige collega's, die
technisch-inhoudelijk niet zo onderlegd zijn of die
door een gebrek aan slaap of interesse, niet
kunnen volgen.

Met dit amendement 90 wijzigen wij principieel
zeer duidelijk het voorliggende artikel 2 uit het
wetsontwerp door een klaar en duidelijke
omschrijving: "Artikel 6, paragraaf 1, ten vijfde: het
landbouwbeleid en de zeevisserij." Wij gaan met
andere woorden in op het voorstel van resolutie
van het Vlaams Parlement dat destijds zeer
duidelijk een pleidooi hield voor coherente
bevoegdheidspakketten bij de volgende
staatshervorming.
Mijnheer de voorzitter, u zult het mij niet kwalijk
nemen dat ik politiek zeer zwaar ontgoocheld ben
omdat men geen poging doet om het
landbouwbeleid op een ernstige manier naar de
gewesten over te hevelen. Er zijn bij de
overheveling van de landbouw zo veel
uitzonderingen voorzien dat men zou kunnen
stellen dat landbouw overgeheveld wordt behalve
landbouw.

In de zeevisserij zou ik graag toch ook een
bijkomend element in de discussie brengen. De
problematiek van de zeevisserij ligt me na aan het
hart. Ik zou de minister bijna willen vragen om
enige interesse te tonen, aangezien hijzelf, net als
ik, uit die kustprovincie afkomstig is. Op dit
moment worden de mensen die actief zijn in de
zeevisserij, geconfronteerd met de pogingen van
de staatssecretaris voor Energiebeleid, de heer
Deleuze, om een aantal windmolenparken vlak
voor onze Vlaamse kust te plaatsen.

Ik hoor collega Leterme terecht zeggen dat deze
regering een windmolen is. Hij heeft overschot van
gelijk. Het voordeel is dan misschien dat de wind
die deze regering produceert, af en toe toch een
beetje verschuift en dat er dus een beetje evolutie
is in de soort wind. Mijnheer Leterme, het is toch
wel van belang akte te nemen van het feit dat
deze regering niet tegenspreekt dat zij een
windmolen is en dat zij ook niet tegenspreekt dat
zij totnogtoe niets anders heeft gedaan dan wind,
lucht in het beste geval, te produceren.

Deze regering ontkent niet dat zij nog niets
concreets heeft gedaan.

Mijnheer de minister, ik neem akte van het feit dat
u ons toch nog wat amusement gunt. Men zou
daar in deze politiek correcte tijden aan beginnen
twijfelen.

Ik zal toch nog trachten om het verband tussen
zeevisserij en windmolens voor een aantal
collega's te verduidelijken. Het verband bestaat
wel degelijk. Het is goed dat het eens wordt
aangebracht in deze federale Kamer. De
staatssecretaris voor Energiebeleid heeft het plan
opgevat om een aantal windmolenparken voor de
Vlaamse kust te plaatsen. Men schermt vanuit
federale hoek dus voortdurend met de stelling dat
de federatie bevoegd is omdat het gaat om
windmolenparken, die op het Continentaal Plat
zullen worden gezet.

De Vlaams Blok-fractie heeft een motie ingediend
die een belangenconflict wil inroepen tussen het
Vlaams Parlement en het federale niveau. Het is
28/06/2001
CRIV 50
PLEN 141
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
46
goed geprobeerd van staatssecretaris Deleuze.
Als mijn kennis van de aardrijkskunde mij niet in
de steek laat, bestaat er niet zoiets als een
Waalse kust. Het gaat dus om onze Vlaamse
kust. De Vlaamse minister Landuyt heeft dat een
tijdje trachten te camoufleren door zijn poging om
terug de term Belgische kust in te voeren. Als
socialist kan hij uiteraard niet beschuldigd worden
van enige Vlaamsgezindheid. Men is dan
uiteindelijk naar de omschrijving kust in zijn
algemeenheid gegaan.

Mijnheer de voorzitter, mijn punt is dat er toch wel
een probleem is met een mogelijke concurrentie
tussen, enerzijds, een aantal federale
bevoegdheden, zoals de windmolenparken, en,
anderzijds, Vlaamse bevoegdheden. Men kan niet
ontkennen dat toerisme voor onze kust, voor onze
Vlaamse kust, zeer belangrijk is. Bij mijn weten is
toerisme uitsluitend een gewestbevoegdheid.
Natuurbehoud, milieuthema's zijn gedeeltelijk
overgeheveld naar het gewestniveau.

Er is inzake de windmolenparken toch minimaal
concurrentie tussen de federatie en het
gewestniveau. Wij zitten daar onder andere op de
lijn van de mensen van de rederscentrale, die met
visserij dagdagelijks begaan zijn. Vanuit onze
fractie hebben wij in deze Kamer al meermaals
een pleidooi gehouden om een
compensatieregeling uit te werken voor mensen
uit de visserij die schade oplopen ten gevolge van
die windmolenparken. Ik heb gemerkt dat de
minister van Landbouw en Middenstand, de heer
Gabriëls, in antwoord op mijn schriftelijke vraag,
zonder enige schroom onze stelling kan volgen.

Hiermee zou ik mijn poging om landbouwbeleid,
zeevisserij en windmolenparken in één pakket
samen te nemen, willen besluiten.

De voorzitter: Het amendement met nummer 90
van de heer Annemans is verdedigd. Mijnheer
Van den Eynde, het woord is aan u.
01.113 Francis Van den Eynde (VLAAMS
BLOK): Mijnheer de voorzitter, niet om absoluut tot
kwart over twaalf te spreken, niet om dit debat nog
enkele minuten langer te rekken, want dit zou
zinloos zijn ­ hoewel wij koppig kunnen zijn,
erkennen zelfs wij dit ­, maar enkel omdat dit naar
mijn mening nog moest gezegd worden, neem ik
het woord.

Sinds deze vroege morgen heeft het Vlaams Blok
bij de behandeling van de twee artikels, die nu
achter de rug is, voortdurend de Brusselse situatie
vanuit verschillende hoeken belicht en heeft het de
schrijnende toestand van de Nederlandstaligen in
de hoofdstad in het daglicht gesteld. Ik wil hier nog
een laatste argument aan toevoegen. Ik richt die
in eerste instantie tot de aanwezige Vlaamse
collega's.

De ene staatshervorming na de andere heeft niet
alleen gezorgd voor het losser maken van Brussel
en de creatie van een derde gewest, maar
telkens, mijnheer Coveliers, werd dit
gecompenseerd door nieuwe structuren die
zouden waarborgen dat de toestand van de
Vlamingen in Brussel zou verbeteren. Ik zou het
resultaat hiervan met één voorbeeld willen
schetsen. Het is de situatie in de Brusselse
ziekenhuizen, waar, ondanks de taalwetten,
ondanks de Brusselse regering met haar
gewaarborgde Vlaamse ministers, ondanks de
gewaarborgde aanwezigheid van een aantal
Vlaamse parlementsleden, een patiënt in 95
procent van de gevallen niet meer in zijn eigen
taal kan worden behandeld. Dat is toch een van
de schrijnendste toestanden die men zich kan
inbeelden. Dan hebben al die nieuwe toestanden
en die Vlaamse ministers, die met zo veel
enthousiasme het Lambermont-akkoord steunen
en beweren dat het formidabel uitvalt voor hun
kiezers, nog niets kunnen aan doen, behalve af en
toe eens protesteren en dan denken ze dat het
gebeurd is. Ik denk daarbij vooral aan Bertje
Anciaux.

Collega's, het Lambermont-akkoord zal deze
toestand alleen maar verergeren.

De voorzitter: Ik zal even schetsen waar we zijn
aanbeland. Wij hebben afgehandeld: het
amendement nr. 2 van de heer Vanherstraeten;
het amendement nr. 91 van de heer Annemans;
de amendementen nrs. 3, 4, 5 van de heer
Vanherstraeten en de amendementen nrs. 89 en
90 en de subamendementen 545 tot 946 van de
heer Annemans.

De stemming over de amendementen en artikel 2
wordt aangehouden.
Le vote sur les amendements et l'article 2 est
réservé.

Artikel 2 is afgehandeld.
Nous en avons terminé avec l'article 2.

Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden

Je vous propose de reprendre nos travaux à 14.30
heures au lieu de 14.15 heures afin de permettre
à la commission de la Révision de la Constitution
CRIV 50
PLEN 141
28/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
47
de travailler.

La séance plénière commencera par les questions
orales qui ne sont pas nombreuses. Ensuite, nous
poursuivrons la discussion des articles du projet
de loi spéciale n° 1280 à partir de l'article 3.

La commission de la Révision de la Constitution
que je présiderai pendant un certain temps se
réunit à 12.30 heures. Ensuite, j'accueillerai Mme
Fontaine, présidente du Parlement européen.

De vergadering is gesloten.
La séance est levée.

La séance est levée à 12.15 heures. Prochaine
séance jeudi 28 juin 2001 à 14.30 heures.
De vergadering wordt gesloten om 12.15 uur.
Volgende vergadering donderdag 28 juni 2001 om
14.30 uur.

Document Outline